This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CN0326
Case C-326/20: Request for a preliminary ruling from the Administratīvā apgabaltiesa (Latvia) lodged on 22 July 2020 — SIA MONO v Valsts ieņēmumu dienests
Zaak C-326/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administratīvā apgabaltiesa (Letland) op 22 juli 2020 — SIA MONO / Valsts ieņēmumu dienests
Zaak C-326/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administratīvā apgabaltiesa (Letland) op 22 juli 2020 — SIA MONO / Valsts ieņēmumu dienests
PB C 329 van 5.10.2020, p. 5–6
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 329/5 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administratīvā apgabaltiesa (Letland) op 22 juli 2020 — SIA MONO / Valsts ieņēmumu dienests
(Zaak C-326/20)
(2020/C 329/07)
Procestaal: Lets
Verwijzende rechter
Administratīvā apgabaltiesa
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster in eerste aanleg en appellante in hoger beroep: SIA MONO
Verweerster en appellante in hoger beroep: Valsts ieņēmumu dienests
Prejudiciële vragen
1) |
Dient artikel 12, lid 1, van richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG (1) aldus te worden uitgelegd dat accijnsgoederen die bestemd zijn om te worden gebruikt in het kader van diplomatieke en consulaire betrekkingen, vrijgesteld zijn van de betaling van accijns op voorwaarde dat is voorzien in de betaling van deze goederen met niet-contante middelen, dat de betaling feitelijk heeft plaatsgevonden en dat de daadwerkelijke ontvangers van de bedoelde goederen de betaling aan de leverancier hebben verricht? |
2) |
Dient artikel 12, lid 2, van richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG aldus te worden uitgelegd dat de lidstaten voorwaarden en beperkingen kunnen vaststellen die in het kader van diplomatieke en consulaire betrekkingen de vrijstelling van accijns voor accijnsgoederen afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de koper van die goederen deze feitelijk heeft betaald met niet-contante middelen? |