02014R0964 — NL — 16.02.2019 — 002.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 964/2014 VAN DE COMMISSIE van 11 september 2014 (PB L 271 van 12.9.2014, blz. 16) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1157 VAN DE COMMISSIE van 11 juli 2016 |
L 192 |
1 |
16.7.2016 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/263 VAN DE COMMISSIE van 14 februari 2019 |
L 44 |
8 |
15.2.2019 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 964/2014 VAN DE COMMISSIE
van 11 september 2014
tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft standaardvoorwaarden voor financieringsinstrumenten
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden de regels vastgesteld met betrekking tot de standaardvoorwaarden voor de volgende financieringsinstrumenten:
a) een lening met deling van het portefeuillerisico („risicodelende lening”);
b) een geplafonneerde portefeuillegarantie;
c) een renovatielening;
d) een co-investeringsfaciliteit;
e) een stadsontwikkelingsfonds.
Artikel 2
Aanvullende voorwaarden
De managementautoriteiten kunnen naast de voorwaarden die in de financieringsovereenkomst moeten worden opgenomen ook andere voorwaarden opnemen, overeenkomstig de voorwaarden voor het gekozen financieringsinstrument zoals vastgesteld in deze verordening.
Artikel 3
Subsidies onder de standaardvoorwaarden
1. Wanneer financieringsinstrumenten worden gecombineerd met subsidies voor technische ondersteuning aan eindontvangers die profiteren van één van de instrumenten, mogen dergelijke subsidies niet meer dan 5 % van de steun uit de ESI-fondsen aan het instrument bedragen en zijn zij onderworpen aan de ex-antebeoordeling voor de rechtvaardiging van dergelijke subsidies, als bedoeld in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
2. Het orgaan dat het financieringsinstrument ten uitvoer legt (hierna „de financiële intermediair”), beheert de subsidie voor technische ondersteuning. Activiteiten die vallen onder de beheerskosten en -vergoedingen die worden ontvangen voor het beheer van het financieringsinstrument, vallen niet onder de technische ondersteuning. De uitgaven die vallen onder de technische ondersteuning mogen geen deel uitmaken van de investering die met de lening moet worden gefinancierd uit het desbetreffende financieringsinstrument.
Artikel 4
Governance onder de standaardvoorwaarden
1. De managementautoriteit of, indien van toepassing, de beheerder van het dakfonds, is vertegenwoordigd in het toezichtcomité of een gelijksoortige controlestructuur van het financieringsinstrument.
2. De managementautoriteit neemt niet rechtstreeks deel aan afzonderlijke investeringsbeslissingen. In het geval van een dakfonds oefent de managementautoriteit op het niveau van het dakfonds alleen haar toezichthoudende rol uit, zonder inmenging in individuele beslissingen van het dakfonds.
3. Het financieringsinstrument heeft een controlestructuur die het mogelijk maakt op transparante wijze besluiten te nemen met betrekking tot krediet- en risicospreiding, conform de relevante marktpraktijken.
4. De beheerder van het dakfonds en de financiële intermediair hebben een controlestructuur die de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de beheerder van het dakfonds of de financiële intermediair waarborgt.
Artikel 5
Financieringsovereenkomst onder de standaardvoorwaarden
1. De managementautoriteit sluit schriftelijk een financieringsovereenkomst voor de programmabijdragen voor het financieringsinstrument die de voorwaarden bevat overeenkomstig bijlage I.
2. De financieringsovereenkomst bevat als bijlagen:
a) de ex-antebeoordeling vereist uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 die het financieringsinstrument rechtvaardigt;
b) het bedrijfsplan van het financieringsinstrument, met inbegrip van de investeringsstrategie en een beschrijving van het investerings-, garantie- of kredietbeleid;
c) de beschrijving van het instrument, die moet worden afgestemd op de gedetailleerde standaardvoorwaarden van het instrument en waarin de financiële parameters van de financieringsinstrumenten moeten worden vastgesteld;
d) modellen voor het toezicht en de verslaglegging.
Artikel 6
Risicodelende lening
1. De risicodelende lening heeft de vorm van een leningenfonds dat wordt opgezet door een financiële intermediair met een bijdrage uit het programma en een bijdrage van de financiële intermediair van ten minste 25 % van het leningenfonds. Het leningenfonds financiert een portefeuille van nieuw verstrekte leningen, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen.
2. De risicodelende lening voldoet aan de voorwaarden van bijlage II.
Artikel 7
Geplafonneerde portefeuillegarantie
1. De geplafonneerde portefeuillegarantie voorziet in de dekking van kredietrisico's voor afzonderlijke leningen tot een garantiepercentage van maximaal 80 %, om een portefeuille van nieuwe leningen voor kleine en middelgrote ondernemingen te creëren tot een maximaal verliesbedrag dat is vastgesteld op basis van het percentage van de garantielimiet, dat niet meer dan 25 % van het risico op portefeuilleniveau bedraagt.
2. De geplafonneerde portefeuillegarantie voldoet aan de voorwaarden van bijlage III.
Artikel 8
Renovatielening
1. De renovatielening heeft de vorm van een leningenfonds dat wordt opgezet door een financiële intermediair met een bijdrage uit het programma en een bijdrage van de financiële intermediair van ten minste 15 % van het leningenfonds. Het leningenfonds financiert een portefeuille van nieuw verstrekte leningen, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen.
2. Eindontvangers kunnen natuurlijke personen, rechtspersonen of onafhankelijke beroepsbeoefenaren zijn die gebouwen bezitten, alsook beheerders of andere rechtspersonen die namens en ten behoeve van de eigenaren optreden, die maatregelen met betrekking tot energie-efficiëntie of hernieuwbare energie uitvoeren die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en programmasteun.
3. De renovatielening voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV.
Artikel 8 bis
Co-investeringsfaciliteit
1. De co-investeringsfaciliteit heeft de vorm van een beleggingsfonds dat wordt beheerd door een financiële intermediair die bijdragen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) in kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) investeert. De co-investeringsfaciliteit zal aanvullende investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen aantrekken via partnerschappen met particuliere co-investeerders voor specifieke projecten.
2. De co-investeringsfaciliteit voldoet aan de voorwaarden van bijlage V.
Artikel 8 ter
Stadsontwikkelingsfonds
1. Het stadsontwikkelingsfonds heeft de vorm van een leningenfonds en wordt opgezet en beheerd door een financiële intermediair met bijdragen uit het ESIF-programma en ten minste 30 % co-financiering van de financiële intermediair en de co-investeerders. Het stadsontwikkelingsfonds zorgt voor de financiering en ondersteuning van de uitvoering van projecten voor stedelijke ontwikkeling in steungebieden zoals die op een voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020 goedgekeurde regionale-steunkaart zijn opgenomen op grond van artikel 107, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag, en voor co-financiering uit particuliere bronnen.
2. Het stadsontwikkelingsfonds voldoet aan de voorwaarden van bijlage VI.
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Geannoteerde inhoudsopgave van een financieringsovereenkomst tussen een managementautoriteit en een financiële intermediair
Inhoudsopgave: |
|
1. |
Preambule |
2. |
Definities |
3. |
Toepassingsgebied en doel |
4. |
Beleidsdoelstellingen en ex-antebeoordeling |
5. |
Eindontvangers |
6. |
Financieel voordeel en staatssteun |
7. |
Investerings-, garantie- of kredietbeleid |
8. |
Activiteiten en werkzaamheden |
9. |
Beoogde resultaten |
10. |
Rol en aansprakelijkheid van de financiële intermediair: risico- en opbrengstendeling |
11. |
Beheer en controle van het financieringsinstrument |
12. |
Programmabijdrage |
13. |
Betalingen |
14. |
Beheer van de rekeningen |
15. |
Administratieve kosten |
16. |
Duur en de subsidiabiliteit van de uitgaven bij afsluiting |
17. |
Hergebruik van middelen die zijn betaald door de managementautoriteit (met inbegrip van geboekte rente) |
18. |
Kapitalisatie van rentesubsidies, subsidies voor garantievergoedingen (indien van toepassing) |
19. |
Beheer van het financieringsinstrument |
20. |
Belangenconflicten |
21. |
Verslaglegging en toezicht |
22. |
Evaluatie |
23. |
Zichtbaarheid en transparantie |
24. |
Exclusiviteit |
25. |
Beslechting van geschillen |
26. |
Vertrouwelijkheid |
27. |
Wijziging van de overeenkomst en overdracht van rechten en verplichtingen |
1. PREAMBULE
Naam van het land/de regio
Aanwijzing van de managementautoriteit
Gemeenschappelijke identificatiecode (CCI) nr. van het programma
Titel van het desbetreffende programma
Relevant deel van het programma dat betrekking heeft op het financieringsinstrument
Naam van het Europese structuur- en investeringsfonds
Vaststelling van de prioritaire as
Regio's waarin het financieringsinstrument zal worden uitgevoerd (NUTS-niveau of andere code)
Aan het financieringsinstrument door de managementautoriteit toegewezen bedrag
Bedrag uit de ESI-fondsen
Bedrag uit de nationale publieke bijdrage (publieke programmabijdrage)
Bedrag uit de nationale private bijdrage (private programmabijdrage)
Bedrag uit de nationale publieke en private bijdrage buiten de programmabijdrage
Verwachte begindatum van het financieringsinstrument
Verwachte einddatum van het financieringsinstrument
Contactinformatie voor communicatie tussen de partijen
Doel van de overeenkomst
2. DEFINITIES
3. TOEPASSINGSGEBIED EN DOEL
De beschrijving van het financieringsinstrument, met inbegrip van de investeringsstrategie of het investeringsbeleid en het soort steun dat zal worden verleend.
4. BELEIDSDOELSTELLINGEN EN EX-ANTEBEOORDELING
De subsidiabiliteitscriteria voor financiële intermediairs, indien van toepassing, alsmede aanvullende operationele voorschriften ter omzetting van de beleidsdoelstellingen van het instrument, de aan te bieden financiële producten, de beoogde eindontvangers en de beoogde combinatie met subsidies.
5. EINDONTVANGERS
Identificatie en subsidiabiliteit van de eindontvangers (doelgroep) van het financieringsinstrument.
6. FINANCIEEL VOORDEEL EN STAATSSTEUN
Evaluatie van het financiële voordeel als gevolg van de overheidsbijdrage aan het programma en de aanpassing aan de staatssteunregels.
7. INVESTERINGS-, GARANTIE- OF KREDIETBELEID
Bepalingen met betrekking tot het investerings-, garantie- of kredietbeleid, met name met betrekking tot de diversificatie van de portefeuille (risico, sector, geografische gebieden, omvang) en de bestaande portefeuille van de financiële intermediair.
8. ACTIVITEITEN EN WERKZAAMHEDEN
Bedrijfsplan of gelijkwaardige documenten ter uitvoering van het financieringsinstrument, met inbegrip van het verwachte hefboomeffect als bedoeld in artikel 37, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
Definitie van subsidiabele activiteiten.
Een duidelijke definitie van de toegewezen activiteiten en de beperkingen ervan, met name met betrekking tot de wijziging van de activiteiten en het portefeuillebeheer (verliezen en wanbetalingen en de terugvorderingsprocedure).
9. BEOOGDE RESULTATEN
Definitie van de activiteiten, de resultaten en impactindicatoren die verband houden met de nulmeting en de verwachte doelstellingen.
De beoogde resultaten die het financieringsinstrument naar verwachting zal behalen als bijdrage aan de specifieke doelstellingen en resultaten van de desbetreffende prioriteit of maatregel. Lijst van indicatoren, overeenkomstig het operationeel programma en artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
10. ROL EN AANSPRAKELIJKHEID VAN DE FINANCIËLE INTERMEDIAIR: RISICO- EN OPBRENGSTENDELING
Identificatie en bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de financiële intermediair en andere entiteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van het financieringsinstrument.
Toelichting op de risicowaardering en risico- en winstdeling van de verschillende partijen.
Bepalingen in overeenstemming met artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie ( 1 ) met betrekking tot de rol, de verplichtingen en de verantwoordelijkheid van de organen die de financieringsinstrumenten ten uitvoer leggen.
11. BEHEER EN CONTROLE VAN HET FINANCIERINGSINSTRUMENT
Relevante bepalingen in overeenstemming met artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 met betrekking tot het beheer en de controle van financieringsinstrumenten.
Bepalingen betreffende auditvoorschriften, zoals de minimumeisen inzake de documentatie die op het niveau van de financiële intermediair (en in voorkomend geval het dakfonds) moet worden bijgehouden, en (in voorkomend geval) eisen inzake het voeren van een aparte administratie voor de verschillende steunvormen in overeenstemming met artikel 37, leden 7 en 8, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, met inbegrip van regels en voorschriften betreffende de toegang tot documenten door auditautoriteiten van de lidstaten, door controleurs van de Commissie en door de Rekenkamer, om in overeenstemming met artikel 40 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 een duidelijk controletraject te waarborgen.
Bepalingen voor de auditautoriteiten om te voldoen aan de instructies in verband met de auditmethode, de controlelijst en de beschikbaarheid van documenten.
Bepalingen betreffende beheersverificaties en audits in overeenstemming met artikel 40, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wanneer het bij de instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren gaat om de EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is.
12. PROGRAMMABIJDRAGE
Bepalingen in overeenstemming met artikel 38, lid 10, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 betreffende de modaliteiten voor de overdracht en het beheer van de programmabijdragen.
In voorkomend geval bepalingen inzake een kader van voorwaarden voor de bijdragen van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het toekomstige Fonds voor maritieme zaken en visserij.
13. BETALINGEN
Voorschriften en procedures voor het beheer van betalingen in tranches, met inachtneming van de maxima van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, alsook voor het verwachte investeringsaanbod.
Voorwaarden voor een eventuele intrekking van de publieke programmabijdrage aan het financieringsinstrument.
Voorschriften met betrekking tot welke ondersteunende documenten vereist zijn om de betalingen van de managementautoriteit aan de financiële intermediair te rechtvaardigen.
Voorwaarden waaronder de betalingen van de managementautoriteit aan de financiële intermediair moeten worden opgeschort of onderbroken.
14. BEHEER VAN DE REKENINGEN
Gedetailleerde gegevens van de rekeningen, indien van toepassing met inbegrip van voorschriften inzake fiduciaire of afzonderlijke boekhouding overeenkomstig artikel 38, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
Bepalingen waarin wordt toegelicht hoe de rekening van het financieringsinstrument wordt beheerd. Met inbegrip van voorwaarden voor het gebruik van bankrekeningen: tegenpartijrisico's (indien van toepassing), aanvaardbare kastransacties, de taken van de betrokken partijen, corrigerende maatregelen in het geval van grote saldi op fiduciaire rekeningen, boekhouding en verslaglegging.
15. ADMINISTRATIEVE KOSTEN
Bepalingen inzake de beloning van de financiële intermediair, inzake de berekening en betaling van beheerskosten en -vergoedingen aan de financiële intermediair in overeenstemming met de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014.
In de bepaling moeten de toepasselijke percentagelimiet en de referentiebedragen voor de berekening worden opgenomen.
16. DUUR EN SUBSIDIABILITEIT VAN DE UITGAVEN BIJ AFSLUITING
De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.
De datums voor het vaststellen van de uitvoeringstermijn van het financieringsinstrument en de subsidiabiliteitsperiode.
Bepalingen inzake de mogelijkheid van verlenging en de beëindiging van de publieke programmabijdrage aan de financiële intermediair voor het financieringsinstrument, met inbegrip van de voorwaarden voor de vroegtijdige beëindiging of de intrekking van de programmabijdragen, exitstrategieën en de afwikkeling van financieringsinstrumenten (met inbegrip van het dakfonds, indien van toepassing).
Bepalingen met betrekking tot de subsidiabele uitgaven bij afsluiting van een programma overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
17. HERGEBRUIK VAN MIDDELEN DIE ZIJN BETAALD DOOR DE MANAGEMENTAUTORITEIT (MET INBEGRIP VAN GEBOEKTE RENTE)
Bepalingen inzake hergebruik van middelen die zijn betaald door de managementautoriteit.
Voorschriften en procedures voor het beheer van rente en andere voordelen die aan de steun van de ESI-fondsen kunnen worden toegeschreven overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
Bepalingen betreffende het hergebruik van middelen die aan de steun van de ESI-fondsen kunnen worden toegeschreven tot de subsidiabiliteitsperiode is verstreken overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 alsmede in voorkomend geval bepalingen betreffende de gedifferentieerde behandeling als bedoeld in artikel 43 bis.
Bepalingen betreffende het hergebruik van middelen die aan de steun van de ESI-fondsen kunnen worden toegeschreven na het verstrijken van de subsidiabiliteitsperiode overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.
18. KAPITALISATIE VAN RENTESUBSIDIES, SUBSIDIES VOOR GARANTIEVERGOEDINGEN (INDIEN VAN TOEPASSING)
Bepalingen in overeenstemming met artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, als bedoeld in artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 met betrekking tot de kapitalisatie van de jaartranches van de rentesubsidies en de subsidies voor garantievergoedingen.
19. BEHEER VAN HET FINANCIERINGSINSTRUMENT
Bepalingen waarin een passende controlestructuur voor het financieringsinstrument wordt beschreven om ervoor te zorgen dat beslissingen met betrekking tot leningen/garanties/investeringen, afstotingen en risicospreiding worden uitgevoerd in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke voorschriften en marktnormen.
Bepalingen inzake de beleggingsraad van het financieringsinstrument (rol, onafhankelijkheid, criteria).
20. BELANGENCONFLICTEN
Er moeten duidelijke procedures worden vastgesteld om belangenconflicten aan te pakken.
21. VERSLAGLEGGING EN TOEZICHT
Bepalingen inzake de voortgangsbewaking van de investeringen en het investeringsaanbod, met inbegrip van verslaglegging door de financiële intermediair aan het dakfonds en/of de managementautoriteit om de naleving van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de regels inzake staatssteun te waarborgen.
Voorschriften inzake de verslaglegging aan de managementautoriteit over hoe de taken worden uitgevoerd, de verslaglegging over resultaten en onregelmatigheden en de getroffen corrigerende maatregelen.
22. EVALUATIE
Voorwaarden en regelingen voor de evaluatie van het financieringsinstrument.
23. ZICHTBAARHEID EN TRANSPARANTIE
Bepalingen inzake de zichtbaarheid van de financiering door de Unie in overeenstemming met bijlage XII bij Verordening (EU) nr. 1303/2013.
Bepalingen die de toegang tot informatie voor eindontvangers waarborgen.
24. EXCLUSIVITEIT
Bepalingen waarin wordt vastgesteld onder welke voorwaarden de beheerder van het dakfonds of de financiële intermediair een nieuw investeringsvehikel mag starten.
25. BESLECHTING VAN GESCHILLEN
Bepalingen betreffende de beslechting van geschillen.
26. VERTROUWELIJKHEID
Bepalingen waarin wordt vastgesteld welke elementen van het financieringsinstrument vallen onder de vertrouwelijkheidsbedingen. Alle overige informatie moet als openbaar worden beschouwd.
Verplichtingen inzake vertrouwelijkheid die in het kader van deze overeenkomst zijn aangegaan, vormen geen beletsel voor een deugdelijke verslaglegging aan de investeerders, met inbegrip van die investeerders die publieke middelen verstrekken.
27. WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN OVERDRACHT VAN RECHTEN EN VERPLICHTINGEN
Bepalingen waarin de omvang en de voorwaarden voor eventuele wijziging en beëindiging van de overeenkomst zijn vastgesteld.
Bepalingen die de financiële intermediair verbieden rechten of verplichtingen over te dragen zonder voorafgaande goedkeuring door de managementautoriteit.
BIJLAGE A |
: |
De ex-antebeoordeling vereist uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 die het financieringsinstrument rechtvaardigt. |
BIJLAGE B |
: |
Het bedrijfsplan van het financieringsinstrument, met inbegrip van de investeringsstrategie en een beschrijving van het investerings-, garantie- of kredietbeleid. |
BIJLAGE C |
: |
De beschrijving van het instrument, die moet worden afgestemd op de gedetailleerde standaardvoorwaarden van het instrument en waarin de financiële parameters van de financieringsinstrumenten moeten worden vastgesteld. |
BIJLAGE D |
: |
Modellen voor het toezicht en de verslaglegging. |
BIJLAGE II
Leningen voor kleine en middelgrote ondernemingen op basis van een leningmodel met portefeuillerisicodeling (risicodelende lening)
Schematische voorstelling van het principe van een risicodelende lening
Structuur van het financieringsinstrument |
De risicodelende lening (risicodelende lening of financieringsinstrument) heeft de vorm van een leningenfonds dat wordt opgezet door een financiële intermediair met bijdragen uit het programma en van de financiële intermediair om een portefeuille van nieuwe leningen te financieren, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen. De risicodelende lening wordt verstrekt in het kader van een actie die deel uitmaakt van de prioritaire as, zoals omschreven in het programma dat wordt medegefinancierd door het desbetreffende ESI-fonds en zoals bedoeld in het kader van de ex-antebeoordeling die vereist is uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. |
Doel van het instrument |
Het doel van het instrument is: 1. het combineren van middelen uit het ESIF-programma en van de financiële intermediair ter ondersteuning van de financiering van kmo's, als bedoeld in artikel 37, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, en 2. het zorgen voor gemakkelijkere toegang voor kmo's tot financiering, door financiële intermediairs een financiële bijdrage en een regeling voor het delen van kredietrisico te bieden en zodoende kmo's meer middelen te bieden tegen preferentiële voorwaarden in termen van renteverlaging en, indien relevant, een verlaging van onderpand. Het is niet de bedoeling dat de bijdrage uit het ESIF-programma aan de financiële intermediair andere door particuliere of publieke investeerders beschikbaar gestelde financiering verdringt. Het ESIF-programma verstrekt financiering aan de financiële intermediair teneinde een portefeuille van nieuwe leningen aan kmo's op te bouwen en tegelijkertijd te delen in de verliezen/wanbetalingen en terugvorderingen in verband met de kmo-leningen in deze portefeuille per afzonderlijke lening en in verhouding tot de programmabijdrage aan het instrument. In het geval van een structuur van een dakfonds draagt het dakfonds de bijdrage uit het ESIF-programma over aan de financiële intermediair. Naast de bijdrage uit het ESIF-programma kan het dakfonds eigen middelen bijdragen die worden gecombineerd met de middelen van de financiële intermediair. In dit geval neemt het dakfonds een evenredig deel van de risicodeling tussen de verschillende bijdragen in de leningenportefeuille voor zijn rekening. Staatssteunregels moeten worden nageleefd wanneer de middelen die door het dakfonds worden bijgedragen staatsmiddelen zijn. |
Gevolgen van staatssteun |
De risicodelende lening wordt ontworpen als een staatssteun-vrij instrument, d.w.z. een marktconforme vergoeding voor de financiële intermediair, een volledige doorberekening van financiële voordelen door de financiële intermediair aan de eindontvangers en de toepassing van de de-minimisverordening op de verstrekte financiering aan de eindontvangers. a) Steun op het niveau van de financiële intermediair en het dakfonds is uitgesloten wanneer: 1. de financiële intermediair en de managementautoriteit of het dakfonds op enig moment de verliezen en voordelen in verhouding met hun bijdragen (pro rata) dragen en er sprake is van een economisch significante deelname van de financiële intermediair aan risicodelende leningen, en 2. de vergoeding (d.w.z. de beheerskosten en/of -vergoedingen) van de financiële intermediair en het dakfonds de vergoedingen op de markt op dat moment in vergelijkbare situaties weerspiegelt, wat het geval is wanneer laatstgenoemde is geselecteerd middels een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure of wanneer de vergoeding in overeenstemming is met de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 en geen andere voordelen door de staat worden toegekend. Wanneer het dakfonds alleen de bijdrage uit het ESI-fonds overdraagt aan de financiële intermediair en een taak van algemeen belang vervult en geen commerciële activiteit verricht bij de uitvoering van de actie en niet medefinanciert met eigen middelen — en derhalve niet als ontvanger van steun wordt beschouwd — is het voldoende dat het dakfonds niet wordt overgecompenseerd, en 3. het financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument volledig wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. Bij het selecteren van de financiële intermediair beoordeelt de managementautoriteit, in overeenstemming met artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, het prijsbeleid en de methode voor het doorberekenen van het financiële voordeel aan de eindontvangers. Wanneer de financiële intermediair niet alle financiële voordelen doorberekent aan de eindontvangers, wordt de niet-betaalde publieke bijdrage weer overgedragen aan de managementautoriteit. b) Op het niveau van kmo's: Op het niveau van kmo's is de lening in overeenstemming met de de-minimisvoorschriften. Voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille berekent de financiële intermediair het BSE met behulp van de volgende berekeningsmethode: Berekening van het BSE = nominale bedrag van de lening (EUR) × (financieringskosten (standaardpraktijk) + risicokosten (standaardpraktijk) — vergoedingen in rekening gebracht door de managementautoriteit over de programmabijdrage aan de financiële intermediair) × gewogen gemiddelde looptijd van de lening (in jaren) × risicodelingstarief. Wanneer het BSE wordt berekend aan de hand van de bovenstaande formule voor risicodelende leningen, wordt aan de vereiste als bedoeld in artikel 4 van de de-minimisverordening (1) geacht te zijn voldaan. Er is geen minimumvereiste voor onderpand. Een toetsingsmechanisme zorgt ervoor dat het BSE dat is berekend met de bovenstaande formule niet lager is dan het BSE dat is berekend overeenkomstig artikel 4, lid 3, onder c), van de de-minimisverordening. Het totale steunbedrag berekend op basis van het BSE mag niet meer dan 200 000 EUR bedragen over een fiscale periode van drie jaar, rekening houdend met de regels inzake cumulering voor eindontvangers van de de-minimisverordening. Subsidies voor technische ondersteuning of andere subsidies verstrekt aan de eindontvanger worden gecumuleerd met het berekende BSE. Met betrekking tot kmo's in de visserij- en aquacultuursector, voldoet de steun aan de relevante voorschriften van de de-minimisverordening voor de visserijsector. Voor activiteiten die worden ondersteund door het Elfpo zijn algemene regels van toepassing. |
Beleid inzake kredietverschaffing |
a) Uitbetaling door de managementautoriteit of het dakfonds aan de financiële intermediair: Na ondertekening van een financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit en het dakfonds of de financiële intermediair draagt de desbetreffende managementautoriteit de publieke programmabijdragen over aan het dakfonds of de financiële intermediair die dergelijke bijdragen in een speciaal fonds voor risicodelende leningen stort. De overdracht vindt plaats in tranches met inachtneming van de maxima van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De beoogde totale omvang van de kredietverlening en het rente-interval worden bevestigd in het kader van de ex-antebeoordeling overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de aard van het instrument (roterend of niet-roterend instrument). b) Ontstaan van een portefeuille van nieuwe leningen: De financiële intermediair is verplicht binnen een vooraf bepaalde beperkte periode een portefeuille van nieuwe subsidiabele leningen te initiëren naast zijn huidige leningactiviteiten, deels gefinancierd met de verstrekte middelen uit het programma, tegen het in de financieringsovereenkomst overeengekomen percentage van risicodeling. Subsidiabele leningen voor kmo's (op basis van vooraf vastgestelde subsidiabiliteitscriteria op het niveau van afzonderlijke leningen en de portefeuille) worden automatisch opgenomen in de portefeuille door ten minste ieder kwartaal mededelingen inzake opname in te dienen. De financiële intermediair voert een consistent kredietbeleid uit, met name met betrekking tot de diversificatie van de portefeuille, waardoor een goed beheer van de portefeuille en risicospreiding mogelijk is, terwijl tegelijkertijd wordt voldaan aan de toepasselijke normen van de financiële sector en het beleid afgestemd blijft op de financiële belangen en beleidsdoelstellingen van de managementautoriteit. De identificatie, selectie, „due diligence”, documentatie en uitbetaling van de leningen aan de eindontvangers worden door de financiële intermediair verricht overeenkomstig zijn standaardprocedures en in overeenstemming met de beginselen van de desbetreffende financieringsovereenkomst. c) Hergebruik van middelen terugbetaald aan het financieringsinstrument: Middelen die zijn terugbetaald aan het financieringsinstrument worden hergebruikt in het kader van hetzelfde financieringsinstrument (roterend binnen hetzelfde financieringsinstrument) of worden, na terugbetaling aan de managementautoriteit of het dakfonds, gebruikt overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Wanneer de middelen roteren binnen hetzelfde financieringsinstrument worden de bedragen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen en de bedragen die binnen het tijdskader voor investeringen zijn terugbetaald en/of teruggevorderd door de financiële intermediair uit leningen aan eindontvangers, in principe beschikbaar gesteld voor hergebruik binnen hetzelfde financieringsinstrument. Deze rotatiebenadering zoals bedoeld in de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt opgenomen in de financieringsovereenkomst. Indien de managementautoriteit of het dakfonds rechtstreeks wordt terugbetaald, vindt de terugbetaling regelmatig plaats en weerspiegelt deze i) de aflossingen op de hoofdsom (op pro rata-basis op basis van het percentage voor risicodeling), ii) de teruggevorderde bedragen en de aftrek van verliezen (op basis van het percentage voor risicodeling) van de kmo-leningen en iii) eventuele rentebetalingen. Deze middelen moeten worden gebruikt overeenkomstig de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. d) Alsnog geïnde bedragen: De financiële intermediair onderneemt stappen voor terugvordering met betrekking tot elke niet (volledig) terugbetaalde kmo-lening gefinancierd door het financieringsinstrument, overeenkomstig de interne richtsnoeren en procedures. De door de financiële intermediair teruggevorderde en geïnde bedragen (na aftrek van de kosten voor terugvordering en executie, indien van toepassing) worden evenredig aan de risicodeling tussen de financiële intermediair en de managementautoriteit toegewezen. e) Overige: Rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de ESI-fondsen aan financieringsinstrumenten worden gebruikt overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. |
Prijsbeleid |
Bij het voorstellen van de prijzen legt de financiële intermediair een prijsbeleid en de methode om te zorgen voor de volledige doorberekening van het financieel voordeel van de publieke programmabijdrage aan de in aanmerking komende kmo's voor. Het prijsbeleid en de methode omvatten de volgende elementen: 1. de rente op de deelname van de financiële intermediair wordt vastgesteld op basis van de marktprijs (d.w.z. volgens het eigen beleid van de financiële intermediair); 2. de totale rente op leningen aan de in aanmerking komende kmo's die zijn opgenomen in de portefeuille moet proportioneel worden verlaagd tot het niveau van de toewijzing uit de publieke programmabijdrage. bij deze vermindering wordt rekening gehouden met de vergoedingen die de managementautoriteit in rekening kan brengen op de programmabijdrage; 3. de BSE-berekening zoals beschreven in het onderdeel over staatssteun, wordt toegepast voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille; 4. het prijsbeleid en de methode blijven constant tijdens de subsidiabiliteitsperiode. |
Programma-bijdrage aan het financierings-instrument: bedrag en percentage (productgegevens) |
Het daadwerkelijke percentage van risicodeling, de publieke programmabijdrage en de rente op leningen worden gebaseerd op de resultaten van de ex-antebeoordeling, en zijn zodanig dat ervoor wordt gezorgd dat het voordeel voor de eindontvangers in overeenstemming is met de de-minimisregel. De omvang van de beoogde portefeuille van risicodelende leningen wordt bevestigd in het kader van de ex-antebeoordeling die de steun aan het financieringsinstrument rechtvaardigt (artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013), en houdt rekening met de rotatiebenadering van het instrument (indien van toepassing). De samenstelling van de beoogde portefeuille van leningen wordt zodanig vastgesteld dat de spreiding van de risico's wordt gewaarborgd. De risicodelende lening en het percentage van risicodeling moeten worden vastgesteld om de kloof te dichten die bij de ex-antebeoordeling is geëvalueerd en moeten in ieder geval voldoen aan de voorwaarden van deze lijst. Het percentage van risicodeling dat is overeengekomen met de financiële intermediair bepaalt voor elke subsidiabele lening die in de portefeuille is opgenomen het deel van de hoofdsom van de subsidiabele lening dat door het programma wordt gefinancierd. Het percentage van risicodeling dat met de financiële intermediair is overeengekomen, bepaalt de blootstelling aan verliezen die door de financiële intermediair en uit de programmabijdrage moeten worden gedekt. |
Programma-bijdrage aan het financierings-instrument (activiteiten) |
De portefeuille die door het instrument voor risicodelende leningen wordt gefinancierd omvat alleen nieuwe leningen aan kmo's, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen. De criteria voor opneming in de portefeuille worden bepaald overeenkomstig de EU-wetgeving (bv. Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de fondsspecifieke voorschriften), programmavoorschriften en nationale bepalingen inzake subsidiabiliteit en met de financiële intermediair, met als doel het bereiken van een groot aantal eindontvangers en het zorgen voor voldoende diversificatie van de portefeuille. De financiële intermediair dient over een redelijke inschatting van het risicoprofiel van de portefeuille te beschikken. Deze criteria weerspiegelen de marktomstandigheden en -praktijken in de desbetreffende lidstaat of regio. |
Aansprakelijk-heid van de management-autoriteit |
De aansprakelijkheid van de managementautoriteit met betrekking tot het financieringsinstrument is zoals omschreven in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014. De verliezen die worden gedekt zijn verschuldigde hoofdsommen, te betalen en uitstaande rente en standaardrente (met uitzondering van boeten voor te late betalingen en andere kosten en uitgaven). |
Tijdsduur |
De leenperiode van het financieringsinstrument wordt zodanig vastgesteld dat de programmabijdrage, als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, wordt gebruikt voor leningen die voor 31 december 2023 worden uitbetaald aan eindontvangers. Er wordt aanbevolen dat de typische duur van het creëren van de portefeuille wordt vastgesteld op maximaal vier jaar vanaf de datum van ondertekening van de financieringsovereenkomst (tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair). |
Kredietverlening en risicodeling op het niveau van de financiële intermediair (afstemming van de belangen) |
De afstemming van de belangen tussen de managementautoriteit en de financiële intermediair wordt als volgt bereikt: — prestatievergoedingen als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014; — naast de programmabijdrage draagt de financiële intermediair onder plaatselijke marktvoorwaarden bij aan de financiering van ten minste 25 % van de totale financieringsverbintenis voor leningen aan kmo's in het kader van het instrument voor risicodelende leningen; — de gevolgen van verliezen en terugvorderingen voor de financiële intermediair en voor de managementautoriteit zijn pro rata, binnen het kader van hun respectieve aansprakelijkheid overeenkomstig het percentage van risicodeling. Het verwachte percentage van risicodeling wordt vastgesteld op basis van de resultaten van de ex-antebeoordeling die de steun voor het financieringsinstrument rechtvaardigt. |
In aanmerking komende financiële intermediairs |
Publieke en particuliere organen gevestigd in een lidstaat die wettelijk bevoegd zijn om leningen aan bedrijven te verstrekken die actief zijn binnen de jurisdictie van het programma dat een bijdrage levert aan het financieringsinstrument. Dergelijke instanties zijn financiële instellingen en, in voorkomend geval, microfinancieringsinstellingen of andere instellingen die bevoegd zijn om leningen te verstrekken. |
Subsidiabiliteit van de eindontvangers |
De eindontvangers zijn subsidiabel uit hoofde van de EU- en nationale wetgeving, het desbetreffende programma en de financieringsovereenkomst. Aan de volgende subsidiabiliteitscriteria moet worden voldaan op de datum van ondertekening van de lening: a. de eindontvanger is een micro-, kleine of middelgrote onderneming („kmo” (met inbegrip van de individuele ondernemers/zelfstandigen)) zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (2) (3); b. de eindontvanger is geen kmo die actief is in de sectoren zoals bedoeld onder de punten d) tot en met f) van artikel 1 van de de-minimisverordening; c. de eindontvanger maakt geen deel uit van een of meer sectoren waarvoor beperkingen gelden (4); d. de eindontvanger is geen onderneming die in moeilijkheden verkeert, zoals bedoeld in de staatssteunregels; e. de eindontvanger heeft geen achterstallige betalingen openstaan en is geen wanbetaler ten aanzien van andere leningen of leases verstrekt door de financiële intermediair of een andere financiële instelling overeenkomstig gedane controles in overeenstemming met de interne richtsnoeren van de financiële intermediair en het standaardkredietbeleid. Bovendien moeten eindontvangers op het tijdstip van de investering en tijdens de terugbetaling van de lening een statutaire zetel hebben in een lidstaat en moeten hun economische activiteiten waarvoor de lening is verstrekt, plaatsvinden in de desbetreffende lidstaat en regio/jurisdictie van het ESIF-programma. |
Kenmerken van het product voor eindontvangers |
De financiële intermediair verstrekt leningen aan de eindontvangers die bijdragen aan de doelstelling van het programma en die worden medegefinancierd door het programma in het kader van het instrument voor risicodelende leningen. De voorwaarden van deze leningen worden gebaseerd op de ex-antebeoordeling, zoals bedoeld in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De leningen worden uitsluitend gebruikt voor de volgende toegestane doeleinden: a. investeringen in materiële en immateriële activa, met inbegrip van de overdracht van eigendomsrechten van ondernemingen, mits een dergelijke overdracht plaatsvindt tussen onafhankelijke investeerders; b. werkkapitaal dat verband houdt met ontwikkelings- of uitbreidingsactiviteiten die aanvullend zijn op (en verband houden met) activiteiten als bedoeld onder a) hierboven (en waarvan de aanvullende aard onder andere wordt aangetoond in het bedrijfsplan van de kmo en door de hoogte van de financiering). Aan de volgende subsidiabiliteitscriteria moet te allen tijde worden voldaan door leningen die zijn opgenomen in de portefeuille: c. de leningen zijn nieuwe leningen, met uitsluiting van herfinanciering van bestaande leningen; d. de hoofdsom van een lening die is opgenomen in de kredietportefeuille van risicodelende leningen i) bedraagt tot 1 000 000 EUR op basis van de ex-antebeoordeling en ii) wordt onder zodanige voorwaarden verstrekt dat het BSE ten aanzien van elke eindontvanger het maximum van 200 000 EUR niet overschrijdt (of 100 000 EUR in het goederenvervoer over de weg en 30 000 EUR in de visserij- en aquacultuursector) over een periode van drie boekjaren; in aanmerking komende kmo's kunnen meerdere malen een lening aanvragen die wordt toegewezen in het kader van dit financieringsinstrument, mits het bovengenoemde BSE-maximum volledig in acht wordt genomen; e. de leningen worden verstrekt voor de financiering van een of meer van de toegestane doeleinden in euro en/of de nationale valuta van de desbetreffende jurisdictie en, in voorkomend geval, in een andere valuta; f. de leningen vinden niet plaats in de vorm van mezzanineleningen, achtergestelde schuld of quasi-aandelenkapitaal; g. de leningen zijn geen doorlopende kredieten; h. de leningen hebben een aflossingsschema, met inbegrip van regelmatige afschrijvingen en/of ballonaflossingen; i. de leningen financieren geen zuiver financiële activiteiten of de ontwikkeling van vastgoed, wanneer deze als financiële investering wordt uitgevoerd, en financieren niet de verlening van consumentenfinancieringsdiensten; j. de leningen hebben een minimale looptijd van twaalf maanden, met inbegrip van de relevante aflossingsvrije periode (indien van toepassing), en een maximale looptijd van 120 maanden. |
Verslaglegging en beoogde resultaten |
Financiële intermediairs voorzien de managementautoriteit of het dakfonds ten minste eenmaal per kwartaal van informatie in een gestandaardiseerde vorm en omvang. Dit verslag omvat alle voor de managementautoriteit relevante elementen om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Lidstaten voldoen ook aan hun rapportageverplichtingen overeenkomstig de de-minimisverordening. De indicatoren moeten worden afgestemd op de specifieke doelstellingen van de relevante prioriteit van het ESIF-programma voor de financiering van het financieringsinstrument en op de verwachte resultaten van de ex-antebeoordeling. Zij worden voor het instrument voor risicodelende leningen ten minste eenmaal per kwartaal gemeten en gerapporteerd en ten minste in overeenstemming gebracht met de eisen van de verordening. Naast de gemeenschappelijke indicatoren van de prioritaire as van het ESIF-programma (toename van de werkgelegenheid, het aantal kmo's, …) zijn andere indicatoren: het aantal leningen/gefinancierde projecten; het bedrag aan gefinancierde leningen; wanbetalingen (aantallen en bedragen); terugbetaalde middelen en opbrengsten. |
Evaluatie van het economische voordeel van de programma-bijdrage |
De financiële intermediair verlaagt de totale effectieve rente (en wanneer nodig het onderpand) ten laste van de eindontvangers voor elke in aanmerking komende lening die is opgenomen in de portefeuille, als weerspiegeling van de gunstige voorwaarden ten aanzien van de financiering en risicodeling van de risicodelende lening. Het volledige financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. De financiële intermediair houdt toezicht op en brengt verslag uit over het BSE voor eindontvangers als bedoeld in het onderdeel over staatssteun. Dit beginsel komt tot uiting in de financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair. |
(1) Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1). (2) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1422) (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36). (3) Ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet de 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal de 43 miljoen EUR niet overschrijdt, en die ook niet behoren tot een groep die dergelijke drempels overschrijdt. Volgens de aanbeveling van de Commissie wordt als onderneming beschouwd „iedere eenheid die, ongeacht haar rechtsvorm, een economische activiteit uitoefent”.
(4) De volgende economische sectoren worden tezamen aangeduid als „de sectoren waarvoor beperkingen gelden”: |
BIJLAGE III
Geplafonneerde portefeuillegarantie voor kmo's
Schematische voorstelling van de garantielimiet
Verhouding tussen de belanghebbenden en de dekking van de geplafonneerde portefeuillegarantie
Structuur van het financierings-instrument |
De geplafonneerde portefeuillegarantie voorziet in de dekking van kredietrisico's voor afzonderlijke leningen tot een maximum verliesbedrag (de limiet), om een portefeuille van nieuwe leningen voor kmo's te creëren. De geplafonneerde portefeuillegarantie wordt geboden door de managementautoriteit in het kader van de actie die deel uitmaakt van de prioritaire as, zoals bedoeld in het programma dat wordt medegefinancierd door de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) en zoals bedoeld in de context van de ex-antebeoordeling die vereist is uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. |
Doel van het instrument |
Het doel van het instrument is: 1. het voorzien in een betere toegang tot financiering voor beoogde kmo's, waarmee concrete en duidelijk geïdentificeerde marktlacunes worden aangepakt; 2. het mobiliseren van de ESIF's ter ondersteuning van de financiering voor kmo's, zoals bedoeld in artikel 37, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De ESIF-programmabijdrage van de managementautoriteit heeft de vorm van een garantiefonds dat wordt beheerd door een financiële intermediair. Het is niet de bedoeling dat deze bijdrage in de plaats komt van garanties van andere publieke of particuliere investeerders. Het garantiefonds dat wordt beheerd door de financiële intermediair verplicht zich tot het verstrekken van middelen uit het ESIF-programma aan de financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen opbouwen in het geval van wanbetaling van de eindontvangers. In het geval van een structuur van een dakfonds, draagt het dakfonds de bijdrage uit het ESIF-programma over aan de financiële intermediair. Het instrument voor de geplafonneerde garantie wordt uitgevoerd om een portefeuille van nieuwe leningen te dekken die is opgezet door één of meer financiële instellingen. De financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen opzetten, rekenen op een gedeeltelijke garantie die de verliezen tot een maximum bedrag dekt bij het verstrekken van leningen aan in aanmerking komende kmo's. Het financiële voordeel van de garantie moet worden doorberekend aan de eindontvangers (bijvoorbeeld in de vorm van een verlaging van de rente op de lening of/en een verlaging van het onderpand, maar altijd met doorberekening van het volledige financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan de eindontvangers). |
Gevolgen van staatssteun |
De geplafonneerde portefeuillegarantie wordt ontworpen als een staatssteun-vrij instrument, d.w.z. marktconform op het niveau van de financiële intermediair die de garantie beheert en met financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen en steun voor eindontvangers opbouwen in overeenstemming met de toepasselijke de-minimisverordening. a) Op het niveau van het dakfonds, de financiële intermediair die het garantiefonds beheert en de financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen opbouwen, is steun uitgesloten wanneer: 1. de vergoeding (d.w.z. de beheerskosten en/of -vergoedingen) van de financiële intermediair en het dakfonds de vergoeding op de huidige markt in vergelijkbare situaties weerspiegelt, wat het geval is wanneer laatstgenoemde is geselecteerd middels een open, transparante, objectieve en niet-discriminerende selectieprocedure of wanneer de vergoeding in overeenstemming is met de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 en geen andere voordelen door de staat worden toegekend. Wanneer het dakfonds alleen de bijdrage uit het ESI-fonds overdraagt aan de financiële intermediair, en een taak van algemeen belang vervult en geen commerciële activiteit verricht bij de uitvoering van de actie en niet medefinanciert met eigen middelen — en derhalve niet als ontvanger van steun wordt beschouwd — is het voldoende dat het dakfonds niet wordt overgecompenseerd, en; 2. de financiële instelling wordt geselecteerd door middel van een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure om de portefeuille van nieuwe leningen met eigen middelen op te bouwen en het risico dat ten laste van de financiële instelling blijft, in geen geval minder dan 20 % van het geleende bedrag is (per lening), en; 3. het financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument bovendien volledig wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. Bij het selecteren van de financiële intermediair beoordeelt de managementautoriteit, in overeenstemming met artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, het prijsbeleid en de methode voor het doorberekenen van het financieel voordeel aan de eindontvangers. Wanneer de financiële intermediair niet alle financiële voordelen doorberekent aan de eindontvangers, wordt de niet-vastgelegde publieke bijdrage weer overgedragen aan de managementautoriteit. De garantie moet worden gekoppeld aan een specifieke financiële transactie, voor een vast maximumbedrag en een beperkte periode. b) Op het niveau van de eindontvangers: Op het niveau van kmo's is de gegarandeerde lening in overeenstemming met de de-minimisvoorschriften. Voor elke lening die is opgenomen in de gegarandeerde portefeuille, berekent de financiële intermediair het BSE met behulp van de volgende berekeningsmethode: Berekening van het BSE = nominale bedrag van de lening (EUR) × risicokosten (standaardpraktijk) × garantiepercentage × limiet garantiepercentage × gewogen gemiddelde looptijd van de lening (in jaren). Het totale steunbedrag berekend op basis van het BSE mag niet meer dan 200 000 EUR bedragen over een fiscale periode van drie jaar, rekening houdend met de regels inzake cumulering voor eindontvangers van de de-minimisverordening. Wanneer het BSE wordt berekend aan de hand van de bovenstaande formule voor een instrument voor de geplafonneerde portefeuillegarantie, wordt aan de vereiste als bedoeld in artikel 4 van de de-minimisverordening (1) geacht te zijn voldaan. Een toetsingsmechanisme zorgt ervoor dat het BSE dat is berekend met de bovenstaande formule niet lager is dan het BSE dat is berekend overeenkomstig artikel 4, lid 6, onder c), van de de-minimisverordening. Subsidies voor technische ondersteuning of andere subsidies verstrekt aan de eindontvanger worden gecumuleerd met het berekende BSE. Met betrekking tot kmo's in de visserij- en aquacultuursector, voldoet de steun aan de relevante voorschriften van de de-minimisverordening voor de visserijsector. Voor activiteiten die worden ondersteund door het Elfpo zijn algemene regels van toepassing. |
Garantiebeleid |
a) Overdracht van de managementautoriteit aan de financiële intermediair: Na ondertekening van een financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit en het dakfonds of de financiële intermediair draagt de desbetreffende managementautoriteit de programmabijdragen over aan het dakfonds of de financiële intermediair die dergelijke bijdragen in een speciaal garantiefonds stort. De overdracht vindt plaats in tranches met inachtneming van de maxima van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. b) Ontstaan van een portefeuille van nieuwe leningen: De financiële instellingen zijn verplicht binnen een vooraf vastgestelde beperkte periode portefeuilles van nieuwe kmo-leningen op te bouwen. Nieuw verstrekte kmo-leningen worden deels gedekt door de programmabijdrage per afzonderlijke lening en tot een bepaald bedrag (maximum). In aanmerking komende kmo-leningen worden automatisch opgenomen in de portefeuille, wanneer voldaan is aan een vooraf vastgestelde reeks opnamecriteria voor de lening. De opneming van kmo-leningen vindt automatisch plaats na ontvangst door de financiële intermediair die het garantiefonds beheert van een mededeling inzake opname die ten minste elk kwartaal wordt ingediend tot het einde van de desbetreffende opnameperiode. De financiële instellingen voeren een consistent kredietbeleid uit met betrekking tot de diversificatie van de portefeuille, waardoor een goed beheer van de portefeuille en risicospreiding mogelijk is, terwijl tegelijkertijd wordt voldaan aan de toepasselijke normen van de sector en het beleid passend blijft ten aanzien van de financiële belangen en beleidsdoelstellingen van de managementautoriteit. De identificatie, selectie, „due diligence”, documentatie en uitbetaling van de leningen aan de eindontvangers worden uitgevoerd door de financiële instellingen overeenkomstig hun standaardprocedures en in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgesteld in de overeenkomst tussen de financiële intermediair en de financiële instelling die een portefeuille van nieuwe leningen opbouwt. c) Dekking van verlies: De geplafonneerde portefeuillegarantie dekt verliezen van de financiële instellingen met betrekking tot elke niet tijdig terugbetaalde, in aanmerking komende kmo-lening overeenkomstig het garantiepercentage, met een maximumpercentage van 80 %. Het totaal aan verliezen die worden gedekt door de geplafonneerde portefeuillegarantie in verband met de portefeuille van in aanmerking komende kmo-leningen, overschrijdt het maximumbedrag niet. Het maximumbedrag, dat de maximale aansprakelijkheid is uit hoofde van dit instrument, is de omvang van de beoogde leningenportefeuille maal het garantiepercentage en het maximale garantiepercentage. Het maximale garantiepercentage wordt bepaald in het kader van de ex-anterisicobeoordeling overeenkomstig artikel 42, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, en artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014. De verliezen die worden gedekt zijn verschuldigde hoofdsommen, te betalen en uitstaande rente en standaardrente (met uitzondering van late betalingen, vergoedingen en andere kosten en uitgaven). d) Betaling van de garantie: Na het ontstaan van een verlies in verband met een wanbetaling, verricht de financiële intermediair die het garantiefonds beheert normaal gesproken binnen zestig dagen garantiebetalingen aan de financiële instelling die onder de garantie valt. |
Prijs- en onderpandbeleid |
De financiële intermediair legt een methode voor die de volledige doorberekening van het financieel voordeel van de publieke programmabijdrage aan de in aanmerking komende kmo's waarborgt. De financiële instelling heeft een prijs- en onderpandbeleid dat in overeenstemming is met de methode. Het prijs- en onderpandbeleid en de methode omvatten de volgende elementen: 1. het instrument dekt maximaal 80 % van de risicoblootstelling van elke in aanmerking komende kmo-lening (tot een maximum); 2. het volledige financiële voordeel van de publieke programmabijdrage wordt doorberekend aan de in aanmerking komende kmo's, door middel van een verlaging van de toegepaste rente en/of een verlaging van het onderpand dat door de financiële instelling wordt vereist; 3. de BSE-berekening zoals beschreven in het onderdeel over staatssteun wordt toegepast voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille; 4. er worden geen garantievergoedingen in rekening gebracht aan de financiële instelling door de financiële intermediair die het garantiefonds beheert; 5. de financiële instelling verlaagt de totale rente en/of het vereiste onderpand voor elke in aanmerking komende kmo-lening die is opgenomen in de portefeuille overeenkomstig het prijsbeleid en de methode, waardoor de volledige doorberekening van het financiële voordeel wordt gegarandeerd. Het niveau van een dergelijke verlaging die wordt voorgesteld door de financiële instelling wordt beoordeeld en goedgekeurd door de financiële intermediair na een relevante analyse en „due diligence” en wordt als subsidiabiliteitscriterium beschouwd voor de opname van kmo-leningen in de portefeuille; 6. de managementautoriteit kan, op basis van de ex-antebeoordeling die de beoogde kmo's identificeert en de ex-anterisicobeoordeling die het risico vaststelt, besluiten garantievergoedingen te verlangen van de eindontvangers. In een dergelijk geval wordt het BSE berekend aan de hand van de formule van het onderdeel inzake staatssteun hierboven of aangepast aan de voorwaarden van de garantiemededeling. De vergoedingen die worden betaald door de eindontvangers worden terugbetaald aan het garantiefonds als teruggestorte middelen in de zin van artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1303/2013; 7. het prijsbeleid en de methode blijven gelijk tijdens de subsidiabiliteitsperiode. |
Garantie voor financiële instellingen: bedrag en percentage (productgegevens) |
De geplafonneerde portefeuillegarantie voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014. Het maximale garantiepercentage wordt bepaald in het kader van de ex-anterisicobeoordeling overeenkomstig artikel 42, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, en artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 en is in geen geval hoger dan 25 %. De garantie kan verwachte en onverwachte verliezen dekken. De vermenigvuldigingsfactor van de uit de programmabijdrage gefinancierde garantie wordt als volgt gedefinieerd: Vermenigvuldigingsfactor = (1/garantiepercentage) × (1/maximaal garantiepercentage). De vermenigvuldigingsfactor is gebaseerd op de ex-antebeoordeling en gelijk aan of hoger dan vijf. De omvang van de beoogde portefeuille die deels wordt gedekt door de garantie wordt gebaseerd op de resultaten van de ex-antebeoordeling die de steun aan het financieringsinstrument rechtvaardigt (artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013) en houdt rekening met de rotatiebenadering van het instrument (indien van toepassing). De samenstelling van de beoogde portefeuille van leningen wordt zodanig vastgesteld dat de spreiding van de risico's wordt gewaarborgd. |
Garantie voor financiële instellingen (activiteiten) |
De portefeuille van leningen die door het garantie-instrument wordt gegarandeerd, omvat nieuwe leningen aan eindontvangers, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen. De criteria voor opname in de portefeuille worden bepaald overeenkomstig de EU-wetgeving (bijvoorbeeld Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de fondsspecifieke voorschriften), programmavoorschriften en nationale bepalingen inzake subsidiabiliteit en met de financiële intermediair, met als doel het bereiken van een groot aantal eindontvangers en het zorgen voor voldoende diversificatie van de portefeuille. Financiële instellingen dienen over een redelijke inschatting van het risicoprofiel van de portefeuille (bijvoorbeeld de concentratiegrenswaarde per sector) te beschikken. Deze criteria weerspiegelen de marktomstandigheden en -praktijken in het desbetreffende land of de desbetreffende regio. De financiële instelling maakt vooraf een raming van het invorderingspercentage dat wordt gebruikt voor de berekening van het bedrag dat naar verwachting zal worden teruggevorderd van debiteuren in de portefeuille, hetgeen van invloed is op de evaluatie van het maximale garantiepercentage. |
Aansprakelijk-heid van de management-autoriteit |
De aansprakelijkheid van de managementautoriteit met betrekking tot het financieringsinstrument is zoals omschreven in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014. Een wanbetaling ten aanzien van een lening aan een eindontvanger betekent dat i) de financiële instelling te allen tijde kan bewijzen (handelend overeenkomstig haar interne procedures en zoals blijkt uit haar financiële en reguliere verslaglegging) dat een eindontvanger waarschijnlijk niet zal kunnen voldoen aan zijn betalingsverplichting, of ii) een eindontvanger ten minste gedurende 90 opeenvolgende kalenderdagen niet heeft voldaan aan enige betalingsverplichting uit hoofde van de relevante kmo-lening. |
Tijdsduur |
De garantieperiode van het financieringsinstrument wordt op een zodanige manier vastgesteld dat ervoor wordt gezorgd dat de programmabijdrage, als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, wordt gebruikt voor garanties die uiterlijk op 31 december 2023 worden uitbetaald aan eindontvangers. Er wordt aanbevolen dat de typische duur van het creëren van de portefeuille van gegarandeerde leningen wordt vastgesteld op maximaal vier jaar vanaf de datum van ondertekening van de financieringsovereenkomst (tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair). |
Risicodeling op FI-niveau (afstemming van de belangen) |
De afstemming van de belangen tussen de managementautoriteit, de financiële intermediair en de financiële instellingen wordt als volgt bereikt: — het eigen kredietrisico dat de financiële instelling behoudt, is in geen geval minder dan 20 % per lening; — de financiële instelling verbindt zich tot het opbouwen van een portefeuille van nieuwe leningen met eigen middelen; — het financiële voordeel van de garantielimiet wordt volledig doorberekend aan de kmo-eindontvangers; — financiële intermediairs ontvangen prestatievergoedingen zoals bedoeld in de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014. |
In aanmerking komende financiële intermediairs en financiële instellingen |
Financiële intermediairs zijn publieke en particuliere organen gevestigd in een lidstaat die wettelijk bevoegd zijn om garanties op leningen te verstrekken aan bedrijven die actief zijn binnen de jurisdictie van het programma dat een bijdrage levert aan het financieringsinstrument. Financiële instellingen zijn publieke en particuliere organen gevestigd in een lidstaat die wettelijk bevoegd zijn om leningen te verstrekken aan bedrijven die actief zijn binnen de jurisdictie van het programma dat een bijdrage levert aan het financieringsinstrument. Dergelijke organen zijn financiële instellingen en, in voorkomend geval, microfinancieringsinstellingen of andere instellingen die bevoegd zijn om leningen te verstrekken. |
Subsidiabiliteit van de eindontvanger(s) |
De eindontvangers zijn subsidiabel uit hoofde van de EU- en nationale wetgeving, het desbetreffende programma en de financieringsovereenkomst. De eindontvangers voldoen aan de volgende subsidiabiliteitscriteria op de datum van het document dat het bewijs is van de desbetreffende kmo-garantie, dat wil zeggen, de garantieverbintenis: a. de eindontvanger is een micro-, kleine of middelgrote onderneming („kmo” (met inbegrip van de individuele ondernemers/zelfstandigen)) zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (2); b. de eindontvanger is geen kmo die actief is in de sectoren zoals bedoeld onder de punten d) tot en met f) van artikel 1 van de de-minimisverordening; c. de eindontvanger maakt geen deel uit van één of meer sectoren waarvoor beperkingen gelden (3); d. de eindontvanger is geen onderneming die in moeilijkheden verkeert, zoals bedoeld in de staatssteunregels; e. de eindontvanger heeft geen achterstallige betalingen openstaan en is geen wanbetaler ten aanzien van andere leningen of leases verstrekt door de financiële intermediair of een andere financiële instelling overeenkomstig gedane controles in overeenstemming met de interne richtsnoeren van de financiële intermediair en het standaardkredietbeleid. Bovendien moeten eindontvangers op het tijdstip van de investering en tijdens de terugbetaling van de gegarandeerde lening een statutaire zetel hebben in een lidstaat en moeten hun economische activiteiten waarvoor de gegarandeerde lening is verstrekt plaatsvinden in de desbetreffende lidstaat en regio/jurisdictie van het ESIF-programma. |
Kenmerken van het product voor eindontvangers |
De financiële instelling verstrekt leningen aan eindontvangers die bijdragen aan de doelstelling van het programma en die worden gegarandeerd door het programma uit hoofde van de portefeuille met garantielimiet. De voorwaarden van de garanties en de leningen worden gebaseerd op de ex-antebeoordeling, zoals bedoeld in artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De leningen worden uitsluitend gebruikt voor de volgende toegestane doeleinden: a. investeringen in materiële en immateriële activa, met inbegrip van de overdracht van eigendomsrechten van ondernemingen, mits een dergelijke overdracht plaatsvindt tussen onafhankelijke investeerders; b. werkkapitaal dat verband houdt met ontwikkelings- of uitbreidingsactiviteiten die aanvullend zijn op (en verband houden met) activiteiten als bedoeld onder a) hierboven (en waarvan de aanvullende aard onder andere wordt aangetoond in het bedrijfsplan van de eindontvanger en door de hoogte van de financiering). Aan de volgende subsidiabiliteitscriteria moet te allen tijde worden voldaan door leningen die zijn opgenomen in de portefeuille: c. de leningen zijn nieuw verstrekte leningen, met uitsluiting van herfinanciering van bestaande leningen; d. het gegarandeerde deel van de onderliggende lening die is opgenomen in de portefeuille i) bedraagt tot 1 500 000 EUR op basis van de ex-antebeoordeling en ii) wordt onder zodanige voorwaarden verstrekt dat het BSE ten aanzien van elke eindontvanger het maximum van 200 000 EUR niet overschrijdt (of 100 000 EUR in het goederenvervoer over de weg en 30 000 EUR in de visserij- en aquacultuursector) over een periode van drie boekjaren. In aanmerking komende kmo's kunnen meerdere malen een lening aanvragen die wordt toegewezen in het kader van dit financieringsinstrument, mits het bovengenoemde BSE-maximum volledig in acht wordt genomen; e. de leningen worden verstrekt voor de financiering van één of meer van de toegestane doeleinden in euro en/of de nationale valuta van de desbetreffende jurisdictie en, in voorkomend geval, in een andere valuta; f. de leningen vinden niet plaats in de vorm van mezzanineleningen, achtergestelde schuld of quasi-aandelenkapitaal; g. de leningen zijn geen doorlopende kredieten; h. de leningen hebben een aflossingsschema, met inbegrip van regelmatige afschrijvingen en/of ballonaflossingen; i. de leningen financieren geen zuiver financiële activiteiten of de ontwikkeling van vastgoed, wanneer deze als financiële investering wordt uitgevoerd, en financieren niet de verlening van consumentenfinancieringsdiensten; j. de leningen hebben een minimale looptijd van twaalf maanden en een maximale looptijd van 120 maanden. |
Verslaglegging en beoogde resultaten |
Financiële intermediairs voorzien de managementautoriteit of het dakfonds ten minste eenmaal per kwartaal van informatie in een gestandaardiseerde vorm en omvang. Dit verslag omvat alle voor de managementautoriteit relevante elementen om te voldoen aan de bepalingen van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Lidstaten voldoen ook aan hun rapportageverplichtingen overeenkomstig de de-minimisverordening. De indicatoren moeten worden afgestemd op de specifieke doelstellingen van de relevante prioriteit van het ESIF-programma voor de financiering van het financieringsinstrument en op de verwachte resultaten van de ex-antebeoordeling. Zij worden voor het garantiefonds ten minste eenmaal per kwartaal gemeten en gerapporteerd en ten minste in overeenstemming gebracht met de eisen van de verordening. Naast de gemeenschappelijke indicatoren van de prioritaire as van het ESIF-programma (toename van de werkgelegenheid, het aantal kmo's, …) zijn andere indicatoren: het aantal gegarandeerde leningen; de omvang van de gegarandeerde leningen; het aantal niet-terugbetaalde leningen; de waarde van niet-terugbetaalde leningen; toegekende garanties/beroepen op garanties (aantal, bedragen); middelen waarop geen beroep is gedaan en opbrengsten (bv. renteopbrengsten). |
Evaluatie van het economische voordeel van de programma-bijdrage |
Het financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument wordt volledig doorberekend aan de eindontvangers (het voordeel van de garantie). Het financiële voordeel voor de in aanmerking komende kmo's wordt aangetoond met een verlaging van de totale rente die wordt verlangd door de financiële instelling en/of een verlaging van het onderpand voor een dergelijke kmo-lening. De financiële intermediair houdt toezicht op en brengt verslag uit over het BSE voor eindontvangers als bedoeld in het onderdeel over staatssteun. Dit beginsel komt tot uiting in de overeenkomsten tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediairs en tussen de financiële intermediairs en de financiële instellingen die portefeuilles van nieuwe leningen opbouwen. |
(1) Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1). (2) Ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet de 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal de 43 miljoen EUR niet overschrijdt, en die ook niet behoren tot een groep die dergelijke drempels overschrijdt. Volgens de aanbeveling van de Commissie wordt als onderneming beschouwd „iedere eenheid die, ongeacht haar rechtsvorm, een economische activiteit uitoefent”.
(3) De volgende economische sectoren worden tezamen aangeduid als „de sectoren waarvoor beperkingen gelden”: |
BIJLAGE IV
Lening voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in de woningbouwsector (renovatielening)
Schematische voorstelling van het principe van de renovatielening
Structuur van het financierings-instrument |
De renovatielening heeft de vorm van een leningenfonds dat wordt opgezet door een financiële intermediair met bijdragen uit het programma en een bijdrage van de financiële intermediair zelf om een portefeuille van nieuw verstrekte leningen te financieren, met uitsluiting van herfinanciering van bestaande leningen. De renovatielening wordt verstrekt in het kader van de actie die deel uitmaakt van de prioritaire as, zoals omschreven in het programma dat wordt gefinancierd door de ESI-fondsen en zoals bedoeld in het kader van de ex-antebeoordeling die vereist is uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. |
Doel van het instrument |
Het doel van het instrument is het aanbieden van preferentiële leningen aan natuurlijke personen, rechtspersonen of onafhankelijke beroepsbeoefenaars die eigenaar zijn van gebouwen (appartementen, sociale huisvesting of individuele huishoudens), alsook beheerders of andere juridische entiteiten die namens en ten behoeve van eigenaren handelen om renovatiewerkzaamheden uit te voeren die in aanmerking komen voor steun uit de ESI-fondsen. Het is niet de bedoeling dat de bijdrage uit het ESIF-programma van de managementautoriteit aan een financiële intermediair andere door particuliere of publieke investeerders beschikbaar gestelde financiering verdringt. Het ESIF-programma verstrekt financiering aan de financiële intermediair teneinde een portefeuille van nieuwe leningen op te bouwen en tegelijkertijd te delen in de verliezen/wanbetalingen en terugvorderingen in verband met de leningen in deze portefeuille per afzonderlijke lening en in dezelfde verhouding als de programmabijdrage aan het instrument. In het geval van een structuur van een dakfonds draagt het dakfonds de bijdrage uit het ESIF-programma over aan de financiële intermediair. Naast de bijdrage uit het ESIF-programma kan het dakfonds eigen middelen bijdragen die worden gecombineerd met de middelen van de financiële intermediair. In dit geval neemt het dakfonds een evenredig deel van de risicodeling tussen de verschillende bijdragen in de leningenportefeuille voor zijn rekening. Staatssteunregels moeten ook ten aanzien van dergelijke middelen worden nageleefd, als dat publieke middelen zijn. |
Gevolgen van staatssteun |
De renovatielening wordt ontworpen als een staatssteun-vrij instrument, d.w.z. een marktconforme vergoeding voor de financiële intermediair, een volledige doorberekening van financiële voordelen door de financiële intermediair aan de eindontvangers en de toepassing van de de-minimisverordening op de verstrekte financiering aan de eindontvangers. a) Steun op het niveau van de financiële intermediair en het dakfonds is uitgesloten wanneer: 1. de financiële intermediair en de managementautoriteit of het dakfonds op enig moment de verliezen en voordelen in verhouding met hun bijdragen (pro rata) dragen en er sprake is van een economisch significante deelname van de financiële intermediair aan het instrument voor renovatieleningen, en 2. de vergoeding (d.w.z. de beheerskosten en/of -vergoedingen) van de financiële intermediair en het dakfonds de vergoedingen op de markt op dat moment in vergelijkbare situaties weerspiegelt, wat het geval is wanneer zij zijn geselecteerd middels een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve selectieprocedure of wanneer hun vergoeding in overeenstemming is met de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 en geen andere voordelen door de staat worden toegekend. Wanneer het dakfonds alleen de bijdrage uit het ESI-fonds overdraagt aan de financiële intermediair en een taak van algemeen belang vervult en geen commerciële activiteit verricht bij de uitvoering van de actie en niet medefinanciert met eigen middelen — en derhalve niet als ontvanger van steun wordt beschouwd — is het voldoende dat het dakfonds niet wordt overgecompenseerd, en 3. het financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument volledig wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. Bij het selecteren van de financiële intermediair beoordeelt de managementautoriteit, in overeenstemming met artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014, het prijsbeleid en de methode voor het doorberekenen van het financiële voordeel aan de eindontvangers. Wanneer de financiële intermediair niet alle financiële voordelen doorberekent aan de eindontvangers, wordt de niet-betaalde publieke bijdrage weer overgedragen aan de managementautoriteit. b) Steun op het niveau van een entiteit die optreedt namens de eigenaren (d.w.z. natuurlijke en rechtspersonen, onafhankelijke beroepsbeoefenaren die gebouwen bezitten, beheerders en andere juridische entiteiten): Steun op het niveau van een entiteit die optreedt namens eigenaren is uitgesloten wanneer: 1. de entiteit niet profiteert van rechtstreekse overdrachten van overheidssteun, en 2. de entiteit alle financiële voordelen van de publieke programmabijdrage overdraagt aan de eindontvangers. c) Op het niveau van eigenaren die wel of niet een economische activiteit uitvoeren (rechtspersoon of onafhankelijke beroepsbeoefenaren, verhuurders en eigenaren die hernieuwbare energie installeren en een deel van de geproduceerde energie leveren aan het net): Eigenaren die natuurlijke personen zijn en niet als onderneming worden beschouwd omdat zij geen economische activiteit uitvoeren, worden niet beschouwd als ontvangers van staatssteun. Eigenaren die een economische activiteit uitvoeren zijn een „onderneming” en zijn onderworpen aan de staatssteunregels. Dit is in het bijzonder het geval wanneer zij verhuurders zijn (verhuren is een economische activiteit) en wanneer, in het geval van het installeren van hernieuwbare energie, een deel van de geproduceerde hernieuwbare energie aan het net wordt geleverd (het leveren van energie aan het net wordt beschouwd als economische activiteit). Op het niveau van eigenaren met een economische activiteit, voldoet de steun aan de de-minimisvoorschriften. Voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille met betrekking tot eigenaren met een economische activiteit, berekent de financiële intermediair het BSE met behulp van de volgende berekeningsmethode: Berekening van het BSE = nominale bedrag van de lening (EUR) × (financieringskosten (standaardpraktijk) + risicokosten (standaardpraktijk) – vergoedingen in rekening gebracht door de managementautoriteit over de programmabijdrage aan de financiële intermediair) × gewogen gemiddelde looptijd van de lening (in jaren) × risicodelingstarief. Wanneer het BSE wordt berekend aan de hand van de bovenstaande formule voor het instrument voor renovatieleningen wordt aan de vereiste als bedoeld in artikel 4 van de de-minimisverordening (1) geacht te zijn voldaan. Er is geen minimumvereiste voor onderpand. Een toetsingsmechanisme zorgt ervoor dat het BSE dat is berekend met de bovenstaande formule niet lager is dan het BSE dat is berekend overeenkomstig artikel 4, lid 3, onder c), van de de-minimisverordening. Het totale steunbedrag berekend op basis van het BSE mag niet meer dan 200 000 EUR bedragen over een fiscale periode van drie jaar, rekening houdend met de regels inzake cumulering voor eindontvangers van de de-minimisverordening. Subsidies voor technische ondersteuning of andere subsidies verstrekt aan de eindontvanger worden gecumuleerd met het berekende BSE. |
Beleid inzake krediet-verschaffing |
a) Uitbetaling door de managementautoriteit of het dakfonds aan de financiële intermediair: Na ondertekening van een financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit en het dakfonds of de financiële intermediair, draagt de desbetreffende managementautoriteit de overheidsbijdragen van het programma over aan het dakfonds of de financiële intermediair die dergelijke bijdragen in een speciaal fonds voor renovatieleningen stort. De overdracht vindt plaats in tranches met inachtneming van de maxima van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De beoogde totale omvang van de kredietverlening en het rente-interval worden bevestigd in het kader van de ex-antebeoordeling overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de aard van het instrument (roterend of niet-roterend instrument). De maximale risicodeling van het financieringsinstrument voor de eindontvangers bedraagt 85 % (dat wil zeggen: ten minste 15 % wordt verstrekt uit de eigen middelen van de financiële intermediair). b) Ontstaan van een portefeuille van nieuwe leningen: De financiële intermediair is verplicht binnen een vooraf bepaalde beperkte periode een portefeuille van nieuwe leningen te initiëren die worden gefinancierd overeenkomstig het percentage van risicodeling dat is overeengekomen in de financieringsovereenkomst (d.w.z. gefinancierd uit i) de programmabijdrage en ii) de eigen middelen van de financiële intermediair). Vooraf op basis van subsidiabiliteitscriteria op het niveau van afzonderlijke leningen en het niveau van de portefeuille vastgestelde subsidiabele leningen worden automatisch opgenomen in de portefeuille door ten minste ieder kwartaal mededelingen inzake opname in te dienen. De financiële intermediair voert een consistent kredietbeleid uit, met name met betrekking tot de samenstelling van de portefeuille, waardoor een goed beheer van de portefeuille en risicospreiding mogelijk is, terwijl tegelijkertijd het tekortschieten van de markt, zoals vastgesteld in de ex-antebeoordeling (als bedoeld in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013), wordt aangepakt en het beleid afgestemd blijft op de financiële belangen en beleidsdoelstellingen van de managementautoriteit. De identificatie, selectie, „due diligence”, documentatie en uitbetaling van de leningen aan de eindontvangers worden uitgevoerd door de financiële intermediair overeenkomstig zijn standaardprocedures en in overeenstemming met de beginselen van de desbetreffende financieringsovereenkomst. c) Hergebruik van middelen terugbetaald aan het financieringsinstrument: Middelen die zijn terugbetaald aan het financieringsinstrument worden hergebruikt in het kader van hetzelfde financieringsinstrument (roterend binnen hetzelfde financieringsinstrument) of worden, na terugbetaling aan de managementautoriteit of het dakfonds, gebruikt overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Wanneer de middelen roteren binnen hetzelfde financieringsinstrument, worden de bedragen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen en de bedragen die binnen het tijdskader voor investeringen zijn terugbetaald en/of teruggevorderd door de financiële intermediair uit leningen aan eindontvangers, principieel beschikbaar gesteld voor hergebruik binnen hetzelfde financieringsinstrument. Deze rotatiebenadering zoals bedoeld in de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt opgenomen in de financieringsovereenkomst. Indien de managementautoriteit of het dakfonds rechtstreeks wordt terugbetaald, vindt de terugbetaling regelmatig plaats en weerspiegelt deze i) de aflossingen op de hoofdsom (op pro rata-basis op basis van het percentage voor risicodeling), ii) de teruggevorderde bedragen en de aftrek van verliezen (op basis van het percentage voor risicodeling) van de renovatieleningen en iii) eventuele rentebetalingen. Deze middelen moeten worden gebruikt overeenkomstig de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. d) Alsnog geïnde bedragen: De financiële intermediair neemt stappen voor terugvordering met betrekking tot elke niet tijdig terugbetaalde lening die is medegefinancierd door de renovatielening overeenkomstig zijn interne richtsnoeren en procedures. De door de financiële intermediair teruggevorderde bedragen (na aftrek van de kosten voor terugvordering en executie, indien van toepassing) worden pro rata van de risicodeling aan de financiële intermediair en de managementautoriteit toegewezen. e) Overige: Rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de ESI-fondsen aan financieringsinstrumenten worden gebruikt overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. |
Prijsbeleid |
Bij het voorstellen van de prijzen legt de financiële intermediair een prijsbeleid en de methode om te zorgen voor de volledige doorberekening van het financieel voordeel van de publieke programmabijdrage aan de eindontvangers voor. Het prijsbeleid en de methode omvatten de volgende elementen: 1. de rente op de deelname van de financiële intermediair wordt vastgesteld op basis van de marktprijs (d.w.z. volgens het eigen beleid van de financiële intermediair); 2. de totale rente op leningen ten laste van de eindontvangers die zijn opgenomen in de portefeuille, moet proportioneel worden verlaagd tot het niveau van de toewijzing uit de publieke programmabijdrage. bij deze vermindering wordt rekening gehouden met de vergoedingen die de managementautoriteit in rekening kan brengen op de programmabijdrage; 3. de BSE-berekening zoals beschreven in het onderdeel over staatssteun, wordt toegepast voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille; 4. het prijsbeleid en de methode blijven gelijk tijdens de subsidiabiliteitsperiode. |
Programma-bijdrage aan het financierings-instrument: bedrag en percentage (productgegevens) |
De toewijzing van de renovatielening aan financiële intermediairs en het minimumpercentage voor risicodeling worden gebaseerd op de resultaten van de ex-antebeoordeling die de steun aan het financieringsinstrument rechtvaardigt (artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013) en houden rekening met de rotatiebenadering van het instrument (indien van toepassing). |
Programma-bijdrage aan het financierings-instrument (activiteiten) |
De portefeuille van leningen die door het instrument voor renovatieleningen wordt gefinancierd, omvat nieuw verstrekte leningen aan eindontvangers, met uitsluiting van de herfinanciering van bestaande leningen. De criteria voor opname in de portefeuille worden bepaald overeenkomstig de EU-wetgeving (bijvoorbeeld Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de fondsspecifieke voorschriften), programmavoorschriften en nationale bepalingen inzake subsidiabiliteit en met de financiële intermediair, met als doel het bereiken van een groot aantal eindontvangers en het zorgen voor voldoende diversificatie en homogeniteit van de portefeuille, teneinde een redelijke schatting van het risicoprofiel van de portefeuille mogelijk te maken. Deze criteria weerspiegelen de marktomstandigheden en -praktijken in het desbetreffende land of de desbetreffende regio. De financiële intermediair is verplicht samen te werken met regionale of nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van aanvullende diensten in verband met de uitvoering van renovatieprojecten, waaronder: adviesdiensten; de verificatie en evaluatie van de projectvoorbereiding, de bouw, het technisch toezicht en de aanbestedingsdocumenten; de beoordeling van de overeenstemming van de renovatieprojecten met de EU- en nationale wetgeving; het verstrekken van subsidies, de verificatie en registratie van staatssteun. |
