Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOL_2005_314_R_0021_01

2005/844/Euratom: Besluit van de Commissie van 25 november 2005 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie tot het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval
Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval

PB L 314 van 30.11.2005, p. 21–26 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 327M van 5.12.2008, p. 499–508 (MT)

30.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 314/21


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2005

betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie tot het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval

(2005/844/Euratom)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 101, tweede alinea,

Gezien het besluit van de Raad van 23 mei 2005 houdende goedkeuring van de sluiting van het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

24 lidstaten zijn partij bij het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval.

(2)

De Europese Gemeenschap voor Atoomenergie dient toe te treden tot het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval,

BESLUIT:

Artikel 1

De toetreding tot het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval wordt hierbij namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie goedgekeurd.

De tekst van het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval en de verklaring van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 5, onder c), van dat verdrag zijn als bijlage bij dit besluit gevoegd.

Artikel 2

De toetredingsakte wordt, zo spoedig mogelijk na de goedkeuring van dit besluit, neergelegd bij de directeur-generaal van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie, depositaris van het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, in de vorm van een brief ondertekend door het hoofd van de delegatie van de Commissie bij de internationale organisaties te Wenen.

Gedaan te Brussel, 25 november 2005.

Voor de Commissie

Andris PIEBALGS

Lid van de Commissie


VERDRAG INZAKE VROEGTIJDIGE KENNISGEVING VAN EEN NUCLEAIR ONGEVAL

DE STATEN DIE PARTIJ BIJ DIT VERDRAG ZIJN,

ZICH ERVAN BEWUST dat in een aantal staten werkzaamheden op nucleair gebied worden verricht,

GELET OP HET FEIT dat uitgebreide maatregelen zijn en worden getroffen ter verzekering van een grote mate van veiligheid bij de werkzaamheden op nucleair gebied en gericht op het voorkomen van nucleaire ongevallen en op het zoveel mogelijk beperken van de gevolgen van een zodanig ongeval, indien dit zich voordoet,

GELEID DOOR DE WENS de internationale samenwerking bij het op veilige wijze ontwikkelen en gebruiken van kernenergie verder uit te breiden,

OVERTUIGD van de noodzaak dat de staten zo tijdig mogelijk relevante informatie verschaffen over nucleaire ongevallen, teneinde de grensoverschrijdende gevolgen van ongevallen met radioactieve stoffen zoveel mogelijk te kunnen beperken,

GEZIEN het nut van bilaterale en multilaterale overeenkomsten inzake de uitwisseling van informatie op dit gebied,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Reikwijdte van de toepassing

1.   Dit verdrag is van toepassing op ieder ongeval waarbij installaties of werkzaamheden van een staat die partij bij dit verdrag is, of van personen of rechtspersonen die onder zijn rechtsmacht of toezicht vallen, zoals bedoeld in lid 2, zijn betrokken en waarbij radioactieve stof vrijkomt of waarschijnlijk vrijkomt, hetgeen heeft geleid of kan leiden tot een internationale grensoverschrijdende uitstoot die voor een andere staat belangrijk kan zijn met betrekking tot de beveiliging tegen vrijgekomen radioactieve stoffen.

2.   De in lid 1 bedoelde installaties en werkzaamheden zijn de volgende:

a)

iedere kernreactor, ongeacht de plaats waar deze is gelegen;

b)

iedere installatie ten behoeve van de splijtstofcyclus;

c)

iedere installatie voor de behandeling van radioactief afval;

d)

het vervoer en de opslag van splijtstoffen of radioactief afval;

e)

de vervaardiging, het gebruik, de opslag, de verwijdering en het vervoer van radio-isotopen voor agrarische, industriële en medische doeleinden, alsmede voor verwante doeleinden op het gebied van de wetenschap en het wetenschappelijke onderzoek, en

f)

het gebruik van radio-isotopen voor de opwekking van energie in ruimteobjecten.

Artikel 2

Kennisgeving en informatie

Bij een in artikel 1 omschreven ongeval (hierna te noemen: „nucleair ongeval”) dient de bij dit verdrag partij zijnde staat die in dat artikel wordt bedoeld:

a)

onverwijld, rechtstreeks of door tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (hierna te noemen „de Organisatie”) aan de staten die de in artikel 1 omschreven gevolgen aan den lijve ondervinden of kunnen ondervinden, en aan de Organisatie kennis te geven van het nucleaire ongeval, de aard daarvan, het tijdstip en, zo nodig, de nauwkeurige plaats van het ongeval, en

b)

onmiddellijk de in a) bedoelde staten, rechtstreeks of door tussenkomst van de Organisatie, en de Organisatie de informatie te verschaffen die van belang is voor het zoveel mogelijk beperken van de gevolgen van de vrijgekomen radioactieve stoffen in deze staten, zoals omschreven in artikel 5.

Artikel 3

Andere nucleaire ongevallen

Teneinde de gevolgen van het vrijkomen van radioactieve stoffen zoveel mogelijk te beperken, kunnen de staten die partij bij dit verdrag zijn, ook kennis geven van andere nucleaire ongevallen dan die welke zijn omschreven in artikel 1.

Artikel 4

Taken van de Organisatie

De Organisatie dient:

a)

onverwijld de staten die partij bij dit verdrag zijn, de lidstaten, de andere staten die de in artikel 1 omschreven gevolgen aan den lijve ondervinden of kunnen ondervinden, en de desbetreffende internationale intergouvernementele organisaties (hierna te noemen „internationale organisaties”) in te lichten over een kennisgeving die ingevolge het bepaalde in artikel 2, onder a), is ontvangen, en

b)

onmiddellijk elke staat die partij bij dit verdrag is, elke lidstaat of elke desbetreffende internationale organisatie, op verzoek, de ingevolge het bepaalde in artikel 2, onder b), ontvangen informatie te verschaffen.

Artikel 5

Te verschaffen informatie

1.   De ingevolge het bepaalde in artikel 2, onder b), te verschaffen informatie omvat de volgende gegevens waarover de staat die partij bij dit verdrag is, op dat tijdstip beschikt:

a)

het tijdstip, waar nodig de nauwkeurige plaats, alsmede de aard van het nucleaire ongeval;

b)

de daarbij betrokken installatie of werkzaamheden;

c)

de veronderstelde of vastgestelde oorzaak en het verwachte verloop van het nucleaire ongeval met betrekking tot de grensoverschrijdende vrijgekomen radioactieve stoffen;

d)

de algemene kenmerken van de vrijgekomen radioactieve stoffen, met inbegrip van — voorzover zulks uitvoerbaar en nodig is — de aard, de vermoedelijke fysische en chemische vorm, alsmede de hoeveelheid, de samenstelling en de effectieve hoogte van de vrijgekomen radioactieve stoffen;

e)

informatie over de bestaande en de voorspelde meteorologische en hydrologische omstandigheden, die nodig is voor het voorspellen van de grensoverschrijdende uitstoot van de radioactieve stoffen;

f)

de resultaten van de radioactiviteitsmetingen in het milieu die relevant zijn met betrekking tot de grensoverschrijdende vrijgekomen radioactieve stoffen;

g)

de beschermende maatregelen die buiten de locatie van het ongeval zijn genomen of voorgesteld;

h)

het voorspelde gedrag van de vrijgekomen radioactieve stoffen in de loop van de tijd.

2.   Deze informatie dient met passende tussenpozen te worden aangevuld met nadere, relevante, gegevens over de ontwikkeling van de noodsituatie, met inbegrip van het verwachte of feitelijke einde daarvan.

3.   De ingevolge het bepaalde in artikel 2, onder b), ontvangen informatie kan zonder beperking worden gebruikt, behalve indien deze informatie vertrouwelijk wordt verstrekt door de kennisgevende staat die partij bij dit verdrag is.

Artikel 6

Overleg

Een staat die partij bij dit verdrag is en informatie ingevolge het bepaalde in artikel 2, onder b), verschaft, geeft, voorzover zulks in redelijkheid uitvoerbaar is, onmiddellijk gehoor aan een verzoek om verdere informatie of nader overleg, dat door een getroffen staat die partij bij dit verdrag is, is gedaan om de gevolgen van de vrijgekomen radioactieve stoffen in deze staat zoveel mogelijk te beperken.

Artikel 7

Bevoegde autoriteiten en contactpunt

1.   Elke staat die partij bij dit verdrag is, stelt de Organisatie en de overige staten die partij bij dit verdrag zijn, rechtstreeks of door tussenkomst van de Organisatie, in kennis van zijn bevoegde autoriteiten en het contactpunt dat verantwoordelijk is voor de uitgifte en de ontvangst van de in artikel 2 bedoelde kennisgeving en informatie. Deze contactpunten, alsmede een centraal punt binnen de Organisatie, dienen permanent bereikbaar te zijn.

2.   Elke staat die partij bij dit verdrag is, stelt de Organisatie onmiddellijk in kennis van alle wijzigingen die zich in de in lid 1 bedoelde gegevens kunnen voordoen.

3.   De Organisatie houdt een lijst bij van deze nationale autoriteiten en contactpunten, alsmede van de contactpunten van de relevante internationale organisaties, en zendt deze toe aan de staten die partij bij dit verdrag zijn, aan de lidstaten en aan de relevante internationale organisaties.

Artikel 8

Bijstand aan staten die partij bij dit verdrag zijn

Overeenkomstig haar statuut en op verzoek van een staat die partij bij dit verdrag is, doch zelf geen werkzaamheden op nucleair gebied verricht en grenst aan een staat die een nucleair programma uitvoert, doch geen partij bij dit verdrag is, stelt de Organisatie een onderzoek in naar de mogelijkheid en de instelling van een passend systeem voor het meten van radioactiviteit, teneinde de verwezenlijking van de doeleinden van dit verdrag te vergemakkelijken.

Artikel 9

Bilaterale en multilaterale overeenkomsten

Ter bevordering van hun gemeenschappelijke belangen kunnen de staten die partij bij dit verdrag zijn, overwegen, waar zulks dienstig lijkt, bilaterale of multilaterale overeenkomsten te sluiten met betrekking tot de inhoud van dit verdrag.

Artikel 10

Verhouding tot andere internationale overeenkomsten

Dit verdrag tast de wederzijdse rechten en verplichtingen van de partij bij dit verdrag zijnde staten krachtens bestaande internationale overeenkomsten die betrekking hebben op de in dit verdrag voorziene aangelegenheden, of krachtens toekomstige internationale overeenkomsten die worden gesloten in overeenstemming met het onderwerp en het doel van dit verdrag, niet aan.

Artikel 11

Regeling van geschillen

1.   Ingeval zich een geschil voordoet tussen staten die partij bij dit verdrag zijn, of tussen een staat die partij bij dit verdrag is, en de Organisatie betreffende de uitlegging of de toepassing van dit verdrag, plegen de partijen bij het geschil overleg, teneinde het geschil te regelen door middel van onderhandeling of door enig ander vreedzaam middel voor de regeling van geschillen dat voor hen aanvaardbaar is.

2.   Indien een geschil van deze aard tussen staten die partij bij dit verdrag zijn, niet kan worden geregeld binnen één jaar na het verzoek om overleg ingevolge het bepaalde in lid 1, wordt het, op verzoek van een partij bij dit geschil, onderworpen aan arbitrage of ter beslissing voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof. Ingeval een geschil aan arbitrage wordt onderworpen, kan een partij bij het geschil, indien binnen zes maanden na de datum van het verzoek de partijen bij het geschil geen overeenstemming kunnen bereiken over de wijze van arbitrage, de voorzitter van het Internationale Gerechtshof of de secretaris-generaal van de Verenigde Naties verzoeken één of meer scheidsmannen aan te wijzen. In het geval van tegenstrijdige verzoeken door de partijen bij het geschil, heeft het verzoek aan de secretaris generaal van de Verenigde Naties de voorrang.

3.   Bij de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit verdrag kan een staat verklaren zich niet gebonden te achten door één van de in lid 2 bedoelde procedures voor de regeling van geschillen, of door beide. De overige staten die partij bij dit verdrag zijn, zijn niet gebonden aan een in lid 2 bedoelde procedure voor de regeling van geschillen met betrekking tot een staat die partij bij dit verdrag is en waarvoor een dergelijke verklaring van kracht is.

4.   Een staat die partij bij dit verdrag is en een verklaring heeft afgegeven overeenkomstig het bepaalde in lid 3, kan deze te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de depositaris.

Artikel 12

Inwerkingtreding

1.   Dit verdrag staat open voor ondertekening door alle staten en door Namibië, vertegenwoordigd door de Raad van Namibië van de Verenigde Naties, op de zetel van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie te Wenen, alsmede op de zetel van de Verenigde Naties te New York, met ingang van 26 september 1986 onderscheidenlijk 6 oktober 1986 tot aan de inwerkingtreding ervan of gedurende twaalf maanden, welk van deze tijdvakken het langst is.

2.   Een staat, alsmede Namibië, vertegenwoordigd door de Raad voor Namibië van de Verenigde Naties, kan zijn instemming door dit verdrag gebonden te worden tot uitdrukking brengen, hetzij door ondertekening, hetzij door neerlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring na ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, hetzij door neerlegging van een akte van toetreding. De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden neergelegd bij de depositaris.

3.   Dit verdrag treedt in werking 30 dagen nadat drie staten hun instemming door dit verdrag gebonden te worden, tot uitdrukking hebben gebracht.

4.   Voor elke staat die zijn instemming door dit verdrag gebonden te worden, tot uitdrukking brengt, na de inwerkingtreding daarvan, treedt dit verdrag in werking 30 dagen na de datum waarop zijn instemming tot uitdrukking is gebracht.

