This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CN0007
Case C-7/16: Request for a preliminary ruling from the Juzgado de Primera Instancia No 11 de Vigo (Spain) lodged on 6 January 2016 — Banco Popular Español, S.A. and PL Salvador, S.A.R.L. v María Rita Giráldez Villar and Modesto Martínez Baz
Zaak C-7/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia n° 11 de Vigo (Spanje) op 6 januari 2016 — Banco Popular Español S.A. en PL Salvador, S.A.R.L./Maria Rita Giraldez Villar en Modesto Martínez Baz
Zaak C-7/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia n° 11 de Vigo (Spanje) op 6 januari 2016 — Banco Popular Español S.A. en PL Salvador, S.A.R.L./Maria Rita Giraldez Villar en Modesto Martínez Baz
PB C 118 van 4.4.2016, p. 9–10
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
4.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 118/9 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 11 de Vigo (Spanje) op 6 januari 2016 — Banco Popular Español S.A. en PL Salvador, S.A.R.L./Maria Rita Giraldez Villar en Modesto Martínez Baz
(Zaak C-7/16)
(2016/C 118/11)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Juzgado de Primera Instancia no 11 de Vigo
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Banco Popular Español S.A. en PL Salvador, S.A.R.L.
Verwerende partijen: Maria Rita Giraldez Villar en Modesto Martínez Baz
Prejudiciële vragen
1) |
Moet richtlijn 93/13/EEG (1) van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, in het licht van de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2), aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een rechterlijke uitlegging van een wettelijke bepaling van een lidstaat als artikel 1535 van de Spaanse Código Civil, volgens welke die bepaling slechts van toepassing is in de declaratoire procedure, totdat het vonnis is gewezen, en dus geen toepassing vindt in de executieprocedure, nadat het vonnis is gewezen of wanneer de termijn voor het aantekenen van verzet is verstreken, ook al is in de tussentijd de schuld niet volledig terugbetaald aan de schuldeiser? |
2) |
Verzetten de in de eerste vraag genoemde bepalingen van Unierecht zich tegen een bepaling van nationaal recht als artikel 1535 van de Spaanse Código Civil, op grond waarvan een betwiste schuldvordering van een ondernemer op een consument kan worden overgedragen aan een derde zonder dat die consument op rechtsgeldige wijze in kennis moet worden gesteld van de cessie, de desbetreffende titel of de reden ervoor, en zonder dat onder overlegging van gedocumenteerd bewijs, waaruit blijkt welke korting of vermindering is verleend, (en hoe dan ook) moet worden meegedeeld tegen welke prijs de schuldvordering uiteindelijk is verkregen? |
3) |
Moet het arrest van het Hof van 9 maart 1978 in de zaak Simmenthal (3) [106/77] aldus worden opgevat dat de nationale rechter, ter verwezenlijking van het doel van de in de eerste vraag genoemde richtlijn en in het licht van de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, een bepaling van nationaal recht als artikel 1535 van de Spaanse Código Civil buiten toepassing moet laten, volgens welke het recht van aflossing van betwiste schuldvorderingen niet kan worden uitgeoefend in de executieprocedure tot inning van de overgedragen schuldvordering, en de consument dat recht slechts kan uitoefenen indien hij tegen de nieuwe houder van de overgedragen schuldvordering een nieuwe declaratoire procedure inleidt binnen een vervaltermijn van negen dagen ingaande vanaf de kennisgeving van de cessie, met alle daaraan verbonden kosten (advocaat, procureur, griffierechten, bepaling van de bevoegde rechter ingeval de cessionaris niet in Spanje is gevestigd,…)? |
(3) EU:C:1978:49.