Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/281/09

Zaak C-301/05 P: Hogere voorziening, op 28 juli 2005 (fax: 27 juli 2005) ingesteld door Hans-Peter Wilfer tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vierde kamer) van 8 juni 2005 in zaak T-315/03, Hans-Peter Wilfer tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

PB C 281 van 12.11.2005, p. 4–5 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

12.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 281/4


Hogere voorziening, op 28 juli 2005 (fax: 27 juli 2005) ingesteld door Hans-Peter Wilfer tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vierde kamer) van 8 juni 2005 in zaak T-315/03, Hans-Peter Wilfer tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-301/05 P)

(2005/C 281/09)

Procestaal: Duits

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 28 juli 2005 (fax: 27 juli 2005) hogere voorziening ingesteld door Hans-Peter Wilfer, vertegenwoordigd door A. Kockläuner, van het advocatenkantoor Meissner, Bolte & Partner, Widenmayerstraße 48, D-80538 München, Duitsland, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vierde kamer) van 8 juni 2005 in zaak T-315/03, Hans-Peter Wilfer tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen).

Rekwirant concludeert dat het den Hove behage:

1.

het bestreden arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 8 juni 2005 in zaak T-315/03 (1) met betrekking tot punt 1 van het dictum volledig te vernietigen en met betrekking tot de punten 2 en 3 van het dictum in die zin te vernietigen dat het BHIM wordt verwezen in zijn eigen kosten en in alle kosten van de verzoeker;

2.

het BHIM tevens te verwijzen in de verdere proceskosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn hogere voorziening tegen bovengenoemd arrest voert rekwirant enerzijds procedurefouten en anderzijds schending van het gemeenschapsrecht door het Gerecht van eerste aanleg aan:

1.

Met betrekking tot de vraag, of en in hoeverre rekwirant mede door een Patentanwalt kan worden vertegenwoordigd, heeft het Gerecht artikel 19 van het Statuut van het Hof van Justitie verkeerd uitgelegd. Volgens deze bepaling dient onder „advocaat” ook een Patentanwalt te worden verstaan voorzover diens rechtsorde hem toestaat, voor een rechterlijke instantie als vertegenwoordiger van een partij op te treden, en hem in het rechtssysteem een positie verleent die op grond van de ermee verbonden rechten en plichten vergelijkbaar is met die van een advocaat.

2.

Bij de beoordeling, of en in hoeverre de schriftelijke verklaring betreffende de inschrijving van het merk „ROCKBASS” onder nr. 76/302 601 in de Verenigde Staten van Amerika alsmede de memorie van de rekwirant, die nieuwe argumenten en bewijsmiddelen bevatte, in de procedure in aanmerking moesten worden genomen, heeft het Gerecht de draagwijdte van het in artikel 74 van verordening nr. 40/94 (2) geformuleerde beginsel van ambtshalve onderzoek verkeerd opgevat en de bepalingen van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 40/94 verkeerd toegepast.

3.

Met betrekking tot de betekenis en de grammaticale structuur van de aanduiding „ROCKBASS” heeft het Gerecht de aangedragen feiten verdraaid of vervalst. Het Gerecht heeft over het hoofd gezien dat de aanduiding „ROCKBASS” zeer gecompliceerd is en het heeft ook niet in aanmerking genomen dat deze aanduiding vatbaar is voor verschillende grammaticale combinatiemogelijkheden. Aangezien het Gerecht deze verdraaiingen van de feiten niet heeft gemotiveerd, is het ook zijn motiveringsplicht niet nagekomen.

4.

Het Gerecht heeft de voorgedragen feiten inzake de zelfstandige bruikbaarheid van de waren van de klassen 9 en 18 ten opzichte van de geclaimde waren van klasse 15 verdraaid of vervalst, en aangezien het dit niet op begrijpelijke wijze heeft gemotiveerd, is het ook daardoor zijn motiveringsplicht niet nagekomen.

5.

Met betrekking tot de vraag, of het aangevraagde merk „ROCKBASS” rechtstreeks beschrijvend is voor alle geclaimde waren, heeft het Gerecht artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 verkeerd toegepast. Hierbij is het Gerecht ten onrechte uitgegaan van de opvatting van de bevooroordeelde gemiddelde toeschouwer, in plaats van rekening te houden met de opvatting van de onbevooroordeelde gemiddelde toeschouwer, en zijn oordeel op dit punt berust op kenmerken die onbelangrijk zijn en die uit het oogpunt van het relevante publiek vergezocht zijn.


(1)  PB C 193, blz. 26.

(2)  Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk, PB 1994, L 11, blz. 1.


Top
  翻译: