This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2006/131/24
Case C-210/04: Judgment of the Court (Second Chamber) of 23 March 2006 (reference for a preliminary ruling from the Corte Suprema di Cassazione (Italy)) — Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate v FCE Bank plc (Sixth VAT Directive — Articles 2 and 9 — Fixed establishment — Non-resident company — Legal relationship — Cost-sharing agreement — OECD Convention on double taxation — Meaning of taxable person — Supply of services effected for consideration — Administrative practice)
Zaak C-210/04: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 23 maart 2006 (verzoek van de Corte suprema di cassazione om een prejudiciële beslissing) — Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate tegen FCE Bank plc (Zesde BTW-richtlijn — Artikelen 2 en 9 — Vaste inrichting — Niet-ingezeten vennootschap — Rechtsverhouding — Overeenkomst over toerekening van kosten — OESO-Verdrag tot vermijding van dubbele belasting — Begrip belastingplichtige — Dienst onder bezwarende titel — Bestuurspraktijk)
Zaak C-210/04: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 23 maart 2006 (verzoek van de Corte suprema di cassazione om een prejudiciële beslissing) — Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate tegen FCE Bank plc (Zesde BTW-richtlijn — Artikelen 2 en 9 — Vaste inrichting — Niet-ingezeten vennootschap — Rechtsverhouding — Overeenkomst over toerekening van kosten — OESO-Verdrag tot vermijding van dubbele belasting — Begrip belastingplichtige — Dienst onder bezwarende titel — Bestuurspraktijk)
PB C 131 van 3.6.2006, p. 14–14
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
3.6.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 131/14 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 23 maart 2006 (verzoek van de Corte suprema di cassazione om een prejudiciële beslissing) — Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate tegen FCE Bank plc
(Zaak C-210/04) (1)
(Zesde BTW-richtlijn - Artikelen 2 en 9 - Vaste inrichting - Niet-ingezeten vennootschap - Rechtsverhouding - Overeenkomst over toerekening van kosten - OESO-Verdrag tot vermijding van dubbele belasting - Begrip „belastingplichtige” - Dienst onder bezwarende titel - Bestuurspraktijk)
(2006/C 131/24)
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Corte suprema di cassazione
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekers: Ministero dell'Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate
Verweerster: FCE Bank plc
Voorwerp van de zaak
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Corte suprema di cassazione — Uitlegging van de artikelen 2, punt 1, en 9, lid 1, van de Zesde BTW-richtlijn (77/388/EEG) — Als productie-eenheid georganiseerd filiaal van een vennootschap die haar zetel in een andere lidstaat heeft — Mogelijkheid om het filiaal als een zelfstandig rechtsobject te beschouwen en daarop het arm's length-criterium toe te passen zoals dat is geformuleerd in het OESO-modelverdrag tot het vermijden van dubbele belastingheffing
Dictum
De artikelen 2, punt 1, en 9, lid 1, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, moeten aldus worden uitgelegd dat een in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichting die geen eigen rechtspersoon is ten opzichte van de vennootschap waarvan zij deel uitmaakt, en waaraan de vennootschap diensten levert, niet als een belastingplichtige moet worden beschouwd op grond van de kosten die haar voor deze diensten in rekening worden gebracht.