This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document L:2017:080:FULL
Official Journal of the European Union, L 80, 25 March 2017
Publicatieblad van de Europese Unie, L 80, 25 maart 2017
Publicatieblad van de Europese Unie, L 80, 25 maart 2017
ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/555 VAN DE COMMISSIE
van 24 maart 2017
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperiode van verscheidene werkzame stoffen die zijn opgenomen in deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 686/2012 (verlengingsprogramma AIR IV)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 17, eerste alinea, en artikel 78, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (2) zijn de werkzame stoffen opgenomen die geacht worden te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009. |
(2) |
Er zijn aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van de in deze verordening opgenomen werkzame stoffen ingediend overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (3). De goedkeuring van die stoffen kan echter om redenen buiten de wil van de aanvrager vervallen alvorens over de verlenging een beslissing is genomen. Daarom moet de goedkeuringsperiode ervan overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 worden verlengd. |
(3) |
Gezien de tijd en de middelen die nodig zijn om de beoordeling te voltooien van de aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van een dergelijk groot aantal werkzame stoffen waarvan de goedkeuringen tussen 2019 en 2021 verstrijken, is bij Uitvoeringsbesluit C(2016) 6104 van de Commissie (4) een werkprogramma vastgesteld waarin soortgelijke werkzame stoffen zijn gegroepeerd en prioriteiten zijn gesteld op basis van veiligheidsrisico's voor de gezondheid van mens en dier of het milieu, zoals in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is bepaald. |
(4) |
Overeenkomstig Uitvoeringsbesluit C(2016) 6104 moet prioriteit worden gegeven aan werkzame stoffen waarvan wordt aangenomen dat zij een laag risico inhouden. De goedkeuring van deze stoffen moet daarom met een zo kort mogelijke duur worden verlengd. Rekening houdend met de verdeling van de verantwoordelijkheden en werkzaamheden onder de lidstaten die als rapporteur en corapporteur optreden, en de beschikbare middelen die voor de beoordeling en besluitvorming nodig zijn, moet deze duur één jaar bedragen voor de werkzame stoffen paraffineolie/(CAS-nr. 64742-46-7), paraffineolie/(CAS-nr. 72623-86-0), paraffineolie/(CAS-nr. 8042-47-5), paraffineolie/(CAS-nr. 97862-82-3) en zwavel. |
(5) |
Voor de werkzame stoffen die niet vallen onder de categorieën waaraan in Uitvoeringsbesluit C(2016) 6104 prioriteit wordt gegeven, moet de goedkeuringsperiode met twee of drie jaar worden verlengd, waarbij rekening moet worden gehouden met de huidige vervaldatum, met het feit dat volgens artikel 6, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 het aanvullende dossier voor een werkzame stof uiterlijk dertig maanden vóór het verstrijken van de goedkeuring moet worden ingediend, met de noodzaak om de verantwoordelijkheden en werkzaamheden evenwichtig te verdelen over de lidstaten die als rapporteur en corapporteur optreden, en met de beschikbare middelen die voor de beoordeling en besluitvorming nodig zijn. Daarom is het passend de goedkeuringsperiode met twee jaar te verlengen voor 2-fenylfenol (met inbegrip van de zouten daarvan, zoals het natriumzout), chloormequat, dimethachloor, etofenprox, penconazool, propaquizafop, tetraconazool, triallaat en zèta-cypermethrin, en met drie jaar voor bensulfuron, natrium-5-nitroguajacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad. |
(6) |
De Commissie heeft een aanvraag voor de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof quizalofop-P (variant quizalofop-P-ethyl) ontvangen, alsook een afzonderlijke aanvraag voor de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof quizalofop-P (variant quizalofop-P-tefuryl). Gezien die afzonderlijke aanvragen en gezien de verschillende risicoprofielen van quizalofop-P-ethyl en quizalofop-P-tefuryl moeten die stoffen in het kader van de verlengingsprocedure als twee verschillende werkzame stoffen worden beschouwd. De variant quizalofop-P-ethyl valt niet onder de categorieën waaraan in Uitvoeringsbesluit C(2016) 6104 prioriteit wordt gegeven. Om die reden en rekening houdend met de redenen in overweging 5, is het passend de goedkeuringsperiode voor die werkzame stof met twee jaar te verlengen. |
(7) |
Gezien het doel van artikel 17, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal de Commissie in gevallen waarin uiterlijk dertig maanden vóór de respectieve vervaldatum, als vastgesteld in de bijlage bij deze verordening, geen aanvullend dossier overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 wordt ingediend, de vervaldatum vaststellen op dezelfde datum als vóór deze verordening of op de vroegste datum daarna. |
(8) |
Gezien het doel van artikel 17, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal de Commissie, in gevallen waarin zij bij verordening bepaalt dat de goedkeuring van een in de bijlage bij deze verordening genoemde werkzame stof niet wordt verlengd omdat niet aan de criteria voor goedkeuring is voldaan, de vervaldatum vaststellen op dezelfde datum als vóór deze verordening of, indien dat later is, op de datum van inwerkingtreding van de verordening waarbij wordt bepaald dat de goedkeuring van de werkzame stof niet wordt verlengd. In gevallen waarin de Commissie bij verordening bepaalt dat de goedkeuring van een in de bijlage bij deze verordening genoemde werkzame stof wordt verlengd, zal de Commissie, wanneer dit aangewezen is, trachten om de vroegst mogelijke toepassingsdatum vast te stellen. |
(9) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Aangezien de goedkeuringen voor sommige stoffen op 31 oktober 2019 verstrijken en aanvragers de aanvullende dossiers dertig maanden vóór het verstrijken van de goedkeuring moeten indienen, moet deze verordening zo snel mogelijk in werking treden. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 maart 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).
(4) Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 28 september 2016 tot vaststelling van een werkprogramma voor de beoordeling van aanvragen voor de verlenging van goedkeuringen van werkzame stoffen die verstrijken in 2019, 2020 en 2021, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB C 357 van 29.9.2016, blz. 9).
BIJLAGE
Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In rij 271 (bensulfuron), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 oktober 2022”. |
2) |
In rij 272 (natrium-5-nitroguajacolaat), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 oktober 2022”. |
3) |
In rij 273 (natrium-o-nitrofenolaat), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 oktober 2022”. |
4) |
In rij 274 (natrium-p-nitrofenolaat), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 oktober 2022”. |
5) |
In rij 275 (tebufenpyrad), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 oktober 2022”. |
6) |
In rij 276 (chloormequat), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „30 november 2021”. |
7) |
In rij 278 (propaquizafop), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „30 november 2021”. |
8) |
In rij 281 (zèta-cypermethrin), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „30 november 2021”. |
9) |
In rij 284 (dimethachloor), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 december 2021”. |
10) |
In rij 285 (etofenprox), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 december 2021”. |
11) |
In rij 287 (penconazool), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 december 2021”. |
12) |
In rij 288 (triallaat), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 december 2021”. |
13) |
In rij 292 (zwavel), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 december 2020”. |
14) |
In rij 293 (tetraconazool), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 december 2021”. |
15) |
In rij 294 (paraffineoliën), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 december 2020”. |
16) |
In rij 295 (paraffineoliën), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 december 2020”. |
17) |
In rij 299 (2-fenylfenol (met inbegrip van de zouten daarvan, zoals het natriumzout)), zesde kolom (geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 december 2021”. |
18) |
Vermelding 279 wordt vervangen door:
|
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/7 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/556 VAN DE COMMISSIE
van 24 maart 2017
houdende de nadere regeling voor de inspectieprocedures inzake goede klinische praktijken overeenkomstig Verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG (1), en met name artikel 78, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 536/2014 stelt het rechtskader voor de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik in de Unie vast teneinde te garanderen dat de rechten, de veiligheid en het welzijn van de proefpersonen worden beschermd en de in klinische proeven gegenereerde gegevens robuust en betrouwbaar zijn. De opdrachtgever van een klinische proef en de onderzoeker moeten er met name op toezien dat de klinische proef overeenkomstig het desbetreffende protocol en de beginselen van goede klinische praktijken wordt uitgevoerd. De naleving van de toepasselijke wettelijke eisen, het protocol en de beginselen van goede klinische praktijken, met inbegrip van normen op het gebied van de integriteit van gegevens en het ethisch verloop van de klinische proef, moet worden gecontroleerd door middel van inspecties onder verantwoordelijkheid van de lidstaat waar de inspectie plaatsvindt. |
(2) |
De inspectie in het kader van klinische proeven kan betrekking hebben op goede praktijken bij het vervaardigen, in het geval van de vervaardiging van het geneesmiddel voor onderzoek, of op goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven. Artikel 63 van Verordening (EU) nr. 536/2014 verleent de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen houdende een nadere regeling voor inspecties met betrekking tot goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor onderzoek. Deze verordening dient derhalve enkel een nadere regeling voor inspectieprocedures inzake goede klinische praktijken en eisen inzake de opleiding en de kwalificaties van inspecteurs van goede klinische praktijken vast te stellen. |
(3) |
De lidstaten mogen inspecties van klinische proeven in derde landen verrichten als een klinische proef verband houdt met een klinische proef die in de Unie is toegelaten, of als de gegevens van de klinische proef worden vermeld in een aanvraag tot toelating van een klinische proef in de Unie. Die inspecties moeten het mogelijk maken na te gaan of die klinische proeven zijn uitgevoerd volgens normen die gelijkwaardig zijn aan de normen van de Unie. Inspecties van klinische proeven in derde landen kunnen ook worden verricht om na te gaan of de klinische onderzoeken waarvan de resultaten worden vermeld in een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen in de Unie, voldoen aan de ethische vereisten van Verordening (EU) nr. 536/2014. De bepalingen over de nadere regeling voor de inspectieprocedures moeten dus ook gelden voor inspecties die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 536/2014 worden verricht buiten de Unie. |
(4) |
De Internationale Harmoniseringsconferentie (ICH) is in 1995 overeengekomen dat een geharmoniseerde aanpak voor goede klinische praktijken moet worden bepaald. Krachtens artikel 47 van Verordening (EU) nr. 536/2014 moet de opdrachtgever bij de opstelling van het protocol van een klinische proef en de uitvoering van die proef terdege rekening houden met de ICH-richtsnoeren. Voor zover die richtsnoeren verenigbaar zijn met het desbetreffende recht van de Unie en de richtsnoeren van de EU, moeten de inspecteurs de ICH-richtsnoeren volgen, rekening houdend met de kenmerken van elke proef. |
(5) |
De lidstaten moeten kwaliteitsborgingssystemen opzetten om ervoor te zorgen dat de inspectieprocedures worden gevolgd en voortdurend worden gemonitord. Een goed functionerend kwaliteitsborgingssysteem moet bestaan uit een organisatorische structuur, duidelijke procedés en procedures, met inbegrip van de standaardwerkprocedures die de inspecteurs bij hun werkzaamheden dienen te volgen, een duidelijke beschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van de inspecteurs en van de bijscholingsvereisten, alsmede passende middelen en mechanismen voor het uitbannen van niet-naleving. |
(6) |
De inspecteurs moeten in staat worden gesteld de praktische doeltreffendheid van de bepalingen inzake goede klinische praktijken te waarborgen. Dat doel moet tot uiting komen in de minimumkwalificatie-eisen voor inspecteurs, in het bijzonder wat hun opleiding en scholing betreft. Om dezelfde reden moeten nadere regels voor de inspectieprocedures worden vastgesteld. |
(7) |
Met het oog op de doeltreffendheid van de inspecties moeten de inspecteurs toegang hebben tot lokalen en gegevens. Dit omvat in het bijzonder laboratoria waar de klinische proef wordt geanalyseerd, de faciliteiten van organisaties die contractonderzoek verrichten, of de lokalen van de opdrachtgever. Waar zulks gerechtvaardigd is, moeten zij ook contact kunnen opnemen met de proefpersonen. |
(8) |
Teneinde de naleving van de regeling voor inspecties inzake goede klinische praktijken te waarborgen, en overeenkomstig artikel 77 van Verordening (EU) nr. 536/2014, moeten de lidstaten zo nodig corrigerende maatregelen nemen. Indien tijdens een inspectie een ernstige niet-naleving of schending wordt vastgesteld of de opdrachtgevers de onderzoeksbevoegdheden van de inspecteurs niet erkennen, moeten de lidstaten geldboeten kunnen opleggen. |
(9) |
Met het oog op de bescherming van vertrouwelijke gegevens, met name persoonsgegevens inzake de gezondheid van proefpersonen en vertrouwelijke commerciële informatie, moeten de inspecteurs en deskundigen die bij inspecties betrokken zijn, gebonden zijn aan de hoogste normen inzake vertrouwelijkheid en aan de toepasselijke voorschriften van het recht van de Unie, de nationale wetgevingen en internationale overeenkomsten. Bij de verwerking van persoonsgegevens moeten de inspecteurs en de deskundigen die bij inspecties betrokken zijn, voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). |
(10) |
Richtlijn 2005/28/EG van de Commissie (3) moet worden ingetrokken om te waarborgen dat slechts één reeks voorschriften van toepassing is op inspecties inzake goede klinische praktijken bij klinische proeven, met inbegrip van klinische proeven die vallen onder Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). Met het oog op consistentie met artikel 98 van Verordening (EU) nr. 536/2014, waarbij een overgangsperiode is ingevoerd tijdens welke voor bepaalde verzoeken om toelating voor een klinische proef Richtlijn 2001/20/EG van toepassing blijft, moet Richtlijn 2005/28/EG, met uitzondering van de hoofdstukken 5 en 6 betreffende inspectieprocedures inzake goede klinische praktijken en inspecteurs, tijdens die overgangsperiode van toepassing blijven op alle klinische proeven waarvoor op grond van Richtlijn 2001/20/EG toelating is verleend. |
(11) |
Deze verordening moet van toepassing worden op de datum waarop Verordening (EU) nr. 536/2014 van toepassing wordt. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op inspecties van:
a) |
klinische proeven in de Unie, met inbegrip van buiten de Unie gelegen locaties van klinische proeven die met die proeven verband houden; |
b) |
klinische proeven die worden vermeld in aanvragen tot toelating van klinische proeven overeenkomstig artikel 25, lid 5, van Verordening (EU) nr. 536/2014; |
c) |
klinische proeven in derde landen, die worden vermeld in aanvragen voor een vergunning voor het in de handel brengen in de Unie. |
Artikel 2
Tijdschema voor inspecties
Inspecties kunnen plaatsvinden in elk van de volgende omstandigheden:
a) |
voor, tijdens of na de uitvoering van klinische proeven; |
b) |
als onderdeel van de controle van aanvragen van vergunningen voor het in de handel brengen; |
c) |
als vervolg op het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen. |
Artikel 3
Kwaliteitsborgingssysteem
1. Elke lidstaat zet een naar behoren ontworpen kwaliteitsborgingssysteem op om ervoor te zorgen dat de inspectieprocedures worden gevolgd en voortdurend worden gemonitord.
De lidstaten houden die kwaliteitsborgingssystemen actueel.
2. Elke inspecteur heeft toegang tot en voldoet aan de standaardwerkprocedures en de gedetailleerde beschrijving van zijn taken, verantwoordelijkheden en scholingsvereisten.
HOOFDSTUK II
INSPECTEURS
Artikel 4
Kwalificaties, scholing en ervaring
1. De inspecteurs hebben een universitair diploma of gelijkwaardige beroepservaring in de geneeskunde, farmacie, farmacologie, toxicologie of op een ander gebied dat relevant is voor de beginselen van goede klinische praktijken.
2. De inspecteurs volgen een passende scholing die de deelname aan inspecties omvat. Hun behoefte aan scholing die nodig is om hun vaardigheden op peil te houden of te verbeteren, wordt regelmatig beoordeeld door een daartoe aangewezen persoon.
3. De inspecteurs zijn bekend met de beginselen en procedés die van toepassing zijn op de ontwikkeling van geneesmiddelen en op klinisch onderzoek, en met de toepasselijke nationale en Uniewetgeving en richtsnoeren voor de uitvoering van klinische proeven en de verlening van vergunningen voor het in de handel brengen.
4. De inspecteurs zijn in staat de naleving van de toepasselijke nationale en Uniewetgeving en richtsnoeren vakbekwaam te beoordelen. Zij kunnen de integriteit van gegevens beoordelen, evenals aspecten met betrekking tot het ethisch verrichten van klinische proeven.
5. De inspecteurs zijn vertrouwd met de procedures en technische methoden voor de registratie en het beheer van klinische gegevens en met de organisatie en regeling van de gezondheidszorg in de betrokken lidstaten en, waar nodig, in derde landen.
6. De inspecteurs kunnen beoordelen welk risico bestaat voor de veiligheid van de deelnemers aan de klinische proef en voor de integriteit van de gegevens.
7. De inspecteurs zijn op de hoogte van de geldende regels inzake vertrouwelijkheid en de bescherming van persoonsgegevens.
8. De lidstaten houden gegevens bij over de kwalificaties, de scholing en de ervaring van elke inspecteur en werken die bij zolang hij in actieve dienst is.
Artikel 5
Belangenconflicten en onpartijdigheid
1. De inspecteurs zijn vrij van elke invloed die hun onpartijdigheid in het gedrang brengt of hun oordeel kan beïnvloeden.
2. De inspecteurs hebben geen belangenconflicten. Zij zijn met name onafhankelijk van alle volgende partijen:
a) |
de opdrachtgever; |
b) |
de onderzoekers die betrokken zijn bij de klinische proef; |
c) |
personen die de klinische proef financieren; |
d) |
elke andere partij die betrokken is bij de uitvoering van de klinische proef. |
3. Elke inspecteur stelt jaarlijks een verklaring op omtrent zijn financiële belangen en andere banden met partijen die eventueel kunnen worden geïnspecteerd. Die verklaring wordt in aanmerking genomen om te beslissen wanneer een inspecteur met een specifieke inspectie wordt belast.
HOOFDSTUK III
INSPECTIEPROCEDURES
Artikel 6
Voorwerp van de inspecties
De inspecteurs gaan na of wordt voldaan aan de eisen van Verordening (EU) nr. 536/2014, waaronder de bescherming van de rechten en het welzijn van de proefpersonen, de kwaliteit en de integriteit van de in een klinische proef gegenereerde gegevens, en de naleving van de beginselen van goede klinische praktijken, waaronder de ethische aspecten en de toepasselijke nationale wetgeving.
Artikel 7
Door de lidstaten vast te stellen procedures
1. De lidstaten stellen de vereiste procedures vast voor ten minste:
a) |
de aanstelling van deskundigen die de inspecteurs begeleiden indien een inspectie aanvullende deskundigheid vereist; |
b) |
het organiseren van inspecties buiten de Unie; |
c) |
de verificatie van de naleving van goede klinische praktijken, met inbegrip van de regelingen voor het onderzoek van de procedures voor het beheer van de studie en van de omstandigheden waaronder klinische proeven worden gepland, uitgevoerd, bewaakt en geregistreerd alsmede vervolgmaatregelen, zoals een evaluatie van een analyse van de onderliggende oorzaken van een significante niet-naleving en de verificatie van corrigerende en preventieve acties van de opdrachtgever. |
De lidstaten maken die procedures en regels openbaar.
2. De lidstaten stellen ook de bevoegdheden vast van de deskundigen die worden aangewezen om inspecteurs te begeleiden.
Artikel 8
Onaangekondigde inspecties
De inspecties kunnen zo nodig onaangekondigd worden uitgevoerd.
Artikel 9
Samenwerking tussen de lidstaten
1. De lidstaten werken met de andere lidstaten, de Commissie en het Europees Geneesmiddelenbureau samen om algemeen erkende normen voor inspecties inzake goede klinische praktijken te ontwikkelen en te verbeteren. Die samenwerking kan de vorm aannemen van gezamenlijke inspecties, overeengekomen procedés en procedures, de uitwisseling van ervaringen en gezamenlijke scholing.
2. De Commissie maakt eventuele richtsnoeren inzake de algemeen erkende normen voor de uitvoering van inspecties die zijn ontwikkeld in samenwerking met de lidstaten en het Europees Geneesmiddelenbureau, openbaar toegankelijk.
3. Het Europees Geneesmiddelenbureau verwerkt informatie over inspecties die worden voorgenomen, gepland of uitgevoerd, en maakt die voor de lidstaten toegankelijk om de lidstaten te helpen bij de planning van de inspecties de middelen zo efficiënt mogelijk te gebruiken.
4. De lidstaten kunnen verzoeken om bijstand van de voor inspecties bevoegde nationale autoriteit van een andere lidstaat.
Artikel 10
Bevoegdheden van de inspecteurs
1. De inspecties worden uitgevoerd door inspecteurs die door de lidstaten zijn aangewezen.
Om te garanderen dat voor iedere inspectie de nodige vaardigheden beschikbaar zijn, kunnen de lidstaten teams van inspecteurs samenstellen en deskundigen met passende kwalificaties aanwijzen om de inspecteurs te begeleiden.
2. De inspecteurs mogen inspecties verrichten van de locaties waar de klinische proef wordt uitgevoerd, documenten, faciliteiten, registers, met inbegrip van de dossiers van individuele patiënten, kwaliteitsregelingen, gegevens en eventuele andere middelen en entiteiten die volgens de bevoegde autoriteit verband houden met de klinische proef.
3. Wanneer inspecteurs een inspectie uitvoeren, mogen zij gebouwen en andere locaties betreden en hebben zij toegang tot gegevens, inclusief de dossiers van individuele patiënten.
4. De inspecteurs mogen kopieën maken van registers en papieren documenten, afdrukken maken van elektronische gegevens en foto's nemen van lokalen en uitrusting.
5. De inspecteurs mogen elke vertegenwoordiger of elk personeelslid van de geïnspecteerde entiteit en elke bij de klinische proef betrokken partij verzoeken om uitleg die verband houdt met het voorwerp en het doel van de inspectie, en hun antwoorden optekenen.
6. De inspecteurs mogen rechtstreeks contact opnemen met de proefpersonen, met name indien een redelijk vermoeden bestaat dat zij niet naar behoren zijn ingelicht over hun deelname aan de klinische proef.
7. De lidstaten verstrekken de inspecteurs een passend identificatiebewijs.
8. De lidstaten zorgen voor een juridisch en administratief kader zodat inspecteurs uit andere lidstaten, op verzoek en waar nodig, toegang hebben tot gebouwen, de lokalen van alle bij de klinische proef betrokken entiteiten en de daarmee verband houdende gegevens.
Artikel 11
Erkenning van de inspectieresultaten
De inspecteurs verrichten inspecties namens de Unie. De resultaten van die inspecties worden door alle lidstaten erkend.
In geval van meningsverschillen tussen de lidstaten met betrekking tot de controle van de naleving van de toepasselijke wetgeving stellen de lidstaten of het Europees Geneesmiddelenbureau, in het kader van zijn bevoegdheden op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5), de Commissie daarvan in kennis. Na raadpleging van de betrokken lidstaten en het Europees Geneesmiddelenbureau kan de Commissie om een nieuwe inspectie verzoeken.
Artikel 12
Middelen
De lidstaten wijzen een toereikend aantal inspecteurs aan, teneinde te garanderen dat de naleving van de toepasselijke eisen bij klinische proeven daadwerkelijk wordt geverifieerd en dat tijdig verslag wordt uitgebracht van de resultaten van de inspecties.
Artikel 13
Inspectieverslagen en dossiers
Onverminderd de verplichting tot indiening van de inspectieverslagen via het EU-portaal overeenkomstig artikel 78, lid 6, van Verordening (EU) nr. 536/2014 bewaren de lidstaten gedurende ten minste 25 jaar de relevante gegevens van de nationale inspecties en van de inspecties die zijn uitgevoerd buiten hun grondgebied, met inbegrip van informatie over het resultaat van de inspecties inzake goede klinische praktijken wat de naleving betreft, en van elke maatregel die de opdrachtgever of de lidstaat na de inspectie heeft genomen. De inspectieverslagen die via het EU-portaal worden ingediend, bevatten geen persoonsgegevens van proefpersonen.
Artikel 14
Vertrouwelijkheid
De inspecteurs en deskundigen van het inspectieteam eerbiedigen de vertrouwelijkheid van gegevens waartoe zij ten gevolge van inspecties inzake goede klinische praktijken toegang hebben gekregen.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 15
Intrekking
Richtlijn 2005/28/EG wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17, tweede alinea, vermelde datum.
Artikel 16
Overgangsbepalingen
Richtlijn 2005/28/EG, met uitzondering van de hoofdstukken 5 en 6, blijft van toepassing op de klinische proeven die overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 536/2014 onder Richtlijn 2001/20/EG vallen.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van zes maanden na de datum van bekendmaking van de in artikel 82, lid 3, van Verordening (EU) nr. 536/2014 bedoelde mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 maart 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 158 van 27.5.2014, blz. 1.
(2) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(3) Richtlijn 2005/28/EG van de Commissie van 8 april 2005 tot vaststelling van beginselen en gedetailleerde richtsnoeren inzake goede klinische praktijken wat geneesmiddelen voor onderzoek voor menselijk gebruik betreft en tot vaststelling van de eisen voor vergunningen voor de vervaardiging of invoer van die geneesmiddelen (PB L 91 van 9.4.2005, blz. 13).
(4) Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 121 van 1.5.2001, blz. 34).
(5) Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/14 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/557 VAN DE COMMISSIE
van 24 maart 2017
tot 263e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Op 21 maart 2017 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten tot wijziging van twee vermeldingen op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 maart 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Waarnemend hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid
(1) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.
BIJLAGE
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de identificatiegegevens voor de volgende vermeldingen in de lijst „Natuurlijke personen” als volgt gewijzigd:
a) |
„Ri'ad Muhammad Hasan Muhammad Hijazi (ook bekend als a) Hijazi, Raed M.; b) Al-Hawen, Abu-Ahmad; c) Al-Shahid, Abu-Ahmad; d) Raed Muhammad Hasan Muhammad Hijazi; e) Al-Maghribi, Rashid (the Moroccan); f) Al-Amriki, Abu-Ahmad (the American)). Geboortedatum: 30.12.1968. Geboorteplaats: Californië, Verenigde Staten van Amerika. Nationaliteit: Jordaans. Nationaal identificatienummer: 9681029476. Overige informatie: a) sociale zekerheidsnummer in de VS: 548-91-5411; b) in hechtenis in Jordanië in maart 2010; c) naam van vader is Mohammad Hijazi; naam van moeder is Sakina. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 17.10.2001.” wordt vervangen door: „Raed Muhammad Hasan Muhammad Hijazi (ook bekend als a) Raed M. Hijazi, b) Ri'ad Muhammad Hasan Muhammad Hijazi (zoals hij eerder op de lijst stond vermeld), c) Rashid Al-Maghribi (the Moroccan), d) Abu-Ahmad Al-Amriki (the American), e) Abu-Ahmad Al-Hawen, f) Abu-Ahmad Al-Shahid. Geboortedatum: 30.12.1968. Geboorteplaats: Californië, Verenigde Staten van Amerika. Nationaliteit: a) Jordaans, b) Amerikaans. Nationaal identificatienummer: Jordaans nationaal identificatienummer 9681029476. Overige informatie: a) sociale zekerheidsnummer in de VS: 548-91-5411, b) naam van vader is Mohammad Hijazi, naam van moeder is Sakina. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 17.10.2001.”. |
b) |
„Merai Zoghbai (ook bekend als a) Mohamed Lebachir, b) Meri Albdelfattah Zgbye, c) Zoghbai Merai Abdul Fattah, d) Lazrag Faraj, e) Larzg Ben Ila, h) Muhammed El Besir, f) F'raji di Singapore, g) F'raji il Libico, h) Farag, i) Fredj). Geboortedatum: a) 4.4.1969; b) 4.4.1960; c) 4.6.1960; d) 13.11.1960; e) 11.8.1960; f) 13.11.1960; g) 14.1.1968. Geboorteplaats: a) Benghazi, Libië; b) Bendasi, Libië; c) Marokko; d) Libië. Overige informatie: lid van de Libyan Islamic Fighting Group. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 2.8.2006.” wordt vervangen door: „Merai Abdefattah Khalil Zoghbi (ook bekend als a) Mohamed Lebachir, b) Meri Albdelfattah Zgbye, c) Zoghbai Merai Abdul Fattah, d) Lazrag Faraj, e) Larzg Ben Ila, f) Muhammed El Besir, g) F'raji di Singapore, h) F'raji il Libico, i) Farag, j) Fredj), k) Merai Zoghbai (zoals hij eerder op de lijst stond vermeld)). Geboortedatum: a) 4.4.1969, b) 4.4.1960, c) 4.6.1960 d) 13.11.1960, e) 14.1.1968, f) 11.8.1960. Geboorteplaats: a) Benghazi, Libië; b) Bendasi, Libië; c) Marokko; d) Libië. Nationaliteit: Libisch. Overige informatie: Zoon van Wanisa Abdessalam. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 2.8.2006.”. |
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/16 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/558 VAN DE COMMISSIE
van 24 maart 2017
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 maart 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
EG |
145,6 |
IL |
234,5 |
|
MA |
102,7 |
|
SN |
213,0 |
|
TR |
109,2 |
|
ZZ |
161,0 |
|
0707 00 05 |
TR |
180,4 |
ZZ |
180,4 |
|
0709 93 10 |
MA |
53,9 |
TR |
151,1 |
|
ZZ |
102,5 |
|
0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28 |
EG |
45,3 |
IL |
80,4 |
|
MA |
50,0 |
|
TN |
55,5 |
|
TR |
73,7 |
|
ZA |
92,1 |
|
ZZ |
66,2 |
|
0805 50 10 |
AR |
45,3 |
EG |
72,0 |
|
TR |
71,4 |
|
ZZ |
62,9 |
|
0808 10 80 |
CL |
122,2 |
CN |
142,3 |
|
ZA |
111,8 |
|
ZZ |
125,4 |
|
0808 30 90 |
AR |
117,5 |
CL |
139,7 |
|
CN |
77,7 |
|
TR |
148,9 |
|
ZA |
114,1 |
|
ZZ |
119,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/18 |
BESLUIT (EU) 2017/559 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 maart 2017
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ingevolge een aanvraag van Nederland — EGF/2016/005 NL/Drenthe Overijssel detailhandel
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (1), en met name artikel 15, lid 4,
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2), en met name punt 13,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) heeft tot doel steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van uit de globalisering voortvloeiende grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, doordat de wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, of door een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis, en hen te helpen om op de arbeidsmarkt terug te keren. |
(2) |
Zoals vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (3) mag het EFG het jaarlijkse maximumbedrag van 150 miljoen EUR (prijzen 2011) niet overschrijden. |
(3) |
Op 12 juli 2016 heeft Nederland een aanvraag ingediend om middelen uit het EFG ter beschikking te stellen naar aanleiding van ontslagen in zes ondernemingen in de detailhandel in twee regio's (Drenthe en Overijssel) in Nederland. Nederland heeft overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1309/2013 aanvullende gegevens ingediend. De aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage uit het EFG overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1309/2013. |
(4) |
Er moeten dan ook middelen uit het EFG beschikbaar worden gesteld om een financiële bijdrage van 1 818 750 EUR te verstrekken voor de door Nederland ingediende aanvraag. |
(5) |
Teneinde zo snel mogelijk middelen uit het EFG ter beschikking te stellen, moet dit besluit van toepassing zijn vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Ten laste van de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2017 wordt een bedrag van 1 818 750 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing vanaf 15 maart 2017.
Gedaan te Straatsburg, 15 maart 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
I. BORG
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855.
(2) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(3) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/20 |
BESLUIT (EU) 2017/560 VAN DE RAAD
van 21 maart 2017
betreffende het door de Europese Unie in de Gemengde Commissie EU-Mexico in te nemen standpunt ten aanzien van wijzigingen van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000 betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (bepaalde productspecifieke oorsprongsregels voor chemische stoffen)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207 in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens gemeenschappelijke verklaring V (1) bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico (2), die is opgericht bij de op 8 december 1997 in Brussel ondertekende Overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten, anderzijds (3) („de overeenkomst”), moet de bij de overeenkomst ingestelde Gemengde Commissie EU-Mexico onderzoeken of het noodzakelijk is de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 van aanhangsel II (a) van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 („aantekeningen 2 en 3”) vastgestelde oorsprongsregels na 30 juni 2003 te verlengen. Dat onderzoek ziet op de productspecifieke regels in aanhangsel II van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 voor bepaalde chemische producten van de posten 2914 en 2915 van het geharmoniseerd systeem. |
(2) |
Op 17 september 2010 heeft de Gemengde Commissie EU-Mexico Besluit nr. 1/2010 (4) aangenomen waarbij de toepassing van de in aantekeningen 2 en 3 opgenomen oorsprongsregels voor de derde maal werd verlengd. Besluit nr. 1/2010 was van toepassing tot en met 30 juni 2014. |
(3) |
Het is passend de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 vastgestelde oorsprongsregels tijdelijk te verlengen van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2019 in overeenstemming met de beginselen bij de actualisering van de overeenkomst, teneinde de continuïteit met de toekomstige productspecifieke regels te garanderen. |
(4) |
Aangezien de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 vastgestelde oorsprongsregels op 30 juni 2014 is verstreken, is het passend de nieuwe verlenging met terugwerkende kracht toe te passen vanaf 1 juli 2014 om de bestaande economische omstandigheden niet te verstoren. |
(5) |
Aanhangsel II van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 moet derhalve worden gewijzigd om de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 vastgestelde oorsprongsregels tijdelijk te verlengen van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2019. |
(6) |
Ten behoeve van de toepassing met terugwerkende kracht dient de termijn voor de overlegging van het bewijs van oorsprong in de vorm van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring van twee tot drie jaar te worden verlengd voor de betrokken chemische producten die tussen 1 juli 2014 en 30 juni 2015 in de Unie zijn ingevoerd, |
(7) |
Aanhangsel V van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 moet daarom worden vervangen. |
(8) |
Het standpunt van de Unie in de Gemengde Commissie EU-Mexico moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het namens de Europese Unie in de Gemengde Commissie EU-Mexico in te nemen standpunt betreffende wijzigingen van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico wordt gebaseerd op bijgaand ontwerpbesluit van de Gemengde Commissie EU-Mexico.
2. Kleine wijzigingen van het in lid 1 bedoelde ontwerpbesluit van de Gemengde Commissie EU-Mexico kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in de Gemengde Commissie EU-Mexico.
Artikel 2
Het besluit van de Gemengde Commissie EU-Mexico betreffende wijzigingen van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 21 maart 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
E. SCICLUNA
(1) PB L 245 van 29.9.2000, blz. 1167.
(2) Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000 (PB L 157 van 30.6.2000, blz. 10).
(3) PB L 276 van 28.10.2000, blz. 45.
(4) Besluit nr. 1/2010 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 17 september 2010 betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking (PB L 277 van 21.10.2010, blz. 30).
ONTWERP
BESLUIT Nr. 1/2017 VAN DE GEMENGDE COMMISSIE EU-MEXICO
van …
betreffende wijzigingen van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000 betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (bepaalde productspecifieke oorsprongsregels voor chemische stoffen)
DE GEMENGDE COMMISSIE,
Gelet op Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000 (1) en bijlage III daarbij, en met name op bijlage III, artikel 38,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 („Bijlage III”) bevat de oorsprongsregels voor de producten van oorsprong uit het grondgebied van de partijen bij de op 8 december 1997 in Brussel ondertekende Overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten, anderzijds (2) („de overeenkomst”). |
(2) |
De in aanhangsel II van bijlage III vastgestelde productspecifieke oorsprongsregels voor producten die zijn ingedeeld onder de posten 2914 en 2915 van het geharmoniseerd systeem, moeten worden gewijzigd opdat de in de aantekeningen 2 en 3 van aanhangsel II (a) van bijlage III vastgestelde productspecifieke oorsprongsregels tijdelijk kunnen worden toegepast van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2019, en zij moeten worden bijgewerkt opdat gebruik kan worden gemaakt van een geactualiseerde productspecifieke oorsprongsregel in overeenstemming met recente handelsovereenkomsten. Het is passend de nieuwe verlenging met terugwerkende kracht toe te passen vanaf 1 juli 2014 om de bestaande economische omstandigheden niet te verstoren. |
(3) |
Aanhangsel V van bijlage III bevat de termijn waarbinnen elke partij een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als bedoeld in artikel 17, lid 3, van bijlage III moet aanvaarden of waarbinnen de exporteur een factuurverklaring moet voorleggen aan de douaneautoriteit van de invoerende partij na de uitvoer van de producten als bepaald in artikel 20, lid 6, van bijlage III. |
(4) |
Voor producten die onder de posten 2914 en 2915 van het geharmoniseerd systeem vallen en tussen 1 juli 2014 en 30 juni 2015 in de EU zijn ingevoerd, moet de termijn van voorlegging tot drie jaar worden verlengd om rekening te houden met de wijzigingen die met terugwerkende kracht in de productspecifieke oorsprongsregels voor deze producten zijn aangebracht. |
(5) |
De titel van aanhangsel V van bijlage III moet worden gewijzigd om hem in overeenstemming te brengen met de gewijzigde termijn voor het accepteren van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en om hem in overeenstemming te brengen met artikel 17, lid 3, en artikel 20, lid 6, van bijlage III. |
(6) |
Bijlage III moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Aanhangsel II van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.
2. Aanhangsel V van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 wordt vervangen overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de 45ste dag na de datum waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2014.
Gedaan te …,
Voor de Gemengde Commissie
BIJLAGE I
Aanhangsel II van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 wordt vervangen door:
1. |
de volgende vermelding wordt ingevoegd:
|
2. |
de vermelding voor GS-post 2915 wordt vervangen door:
|
(*1) Toepasselijk van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2019.
(*2) Een „chemische reactie” is een proces (met inbegrip van een biochemisch proces) dat in een molecule met een nieuwe structuur resulteert doordat het de intramoleculaire verbindingen verbreekt en nieuwe intramoleculaire verbindingen tot stand brengt of doordat het de ruimtelijke ordening van de atomen in een molecule wijzigt.
Voor oorsprongsdoeleinden worden de volgende processen buiten beschouwing gelaten:
a) |
oplossing in water of in een ander oplosmiddel; |
b) |
verwijdering van oplosmiddelen, met inbegrip van als oplosmiddel gebruikt water; of |
c) |
toevoeging of verwijdering van kristalwater.”; |
(*3) Toepasselijk van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2019.
(*4) Een „chemische reactie” is een proces (met inbegrip van een biochemisch proces) dat in een molecule met een nieuwe structuur resulteert doordat het de intramoleculaire verbindingen verbreekt en nieuwe intramoleculaire verbindingen tot stand brengt of doordat het de ruimtelijke ordening van de atomen in een molecule wijzigt.
Voor oorsprongsdoeleinden worden de volgende processen buiten beschouwing gelaten:
a) |
oplossing in water of in een ander oplosmiddel; |
b) |
verwijdering van oplosmiddelen, met inbegrip van als oplosmiddel gebruikt water; of |
c) |
toevoeging of verwijdering van kristalwater.”. |
BIJLAGE II
Aanhangsel V van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 wordt vervangen door:
Aanhangsel V
TERMIJN VOOR DE AANVAARDING VAN EEN ACHTERAF AFGEGEVEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1 DOOR DE DOUANEAUTORITEIT OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 17, LID 3, VAN BIJLAGE III EN VOOR DE VOORLEGGING VAN EEN FACTUURVERKLARING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 20, LID 6, VAN BIJLAGE III
1. |
Voor invoer in de Europese Unie: de termijn bedraagt twee jaar vanaf het tijdstip waarop de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, zijn ingevoerd. Voor producten die onder GS-posten ex 2914 en 2915 vallen zoals vastgesteld in aanhangsel II en die de Europese Unie zijn binnengekomen tussen 1 juli 2014 en 30 juni 2015, bedraagt de termijn drie jaar vanaf het tijdstip waarop de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, zijn ingevoerd. |
2. |
Voor invoer in Mexico: de termijn bedraagt één jaar vanaf het tijdstip waarop de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, zijn ingevoerd.. |
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/26 |
BESLUIT (EU) 2017/561 VAN DE RAAD
van 21 maart 2017
betreffende het door de Europese Unie in de Gemengde Commissie EU-Mexico in te nemen standpunt ten aanzien van wijzigingen van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000 betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (Andorra en San Marino, en bepaalde productspecifieke oorsprongsregels voor chemische stoffen)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207 in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico (1), die is opgericht bij de op 8 december 1997 in Brussel ondertekende Overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten, anderzijds (2) („de overeenkomst”), bevat de oorsprongsregels voor de producten van oorsprong uit het grondgebied van de partijen bij de overeenkomst. Op grond van artikel 38 van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 kan de Gemengde Commissie EU-Mexico die bijlage wijzigen. |
(2) |
Er bestaat een douane-unie tussen de Europese Unie en het Vorstendom Andorra voor de producten die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld, en tussen de Europese Unie en de Republiek San Marino voor de producten die onder de hoofdstukken 1 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld. Door deze douane-unie kunnen goederen van oorsprong uit Mexico uit hoofde van Besluit nr. 2/2000 ook bij uitvoer naar Andorra en San Marino in aanmerking komen voor preferentiële behandeling. |
(3) |
Er is overeengekomen dat Mexico voortaan producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem van oorsprong uit het Vorstendom Andorra, en producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 1 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem van oorsprong uit de Republiek San Marino, zal aanvaarden als producten van oorsprong uit de EU in de zin van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000. |
(4) |
Aan bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 moet daarom een aanhangsel VI worden toegevoegd, zodat deze producten bij invoer in Mexico een soortgelijke behandeling kunnen krijgen als producten van oorsprong uit de Unie, en er moeten bepalingen worden vastgesteld voor de toepassing van bijlage III op deze producten. |
(5) |
Volgens gemeenschappelijke verklaring V (3) bij Besluit nr. 2/2000 moet de bij de overeenkomst ingestelde Gemengde Commissie EG-Mexico onderzoeken of het noodzakelijk is de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 van aanhangsel II (a) van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 („aantekeningen 2 en 3”) vastgestelde oorsprongsregels na 30 juni 2003 te verlengen. Dat onderzoek ziet op de productspecifieke regels in aanhangsel II van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 voor bepaalde chemische producten van de posten 2914 en 2915 van het geharmoniseerd systeem. |
(6) |
De Gemengde Commissie EU-Mexico dient een besluit aan te nemen dat de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 vastgestelde oorsprongsregels voor de vierde maal verlengt. Dat besluit dient van toepassing te zijn tot en met 31 december 2019. |
(7) |
Het is passend de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 vastgestelde oorsprongsregels permanent te verlengen, omdat deze regels aansluiten bij de beginselen van de actualisering van de overeenkomst. |
(8) |
Aanhangsel II van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 moet daarom worden gewijzigd om de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 vastgestelde oorsprongsregels permanent te verlengen. |
(9) |
Het standpunt van de Unie in de Gemengde Commissie EU-Mexico moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het namens de Unie in de Gemengde Commissie EU-Mexico in te nemen standpunt ten aanzien van wijzigingen van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico wordt gebaseerd op bijgaand ontwerpbesluit van de Gemengde Commissie EU-Mexico.
2. Kleine wijzigingen van het in lid 1 bedoelde ontwerpbesluit van de Gemengde Commissie EU-Mexico kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in de Gemengde Commissie EU-Mexico.
Artikel 2
Het besluit van de Gemengde Commissie EU-Mexico betreffende wijzigingen van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 21 maart 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
E. SCICLUNA
(1) Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000 (PB L 157 van 30.6.2000, blz. 10).
(2) PB L 276 van 28.10.2000, blz. 45.
(3) PB L 245 van 29.9.2000, blz. 1167.
ONTWERP
BESLUIT Nr. 2/2017 VAN DE GEMENGDE COMMISSIE EU-MEXICO
van …
betreffende wijzigingen van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000 betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (Andorra en San Marino, en bepaalde productspecifieke oorsprongsregels voor chemische stoffen)
DE GEMENGDE COMMISSIE,
Gelet op Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000 (1) en bijlage III daarbij, en met name op artikel 38 van Bijlage III,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 („Bijlage III”) bevat de oorsprongsregels voor de producten van oorsprong uit het grondgebied van de partijen bij de op 8 december 1997 in Brussel ondertekende Overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten, anderzijds (2) („de overeenkomst”). |
(2) |
Er bestaat een douane-unie tussen de Europese Unie en het Vorstendom Andorra respectievelijk de Republiek San Marino, als gevolg waarvan goederen van oorsprong uit Mexico in aanmerking komen voor preferentiële behandeling wanneer zij worden uitgevoerd naar deze twee landen. |
(3) |
Er is overeengekomen dat Mexico voortaan producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem van oorsprong uit het Vorstendom Andorra, en producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 1 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem van oorsprong uit de Republiek San Marino, zal aanvaarden als producten van oorsprong uit de Europese Unie in de zin van bijlage III. |
(4) |
Aan bijlage III moet daarom een aanhangsel VI worden toegevoegd, zodat deze producten bij invoer in Mexico een soortgelijke behandeling kunnen krijgen als producten van oorsprong uit de Europese Unie, en er moeten bepalingen worden vastgesteld voor de toepassing van bijlage III op deze producten. |
(5) |
Op … heeft de Gemengde Commissie Besluit nr. 1/2017 (3) (1) aangenomen, dat de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 van aanhangsel II (a) van bijlage III („aantekeningen 2 en 3”) vastgestelde oorsprongsregels voor de vierde maal verlengt. De verlenging waarin Besluit nr. 1/2017 voorziet, is van toepassing tot en met 31 december 2019. |
(6) |
Het is passend de toepassing van de in de aantekeningen 2 en 3 vastgestelde oorsprongsregels permanent te verlengen, omdat deze regels aansluiten bij de beginselen van de actualisering van de overeenkomst. |
(7) |
Bijlage III moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Aanhangsel II van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.
2. Aan bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 wordt een aanhangsel VI toegevoegd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.
Gedaan te …,
Voor de Gemengde Commissie
(1) PB L 157 van 30.6.2000, blz. 10.
(2) PB L 276 van 28.10.2000, blz. 45.
(3) Besluit Nr. 1/2017 van de Gemengde Commissie EU-Mexico van … betreffende wijzigingen van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad EG-Mexico van 23 maart 2000 betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (bepaalde productspecifieke oorsprongsregels voor chemische stoffen) (PB L …).
+ |
PB: gelieve in de tekst de datum van Besluit nr. 1/2017 van de Gemengde Commissie EU-Mexico in te vullen en de corresponderende voetnoot te vervolledigen. |
BIJLAGE I
In aanhangsel II van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 worden de vermeldingen voor de GS-posten 2914 en 2915 vervangen door:
„GS-post |
Omschrijving |
Oorsprongverlenende be- of verwerkingen van niet-oorsprongsmaterialen |
|||||||
(1) |
(2) |
(3) of (4) |
|||||||
ex 2914 |
|
Vervaardiging uit aceton |
Vervaardiging waarbij een chemische reactie plaatsvindt (*1) |
||||||
2915 |
Verzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxyden en peroxyzuren; halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten van deze producten, met uitzondering van: |
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van alle gebruikte materialen van de posten 2915 en 2916 mag evenwel niet hoger zijn dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
||||||
|
|
Vervaardiging uit materialen van om het even welke post. De waarde van alle gebruikte materialen van post 2916 mag evenwel niet hoger zijn dan 20 % van de prijs af fabriek van het product |
Vervaardiging waarbij een chemische reactie plaatsvindt (*1) |
(*1) Een „chemische reactie” is een proces (met inbegrip van een biochemisch proces) dat in een molecule met een nieuwe structuur resulteert doordat het de intramoleculaire verbindingen verbreekt en nieuwe intramoleculaire verbindingen tot stand brengt of doordat het de ruimtelijke ordening van de atomen in een molecule wijzigt.
Voor oorsprongsdoeleinden worden de volgende processen buiten beschouwing gelaten:
a) |
oplossing in water of in een ander oplosmiddel; |
b) |
verwijdering van oplosmiddelen, met inbegrip van als oplosmiddel gebruikt water, of |
c) |
toevoeging of verwijdering van kristalwater.”. |
BIJLAGE II
Het volgende aanhangsel wordt toegevoegd aan bijlage III bij Besluit nr. 2/2000:
„Aanhangsel VI
HET VORSTENDOM ANDORRA EN DE REPUBLIEK SAN MARINO
1. |
Producten van oorsprong uit het Vorstendom Andorra die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem vallen, worden door Mexico aanvaard onder dezelfde douaneregeling als de regeling die geldt voor producten die worden ingevoerd uit de Europese Unie en aldaar van oorsprong zijn, zolang de bij Besluit 90/680/EEG van de Raad van 26 november 1990 (1) opgerichte douane-unie van kracht blijft. |
2. |
Producten van oorsprong uit Mexico die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem vallen, komen bij invoer in Andorra in aanmerking voor dezelfde preferentiële tariefbehandeling als die zij krijgen bij invoer in de Europese Unie, zolang de bij Besluit 90/680/EEG opgerichte douane-unie van kracht blijft. |
3. |
Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino die onder de hoofdstukken 1 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem vallen, worden door Mexico aanvaard onder dezelfde douaneregeling als de regeling die geldt voor producten die worden ingevoerd uit de Europese Unie en aldaar van oorsprong zijn, zolang de Overeenkomst tot instelling van een douane-unie en samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino, gedaan op 16 december 1991 (2), van kracht blijft. |
4. |
Producten van oorsprong uit Mexico die onder de hoofdstukken 1 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem vallen, komen bij invoer in San Marino in aanmerking voor dezelfde preferentiële tariefbehandeling als die zij krijgen bij invoer in de Europese Unie, zolang de Overeenkomst tot instelling van een douane-unie en samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino, gedaan op 16 december 1991, van kracht blijft. |
5. |
Bijlage III is van overeenkomstige toepassing op de handel in de onder de punten 1 tot en met 4 bedoelde producten. |
6. |
De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring „Mexico” en „het Vorstendom Andorra” ofwel „de Republiek San Marino”. Die informatie wordt ook vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, of op de factuurverklaring in het geval van producten van oorsprong uit het Vorstendom Andorra of de Republiek San Marino. |
7. |
De Europese Unie doet aan Mexico voorbeelden van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, de door het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino te gebruiken stempels en de adressen van de autoriteiten die bevoegd zijn voor controle in het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino, toekomen. |
8. |
Indien de bevoegde overheidsinstantie van het Vorstendom Andorra of de Republiek San Marino niet voldoet aan de bepalingen van bijlage III, kan Mexico de zaak voorleggen aan de bij artikel 17 van Besluit nr. 2/2000 ingestelde speciale commissie douanesamenwerking en regels van oorsprong met het oog op de vaststelling van passende maatregelen om de kwestie op te lossen. |
(1) Besluit 90/680/EEG van de Raad van 26 november 1990 betreffende het sluiten van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra (PB L 374 van 31.12.1990, blz. 13).
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/32 |
BESLUIT (EU) 2017/562 VAN DE RAAD
van 21 maart 2017
tot benoeming van een plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Portugese Republiek
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Portugese regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. |
(2) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervangend lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Rodrigo VASCONCELOS DE OLIVEIRA, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervangend lid benoemd:
— |
de heer Rui Jorge DA SILVA LEITE DE BETTENCOURT, Secretário Regional Adjunto da Presidência para as Relações Externas do Governo Regional dos Açores. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 21 maart 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
E. SCICLUNA
(1) Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).
(2) Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).
(3) Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/33 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/563 VAN DE RAAD
van 21 maart 2017
waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 18 mei 2016, heeft Estland verzocht om machtiging tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG („de bijzondere maatregel”), teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 40 000 EUR vanaf 1 januari 2018 van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) te mogen vrijstellen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 4 oktober 2016 van het verzoek van Estland in kennis gesteld. Bij brief van 5 oktober 2016 heeft de Commissie Estland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(3) |
Volgens punt 8 van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG mag Estland vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 16 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding geldende omrekeningskoers. |
(4) |
De gevraagde bijzondere maatregel is in overeenstemming met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 25 juni 2008 getiteld „Denk eerst klein” — Een „Small Business Act” voor Europa”. |
(5) |
Aangezien de bijzondere maatregel de btw-verplichtingen voor kleinere bedrijven zal verlichten, dient Estland te worden gemachtigd de maatregel gedurende een beperkte periode toe te passen tot en met 31 december 2020. Het moet voor belastingplichtigen mogelijk blijven om voor het normale btw-stelsel te kiezen. |
(6) |
Aangezien de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG die betrekking hebben op de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, momenteel worden geëvalueerd, is het mogelijk dat een richtlijn tot wijziging van die bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG vóór 31 december 2020 in werking zal treden. |
(7) |
Op basis van de door Estland verstrekte gegevens blijkt dat de verhoogde drempel geen noemenswaardige invloed zal hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik. |
(8) |
De derogatie heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van punt 8 van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Estland gemachtigd om belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 40 000 EUR van de btw vrij te stellen.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan.
Dit besluit is van toepassing vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020, dan wel de datum van inwerkingtreding van een richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG die betrekking hebben op de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, indien deze datum eerder valt.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Republiek Estland.
Gedaan te Brussel, 21 maart 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
E. SCICLUNA
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/35 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/564 VAN DE COMMISSIE
van 23 maart 2017
tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 1813)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,
Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,
Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (4) zijn maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten. In de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit zijn bepaalde gebieden in die lidstaten afgebakend, die in lijsten in de delen I, II, III en IV van die bijlage zijn opgenomen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende risiconiveaus op basis van de epidemiologische situatie. Op die lijsten staan onder meer bepaalde gebieden in Litouwen. |
(2) |
Sinds november 2016 is er in bepaalde in deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU opgenomen gebieden in Litouwen geen melding meer gemaakt van uitbraken van Afrikaanse varkenspest bij als huisdier gehouden varkens. Bovendien is er op de bedrijven in die gebieden op bevredigende wijze toezicht op de bioveiligheidsmaatregelen uitgeoefend op basis van het nationale bioveiligheidsprogramma ter voorkoming van de verspreiding van Afrikaanse varkenspest. Deze feiten wijzen op een verbetering van de epidemiologische situatie. Bijgevolg moeten die gebieden van Litouwen nu worden opgenomen in de lijst in deel II en niet in deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. |
(3) |
Bij de beoordeling van de risico's voor de diergezondheid die de situatie in Litouwen, wat betreft Afrikaanse varkenspest, meebrengt, moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de huidige epidemiologische situatie van die ziekte bij de getroffen als huisdier gehouden varkens en wilde varkens in de Unie. Om de in Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU vastgestelde maatregelen op het gebied van de diergezondheid doelgericht te kunnen nemen, de verdere verspreiding van Afrikaanse varkenspest te voorkomen en daarbij te vermijden dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moet de in de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit opgenomen EU-lijst van gebieden waarvoor maatregelen op het gebied van de diergezondheid gelden, worden gewijzigd om rekening te houden met de wijzigingen van de huidige epidemiologische situatie in Litouwen, wat betreft die ziekte. |
(4) |
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 23 maart 2017.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
(3) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(4) Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).
BIJLAGE
BIJLAGE
DEEL I
1. Estland
De volgende gebieden in Estland:
— |
the maakond of Hiiumaa. |
2. Letland
De volgende gebieden in Letland:
— |
in the novads of Bauskas, the pagasti of Īslīces, Gailīšu, Brunavas and Ceraukstes, |
— |
in the novads of Dobeles, the pagasti of Bikstu, Zebrenes, Annenieku, Naudītes, Penkules, Auru and Krimūnu, Dobeles, Berzes, the part of the pagasts of Jaunbērzes located to the West of road P98, and the pilsēta of Dobele, |
— |
in the novads of Jelgavas, the pagasti of Glūdas, Svētes, Platones, Vircavas, Jaunsvirlaukas, Zaļenieku, Vilces, Lielplatones, Elejas and Sesavas, |
— |
in the novads of Kandavas, the pagasti of Vānes and Matkules, |
— |
in the novads of Kuldīgas, the pagasti of Rendas and Kabiles, |
— |
in the novads of Saldus, the pagasti of Jaunlutriņu, Lutriņu and Šķēdes, |
— |
in the novads of Talsu, the pagasts of Ģibuļu, |
— |
in the novads of Ventspils, the pagasti of Vārves, Užavas, Jūrkalnes, Piltenes, Zīru, Ugāles, Usmas and Zlēku, the pilsēta of Piltene, |
— |
the novads of Brocēnu, |
— |
the novads of Rundāles, |
— |
the novads of Tērvetes, |
— |
the part of the novads of Stopiņu located to the West of roads V36, P4 and P5, streets Acones, Dauguļupes and river Dauguļupīte, |
— |
the pilsēta of Bauska, |
— |
the pilsēta of Talsi, |
— |
the republikas pilsēta of Jelgava, |
— |
the republikas pilsēta of Ventspils. |
3. Litouwen
De volgende gebieden in Litouwen:
— |
in the rajono savivaldybė of Jurbarkas, the seniūnijos of Raudonės, Veliuonos, Seredžiaus and Juodaičių, |
— |
in the rajono savivaldybė of Pakruojis, the seniūnijos of Klovainių, Rozalimo and Pakruojo, |
— |
in the rajono savivaldybė of Panevėžys, the part of the Krekenavos seniūnija located to the west of the river Nevėžis, |
— |
in the rajono savivaldybė of Pasvalys, the seniūnijos of Joniškelio apylinkių, Joniškelio miesto, Namišių, Pasvalio apylinkių, Pumpėnų, Pušaloto, Saločių and Vaškų. |
— |
in the rajono savivaldybė of Raseiniai, the seniūnijos of Ariogalos, Ariogalos miestas, Betygalos, Pagojukų and Šiluvos, |
— |
in the rajono savivaldybė of Šakiai, the seniūnijos of Plokščių, Kriūkų, Lekėčių, Lukšių, Griškabūdžio, Barzdų, Žvirgždaičių, Sintautų, Kudirkos Naumiesčio, Slavikų, Šakių, |
— |
the miesto savivaldybė of Pasvalys, |
— |
the rajono savivaldybė of Radviliškis, |
— |
the rajono savivaldybė of Vilkaviškis, |
— |
the savivaldybė of Kalvarija, |
— |
the savivaldybė of Kazlų Rūda, |
— |
the savivaldybė of Marijampolė. |
4. Polen
De volgende gebieden in Polen:
|
In the województwo warmińsko-mazurskie:
|
|
In the województwo podlaskie:
|
|
In the województwo mazowieckie:
|
|
In the województwo lubelskie:
|
DEEL II
1. Estland
De volgende gebieden in Estland:
— |
the linn of Elva, |
— |
the linn of Võhma, |
— |
the linn of Kuressaare, |
— |
the linn of Rakvere, |
— |
the linn of Tartu, |
— |
the linn of Viljandi, |
— |
the maakond of Harjumaa (excluding the part of the vald of Kuusalu located to the South of road 1 (E20), the vald of Aegviidu and the vald of Anija), |
— |
the maakond of IDA-Virumaa, |
— |
the maakond of Läänemaa, |
— |
the maakond of Pärnumaa, |
— |
the maakond of Põlvamaa, |
— |
the maakond of Võrumaa, |
— |
the maakond of Valgamaa, |
— |
the maakond of Raplamaa, |
— |
the vald of Suure-Jaani, |
— |
the part of the vald of Tamsalu located to the North-East of the Tallinn-Tartu railway, |
— |
the vald of Tartu, |
— |
the vald of Abja, |
— |
the vald of Alatskivi, |
— |
the vald of Haaslava, |
— |
the vald of Haljala, |
— |
the vald of Tarvastu, |
— |
the vald of Nõo, |
— |
the vald of Ülenurme, |
— |
the vald of Tähtvere, |
— |
the vald of Rõngu, |
— |
the vald of Rannu, |
— |
the vald of Konguta, |
— |
the vald of Puhja, |
— |
the vald of Halliste, |
— |
the vald of Kambja, |
— |
the vald of Karksi, |
— |
the vald of Kihelkonna, |
— |
the vald of Kõpu, |
— |
the vald of Lääne-Saare, |
— |
the vald of Laekvere, |
— |
the vald of Leisi, |
— |
the vald of Luunja, |
— |
the vald of Mäksa, |
— |
the vald of Meeksi, |
— |
the vald of Muhu, |
— |
the vald of Mustjala, |
— |
the vald of Orissaare, |
— |
the vald of Peipsiääre, |
— |
the vald of Piirissaare, |
— |
the vald of Pöide, |
— |
the vald of Rägavere, |
— |
the vald of Rakvere, |
— |
the vald of Ruhnu, |
— |
the vald of Salme, |
— |
the vald of Sõmeru, |
— |
the vald of Torgu, |
— |
the vald of Vara, |
— |
the vald of Vihula, |
— |
the vald of Viljandi, |
— |
the vald of Vinni, |
— |
the vald of Viru-Nigula, |
— |
the vald of Võnnu. |
2. Letland
De volgende gebieden in Letland:
— |
in the novads of Apes, the pagasti of Trapenes, Gaujienas and Apes and the pilsēta of Ape, |
— |
in the novads of Balvu, the pagsti of Vīksnas, Bērzkalnes, Vectilžas, Lazdulejas, Briežuciema, Tilžas, Bērzpils and Krišjāņu, |
— |
in the novads of Bauskas, the pagasti of Mežotnes, Codes, Dāviņu and Vecsaules, |
— |
in the novads of Daugavpils the pagasti of Vaboles, Līksnas, Sventes, Medumu, Demenas, Kalkūnes, Laucesas, Tabores, Maļinovas, Ambeļu, Biķernieku, Naujenes, Vecsalienas, Salienas and Skrudalienas, |
— |
in the novads of Dobeles, the part of the pagasts of Jaunbērzes located to the East of road P98, |
— |
in the novads of Gulbenes the pagasts of Līgo, |
— |
in the novads of Ikšķiles, the part of pagasts of Tīnūžu located to the South- East of road P10, the pilsēta of Ikšķile, |
— |
in the novads of Jelgavas the pagasti of Kalnciema, Līvbērzes and Valgundes, |
— |
in the novads of Kandavas, the pagasti of Cēres, Kandavas, Zemītes and Zantes, the pilsēta of Kandava, |
— |
in the novads of Krimuldas, the part of pagasts of Krimuldas located to the North-East of roads V89 and V81 and the part of pagasts of Lēdurgas located to the North-East of roads V81 and V128, |
— |
in the novads of Limbažu, the pagasti of Skultes, Limbažu, Umurgas, Katvaru, Pāles, Viļķenes and the pilsēta of Limbaži, |
— |
in the novads of Preiļu the pagasts of Saunas, |
— |
in the novads of Raunas, the pagasts of Raunas, |
— |
in the novads of Riebiņu, the pagasti of Sīļukalna, Stabulnieku, Galēnu and Silajāņu, |
— |
in the novads of Rugāju the pagsts of Lazdukalna, |
— |
in the novads of Siguldas, the pagasts of Mores and the part of the pagasts of Allažu located to the South of the road P3, |
— |
in the novads of Smiltenes, the pagasti of Brantu, Blomes, Smiltenes, Bilskas and Grundzāles, the pilsēta of Smiltene, |
— |
in the novads of Talsu, the pagasti of Ķūļciema, Balgales, Vandzenes, Laucienes, Virbu, Strazdes, Lubes, Īves, Valdgales, Laidzes, Ārlavas, Lībagu and Abavas, the pilsētas of Sabile, Stende and Valdemārpils, |
— |
in the novads of Ventspils, the pagasti of Ances, Tārgales, Popes and Puzes, |
— |
the novads of Ādažu, |
— |
the novads of Aglonas, |
— |
the novads of Aizkraukles, |
— |
the novads of Aknīstes, |
— |
the novads of Alojas, |
— |
the novads of Alūksnes, |
— |
the novads of Amatas, |
— |
the novads of Babītes, |
— |
the novads of Baldones, |
— |
the novads of Baltinavas, |
— |
the novads of Beverīnas, |
— |
the novads of Burtnieku, |
— |
the novads of Carnikavas, |
— |
the novads of Cēsu, |
— |
the novads of Cesvaines, |
— |
the novads of Ciblas, |
— |
the novads of Dagdas, |
— |
the novads of Dundagas, |
— |
the novads of Engures, |
— |
the novads of Ērgļu, |
— |
the novads of Iecavas, |
— |
the novads of Ilūkstes, |
— |
the novads of Jaunjelgavas, |
— |
the novads of Jaunpils, |
— |
the novads of Jēkabpils, |
— |
the novads of Kārsavas, |
— |
the novads of Ķeguma, |
— |
the novads of Ķekavas, |
— |
the novads of Kocēnu, |
— |
the novads of Kokneses, |
— |
the novads of Krāslavas, |
— |
the novads of Krustpils, |
— |
the novads of Lielvārdes, |
— |
the novads of Līgatnes, |
— |
the novads of Līvānu, |
— |
the novads of Lubānas, |
— |
the novads of Ludzas, |
— |
the novads of Madonas, |
— |
the novads of Mālpils, |
— |
the novads of Mārupes, |
— |
the novads of Mazsalacas, |
— |
the novads of Mērsraga, |
— |
the novads of Naukšēnu, |
— |
the novads of Neretas, |
— |
the novads of Ogres, |
— |
the novads of Olaines, |
— |
the novads of Ozolnieki, |
— |
the novads of Pārgaujas, |
— |
the novads of Pļaviņu, |
— |
the novads of Priekuļu, |
— |
the novads of Rēzeknes, |
— |
the novads of Rojas, |
— |
the novads of Rūjienas, |
— |
the novads of Salacgrīvas, |
— |
the novads of Salas, |
— |
the novads of Saulkrastu, |
— |
the novads of Skrīveru, |
— |
the novads of Strenču, |
— |
the novads of Tukuma, |
— |
the novads of Valkas, |
— |
the novads of Varakļānu, |
— |
the novads of Vecpiebalgas, |
— |
the novads of Vecumnieku, |
— |
the novads of Viesītes, |
— |
the novads of Viļakas, |
— |
the novads of Viļānu, |
— |
the novads of Zilupes, |
— |
the part of the novads of Garkalnes located to the North-West of road A2, |
— |
the part of the novads of Ropažu located to the East of road P10, |
— |
the republikas pilsēta of Daugavpils, |
— |
the republikas pilsēta of Jēkabpils, |
— |
the republikas pilsēta of Jūrmala, |
— |
the republikas pilsēta of Rēzekne, |
— |
the republikas pilsēta of Valmiera. |
3. Litouwen
De volgende gebieden in Litouwen:
— |
in the rajono savivaldybė of Biržai, the seniūnijos of Nemunėlio Radviliškio, Pabiržės, Pačeriaukštės and Parovėjos, |
— |
in the rajono savivaldybė of Kupiškis, the seniūnijos of Noriūnų, Skapiškio, Subačiaus and Šimonių, |
— |
in the rajono savivaldybė of Panevėžys the seniūnijos of Naujamiesčio, Paįstrio, Panevėžio, Ramygalos, Smilgių, Upytės, Vadoklių, Velžio and the part of Krekenavos seniūnija located to the east of the river Nevėžis, |
— |
the miesto savivaldybė of Alytus, |
— |
the miesto savivaldybė of Biržai, |
— |
the miesto savivaldybė of Jonava, |
— |
the miesto savivaldybė of Kaišiadorys, |
— |
the miesto savivaldybė of Kaunas, |
— |
the miesto savivaldybė of Panevėžys, |
— |
the miesto savivaldybė of Prienai, |
— |
the miesto savivaldybė of Vilnius, |
— |
the rajono savivaldybė of Alytus, |
— |
the rajono savivaldybė of Anykščiai, |
— |
the rajono savivaldybė of Ignalina, |
— |
the rajono savivaldybė of Jonava, |
— |
the rajono savivaldybė of Kaišiadorys, |
— |
the rajono savivaldybė of Kaunas, |
— |
the rajono savivaldybė of Kėdainiai, |
— |
the rajono savivaldybė of Lazdijai, |
— |
the rajono savivaldybė of Molėtai, |
— |
the rajono savivaldybė of Prienai, |
— |
the rajono savivaldybė of Rokiškis, |
— |
the rajono savivaldybė of Šalčininkai, |
— |
the rajono savivaldybė of Širvintos, |
— |
the rajono savivaldybė of Švenčionys, |
— |
the rajono savivaldybė of Trakai, |
— |
the rajono savivaldybė of Ukmergė, |
— |
the rajono savivaldybė of Utena, |
— |
the rajono savivaldybė of Varėna, |
— |
the rajono savivaldybė of Vilnius, |
— |
the rajono savivaldybė of Zarasai, |
— |
the savivaldybė of Birštonas, |
— |
the savivaldybė of Druskininkai, |
— |
the savivaldybė of Elektrėnai, |
— |
the savivaldybė of Visaginas. |
4. Polen
De volgende gebieden in Polen:
|
In the województwo podlaskie:
|
|
In the województwo lubelskie:
|
DEEL III
1. Estland
De volgende gebieden in Estland:
— |
the maakond of Jõgevamaa, |
— |
the maakond of Järvamaa, |
— |
the part of the vald of Kuusalu located to the South of road 1 (E20), |
— |
the part of the vald of Tamsalu located to the South-West of the Tallinn-Tartu railway, |
— |
the vald of Aegviidu, |
— |
the vald of Anija, |
— |
the vald of Kadrina, |
— |
the vald of Kolga-Jaani, |
— |
the vald of Kõo, |
— |
the vald of Laeva, |
— |
the vald of Laimjala, |
— |
the vald of Pihtla, |
— |
the vald of Rakke, |
— |
the vald of Tapa, |
— |
the vald of Väike-Maarja, |
— |
the vald of Valjala. |
2. Letland
De volgende gebieden in Letland:
— |
in the novads of Apes, the pagasts of Virešu, |
— |
in the novads of Balvu, the pagasti of Kubuļu, Balvu and the pilsēta of Balvi, |
— |
in the novads of Daugavpils the pagasti of Nīcgales, Kalupes, Dubnas and Višķu, |
— |
in the novads of Gulbenes, the pagasti of Beļavas, Galgauskas, Jaungulbenes, Daukstu, Stradu, Litenes, Stāmerienas, Tirzas, Druvienas, Rankas, Lizuma and Lejasciema and the pilsēta of Gulbene, |
— |
in the novads of Ikšķiles, the part of the pagasts of Tīnūžu located to the North-West of road P10, |
— |
in the novads of Krimuldas the part of pagasts of Krimuldas located to the South-West of roads V89 and V81 and the part of pagasts of Lēdurgas located to the South-West of roads V81 and V128, |
— |
in the novads of Limbažu the pagasts of Vidrižu, |
— |
in the novads of Preiļu the pagasti of Preiļu, Aizkalnes and Pelēču, the pilsēta of Preiļi, |
— |
in the novads of Raunas, the pagasts of Drustu, |
— |
in the novads of Riebiņu the pagasti of Riebiņu and Rušonas, |
— |
in the novads of Rugāju the pagasts of Rugāju, |
— |
in the novads of Siguldas the pagasts of Siguldas and the part of pagasts of Allažu located to the North of road P3 and the pilsēta of Sigulda, |
— |
in the novads of Smiltenes, the pagasti of Launkalnes, Variņu and Palsmanes, |
— |
the novads of Inčukalna, |
— |
the novads of Jaunpiebalgas, |
— |
the novads of Salaspils, |
— |
the novads of Sējas, |
— |
the novads of Vārkavas, |
— |
the part of the novads of Garkalnes located to the South-East of road A2, |
— |
the part of the novads of Ropažu located to the West of road P10, |
— |
the part of the novads of Stopiņu located to the East of roads V36, P4 and P5, streets Acones, Dauguļupes and river Dauguļupīte. |
3. Litouwen
De volgende gebieden in Litouwen:
— |
in the rajono savivaldybė of Biržai, the seniūnijos of Vabalninko, Papilio and Širvenos, |
— |
in the rajono savivaldybė of Kupiškis, the seniūnijos of Alizavos and Kupiškio, |
— |
in the rajono savivaldybė of Panevėžys, the seniūnijos of Miežiškių, Raguvos and Karsakiškio, |
— |
in the rajono savivaldybė of Pasvalys, the seniūnijos of Daujėnų and Krinčino. |
4. Polen
De volgende gebieden in Polen:
|
In the województwo podlaskie:
|
|
In the województwo mazowieckie:
|
|
In the województwo lubelskie:
|
DEEL IV
Italië
De volgende gebieden in Italië:
— |
all areas of Sardinia.. |
Rectificaties
25.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/46 |
Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1824 van de Commissie van 14 juli 2016 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 3/2014, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 134/2014 met betrekking tot respectievelijk functionele veiligheidsvoorschriften, voertuigconstructie en algemene voorschriften, en voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid
( Publicatieblad van de Europese Unie L 279 van 15 oktober 2016 )
Bladzijde 3, artikel 2, punt 1 van de wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 44/2014:
in plaats van:
„1) |
In artikel 3, lid 2, wordt „fabrikanten” vervangen door „fabrikanten van voertuigdelen en uitrustingsstukken”.”, |
lezen:
„1) |
In artikel 3, lid 3, wordt „fabrikanten” vervangen door „fabrikanten van voertuigdelen en uitrustingsstukken”.”. |