This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CA0416
Case C-416/20 PPU: Judgment of the Court (Fourth Chamber) of 17 December 2020 (request for a preliminary ruling from the Hanseatisches Oberlandesgericht Hamburg — Germany) — Execution of European arrest warrants issued in respect of TR (Reference for a preliminary ruling — Urgent preliminary ruling procedure — Police and judicial cooperation in criminal matters — Framework Decision 2002/584/JHA — European arrest warrant — Article 4a(1) — Surrender procedures between Member States — Conditions for execution — Grounds for optional non-execution — Exceptions — Mandatory execution — Sentence imposed in absentia — Escape of the person being prosecuted — Directive (EU) 2016/343 — Articles 8 and 9 — Right to be present at the trial — Requirements in the event of conviction in absentia — Verification on surrender of the convicted person)
Zaak C-416/20 PPU: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 17 december 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht Hamburg — Duitsland) — Tenuitvoerlegging van de Europese aanhoudingsbevelen die zijn uitgevaardigd tegen TR [Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Europees aanhoudingsbevel – Artikel 4 bis, lid 1 – Procedures van overlevering tussen de lidstaten – Voorwaarden voor tenuitvoerlegging – Gronden tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging – Uitzonderingen – Verplichte tenuitvoerlegging – Bij verstek opgelegde straf – Vlucht van de beklaagde – Richtlijn (EU) 2016/343 – Artikelen 8 en 9 – Recht om bij zijn proces aanwezig te zijn – Vereisten in geval van veroordeling bij verstek – Toetsing bij de overlevering van de veroordeelde]
Zaak C-416/20 PPU: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 17 december 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht Hamburg — Duitsland) — Tenuitvoerlegging van de Europese aanhoudingsbevelen die zijn uitgevaardigd tegen TR [Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Europees aanhoudingsbevel – Artikel 4 bis, lid 1 – Procedures van overlevering tussen de lidstaten – Voorwaarden voor tenuitvoerlegging – Gronden tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging – Uitzonderingen – Verplichte tenuitvoerlegging – Bij verstek opgelegde straf – Vlucht van de beklaagde – Richtlijn (EU) 2016/343 – Artikelen 8 en 9 – Recht om bij zijn proces aanwezig te zijn – Vereisten in geval van veroordeling bij verstek – Toetsing bij de overlevering van de veroordeelde]
PB C 62 van 22.2.2021, p. 11–11
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
22.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 62/11 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 17 december 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht Hamburg — Duitsland) — Tenuitvoerlegging van de Europese aanhoudingsbevelen die zijn uitgevaardigd tegen TR
(Zaak C-416/20 PPU) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Prejudiciële spoedprocedure - Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken - Kaderbesluit 2002/584/JBZ - Europees aanhoudingsbevel - Artikel 4 bis, lid 1 - Procedures van overlevering tussen de lidstaten - Voorwaarden voor tenuitvoerlegging - Gronden tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging - Uitzonderingen - Verplichte tenuitvoerlegging - Bij verstek opgelegde straf - Vlucht van de beklaagde - Richtlijn (EU) 2016/343 - Artikelen 8 en 9 - Recht om bij zijn proces aanwezig te zijn - Vereisten in geval van veroordeling bij verstek - Toetsing bij de overlevering van de veroordeelde)
(2021/C 62/11)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Hanseatisches Oberlandesgericht Hamburg
Partijen in het hoofdgeding
TR
in tegenwoordigheid van: Generalstaatsanwaltschaft Hamburg
Dictum
Artikel 4 bis van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op de uitvoering van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel, in het geval de betrokkene heeft verhinderd dat hij in persoon zou worden gedagvaard en als gevolg van zijn vlucht naar de uitvoerende lidstaat niet in persoon op het proces is verschenen, niet mag weigeren alleen omdat zij niet de zekerheid heeft dat bij overlevering aan de uitvaardigende lidstaat het recht op een nieuw proces zal worden geëerbiedigd in de zin van de artikelen 8 en 9 van richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn.