Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CA0230

Zaak C-230/20: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 20 mei 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) — Letland) — “BTA Baltic Insurance Company” AAS / Valsts ieņēmumu dienests (Prejudiciële verwijzing – Verordening (EEG) nr. 2913/92 – Communautair douanewetboek – Artikel 195 – Artikel 232, lid 1, onder a) – Artikel 221, lid 3 – Gemeenschappelijk douanetarief – Invordering van het bedrag van de douaneschuld – Mededeling van het bedrag aan rechten aan de schuldenaar – Verjaringstermijn – Beroep op de gestelde zekerheid tegen de borg – Gedwongen tenuitvoerlegging met het oog op de betaling – Redelijke termijn)

PB C 278 van 12.7.2021, p. 23–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 278/23


Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 20 mei 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) — Letland) — “BTA Baltic Insurance Company” AAS / Valsts ieņēmumu dienests

(Zaak C-230/20) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Verordening (EEG) nr. 2913/92 - Communautair douanewetboek - Artikel 195 - Artikel 232, lid 1, onder a) - Artikel 221, lid 3 - Gemeenschappelijk douanetarief - Invordering van het bedrag van de douaneschuld - Mededeling van het bedrag aan rechten aan de schuldenaar - Verjaringstermijn - Beroep op de gestelde zekerheid tegen de borg - Gedwongen tenuitvoerlegging met het oog op de betaling - Redelijke termijn)

(2021/C 278/32)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa (Senāts)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij:“BTA Baltic Insurance Company” AAS

Verwerende partij: Valsts ieņēmumu dienests

Dictum

1)

Artikel 195 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen, moet aldus worden uitgelegd dat de in dat artikel bedoelde borg van een douaneschuld niet kan worden aangemerkt als “schuldenaar” in de zin van artikel 221, lid 3, van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1186/2009, en dat derhalve de in die bepaling vastgestelde verjaringstermijn van drie jaar nadat de douaneschuld is ontstaan, niet op hem kan worden toegepast.

2)

Artikel 232, lid 1, onder a), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1186/2009, moet aldus worden uitgelegd dat de in die bepaling neergelegde verplichting van de lidstaten om zich van de betaling van de rechten te verzekeren met alle middelen die hun krachtens geldende bepalingen ter beschikking staan, niet alleen van toepassing is op de schuldenaar, maar ook op de borg, en dat deze laatste op grond van artikel 232, lid 1, onder a), dus kan worden beschouwd als de persoon tegen wie de gedwongen tenuitvoerlegging is gericht, en die valt onder de regels inzake de tenuitvoerlegging van de lidstaat, met inbegrip van de regels inzake de termijnen.

3)

De uit het rechtszekerheidsbeginsel voortvloeiende regel dat een redelijke verjaringstermijn in acht moet worden genomen, dient aldus te worden uitgelegd dat deze van toepassing is op de tegen de borg ingestelde vordering om de invordering van de douaneschuld te waarborgen


(1)  PB C 255 van 3.8.2020.


Top
  翻译: