Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0403

Zaak C-403/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour administrative (Luxemburg) op 24 juli 2015 — Maxime Lefort/Ministre de l’Enseignement supérieur et de la recherche

PB C 302 van 14.9.2015, p. 28–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/28


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour administrative (Luxemburg) op 24 juli 2015 — Maxime Lefort/Ministre de l’Enseignement supérieur et de la recherche

(Zaak C-403/15)

(2015/C 302/37)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour administrative

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Maxime Lefort

Verwerende partij: Ministre de l’Enseignement supérieur et de la recherche

Prejudiciële vragen

Wordt met de vereisten van non-discriminatie ingevolge het bepaalde in artikel 7, lid 2, van verordening (EU) nr. 492/2011 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie, gelezen in samenhang met artikel 45, lid 2, VWEU, tegen de achtergrond van artikel 33, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, juncto, in voorkomend geval, artikel 7 daarvan, in het kader van het in de beschouwing betrekken van de reële mate van verbondenheid van een student, niet ingezetene, aanvrager van financiële ondersteuning voor hoger onderwijs, met de samenleving en de arbeidsmarkt in Luxemburg — de lidstaat waar een grensarbeider werknemer is geweest of zijn werkzaamheid heeft uitgeoefend in de omstandigheden bedoeld in artikel 2 bis van de wet van 22 juni 2000 betreffende financiële ondersteuning van de staat voor hoger onderwijs, ingevoerd bij de wet van 19 juli 2013 als rechtstreeks gevolg van het arrest van het Hof van Justitie van 20 juni 2013 (zaak C-20/12) (2) — naar behoren rekening gehouden,

wanneer de voorwaarde dat bedoelde student het „kind” van die grensarbeider is aldus wordt begrepen dat hij diens „rechtstreekse bloedverwant in neergaande lijn en in de eerste graad, welke verwantschap rechtens vaststaat” dient te zijn, waarbij het accent wordt gelegd op de tussen de student en de grensarbeider vastgestelde verwantschapsbetrekking, waarop bovenbedoelde verbondenheid wordt geacht te berusten, of

moet het accent worden gelegd op het feit dat de grensarbeider „in het onderhoud van de student blijft voorzien” zonder dat tussen hem en de student noodzakelijkerwijs een juridische band bestaat, onder meer wanneer er een voldoende band in de vorm van samenwonen bestaat die hem verbindt met een van de ouders van de student met wie deze een rechtens vaststaande verwantschapsbetrekking heeft?

Moet in dit tweede geval de — per definitie niet verplichte — bijdrage van de grensarbeider, ingeval zij niet de enige bijdrage is maar een bijdrage naast die van de ouder of de ouders die een juridische verwantschapsbetrekking met de student en dus in beginsel een wettelijke onderhoudsplicht hebben, aan bepaalde criteria op het gebied van de consistentie voldoen?


(1)  PB L 141, blz. 1.

(2)  EU:C:2013:411.


Top
  翻译: