5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 266/233 |
RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
van 3 april 2014
met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie voor het begrotingsjaar 2012
HET EUROPEES PARLEMENT,
— |
gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor innovatie en technologie voor het begrotingsjaar 2012, |
— |
gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor innovatie en technologie voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van het Instituut (1), |
— |
gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05849/2014 — C7-0054/2014), |
— |
gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
— |
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), en met name artikel 185, |
— |
gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (3), en met name artikel 208, |
— |
gezien Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (4), en met name artikel 21, |
— |
gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), |
— |
gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6), en met name artikel 108, |
— |
gezien zijn eerdere kwijtingsbesluiten en -resoluties, |
— |
gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0234/2014), |
A. |
overwegende dat volgens zijn financiële memorandum de definitieve begroting van het Europees Instituut voor technologie en innovatie („het Instituut”) voor het begrotingsjaar 2012 vastleggingskredieten omvatte voor 95 300 000 EUR, een toename van 48,87 % ten opzichte van 2011, en betalingskredieten voor 77 090 000 EUR; |
B. |
overwegende dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van het Instituut voor 2012 volgens zijn financiële memorandum 68 697 863 EUR bedroeg, ten opzichte van 8 043 439,83 in 2011; |
C. |
overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekeningen van het Instituut voor het begrotingsjaar 2012 betrouwbaar zijn, maar dat ze niet voldoende geschikte controle-informatie kon verkrijgen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen; |
Grondslag voor een oordeel met beperkingen ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen
1. |
betreurt dat de Rekenkamer heeft geoordeeld dat de kwaliteit van de auditcertificaten in veel gevallen ontoereikend is; merkt op dat om aanvullende zekerheid te verkrijgen over de wettigheid en regelmatigheid van subsidieverrichtingen, het Instituut eind 2012 aanvullende controles achteraf heeft ingevoerd voor subsidies die verband hielden met de activiteiten in 2011, die zijn uitgevoerd door onafhankelijke accountantskantoren en betrouwbaar werden geacht; betreurt dat de resultaten van de controles achteraf bevestigden dat de controles vooraf niet helemaal doeltreffend waren; |
2. |
betreurt dat er geen verificaties achteraf zijn uitgevoerd voor verrichtingen die verband hielden met subsidies voor de activiteiten in 2010 (11 300 000 EUR); betreurt voorts dat gezien de beperkte zekerheid die de verificaties vooraf bieden, er geen redelijke zekerheid is over de wettigheid en regelmatigheid van deze verrichtingen en dat de Rekenkamer niet voldoende geschikte controle-informatie kon verkrijgen over de wettigheid en regelmatigheid van de gecontroleerde subsidieverrichtingen die verband hielden met de activiteiten in 2010; |
Oordeel met beperkingen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen
3. |
merkt op dat volgens de Rekenkamer, afgezien van mogelijke effecten van de beschreven aangelegenheden betreffende de grondslag voor een oordeel met beperkingen, de onderliggende verrichtingen van de jaarrekening over 2012 in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn; |
Vastleggingen en overdrachten
4. |
merkt op dat van de uit 2011 overgedragen vastgelegde kredieten ten belope van ongeveer 22 000 000 EUR, ongeveer 10 000 000 EUR (45 %) in 2012 werd geannuleerd; erkent dat het hoge annuleringspercentage vooral te wijten is aan het feit dat de door de begunstigden van de subsidieovereenkomsten 2011 gedeclareerde geschatte kosten lager waren dan verwacht (9 200 000 EUR, ofwel 92 % van de geannuleerde overdrachten); |
Overschrijvingen
5. |
merkt met voldoening op dat volgens het jaarlijks activiteitenverslag, evenals de controlebevindingen van de Rekenkamer, het niveau en de aard van de overdrachten in 2012 binnen de grenzen van de financiële voorschriften zijn gebleven; |
Aanbestedings- en aanwervingsprocedures
6. |
merkt op dat voor het jaar 2012 geen van de verrichtingen in de steekproef of andere controlebevindingen heeft geleid tot opmerkingen over de aanbestedingsprocedures van het Instituut in het jaarlijkse controleverslag van de Rekenkamer; |
7. |
merkt op dat de Rekenkamer geen opmerkingen heeft gemaakt in haar jaarlijks controleverslag voor 2012 over de aanwervingsprocedures van het Instituut; |
Voorkoming en beheer van belangenconflicten en transparantie
8. |
onderkent dat het Instituut twee kaderregelingen heeft voor het regelen van belangenconflicten; verzoekt het Instituut de kwijtingsautoriteit te informeren over zijn intentie om die kaderregeling te herzien aan de hand van de richtsnoeren van de Commissie betreffende de preventie en het beheer van belangenconflicten in gedecentraliseerde agentschappen van de EU; |
9. |
wijst erop dat de belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en het hoger management niet openbaar zijn; verzoekt het Instituut dit op zo kort mogelijke termijn te corrigeren; |
Interne audit
10. |
neemt kennis van de informatie van het Instituut dat de dienst Interne Audit (IAS) van de Commissie in 2012 een onafhankelijke beoordeling van de toereikendheid van de opzet van de interne controlesystemen heeft uitgevoerd in het kader van de voorbereiding van jaarlijkse subsidieovereenkomsten, wat heeft geleid tot één cruciale en vier zeer belangrijke aanbevelingen aan het Instituut; |
11. |
merkt op dat na de beoordeling die door de IAS is uitgevoerd, het Instituut een actieplan heeft opgesteld waarin de cruciale aanbeveling wordt gevolgd; dit actieplan omvat in totaal 11 acties, waarvan 8 volgens planning voor 31 juli 2013 uitgevoerd zouden worden; merkt op dat verbeteringen moesten worden ingevoerd voor de vier zeer belangrijke aanbevelingen middels de tenuitvoerlegging van in totaal twaalf acties (drie voor 31 juli 2013); merkt bovendien op dat de IAS meent dat het actieplan de risico’s op toereikende wijze aanpakt en deze zal beperken indien het tijdig ten uitvoer gelegd wordt; |
Interne controles
12. |
betreurt dat de begrotingen voor subsidieovereenkomsten die in 2010 en 2011 zijn gesloten niet specifiek genoeg waren, wat leidde tot betalingen in 2012; merkt op dat er geen verband was tussen de goedgekeurde middelen en de te verrichten activiteiten en dat subsidieovereenkomsten geen afzonderlijke drempelwaarden bevatten voor specifieke kostencategorieën (personeelskosten, onderaanneming, juridische diensten, enz.) en evenmin regels bevatten voor de aanbesteding van goederen en diensten door de kennis- en innovatiegemeenschappen en hun partners; |
13. |
merkt op dat het Instituut ook technische verificaties heeft verricht van alle gefinancierde projecten als onderdeel van zijn verificaties vooraf; betreurt echter dat het gebrek aan kwantificeerbare streefdoelen een doeltreffende beoordeling van de projectactiviteiten en -resultaten heeft belemmerd; is van mening dat een dergelijke situatie vermeden had kunnen en moeten worden en roept het Instituut op dit te verhelpen en de kwijtingsautoriteit in dit verband op de hoogte te brengen van de geboekte vooruitgang in het kader van de kwijtingsopvolging voor 2012; |
14. |
neemt kennis van de informatie van het Instituut dat op basis van de definitieve controleverslagen alle ten onrechte uitbetaalde bedragen (1 044 512,28 EUR voor 2010 en 1 242 317,31 EUR voor 2011) teruggevorderd zijn; erkent dat het Instituut in de periode 2012-2013 een alomvattende strategie voor subsidiezekerheid heeft ingevoerd, die zowel controles vooraf als achteraf omvat; |
15. |
merkt met zorg op dat het Instituut gedurende het kalenderjaar 2013 niet beschikte over een interne controleur, aangezien de vorige controleur het Instituut op 31 december 2012 verliet en de huidige controleur de taak pas op 1 januari 2014 overnam; is van mening dat een dergelijke situatie vermeden had kunnen worden, met name gezien de problemen die zijn vastgesteld binnen het Instituut met betrekking tot de kwijting van 2012; |
Prestaties
16. |
verlangt dat het Instituut de resultaten van zijn activiteiten en de invloed daarvan op de Europese burgers op een gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar maakt, voornamelijk op zijn website; |
17. |
verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 3 april 2014 (7) over de prestaties, het financiële beheer en de controle van de agentschappen. |
(1) PB C 365 van 13.12.2013, blz. 142.
(2) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(3) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(4) PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1.
(5) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
(6) PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.
(7) Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0299 (zie bladzijde 359 van dit Publicatieblad).