5.

a)

Dit verdrag staat open voor toetreding, zoals bepaald in dit artikel, door internationale organisaties en organisaties voor regionale integratie die zijn opgericht door soevereine staten en bevoegd zijn over internationale overeenkomsten inzake aangelegenheden waarop dit verdrag betrekking heeft, te onderhandelen, deze te sluiten en deze toe te passen.

b)

In aangelegenheden die binnen hun bevoegdheid vallen, oefenen deze organisaties zelfstandig de rechten uit en vervullen zelfstandig de verplichtingen die volgens dit verdrag toekomen aan de staten die partij bij dit verdrag zijn.

c)

Bij de neerlegging van een akte van toetreding door een organisatie zendt deze een verklaring aan de depositaris waarin zij de omvang van haar bevoegdheid aangeeft met betrekking tot de aangelegenheden waarop dit verdrag betrekking heeft.

d)

Een dergelijke organisatie heeft geen aanvullende stem bij de stemmen van haar lidstaten.

Artikel 13

Voorlopige toepassing

Een staat kan, bij ondertekening of op een later tijdstip voordat dit verdrag voor deze staat in werking treedt, verklaren dit verdrag voorlopig toe te passen.

Artikel 14

Wijzigingen

1.   Een staat die partij bij dit verdrag is, kan voorstellen tot wijziging van dit verdrag doen. De voorgestelde wijziging wordt voorgelegd aan de depositaris, die deze onmiddellijk toezendt aan alle overige staten die partij bij dit verdrag zijn.

2.   Indien een meerderheid van de staten die partij bij dit verdrag zijn, de depositaris verzoekt een conferentie bijeen te roepen om de voorgestelde wijzigingen te bestuderen, zendt de depositaris aan alle staten die partij bij dit verdrag zijn, een uitnodiging tot bijwoning van deze conferentie, die niet eerder dan 30 dagen na de verzending van de uitnodigingen aanvangt. Iedere wijziging die op de conferentie wordt aangenomen met een tweederde meerderheid van alle staten die partij bij dit verdrag zijn, wordt vastgelegd in een protocol, dat te Wenen en te New York wordt opengesteld voor ondertekening door alle staten die partij bij dit verdrag zijn.

3.   Het protocol treedt in werking 30 dagen nadat drie staten hun instemming door dit protocol gebonden te worden, tot uitdrukking hebben gebracht. Voor elke staat die na de inwerkingtreding van het protocol zijn instemming daardoor gebonden te worden, tot uitdrukking brengt, treedt het protocol in werking 30 dagen na de datum waarop zijn instemming tot uitdrukking is gebracht.

Artikel 15

Opzegging

1.   Een staat die partij bij dit verdrag is, kan dit verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris.

2.   De opzegging wordt van kracht één jaar na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris wordt ontvangen.

Artikel 16

Depositaris

1.   De directeur-generaal van de Organisatie is de depositaris van dit verdrag.

2.   De directeur-generaal van de Organisatie stelt de staten die partij bij dit verdrag zijn, en alle overige staten onmiddellijk in kennis van:

a)

elke ondertekening van dit verdrag of van een protocol van wijziging;

b)

elke neerlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding met betrekking tot dit verdrag of een protocol van wijziging;

c)

een verklaring of een intrekking daarvan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11;

d)

een verklaring van voorlopige toepassing van dit verdrag overeenkomstig het bepaalde in artikel 13;

e)

de inwerkingtreding van dit verdrag en van elke daarin aangebrachte wijziging, en

f)

een opzegging, geschied krachtens het bepaalde in artikel 15.

Artikel 17

Authentieke teksten en gewaarmerkte afschriften

Het origineel van dit verdrag, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd bij de directeur-generaal van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, die een gewaarmerkt afschrift zendt aan alle staten die partij bij dit verdrag zijn, en aan alle overige staten.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit verdrag dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 1, is opengesteld voor ondertekening, hebben ondertekend.

AANGENOMEN door de Algemene Conferentie van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, in bijzondere zitting te Wenen bijeen op 26 september negentienhonderd zesentachtig.


Verklaring in de zin van artikel 12, lid 5, onder c), van het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval

De Gemeenschap bezit met haar lidstaten gedeelde bevoegdheden op het gebied van kennisgeving van gevallen van stralingsgevaar, welke bevoegdheden voortvloeien uit artikel 2, onder b), en de relevante bepalingen van titel II, hoofdstuk 3, getiteld „Bescherming van de gezondheid”, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.


Top
  翻译: