Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0059

Zaak T-59/15: Beroep ingesteld op 4 februari 2015 — Amitié/EACEA

PB C 138 van 27.4.2015, p. 53–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 138/53


Beroep ingesteld op 4 februari 2015 — Amitié/EACEA

(Zaak T-59/15)

(2015/C 138/71)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Amitié Srl (Bologna, Italië) (vertegenwoordiger: D. Bogaert, advocaat)

Verwerende partij: Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA)

Conclusies

het tegen EACEA ingestelde beroep ontvankelijk verklaren;

verklaren dat de beslissing van EACEA van 26 november 2014 geen rechtsgrondslag heeft en, bijgevolg, de onmiddellijke staking bevelen van alle door EACEA tegen verzoekster getroffen maatregelen;

verklaren dat het bedrag van de door EACEA aan verzoekster toegezonden debetnota nr. 3241415195 van 12 december 2014 ten belope van € 9 41  310,38 niet is verschuldigd;

EACEA verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met dit beroep, dat wordt ingesteld op basis van de artikelen 256 VWEU en 272 VWEU, verzoekt verzoekster het Gerecht te oordelen dat de beslissing van EACEA van 26 november 2014, waarin de maatregelen staan vermeld die tegen AMITIE zijn getroffen naar aanleiding van het onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), elke grondslag mist.

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel, inhoudend dat de door EACEA tegen verzoekster getroffen maatregelen ongerechtvaardigd zijn.

De voorwaarden voor de toepassing van de maatregelen zijn niet vervuld: schending van de bepalingen van verordening nr. 2988/1995 (1) alsmede van het evenredigheidsbeginsel.

Schending van de contractuele bepalingen en onjuiste toepassing van verordening nr. 966/2012 (2) en verordening nr. 1268/2012 (3). Geen van de tegen verzoekster genomen maatregelen (vervat in de beslissing van EACEA van 26 november 2014) heeft enige rechtsgrondslag. Subsidiair geldt dat terugvordering van alle aan verzoekster toegekende bedragen misbruik van recht zou betekenen en een ongerechtvaardigde verrijking voor EACEA.

2.

Tweede middel, ontleend aan onjuistheid van het onderzoek en de conclusies van OLAF (schending van de contractuele bepalingen en de toepasselijke verordeningen).

Het onderzoek van OLAF was niet in overeenstemming met verordening nr. 883/2013 (4) en/of met de in dit geval toepasselijke algemene beginselen.

Aangezien de beslissing van EACEA is gebaseerd op de conclusies van OLAF naar aanleiding van zijn onderzoek, heeft de onrechtmatigheid van het onderzoek en het verslag van OLAF noodzakelijkerwijs gevolgen voor de beslissing van EACEA.


(1)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312, blz. 1).

(2)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362, blz. 1).

(4)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248, blz. 1).


Top
  翻译: