1976L0758 — NL — 01.07.2013 — 009.001
Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen
RICHTLIJN VAN DE RAAD van 27 juli 1976 ►M3 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ◄ (PB L 262, 27.9.1976, p.54) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
No |
page |
date |
||
L 192 |
43 |
11.7.1987 |
||
L 265 |
1 |
12.9.1989 |
||
RICHTLIJN 97/30/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 11 juni 1997 |
L 171 |
25 |
30.6.1997 |
|
L 363 |
81 |
20.12.2006 |
||
L 158 |
172 |
10.6.2013 |
Gewijzigd bij:
L 291 |
17 |
19.11.1979 |
||
L 302 |
23 |
15.11.1985 |
||
C 241 |
21 |
29.8.1994 |
||
|
L 001 |
1 |
.. |
|
L 236 |
33 |
23.9.2003 |
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 27 juli 1976
►M3 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ◄
(76/758/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),
Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen, onder meer betrekking hebben op markeringslichten, breedtelichten, achterlichten en stoplichten;
Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aannemen, hetzij ter aanvulling, hetzij in de plaats van hun huidige regelingen, met name om voor elk type voertuig de uitvoering mogelijk te maken van de E.E.G.-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 3 );
Overwegende dat de Raad bij Richtlijn 76/756/EEG ( 4 ) de gemeenschappelijke voorschriften betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaal inrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan heeft vastgesteld;
Overwegende dat elke Lid-Staat, op grond van een geharmoniseerde goedkeuringsprocedure voor breedtelichten, achterlichten en stoplichten, in staat is te constateren of de gemeenschappelijke constructie- en beproevingsvoorschriften worden nageleefd en de andere Lid-Staten van het geconstateerde in kennis te stellen door het toezenden van een afschrift van het goedkeuringsformulier dat voor elk type breedtelichten, achterlichten en stoplichten wordt opgesteld; dat het aanbrengen van een E.E.G.-goedkeuringsmerk op alle inrichtingen die in overeenstemming met het goedgekeurde type zijn gefabriceerd, een technische controle van deze inrichtingen in de andere Lid-Staten overbodig maakt;
Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met sommige technische voorschriften die door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties zijn vastgelegd in haar reglement nr. 7 (Uniform provisions for the approval of position (side) lights, red rear lights and stop lights for motor vehicles (except motor cycles) and their trailers) ( 5 ) dat is gehecht aan het „Agreement of 20 March 1958 concerning the adoption of uniform conditions for approval and reciproval recognition of approval for motor vehicle equipment and parts”;
Overwegende dat de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen inzake motorvoertuigen inhoudt dat de Lid-Staten onderling de controle erkennen die door elk van hen op grond van de gemeenschappelijke voorschriften wordt uitgevoerd,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Iedere lidstaat verleent de EEG-onderdeeltypegoedkeuring voor elk type markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten dat aan de in de bijlagen opgenomen constructie- en keuringsvoorschriften voldoet.
2. De Lid-Staat die de E.E.G.-goedkeuring heeft verleend, treft de nodige maatregelen om zo nodig in samenwerking met de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten, voor zover noodzakelijk te controleren of de produktie in overeenstemming is met het goedgekeurde type. Deze controle beperkt zich tot steekproeven.
Artikel 2
De lidstaten kennen de fabrikant een EEG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk toe overeenkomstig de in bijlage I, aanhangsel 3, vastgestelde modellen voor ieder type markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten dat door hen krachtens artikel 1 wordt goedgekeurd.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen, teneinde te voorkomen dat merken worden gebruikt waardoor vervalsing kan ontstaan tussen markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten van een krachtens artikel 1 goedgekeurd type en andere inrichtingen.
Artikel 3
1. De lidstaten mogen het op de markt brengen van markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten, voorzien van het EEG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk, niet verbieden om redenen die verband houden met hun constructie of werking.
2. Een lidstaat mag echter het op de markt brengen van markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten, voorzien van het EEG-goedkeuringsmerk, verbieden wanneer deze systematisch niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type.
Deze lidstaat brengt de genomen maatregelen onverwijld ter kennis van de andere lidstaten en de Commissie, met opgave van de redenen van zijn beslissing.
Artikel 4
De bevoegde instanties van de lidstaten stellen elkaar volgens de in artikel 4, lid 6, van Richtlijn 76/156/EEG aangegeven procedure op de hoogte van elke goedkeuring die zij overeenkomstig de onderhavige richtlijn hebben verleend, geweigerd of ingetrokken.
Artikel 5
1. Indien de lidstaat die de EEG-goedkeuring heeft verleend, constateert dat verscheidene markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten, voorzien van hetzelfde EEG-goedkeuringsmerk, niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type, neemt hij de nodige maatregelen om de overeenstemming van de productie met het goedgekeurde type te waarborgen.
2. De bevoegde instanties van de Lid-Staten stellen elkaar binnen een maand in kennis van de intrekking van een verleende E.E.G.-goedkeuring en van de beweegredenen daarvoor.
Artikel 6
Elke beslissingshoudende weigering of intrekking van de EEG-onderdeeltypegoedkeuring voor markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten, dan wel verbod van het op de markt brengen of het gebruik, genomen uit hoofde van de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn, moet nauwkeurig worden gemotiveerd. Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende met opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de lidstaten openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.
Artikel 7
De lidstaten mogen de EEG-typegoedkeuring of de nationale typegoedkeuring van een voertuig niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijnmarkeringslichten indien deze van het EEG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk zijn voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG zijn aangebracht.
Artikel 8
De lidstaten mogen de verkoop, de registratie, het in het verkeer brengen of het gebruik van voertuigen niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten, indien deze van het EEG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk zijn voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG zijn aangebracht.
Artikel 9
Onder „voertuig” wordt in deze richtlijn verstaan, ieder voor deelneming aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig, met of zonder carrosserie, op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km per uur, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails bewegen, landbouw- en bosbouwtrekkers, alsmede alle mobiele machines.
Artikel 10
De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG.
Artikel 11
1. Vóór 1 juli 1977 nemen de Lid-Staten de nodige bepalingen aan om aan deze richtlijn te voldoen en maken zij die bepalingen bekend; zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis. Zij passen deze bepalingen uiterlijk met ingang van 1 oktober 1977 toe.
2. Vanaf de kennisgeving van deze richtlijn dragen de Lid-Staten er voorts zorg voor dat de Commissie in kennis wordt gesteld van ieder ontwerp van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overwegen aan te nemen op het door de richtlijn bestreken gebied en wel op een zodanig tijdstip dat de Commissie gelegenheid heeft haar opmerkingen ter zake in te dienen.
Artikel 12
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
LIJST VAN BIJLAGEN
BIJLAGE I: |
Administratieve bepalingen voor de typegoedkeuring |
|
Aanhangsel 1: |
Inlichtingenformulier |
|
Aanhangsel 2: |
EG-typegoedkeuringsformulier |
|
Aanhangsel 3: |
Voorbeelden van het EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk |
|
BIJLAGE II: |
Toepassingsgebied en technische voorschriften voor markeringslichten, breedtelichten, achterlichten en stoplichten. |
|
BIJLAGE III: |
Toepassingsgebied en technische voorschriften voor dagrijlichten. |
|
BIJLAGE IV: |
Toepassingsgebied en technische voorschriften voor zijmarkeringslichten. |
BIJLAGE I
ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN VOOR DE TYPEGOEDKEURING
1. DEZE BIJLAGE HEEFT BETREKKING OP DE TYPEGOEDKEURING VAN:
1.1. |
markeringslichten, breedtelichten, achterlichten en stoplichten die zijn bedoeld voor gebruik op motorvoertuigen en op de aanhangwagens daarvan en voldoen aan de voorschriften van bijlage II; |
1.2. |
dagrijlichten die zijn bedoeld voor gebruik op motorvoertuigen en voldoen aan de voorschriften van bijlage III; |
1.3. |
zijmarkeringslichten die zijn bedoeld voor gebruik op motorvoertuigen en op de aanhangwagens daarvan en voldoen aan de voorschriften van bijlage IV; |
2. AANVRAAG VAN EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURING VAN EEN VOERTUIGTYPE
2.1. |
De aanvraag van EG-onderdeeltypegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een type markeringslicht, breedtelicht, achterlicht, dagrijlicht, zijmarkeringslicht en stoplicht wordt ingediend door de fabrikant. |
2.2. |
Een model van het inlichtingenformulier is in aanhangsel 1 opgenomen. |
2.3. |
Het volgende moet ter beschikking worden gesteld aan de voor de uitvoering van de typegoedkeuringsproeven verantwoordelijke technische dienst:
|
3. MERKTEKENS
3.1. |
De inrichtingen die voor EG-onderdeeltypegoedkeuring worden aangeboden, moeten voorzien zijn van:
|
3.2. |
Deze merktekens moeten duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op het lichtdoorlatende gedeelte of een van de lichtdoorlatende gedeelten van de inrichting zijn aangebracht. Zij moeten van buitenaf zichtbaar zijn wanneer de inrichting op het voertuig is gemonteerd. |
3.3. |
Elke inrichting moet voldoende ruimte bieden voor het onderdeeltypegoedkeuringsgoedkeuringsmerk. Deze ruimte moet op de in aanhangsel 1 genoemde tekeningen worden aangegeven. |
4. VERLENING VAN EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURING
4.1. |
Indien aan de terzake dienende voorschriften is voldaan, wordt EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 4, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG verleend. |
4.2. |
Een model van het EG-typegoedkeuringsformulier is in aanhangsel 2 opgenomen. |
4.3. |
Er dient een goedkeuringsnummer overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG aan elk goedgekeurd type markeringslicht, breedtelicht, achterlicht, stoplicht, dagrijlicht en zijmarkeringslicht te worden toegekend. Dezelfde lidstaat mag datzelfde nummer niet aan een ander type markeringslicht, breedtelicht, achterlicht, stoplicht, dagrijlicht en zijmarkeringslicht toekennen. |
4.4. |
Wanneer EG-onderdeeltypegoedkeuring wordt aangevraagd voor een type verlichtings- en lichtsignaalinrichting bestaande uit een markeringslicht, breedtelicht, achterlicht, stoplicht, dagrijlicht of zijmarkeringslicht en andere lichten, mag één EG-onderdeeltypegoedkeuringsnummer worden toegekend, op voorwaarde dat het markeringslicht, breedtelicht, achterlicht, stoplicht, dagrijlicht en zijmarkeringslicht voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn en dat alle andere lichten die deel uitmaken van de verlichtings- en lichtsignaalinrichting waarvoor EG-onderdeeltypegoedkeuring is aangevraagd, aan de daarop van toepassing zijnde bijzondere richtlijnen voldoen. |
5. EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURINGSMERK
5.1. |
Behalve de in punt 3.1 genoemde merktekens moet ieder markeringslicht, breedtelicht, achterlicht, stoplicht, dagrijlicht en zijmarkeringslicht, dat overeenkomt met een overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd type, voorzien zijn van een EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk. |
5.2. |
Dit merk bestaat uit:
|
5.3. |
Het EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk moet zodanig op de lens of op een van de lenzen van het licht worden aangebracht dat zij onuitwisbaar en goed leesbaar zijn, ook wanneer de lichten op het voertuig zijn gemonteerd. |
5.4. |
Samenstelling van het goedkeuringsmerkteken.
|
6. WIJZIGING VAN HET TYPE EN WIJZIGING VAN DE GOEDKEURING
6.1. |
Bij wijziging van het overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde type zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing. |
7. OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE
7.1. |
Normaal dienen maatregelen te worden genomen overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG om de overeenstemming van de productie te waarborgen. |
7.2. |
Iedere in punt 1.1 bedoelde inrichting moet aan de in de punten 6 en 8 van het in punt 2.1 van bijlage II van deze richtlijn genoemde document aangegeven fotometrische en colorimetrische voorwaarden voldoen. Bij een willekeurig geselecteerde inrichting uit een serieproductie, mogen de resultaten ten aanzien van de minimumintensiteit van het uitgestraalde licht (gemeten met een standaardlamp als bedoeld in punt 7 van het in punt 2.1 van bijlage II van deze richtlijn genoemde document) in alle richtingen niet meer dan 80 % van de in de punten 6.1 en 6.2 van het in punt 2.1 van bijlage II van deze richtlijn genoemde document aangegeven minimumwaarden bedragen. |
7.3. |
Iedere in punt 1.2 bedoelde inrichting moet aan de in de punten 7, 8, 9 en 11 van het in punt 2.1 van bijlage III van deze richtlijn genoemde document aangegeven voorschriften voldoen. Bij een willekeurig geselecteerde inrichting uit een serieproductie, moeten de resultaten ten aanzien van de minimumintensiteit van het uitgestraalde licht (gemeten met een standaardlamp als bedoeld in punt 10 van het in punt 2.1 van bijlage III van deze richtlijn genoemde document) in alle richtingen minimaal 80 % van de in de punten 7.1 en 7.2 van het in punt 2.1 van bijlage III van deze richtlijn genoemde document aangegeven minimumwaarden bedragen en mogen deze niet meer dan 120 % van de in punt 7.3 van het in punt 2.1 van bijlage III van deze richtlijn genoemde document aangegeven maximumwaarden bedragen. |
7.4. |
Iedere in punt 1.3 bedoelde inrichting moet aan de in de punten 7 en 8 van het in punt 2.1 van bijlage IV van deze richtlijn genoemde document aangegeven voorschriften voldoen. Bij een willekeurig geselecteerde inrichting uit een serieproductie, moeten de resultaten ten aanzien van de minimumintensiteit van het uitgestraalde licht (gemeten met een standaardlamp als bedoeld in punt 10 van het in punt 2.1 van bijlage IV van deze richtlijn genoemde document) in alle richtingen minimaal 80 % van de in punt 7.1 van het in punt 2.1 van bijlage IV van deze richtlijn genoemde document aangegeven minimumwaarden en mogen deze niet meer dan 120 % van de daarin aangegeven maximumwaarden bedragen. |
Aanhangsel 1
Inlichtingenformulier nr. …
betreffende de EG-onderdeeltypegoedkeuring van markeringslichten, breedtelichten, achterlichten, stoplichten, dagrijlichten en zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en voor aanhangwagens daarvan
(Richtlijn 76/758/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn …/…/EG)
Aanhangsel 2
MODEL
(maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))
Aanhangsel 3
VOORBEELDEN VAN HET EG-ONDERDEELTYPEGOEDKEURINGSMERK
Figuur 1a
De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk is een breedtelicht, dat in Duitsland is goedgekeurd (e1) overeenkomstig bijlage II van deze richtlijn (02) met als basisgoedkeuringsnummer 1471.
De pijl geeft de zijde aan waar tot een hoek van 80° H aan de voorgeschreven fotometrische specificaties wordt voldaan.
Figuur 1b
De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk is een achterlicht, dat in Duitsland een typegoedkeuring heeft verkregen (e1) overeenkomstig bijlage II van deze richtlijn (02) met als basisgoedkeuringsnummer 1471 en dat ook mag worden gebruikt in een samenstel van twee achterlichten.
Figuur 1c
De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk is een inrichting, bestaande uit een achterlicht en een stoplicht met één lichtintensiteitsniveau, die in Duitsland een typegoedkeuring heeft verkregen (e1) overeenkomstig bijlage II van deze richtlijn (02) met als basisgoedkeuringsnummer 1471 en dat ook mag worden gebruikt in een samenstel van twee achterlichten.
Figuur 1d
De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk is een stoplicht, dat in Duitsland een typegoedkeuring heeft verkregen (e1) overeenkomstig bijlage II van deze richtlijn (02) met als basisgoedkeuringsnummer 1471.
Figuur 1e
De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk is een dagrijlicht, dat in Duitsland een typegoedkeuring heeft verkregen (e1) overeenkomstig bijlage III van deze richtlijn (00) met als basisgoedkeuringsnummer 1471.
Figuur 1f
De inrichting met het hierboven afgebeelde EG-onderdeeltypegoedkeuringsmerk is een zijmarkeringslicht, dat in Duitsland een typegoedkeuring heeft verkregen (e1) overeenkomstig bijlage IV van deze richtlijn (00) met als basisgoedkeuringsnummer 1471.
Figuur 2a
Vereenvoudigd merk van gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten wanneer twee of meer lichten deel uitmaken van dezelfde eenheid
(De verticale en horizontale lijnen vormen het schema van de lichtsignaalinrichting. Deze maken geen deel uit van het goedkeuringsmerk.)
MODEL A
MODEL B
MODEL C
NB:
De drie voorbeelden van de goedkeuringsmerken, de modellen A, B en C zijn drie mogelijke varianten van de merktekens voor een verlichtings- en lichtsignaalinrichting, waarbij twee of meer lichten deel uitmaken van dezelfde gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde inrichting. Dit merkteken geeft aan dat de inrichting in Duitsland (e1) werd goedgekeurd met als basisgoedkeuringsnummer 1712 en bestaat uit:
een achter- en zijretroflector van klasse IA, goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/757/EEG van de Raad (PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 32), volgnummer 02;
een achterrichtingaanwijzer van categorie 2a, goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/759/EEG van de Raad (PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 71), volgnummer 01;
een rood achterlicht (R), goedgekeurd overeenkomstig bijlage II van Richtlijn 76/758/EEG, volgnummer 02;
een achtermistlicht (F), goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 77/538/EEG van de Raad (PB nr. L 220 van 29. 8. 1977, blz. 60) volgnummer 00;
een achteruitrijlicht (AR), goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 77/539/EEG van de Raad (PB nr. L 220 van 29. 8. 1977, blz. 72) volgnummer 00;
een stoplicht met twee intensiteitsniveaus (S), goedgekeurd overeenkomstig bijlage II van Richtlijn 76/558/EEG, volgnummer 02;
een zijmarkeringslicht van categorie 1 (SM1), goedgekeurd overeenkomstig bijlage IV van Richtlijn 76/758/EEG, volgnummer 00.
Figuur 2b
Vereenvoudigd merk van gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde lichten wanneer twee of meerdere lichten deel uitmaken van dezelfde eenheid
(De verticale en horizontale lijnen vormen het schema van de lichtsignaalinrichting. Deze maken geen deel uit van het goedkeuringsmerk.)
MODEL A
MODEL B
MODEL C
MODEL D
NB:
De vier voorbeelden van de goedkeuringsmerken, de modellen A, B, C en D, zijn vier mogelijke varianten van de merktekens voor een verlichtings- en lichtsignaalinrichting, waarbij twee of meer lichten deel uitmaken van dezelfde gegroepeerde, gecombineerde of samengebouwde inrichting. Dit merkteken geeft aan dat de inrichting in Duitsland (e1) werd goedgekeurd met als basisgoedkeuringsnummer 7120 en bestaat uit:
een breedtelicht (A), goedgekeurd overeenkomstig bijlage II van Richtlijn 76/758/EEG, volgnummer 02;
een koplicht (HCR) met een gedimde lichtbundel, ontworpen voor rechts en links rijdend verkeer en een grootlichtbundel met een maximumsterkte die ligt tussen 86 250 en 101 250 candela (aangegeven door het nummer 30), goedgekeurd overeenkomstig bijlage V van Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 02;
een dagrijlicht (RL), goedgekeurd overeenkomstig bijlage III van Richtlijn 76/758/EEG, volgnummer 00;
een voorrichtingaanwijzer van categorie 1a, goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 76/759/EEG, volgnummer 01.
Figuur 3
Het bovenstaande voorbeeld komt overeen met de merktekens op een lens die bestemd is voor gebruik op verschillende typen koplicht, namelijk:
— een koplicht met een gedimde lichtbundel, ontworpen voor rechts- en linksrijdend verkeer en een grootlichtbundel met een maximumsterkte die ligt tussen 86 250 en 101 250 candela (aangegeven door het nummer 30), goedgekeurd in Duitsland (e1) met als basisnummer 7120 overeenkomstig de voorschriften van bijlage IV van Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 04, dat is samengebouwd met een dagrijlicht, goedgekeurd overeenkomstig bijlage III van Richtlijn 76/758/EEG, volgnummer 00;
— een koplicht met een gedimde lichtbundel, ontworpen voor rechts- en linksrijdend verkeer en een grootlichtbundel, goedgekeurd in Duitsland (e1) met als basisnummer 7122 overeenkomstig de voorschriften van bijlage II van Richtlijn 76/761/EEG, volgnummer 01, dat is samengebouwd met hetzelfde bovengenoemde dagrijlicht;
— een van de twee bovengenoemde koplichten, goedgekeurd als één licht.
Op het hoofdonderdeel van het koplicht is het enige geldige goedkeuringsnummer aangebracht, bijvoorbeeld:
of
of
of
BIJLAGE II
TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
1. TOEPASSINGSGEBIED
Deze richtlijn is van toepassing op markeringslichten, breedtelichten, achterlichten en stoplichten voor motorvoertuigen en de aanhangwagens daarvan
2. TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
2.1. |
De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 1 en 5 t/m 8 en de bijlagen 1, 4 en 5 van UN-ECE-reglement nr. 7, dat uit de volgende geconsolideerde documenten bestaat: — de 01 en 02-serie van wijzigingen met inbegrip van supplement 1 op de 02-serie wijzigingen en diverse correcties ( 6 ); — het erratum ( 7 ); — supplement 2 op de 02-serie wijzigingen ( 8 ); — corrigendum 1 op supplement 2 en supplement 3 op de 02-serie wijzigingen ( 9 ); met dien verstande dat:
|
BIJLAGE III
TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
1. TOEPASSINGSGEBIED
Deze richtlijn is van toepassing op dagrijlichten voor motorvoertuigen
2. TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
2.1. |
De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 2 en 6 t/m 11 en bijlagen 3 en 4 van UN-ECE-reglement nr. 87, dat bestaat uit de volgende geconsolideerde documenten: — het reglement in de oorsprongelijke vorm (00) ( 10 ), — corrigendum 1 op reglement nr. 87 ( 11 ), — supplement 1 op reglement nr. 87 ( 12 ), met dien verstande dat:
|
BIJLAGE IV
TOEPASSINGSGEBIED EN TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
1. TOEPASSINGSGEBIED
Deze richtlijn is van toepassing op zijmarkeringslichten voor motorvoertuigen en de aanhangwagens daarvan.
2. TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
2.1. |
De technische voorschriften zijn die welke zijn opgenomen in de punten 2 en 6 t/m 9 en de bijlagen 1, 4 en 5 van UN-ECE-reglement nr. 91, dat uit de volgende geconsolideerde documenten bestaat: — het reglement in de oorspronkelijke vorm (00) ( 13 ), — supplement 1 op reglement nr. 91 ( 14 ), met dien verstande dat:
|
( 1 ) PB nr. C 76 van 7.4.1975, blz. 37.
( 2 ) PB nr. C 255 van 7.11.1975, blz. 3.
( 3 ) PB nr. L 42 van 23.2.1970, blz. 1.
( 4 ) Zie blz. 1 van dit Publikatieblad
( 5 ) Document van de Economische Commissie voor Europa E/ECE/324 Add. 6 van 22.5.1967 + Corr. 1 van 9.2.1971.
(
6)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
7)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
8)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
9)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
10)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
11)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
12)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
13)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |
(
14)
E/ECE/324 |
|
||
E/ECE/TRANS/505 |