This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019TN0475
Case T-475/19: Action brought on 4 July 2019 — Bunzl and Others v Commission
Zaak T-475/19: Beroep ingesteld op 4 juli 2019 — Bunzl e.a/Commissie
Zaak T-475/19: Beroep ingesteld op 4 juli 2019 — Bunzl e.a/Commissie
PB C 312 van 16.9.2019, p. 21–22
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
16.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 312/21 |
Beroep ingesteld op 4 juli 2019 — Bunzl e.a/Commissie
(Zaak T-475/19)
(2019/C 312/19)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Bunzl plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) Bunzl American Holdings (No.2) Ltd (Londen), Bunzl Overseas Holdings (No.2) Ltd (Londen) (vertegenwoordigers: J. Lesar, Solicitor, en K. Beal, QC)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
besluit C(2019) 2526 final van de Commissie van 2 april 2019 betreffende steunmaatregel SA.44896 van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot een CFC-vrijstelling inzake groepsfinanciering nietig verklaren; |
— |
de verwerende partij verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen elf middelen aan.
1. |
Eerste middel: de Commissie heeft artikel 107, lid 1, VWEU onjuist toegepast en/of een kennelijke beoordelingsfout gemaakt bij de keuze van het referentiesysteem voor de analyse van de belastingregeling. De Commissie had het vennootschapsbelastingstelsel van het Verenigd Koninkrijk als referentiesysteem moeten nemen, en niet alleen het stelsel van de gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (Controlled Foreign Companies, CFC’s) zelf. |
2. |
Tweede middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU en/of heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door een onjuiste benadering van de analyse van het CFC-stelsel. In de punten 124 tot en met 126 van het bestreden besluit heeft de Commissie de bepalingen van hoofdstuk 9 van deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 [belastingwet (internationale en andere bepalingen) van 2010] van het Verenigd Koninkrijk behandeld als een soort afwijking van een algemene belasting als vastgesteld in hoofdstuk 5 van die wet. |
3. |
Derde middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU door in de punten 127 tot en met 151 van het bestreden besluit vast te stellen dat aan het selectiviteitscriterium is voldaan doordat ondernemingen in feitelijk en juridisch vergelijkbare situaties verschillend zijn behandeld. |
4. |
Vierde middel: de „volledige” vrijstelling waarin section 371IB van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 voorziet, wordt gerechtvaardigd door de aard en de opzet van het belastingstelsel |
5. |
Vijfde middel: de vrijstelling van 75 % waarin section 371ID van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 voorziet, wordt gerechtvaardigd door de aard en de opzet van het belastingstelsel. |
6. |
Zesde middel: de vrijstelling betreffende „overeenkomende rente” waarin section 371IE van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 voorziet, wordt gerechtvaardigd door de aard en de opzet van het belastingstelsel |
7. |
Zevende middel: het onderwerpen aan belasting van CFC’s die als categorie voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstellingen van hoofdstuk 9 van deel 9A van de Taxation (International and Other Provisions) Act 2010 van het Verenigd Koninkrijk, zou in strijd met artikel 49 VWEU inbreuk maken op verzoeksters’ vrijheid van vestiging. |
8. |
Achtste middel: kennelijke beoordelingsfout met betrekking tot de vrijstelling van 75 % en de kwestie van de vaste verhouding. |
9. |
Negende middel: het besluit van de Commissie is in strijd met het algemene beginsel van non-discriminatie of gelijkheid van de Unie. |
10. |
Tiende middel: de Commissie heeft ook blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de bepalingen van richtlijn (EU) 2016/1164 (1) van de Raad, die ratione temporis niet van toepassing was, naar analogie toe te passen of er zich ten onrechte op te beroepen. |
11. |
Elfde middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU door in punt 176 van het bestreden besluit vast te stellen dat er sprake is van een categorie begunstigden (waaronder verzoeksters) en dat verzoeksters steun hebben ontvangen die op grond van artikel 2, lid 1, van het bestreden besluit moest worden teruggevorderd. |
(1) Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PB 2016, L 193, blz. 1).