This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document L:2014:351:FULL
Official Journal of the European Union, L 351, 9 December 2014
Publicatieblad van de Europese Unie, L 351, 9 december 2014
Publicatieblad van de Europese Unie, L 351, 9 december 2014
ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 351 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1306/2014 van de Commissie van 8 december 2014 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 750/2014 wat de verlenging van de toepassingsperiode van de beschermende maatregelen met betrekking tot porcine epidemische diarree betreft ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2014/886/EU |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
9.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 351/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1306/2014 VAN DE COMMISSIE
van 8 december 2014
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 750/2014 wat de verlenging van de toepassingsperiode van de beschermende maatregelen met betrekking tot porcine epidemische diarree betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name artikel 18, leden 1 en 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 750/2014 van de Commissie (2) werd vastgesteld naar aanleiding van meldingen van een nieuwe darmcoronavirusziekte onder varkens (Novel Swine Enteric Coronavirus Disease), veroorzaakt door nieuwe porcine alfacoronavirussen, waaronder het porcine epidemische diarreevirus, en een nieuw porcien deltacoronavirus in Noord-Amerika. In die uitvoeringsverordening worden beschermende maatregelen vastgesteld met betrekking tot het binnenbrengen in de Unie van zendingen levende fok- en gebruiksvarkens uit gebieden waarin de door deze virussen veroorzaakte ziekte aanwezig is, teneinde de noodzakelijke garanties te kunnen verkrijgen op het bedrijf van oorsprong en de introductie van door die virussen veroorzaakte porcine epidemische diarree in de Unie te voorkomen. Die beschermende maatregelen zijn van toepassing tot en met 12 januari 2015. |
(2) |
Het wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van 2014 (3) (hierna: „advies van de EFSA”) wijst erop dat besmette dieren, hun uitwerpselen, diervoeders en materialen die verontreinigd zijn met uitwerpselen, matrices zijn waarvan is gemeld dat zij deze virussen overbrengen. Het advies van de EFSA levert een nadere wetenschappelijke onderbouwing van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 750/2014 vastgestelde maatregelen. De epidemiologische situatie in de derde landen die getroffen worden door Novel Swine Enteric Coronavirus Disease, veroorzaakt door nieuwe porcine alfacoronavirussen, waaronder het porcine epidemische diarreevirus, en het porcine deltacoronavirus, is wat betreft het risico op de verspreiding van die porcine darmcoronavirussen niet veranderd sinds de datum waarop Uitvoeringsverordening (EU) nr. 750/2014 is vastgesteld. |
(3) |
In het licht van het advies van de EFSA en de verdere ontwikkeling van situatie met betrekking tot de ziekte moeten de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 750/2014 vastgestelde beschermende maatregelen worden verlengd tot eind oktober 2015. De toepassingsperiode van die uitvoeringsverordening moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 750/2014 wordt de datum „12 januari 2015” vervangen door „31 oktober 2015”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 750/2014 van de Commissie van 10 juli 2014 betreffende beschermende maatregelen met betrekking tot porcine epidemische diarree wat betreft de veterinairrechtelijke voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van varkens (PB L 203 van 11.7.2014, blz. 91).
(3) EFSA Journal 2014; 12(10):3877.
9.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 351/3 |
VERORDENING (EU) Nr. 1307/2014 VAN DE COMMISSIE
van 8 december 2014
houdende vaststelling van de criteria en geografische grenzen van graslanden met grote biodiversiteit voor de doeleinden van artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (1), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG (2), en met name artikel 7 ter, lid 3, onder c), tweede alinea,
Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (3), en met name artikel 17, lid 3, onder c), tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG is bepaald dat biobrandstoffen en biovloeistoffen alleen mogen worden meegeteld voor de vastgestelde doeleinden en dat marktdeelnemers alleen voor overheidssteun in aanmerking komen als zij voldoen aan de duurzaamheidscriteria die in die richtlijnen zijn vastgesteld. Als onderdeel van deze regeling kunnen biobrandstoffen en biovloeistoffen alleen worden meegeteld voor de doeleinden of in aanmerking komen voor overheidssteun als zij niet zijn gemaakt van grondstoffen die zijn verkregen van land dat in of na januari 2008 grasland met grote biodiversiteit was, tenzij in het geval van niet-natuurlijk grasland met grote biodiversiteit is aangetoond dat het oogsten van de grondstof noodzakelijk is voor het behoud van de status ervan als grasland. |
(2) |
In artikel 17, lid 3, onder c), laatste alinea, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 3, onder c), laatste alinea, van Richtlijn 98/70/EG wordt de Commissie verzocht de criteria en geografische grenzen vast te stellen op grond waarvan grasland kan worden beschouwd als grasland met grote biodiversiteit in het kader van artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG. |
(3) |
Graslanden met grote biodiversiteit verschillen per klimaatzone en kunnen onder meer heide, graasland, hooiland, savanne, steppe, met struikgewas bedekte grond, toendra en prairie omvatten. Deze gebieden ontwikkelen onderscheiden kenmerken, bijvoorbeeld ten aanzien van de mate van bedekking met bomen en de begrazings- en maai-intensiteit. Voor de doeleinden van artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG moet derhalve een brede definitie van grasland worden gehanteerd. |
(4) |
In de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG wordt onderscheid gemaakt tussen natuurlijk en niet-natuurlijk grasland met grote biodiversiteit en worden beide gedefinieerd. Het is derhalve dienstig om operationele criteria in deze definities op te nemen. Voor de doeleinden van deze verordening is het dienstig grasland met verlaagde productiviteit wat biodiversiteit betreft als verarmd te beschouwen. |
(5) |
Of aan artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG is voldaan, wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 7 quater, leden 1 en 3, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 18, leden 1 en 3, van Richtlijn 2009/28/EG. |
(6) |
Uitgebreide informatie over geografische grenzen van graslanden met grote biodiversiteit is op internationaal niveau nog niet beschikbaar. Deze verordening geeft derhalve alleen de geografische grenzen aan voor grasland met grote biodiversiteit waarvoor reeds informatie beschikbaar is. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG ingestelde Comité voor de duurzaamheid van biobrandstof en vloeibare biomassa, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de doeleinden van artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG zijn de volgende criteria en definities van toepassing:
1. „grasland”: terrestrische ecosystemen die ten minste vijf jaar voortdurend door kruid- en struikvegetatie zijn gedomineerd. Graasland en hooiland dat wordt gemaaid voor hooi maakt er deel van uit, maar grond die voor de teelt van andere gewassen wordt gebruikt en tijdelijk braakliggend bouwland maakt er geen deel van uit. Verder maken permanent beboste gebieden, zoals gedefinieerd in artikel 17, lid 4, onder b), van Richtlijn 2009/28/EG er geen deel van uit, tenzij het boslandbouwsystemen betreft waarvan landgebruiksystemen deel uitmaken waarbij bomen tegelijk met gewassen of dierlijke productiesystemen in een landbouwcontext worden beheerd. Dominantie van kruid- en struikvegetatie betekent dat hun gecombineerde bodembedekking groter is dan de bedekking door boomkronen;
2. „menselijke tussenkomst”: oordeelkundig beweiden, maaien, snijden, oogsten of afbranden;
3. „natuurlijk grasland met grote biodiversiteit”: grasland dat:
a) |
ook zonder menselijke tussenkomst grasland zou blijven, en |
b) |
de natuurlijke soortensamenstelling en ecologische kenmerken en processen behoudt; |
4. „niet-natuurlijk grasland met grote biodiversiteit”: grasland dat:
a) |
zonder menselijke tussenkomst zou ophouden grasland te zijn, en |
b) |
niet verarmd is, dat wil zeggen niet gekenmerkt wordt door verlies van biodiversiteit op de lange termijn door bijvoorbeeld overbegrazing, mechanische schade aan de vegetatie, bodemerosie of verlies van bodemkwaliteit, en |
c) |
rijk aan soorten is, dat wil zeggen:
|
Artikel 2
Onverminderd artikel 3 worden graslanden in de volgende geografische gebieden van de Europese Unie altijd aangemerkt als grasland met grote biodiversiteit:
1. |
in bijlage I bij Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (4) genoemde habitats; |
2. |
habitats die van aanzienlijk belang zijn voor diersoorten en plantensoorten die voor de Unie van belang zijn en die in de bijlagen II en IV van Richtlijn 92/43/EEG zijn opgenomen; |
3. |
habitats die van aanzienlijk belang zijn voor wilde vogelsoorten die in bijlage I bij Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn opgenomen. |
Grasland met grote biodiversiteit in de Europese Unie blijft niet beperkt tot de in de punten 1, 2 en 3 genoemde geografische gebieden. Ander grasland kan aan de in artikel 1 vastgestelde criteria voor grasland met grote biodiversiteit voldoen.
Artikel 3
Wanneer wordt aangetoond dat de oogst van de grondstof noodzakelijk is voor het behoud van de status van grasland, hoeft verder geen bewijs te worden geleverd om aan te tonen dat aan artikel 7 ter, lid 3, onder c), ii), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), ii), van Richtlijn 2009/28/EG is voldaan.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 8 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.
(2) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.
(3) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.
(4) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
(5) PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.
9.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 351/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1308/2014 VAN DE COMMISSIE
van 8 december 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 december 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
64,5 |
IL |
116,6 |
|
MA |
80,8 |
|
TR |
105,8 |
|
ZZ |
91,9 |
|
0707 00 05 |
AL |
67,6 |
JO |
258,6 |
|
MA |
164,1 |
|
TR |
144,2 |
|
ZZ |
158,6 |
|
0709 93 10 |
MA |
73,2 |
TR |
123,4 |
|
ZZ |
98,3 |
|
0805 10 20 |
AR |
35,3 |
SZ |
37,7 |
|
TR |
47,9 |
|
UY |
32,9 |
|
ZA |
37,6 |
|
ZW |
33,1 |
|
ZZ |
37,4 |
|
0805 20 10 |
MA |
70,0 |
ZZ |
70,0 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
IL |
112,8 |
JM |
168,3 |
|
TR |
75,4 |
|
ZZ |
118,8 |
|
0805 50 10 |
AL |
64,4 |
TR |
68,1 |
|
ZZ |
66,3 |
|
0808 10 80 |
BA |
32,4 |
BR |
55,0 |
|
CA |
135,6 |
|
CL |
79,2 |
|
MK |
38,0 |
|
NZ |
96,9 |
|
US |
93,1 |
|
ZA |
99,9 |
|
ZZ |
78,8 |
|
0808 30 90 |
CN |
82,9 |
TR |
174,9 |
|
ZZ |
128,9 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
9.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 351/9 |
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 4 december 2014
tot benoeming van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming en van de adjunct-toezichthouder
(2014/886/EU)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1), en met name artikel 42, lid 1,
Gezien het voorstel met een lijst van kandidaten die door de Europese Commissie op 16 september 2014 overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 45/2001 na een openbare sollicitatieoproep is opgesteld met het oog op de benoeming van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming en van de adjunct-toezichthouder,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De ambtstermijnen van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming en van de adjunct-toezichthouder zijn op 16 januari 2014 afgelopen. Overeenkomstig artikel 42, lid 6, van Verordening (EG) nr. 45/2001 blijven de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming en de adjunct-toezichthouder echter in functie totdat in hun vervanging is voorzien. |
(2) |
De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming en de adjunct-toezichthouder dienen door het Europees Parlement en de Raad in onderling overleg te worden benoemd voor een termijn van vijf jaar vanaf 4 december 2014, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de periode van 4 december 2014 tot en met 5 december 2019 worden benoemd:
— |
tot Europees toezichthouder voor gegevensbescherming: de heer Giovanni BUTTARELLI, |
— |
tot adjunct-toezichthouder: de heer Wojciech Rafał WIEWIÓROWSKI. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op 4 december 2014.
Gedaan te Brussel, 4 december 2014.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
S. GOZI
(1) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.