This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CN0587
Case C-587/18 P: Appeal brought on 19 September 2018 by CSTP Azienda della Mobilità SpA against the judgment of the General Court (Second Chamber) delivered on 11 July 2018 in Case T-186/15, CSTP Azienda della Mobilità v Commission
Zaak C-587/18 P: Hogere voorziening ingesteld op 19 september 2018 door CSTP Azienda della Mobilità SpA tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 11 juli 2018 in zaak T-186/15, CSTP Azienda della Mobilità / Commissie
Zaak C-587/18 P: Hogere voorziening ingesteld op 19 september 2018 door CSTP Azienda della Mobilità SpA tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 11 juli 2018 in zaak T-186/15, CSTP Azienda della Mobilità / Commissie
PB C 399 van 5.11.2018, p. 26–28
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.11.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 399/26 |
Hogere voorziening ingesteld op 19 september 2018 door CSTP Azienda della Mobilità SpA tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 11 juli 2018 in zaak T-186/15, CSTP Azienda della Mobilità / Commissie
(Zaak C-587/18 P)
(2018/C 399/35)
Procestaal: Italiaans
Partijen
Rekwirante: CSTP Azienda della Mobilità SpA (vertegenwoordigers: G. Capo, L. Visone, avvocati)
Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Asstra Associazione Trasporti
Conclusies
Rekwirante verzoekt het Hof:
— |
het bestreden arrest te vernietigen; |
— |
overeenkomstig de artikelen 263 en 264 VWEU vast te stellen dat het besluit van de Europese Commissie van 19 januari 2015 in de procedure betreffende steunmaatregel SA.35842 (2014/C) (ex 2012/NN) (voor een bedrag van 4 951 838,25 EUR) volstrekt nietig is voor zover de bedragen die zijn toegekend als compensatie voor de openbaredienstverplichtingen in de zin van verordening (EEG) nr. 1191/69 (toekenning van een compensatie op grond van artikel 11 wegens de tariefplicht in de sector van het lokaal openbaar vervoer) (1), daarin worden aangemerkt als een niet-aangemelde steunmaatregel die met de interne markt onverenigbare steun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU; |
— |
overeenkomstig de artikelen 263 en 264 VWEU vast te stellen dat het besluit van de Europese Commissie van 19 januari 2015 in de procedure betreffende steunmaatregel SA.35842 (2014/C) (ex 2012/NN) (voor een bedrag van 4 951 838,25 EUR) volstrekt nietig is voor zover het voorziet in operationele maatregelen voor de terugvordering van de steun door de Italiaanse Staat; |
— |
de Commissie te verwijzen in de kosten van CSTP — Azienda della Mobilità S.p.A. — onder buitengewoon bewind gesteld. |
Middelen en voornaamste argumenten
De hogere voorziening is gebaseerd op vijf middelen die vernietiging van het bestreden arrest rechtvaardigen:
I. Vergissing in het bestreden arrest voor zover de betrokken compensatie daarin is aangemerkt als „nieuwe steun”
De compensatie is aan rekwirante toegekend na een beslissing van 2009 waarbij de Consiglio di Stato het recht daarop heeft vastgesteld op basis van verordening nr. 1191/1969, wegens openbaredienstverplichtingen op het gebied van tarieven. Die beslissing kan naar haar aard in geen geval in die zin worden uitgelegd dat daarbij een compensatiemaatregel werd ingesteld, aangezien het een zuiver declaratoire beslissing betreft.
II. Vergissing in het bestreden arrest voor zover daarin is geoordeeld dat niet voldaan is aan de Altmark-voorwaarden
De kwalificatie als overheidsuitgaven van economische aard sluit de toepasselijkheid van de regels inzake staatssteun van meet af aan uit. Aangezien de compensatie een tegenprestatie is voor de uitgevoerde openbaredienstverplichtingen, kan niet worden vastgesteld dat de onderneming die aan die verplichtingen heeft voldaan, een voordeel heeft verkregen. Bij een gedetailleerde analyse van het arrest Altmark wordt duidelijk dat alle daarin uiteengezette beginselen zijn geëerbiedigd.
III. Vergissing in het bestreden arrest voor zover daarin is geoordeeld dat de economische maatregel onverenigbaar is met de Europese staatssteunregeling: de maatregel kan de mededinging niet verstoren
Het Gerecht heeft er geen rekening mee gehouden dat de markt voor lokaal openbaar vervoer in Campanië in de periode die voor deze zaak van belang is (1996 — 2002) gesloten was voor concurrentie — en dat tot op vandaag is gebleven — en dat de concessies een exclusief recht deden ontstaan. Bijgevolg was geen concurrentie mogelijk, noch „voor de markt”, noch „op de markt”.
IV. Vergissing in het bestreden arrest voor zover daarin is geoordeeld dat het besluit van de Commissie voorrang heeft op de nationale rechterlijke beslissing; onjuiste toepassing van de procedurele waarborgen van verordening nr. 659/99 (2) (verordening 2015/1589 (3) ); onjuiste toepassing van het vertrouwensbeginsel
Het Gerecht is eraan voorbijgegaan dat de beslissing van de nationale rechter meer dan vijf jaar vóór het besluit van de Commissie is gewezen. Bijgevolg zijn de door het Gerecht aangehaalde arresten, die geen precedenten vormen, niet relevant. Daarentegen heeft de Consiglio di Stato, wanneer hij verordening nr. 1191/69 heeft toegepast, een hem voorbehouden bevoegdheid uitgeoefend. De Commissie kan zich er in deze zaak niet op beroepen over een exclusieve beslissingsbevoegdheid te beschikken. De lange tijdspanne die is verstreken tussen de nationale beslissing, waarbij het Unierecht is toegepast, en het besluit van de Commissie, heeft gewettigd vertrouwen doen ontstaan. Het kan niet met succes worden gesteld dat de Consiglio di Stato onbekend was met de toegepaste regels, maar enkel dat de Commissie daaraan een andere uitlegging heeft gegeven.
V. Vergissing in het bestreden arrest voor zover daarin verordening (EG) nr. 1370/2007 (4) ten onrechte is toegepast met het oog op de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun met de Unieregeling; motiveringsgebrek
De Commissie heeft haar besluit vastgesteld op een onjuiste rechtsgrondslag, aangezien verordening nr. 1370/2007 niet van toepassing was — deze verordening is immers pas in werking getreden na de declaratoire beslissing betreffende het compensatierecht, die door de Consiglio di Stato is gewezen op basis van verordening nr. 1191/69.
(1) Verordening van de Raad van 26 juni 1969 betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (PB 1969, L 156, blz. 1).
(2) Verordening (EG) van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB 1999, L 83, blz. 1).
(3) Verordening (EU) van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).
(4) Verordening (EG) van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB 2007, L 315, blz. 1).