Aansprakelijk-heid van de management-autoriteit |
De aansprakelijkheid van de managementautoriteit met betrekking tot het financieringsinstrument is zoals omschreven in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014. |
Tijdsduur |
De leenperiode van het financieringsinstrument wordt zodanig vastgesteld dat de programmabijdrage, als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, wordt gebruikt voor leningen die uiterlijk op 31 december 2023 worden uitbetaald aan eindontvangers. |
Kredietverlening en risicodeling op het niveau van de financiële intermediair (afstemming van de belangen) |
De afstemming van de belangen tussen de managementautoriteit en de financiële intermediair wordt als volgt bereikt: — prestatievergoedingen als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014; — de financiële intermediair moet onder plaatselijke marktomstandigheden bijdragen aan de financiering, met ten minste 15 % van de totale financieringsverbintenis voor kredietverstrekking aan eindontvangers (waardoor het vaststellen van het percentage van risicodeling mogelijk wordt). — De gevolgen van verliezen en terugvorderingen voor de financiële intermediair en de managementautoriteit zijn pro rata, binnen het kader van hun respectieve aansprakelijkheid. |
In aanmerking komende financiële intermediairs |
Publieke en particuliere organen gevestigd in een lidstaat die wettelijk bevoegd zijn om renovatieleningen te verstrekken aan personen die gebouwen bezitten en aan bedrijven die gebouwen exploiteren en bezitten binnen de jurisdictie van het programma dat een bijdrage levert aan het financieringsinstrument. Dergelijke organen zijn financiële instellingen en, in voorkomend geval, microfinancieringsinstellingen of andere instellingen die bevoegd zijn om leningen te verstrekken. |
Subsidiabiliteit van de eindontvangers |
De eindontvangers zijn subsidiabel uit hoofde van de EU- en nationale wetgeving, de desbetreffende prioriteit en de financieringsovereenkomst. Eindontvangers zijn natuurlijke personen, rechtspersonen of onafhankelijke beroepsbeoefenaren (economische activiteit), alsook beheerders of andere rechtspersonen die namens en ten behoeve van de eigenaren optreden, die gebouwen bezitten (appartementen of individuele huishoudens) en die maatregelen voor energie-efficiëntie of hernieuwbare energie ten uitvoer leggen die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en programmasteun. Volgens de subsidiabiliteitsvoorschriften van het programma en overeenkomstig nationale en EU-voorschriften kunnen de volgende voorbeelden van werkzaamheden in aanmerking komen: — technische ondersteuning voor de voorbereiding van het deel van het project dat betrekking heeft op maatregelen voor energie-efficiëntie of hernieuwbare energie; — uitvoeringskosten van het deel van het project dat betrekking heeft op maatregelen voor energie-efficiëntie of hernieuwbare energie; — groot onderhoud of vervanging van verwarmings- en warmwatersystemen; — vervanging of herinrichting van verwarmingscentrales of het ketelhuis (individuele ketels), alsook van bereidingssystemen voor warm water; — installatie van balanceerkleppen voor verticale pijpleidingen; — verbetering van de warmte-isolatie van pijpleidingen; — vervanging van pijpleidingen en verwarmingsapparatuur; — installatie van individuele meetsystemen voor verwarming en thermostaatkleppen in appartementen; — vervanging of herinrichting van pijpleidingen en installaties van het warmwatersysteem; — vervanging of herinrichting van het ventilatiesysteem; — vervanging van ramen en toegangsdeuren; — dakisolatie, met inbegrip van de bouw van nieuwe hellende daken (met uitzondering van de bouw van ruimten op zolders); — isolatie van gevels; — isolatie van kelderplafonds; — installatie van systemen voor alternatieve energiebronnen (zon, wind, enz.); — groot onderhoud of vervanging van liften door deze te vervangen door meer energie-efficiënte liften; — vervanging of reparatie van de gemeenschappelijk gebruikte technische systemen van het gebouw (riolering, elektrische installaties, installaties voor brandpreventie, pijpleidingen voor drinkwater en ventilatiesystemen). Met betrekking tot de eindontvangers gelden de volgende criteria wanneer leningen worden verstrekt aan eindontvangers/eigenaars die als rechtspersoon een economische activiteit uitoefenen (bijvoorbeeld onafhankelijke beroepsbeoefenaren). Aan de subsidiabiliteitscriteria moet worden voldaan op de datum van ondertekening van de lening: a. de eindontvanger is een micro-, kleine of middelgrote onderneming („kmo” (met inbegrip van de individuele ondernemers/zelfstandigen) zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie; b. de eindontvanger is geen kmo die actief is in de sectoren zoals bedoeld onder de punten a) tot en met f) van artikel 1 van de de-minimisverordening; c. de eindontvanger maakt geen deel uit van een of meer sectoren waarvoor beperkingen gelden (2); d. de eindontvanger is geen onderneming die in moeilijkheden verkeert, zoals bedoeld in de staatssteunregels; e. de eindontvanger heeft geen achterstallige betalingen openstaan en is geen wanbetaler ten aanzien van andere leningen of leases verstrekt door de financiële intermediair of een andere financiële instelling overeenkomstig gedane controles in overeenstemming met de interne richtsnoeren van de financiële intermediair en het standaardkredietbeleid. Bovendien moeten eindontvangers op het tijdstip van de investering en tijdens de terugbetaling van de lening een statutaire zetel hebben in een lidstaat en moeten hun economische activiteiten waarvoor de lening is verstrekt, plaatsvinden in de desbetreffende lidstaat en regio/de jurisdictie van het ESIF-programma. |
Kenmerken van het product voor eindontvangers |
De financiële intermediair verstrekt leningen aan eindontvangers die bijdragen aan de doelstelling van het programma en die worden medegefinancierd door het programma uit het instrument voor renovatieleningen, met uitzondering van de herfinanciering van bestaande leningen. De voorwaarden van deze leningen worden gebaseerd op de ex-antebeoordeling, zoals bedoeld in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De looptijd van de renovatielening bedraagt maximaal twintig jaar. Het maximumbedrag van elke renovatielening wordt vastgesteld in verband met de resultaten van de ex-antebeoordeling die de programmabijdrage aan het financieringsinstrument rechtvaardigt en wordt vastgesteld in de financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit, het dakfonds en de financiële intermediair. Het maximale bedrag per lening per individueel huishouden bedraagt 75 000 EUR. Leningen voor gebouwbeheerders zijn de som van de afzonderlijke huishoudens van het gebouw. Het financieringsinstrument kan verlangen dat de eindontvangers of de beheerders van gemeenschappelijke eigendommen die optreden namens de eindontvangers, een bijdrage uit eigen middelen leveren. De renovatielening heeft een jaarlijkse vaste rentevoet en omvat regelmatige afschrijvingen. De rente op de deelname van de financiële intermediair wordt marktconform vastgesteld. Het rentepercentage dat van toepassing is op de relevante in aanmerking komende lening uit de portefeuille wordt ten gunste van de eindontvangers verlaagd met het percentage van de publieke programmabijdrage. Een rentesubsidie, als bedoeld in artikel 37, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, kan worden toegekend aan huishoudens met lage inkomens of kwetsbare huishoudens (3). De maximale rentesubsidie komt overeen met het rentepercentage dat voor elke lening moet worden betaald door huishoudens met lage inkomens over de bijdrage van de financiële intermediair. Bepaalde kosten voor technische ondersteuning kunnen worden opgenomen in het financieringsinstrument in het kader van artikel 37, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De ondersteuning dient alleen te worden verleend voor de voorbereiding van het project (voorbereidende studies en hulp bij de voorbereiding van de investering tot aan het besluit over de investering). Deze kosten voor technische ondersteuning komen alleen in aanmerking wanneer een renovatielening is ondertekend door de financiële intermediair en de eindontvangers, ongeacht de entiteit die deze diensten levert (bijvoorbeeld ongeacht de vraag of de financiële intermediair die diensten aanbiedt of zij worden afgenomen van een andere entiteit). |
Verslaglegging en beoogde resultaten |
Financiële intermediairs voorzien de managementautoriteit of het dakfonds ten minste eenmaal per kwartaal van informatie in een gestandaardiseerde vorm en omvang. Dit verslag omvat alle voor de managementautoriteit relevante elementen om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Lidstaten voldoen ook aan hun rapportageverplichtingen overeenkomstig de de-minimisverordening. De indicatoren moeten worden afgestemd op de specifieke doelstellingen van de relevante prioriteit van het ESIF-programma voor de financiering van het financieringsinstrument en op de verwachte resultaten van de ex-antebeoordeling. Zij worden voor de renovatielening ten minste eenmaal per kwartaal gemeten en gerapporteerd en ten minste in overeenstemming gebracht met de eisen van de verordening. Naast de gemeenschappelijke indicatoren van de prioritaire as van het ESIF-programma (aantal huishoudens met een verbeterde energieverbruikclassificatie, de geschatte jaarlijkse vermindering van broeikasgasemissies …) zijn andere indicatoren: het aantal en de omvang van de leningen; gerenoveerde gezinswoningen (in vierkante meters); gerenoveerde appartementen in gebouwen (in vierkante meters); wanbetalingen (aantallen en bedragen); terugbetaalde middelen en opbrengsten. aantal gevallen van technische ondersteuning en bedragen; aantal en bedragen van de rentesubsidies. |
Evaluatie van het economische voordeel van de programma-bijdrage |
De financiële intermediair verlaagt de totale effectieve rente (en wanneer nodig het onderpand) ten laste van de eindontvangers voor elke in aanmerking komende lening die is opgenomen in de portefeuille, als weerspiegeling van de gunstige voorwaarden ten aanzien van de financiering en risicodeling van de renovatielening. Het volledige financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument wordt doorberekend aan de eindontvangers in de vorm van een renteverlaging. De financiële intermediair houdt toezicht op en brengt verslag uit over het BSE voor eindontvangers als bedoeld in het onderdeel over staatssteun. Dit beginsel komt tot uiting in de financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair. |
(1) Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).
(2) De volgende economische sectoren worden tezamen aangeduid als „de sectoren waarvoor beperkingen gelden”: (3) Zoals omschreven in Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 als achterstandsgroepen of sociaal kansarme groepen welke, door solvabiliteitsbeperkingen, geen huisvesting tegen marktvoorwaarden kunnen vinden. |
BIJLAGE V
CO-INVESTERINGSFACILITEIT
Schematische voorstelling van het principe van de co-investeringsfaciliteit
Voorwaarden voor de co-investeringsfaciliteit
Structuur van het financierings-instrument |
De co-investeringsfaciliteit investeert in het eigen vermogen van kleine en middelgrote ondernemingen met bijdragen van het ESIF-programma, de eigen middelen van de financiële intermediair en particuliere co-investeerders. De financiële intermediair is een privaatrechtelijke entiteit die alle besluiten betreffende investeringen en desinvesteringen met de nodige professionele zorgvuldigheid en te goeder trouw neemt. De financiële intermediair is economisch en juridisch onafhankelijk van de managementautoriteit en van het dakfonds. De particuliere co-investeerders zijn particuliere organen en zijn juridisch onafhankelijk van de financiële intermediair. De co-investeringsfaciliteit wordt verstrekt in het kader van een actie die deel uitmaakt van de prioritaire as, zoals omschreven in het programma dat wordt gefinancierd door de ESI-fondsen en zoals bedoeld in het kader van de ex-antebeoordeling die vereist is uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. |
Doel van het instrument |
Het doel van het instrument is: 1. investeren in kleine en middelgrote ondernemingen in de start-, aanloop- en expansiefase of voor de verwezenlijking van nieuwe projecten, de penetratie van nieuwe markten of nieuwe ontwikkelingen van bestaande ondernemingen via co-investeringsovereenkomsten (partnerschappen) met co-investeerders voor specifieke projecten. Dergelijke investeringen passen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (1); 2. meer kapitaal verstrekken om de investeringen in kleine en middelgrote ondernemingen te doen toenemen. De doelstellingen zijn gekoppeld aan de volgende voorwaarden. Het is niet de bedoeling dat de ESIF-programmabijdrage aan de co-investeringsfaciliteit andere door particuliere of publieke investeerders beschikbaar gestelde financiering verdringt. Het bedrag en de percentages van de co-investeringsfaciliteit worden vastgesteld met het oog op de aanvulling van het tekort aan eigenvermogensfinanciering dat aan het licht is gebracht door een ex-antebeoordeling van het financieringsinstrument in overeenstemming met artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Het ESIF-programma verstrekt financiering aan de co-investeringsfaciliteit voor het opbouwen van een portefeuille van beleggingen in kleine en middelgrote ondernemingen. De co-investeringsfaciliteit neemt samen met de financiële intermediair en co-investeerders deel aan specifieke projecten. In het geval van een dakfondsstructuur draagt het dakfonds de bijdrage uit het ESIF-programma over aan de financiële intermediair die verantwoordelijk is voor de co-investeringsfaciliteit. Naast de bijdrage uit het ESIF-programma kan het dakfonds eigen middelen bijdragen. Staatssteunregels zijn van toepassing wanneer de door het dakfonds bijgedragen middelen staatsmiddelen zijn. Wanneer de door het dakfonds bijgedragen middelen met andere staatsmiddelen worden gecombineerd, is ook artikel 21 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van toepassing. |
Gevolgen van staatssteun |
De investeringen van de co-investeringsfaciliteit worden uitgevoerd als een instrument dat staatssteun inhoudt. Het wordt verenigbaar geacht met de interne markt en vereist geen ad-hockennisgeving, mits aan in de artikel 21 van Verordening (EU) nr. 651/2014 vastgestelde voorwaarden voor verenigbaarheid is voldaan. Of er sprake is van staatssteun moet worden beoordeeld op het niveau van het dakfonds, de financiële intermediair, de particuliere investeerders en de eindontvangers. Voor elk specifiek project moet het totale particuliere deelnemingspercentage op het niveau van de kleine of middelgrote onderneming de volgende minimumdrempels bereiken: a) 10 % van de risicofinanciering verschaft aan in aanmerking komende ondernemingen vóór hun eerste commerciële verkoop op een markt; b) 40 % van de risicofinanciering aan in aanmerking komende ondernemingen die minder dan zeven jaar na hun eerste commerciële verkoop op een markt actief zijn; c) 60 % van de risicofinanciering die wordt verschaft ten behoeve van investeringen aan in aanmerking komende ondernemingen die een initiële risicofinancieringsinvestering vergen welke op basis van een ondernemingsplan dat is opgesteld met het oog op het betreden van een nieuwe productmarkt of geografische markt, meer bedraagt dan 50 % van de gemiddelde jaaromzet in de vorige vijf jaar, of ten behoeve van vervolginvesteringen in in aanmerking komende ondernemingen die al meer dan zeven jaar na hun eerste commerciële verkoop op een markt actief zijn. Particuliere participatie betekent in dit verband investeringen door particuliere organen. Met betrekking tot de co-investeringsfaciliteit is de steun op het niveau van de eindontvangers aanvaardbaar als: a) de steun aan particuliere co-investeerders toelaatbaar is; b) de financiële intermediair op zakelijke basis wordt beheerd en zijn financieringsbesluiten onafhankelijk worden genomen en op winst gericht zijn; c) het totale particuliere deelnemingspercentage de in artikel 21, lid 10, van Verordening (EU) nr. 651/2014 vastgestelde minimumdrempels bereikt. De kosten die in het kader van de ontwikkeling van de investeringsprojecten zijn gemaakt om de nodige zorgvuldigheid aan de dag te leggen en de eindontvangers te begeleiden, vallen onder de beheerskosten en de vergoedingen van de financiële intermediair die de co-investeringsfaciliteit beheert. Op activiteiten die worden ondersteund door het Elfpo zijn de algemene staatssteunregels van toepassing. |
Investerings-beleid |
a) Uitbetaling door de managementautoriteit of het dakfonds aan de co-investeringsfaciliteit Na ondertekening van een financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair draagt de desbetreffende managementautoriteit of het dakfonds de bijdragen van het programma over aan de co-investeringsfaciliteit. Het overgedragen bedrag is voldoende om de investeringen en de beheerskosten en -vergoedingen te dekken. De overdracht vindt plaats in tranches. Het beoogde investeringsvolume wordt bevestigd in het kader van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 uitgevoerde ex-antebeoordeling. Het investeringsbeleid van de co-investeringsfaciliteit omvat een duidelijke exitstrategie. Deze strategie wordt beschreven in de financieringsovereenkomst. b) Uitbetalingen van de co-investeringsfaciliteit aan de in aanmerking komende kleine en middelgrote ondernemingen Binnen een vooraf bepaalde beperkte periode co-investeert de co-investeringsfaciliteit met de financiële intermediair en andere particuliere investeerders. Voor elk specifiek project mobiliseert de geselecteerde financiële intermediair ten minste 1 % aanvullende financiering van de financiële intermediair of van een tussenliggende onderneming verbonden aan de financiële intermediair voor de onderlinge afstemming van belangen; evenals van de co-investeerders, met name de particuliere investeerders. De investeringsbesluiten zijn op winst gericht. Om te worden beschouwd als op winst gericht, voldoen de investeringen aan de volgende voorwaarden: i) de financiële intermediair is opgericht volgens het toepasselijke recht en zorgt dat een boekenonderzoek plaatsvindt om voor een zakelijk verantwoorde investeringsstrategie te zorgen, met onder meer een passend beleid inzake risicodiversificatie dat is gericht op het bereiken van economische levensvatbaarheid en een efficiënte schaal in termen van omvang en geografische spreiding van zijn beleggingsportefeuille; ii) de investering in in aanmerking komende kleine en middelgrote ondernemingen is gebaseerd op een levensvatbaar ondernemingsplan, dat gegevens bevat over de ontwikkeling van het product, de verkoop en de winstgevendheid, waarbij de levensvatbaarheid van de investering vooraf is bepaald; iii) voor iedere investering bestaat er een heldere en realistische exitstrategie. De financiële intermediair voert een consistent investeringsbeleid dat voldoet aan de toepasselijke normen van de sector en dat is afgestemd op de financiële belangen en beleidsdoelstellingen van de managementautoriteit. c) Uitbetalingen van de co-investeringsfaciliteit aan de in aanmerking komende kleine en middelgrote ondernemingen De financiële intermediair identificeert, screent en evalueert de potentiële co-investeringen in eindontvangers, alsook alle co-investeerders. De financiële intermediair voert voor elk project een duediligencebeoordeling uit. De duediligencebeoordeling omvat de beoordeling van essentiële aspecten zoals het ondernemingsplan, de levensvatbaarheid van de investering en de exitstrategie. Het bedrijfsplan bevat nadere gegevens over de ontwikkeling van het product, de verkoop en de winstgevendheid. Het particuliere deelnemingspercentage van de in aanmerking komende kleine en middelgrote ondernemingen bereikt de in artikel 21 van Verordening (EU) nr. 651/2014 vastgestelde minimumdrempels. De co-investeringsovereenkomst tussen de financiële intermediair en de co-investeerders stelt de voorwaarden vast voor investeringen in de eindontvangers en stemt overeen met artikel 1, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 821/2014 van de Commissie (2), voor zover dat artikel van toepassing is. |
Fondsbijdrage aan het financierings-instrument: bedrag en percentage (product-gegevens) |
De co-investeringsfaciliteit verstrekt kapitaal aan niet-beursgenoteerde kleine en middelgrote ondernemingen die voldoen aan ten minste één van de volgende voorwaarden: a) zij zijn niet op een markt actief geweest; b) zij zijn minder dan zeven jaar na hun eerste commerciële verkoop actief op een markt; c) zij vergen een initiële risicofinancieringsinvestering die, op basis van een ondernemingsplan dat is opgesteld met het oog op het betreden van een nieuwe productmarkt of geografische markt, meer bedraagt dan 50 % van de gemiddelde jaaromzet in de voorafgaande vijf jaar; d) zij vereisen vervolginvesteringen voor in aanmerking komende ondernemingen, ook na de periode van zeven jaar na de eerste commerciële verkoop. Het bedrag en de percentages van de co-investering per project worden bepaald aan de hand van ten minste de volgende factoren: a) de omvang en de focus van de co-investeringsfaciliteit; b) de deelneming van co-investeerders; c) het verwachte katalytische effect van de co-investeringsfaciliteit; met inachtneming van de in artikel 21, lid 10, van Verordening (EU) nr. 651/2014 vastgestelde minimumdrempels. De kapitaalmiddelen die krachtens de financieringsovereenkomst binnen de investeringsperiode aan de co-investeringsfaciliteit worden terugbetaald, worden hergebruikt overeenkomstig de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. ►M2 De gedifferentieerde behandeling van investeerders die werken volgens het beginsel van de markteconomie, uitsluitend bedoeld voor asymmetrische winstdeling, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 43 bis van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 21, lid 13, onder b), van Verordening (EU) nr. 651/2014. ◄ |
Programma-bijdrage aan het financierings-instrument (activiteiten) |
De onderliggende transactieportefeuille die door de co-investeringsfaciliteit wordt gefinancierd omvat investeringen ten behoeve van de eindontvangers. De criteria voor opneming in de portefeuille worden bepaald overeenkomstig het Unierecht, de programmavoorschriften van het ESIF, de nationale voorschriften inzake subsidiabiliteit en in overleg met de financiële intermediair. De financiële intermediair beschikt over een redelijke inschatting van het risicoprofiel van de portefeuille. De co-investering in de eindontvangers gebeurt gedurende de vereiste periode, gevolgd door een exit in overeenstemming met het investeringsbeleid. |
Aansprakelijk-heid van de management-autoriteit |
De aansprakelijkheid van de managementautoriteit met betrekking tot het financieringsinstrument is zoals omschreven in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie (3). Bij een liquidatie van de co-investeringsfaciliteit maakt de financiële intermediair een grondige beoordeling van het risico van schadevorderingen tegen de co-investeringsfaciliteit en zorgt hij ervoor dat genoeg middelen op escrowrekeningen zijn geplaatst om dergelijke vorderingen te kunnen honoreren. |
Tijdsduur |
De co-investeringsfaciliteit heeft een indicatieve duur van tien jaar en kan worden verlengd met de instemming van de managementautoriteit. De investeringsperiode van het financieringsinstrument wordt zodanig vastgesteld dat de programmabijdrage, als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, wordt gebruikt voor investeringen in eindontvangers die uiterlijk op 31 december 2023 zijn gedaan. Investeringen die na 31 december 2020 worden gedaan, worden getoetst aan de staatssteunregels die na die datum in werking treden. |
Investeringen en risicodeling op het niveau van de financiële intermediair (afstemming van de belangen) |
De afstemming van de belangen tussen de managementautoriteit en de financiële intermediair wordt als volgt bereikt: — prestatievergoedingen onder de voorwaarden van de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014; — een vergoeding van de financiële intermediair die de op de markt geldende vergoeding voor vergelijkbare situaties weerspiegelt, met inbegrip van „carried interest”, indien van toepassing; — cofinanciering door particuliere co-investeerders met inachtneming van de in artikel 21, lid 10, van Verordening (EU) nr. 651/2014 vastgestelde minimumdrempels; — voor elk project ten minste 1 % cofinanciering met eigen middelen van de financiële intermediair onder dezelfde voorwaarden als de co-investeringsfaciliteit; aanvullende co-investering door de financiële intermediair aan dezelfde voorwaarden als de co-investeringsfaciliteit; — cofinanciering door andere co-investeerders onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de co-investeringsfaciliteit, tenzij in de ex-antebeoordeling zoals bedoeld in artikel 37, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt gevonden dat een asymmetrische winstdeling moet worden vastgesteld tussen de publieke en particuliere investeerders; dergelijke regelingen moeten in overeenstemming zijn met artikel 21, lid 13, onder b), van Verordening (EU) nr. 651/2014; — de financiële intermediair onderneemt geen investeringsactiviteiten in het kader van een nieuw investeringsinstrument voor hetzelfde type eindontvangers voordat 75 % van de verbintenissen van de co-investeringsfaciliteit zijn geïnvesteerd en de resterende 25 % zijn vastgelegd, of vóór het einde van de investeringsperiode van de co-investeringsfaciliteit, indien dat eerder is. Procedures ter voorkoming van belangenconflicten tussen de financiële intermediair, de co-investeerders en de entiteiten waarin wordt deelgenomen worden vastgelegd voordat de geselecteerde intermediair begint met investeringen in de eindontvanger. |
In aanmerking komende financiële intermediairs en co-investeerders |
De geselecteerde financiële intermediair (de fondsbeheerder van de co-investeringsfaciliteit) is een particulier orgaan op internationaal, nationaal of regionaal niveau en is gevestigd in de lidstaten. Dat orgaan moet wettelijk bevoegd zijn om eigenvermogensfinanciering te verstrekken aan ondernemingen die in de lidstaten zijn gevestigd, zoals financiële instellingen of andere instellingen die bevoegd zijn om financieringsinstrumenten te verstrekken. De particuliere organen worden beschouwd als particuliere rechtspersonen die eigendom zijn van particuliere of publieke investeerders die voor eigen rekening en uit eigen middelen investeren. ►M2 Bij de selectie van financiële intermediairs houden de managementautoriteit en het dakfonds zich aan het Unierecht. De selectie van financiële intermediairs is open, transparant, evenredig en niet-discriminerend, waarbij belangenconflicten worden vermeden. Bij de selectie van de financiële intermediairs worden passende risicodelingsregelingen vastgesteld in het geval van gedifferentieerde behandeling en wordt eventuele „carried interest” bepaald. ◄ De financiële intermediair specificeert in het kader van zijn selectie de voorwaarden en criteria voor de evaluatie van co-investeerders. Die zijn begrijpelijk en beschikbaar voor potentiële co-investeerders. De financiële intermediair geeft blijk van een niet-discriminerende aanpak om co-investeerders te vinden en samen met hen te investeren. De evaluatie van co-investeerders kan achteraf worden gecontroleerd. De financiële intermediairs worden beheerd op zakelijke grondslag. Aan dit voorschrift wordt geacht te zijn voldaan als aan de in artikel 21, lid 15, van Verordening (EU) nr. 651/2014 vastgestelde voorwaarden is voldaan. De co-investeringsfaciliteit tracht co-investeerders te werven die beste praktijken toepassen. De co-investeerders zijn particuliere langetermijnbeleggers die uit eigen middelen investeren, waaronder risicokapitaalfondsen, business angels, vermogende particulieren, family offices of ondernemingen met bewezen kennis en operationele capaciteit. De co-investeerders zijn alle investeerders die volgens een redelijke vaststelling van de financiële intermediair te werk gaan volgens de markteconomische investeringsbeginselen, ongeacht hun juridische aard en eigendomsstructuur. De co-investeerders en de financiële intermediair zijn onafhankelijk van de eindontvangers van de investering behoudens vervolginvesteringen in eindontvangers die reeds deel uitmaken van de co-investeringsfaciliteit. |
Subsidiabiliteit van de eindontvangers |
De eindontvangers zijn subsidiabel uit hoofde van het Unierecht en het nationale recht, het desbetreffende ESIF-programma, de financieringsovereenkomst en artikel 21, lid 5, van Verordening (EU) nr. 651/2014. Op de datum van de ondertekening van de investering voldoen de eindontvangers aan de volgende subsidiabiliteitscriteria: a) het gaat om kleine, middelgrote of micro-ondernemingen („kmo's”, met inbegrip van individuele ondernemers/zelfstandigen), zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (4); b) zij zijn niet uitgesloten krachtens artikel 1, leden 2 tot en met 5, van Verordening (EU) nr. 651/2014; c) de eindontvanger maakt geen deel uit van één of meer sectoren waarvoor beperkingen gelden (5); d) zij zijn geen onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, lid 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014; e) zij hebben geen achterstallige betalingen openstaan en zijn geen wanbetalers ten aanzien van andere leningen of leases verstrekt door een financiële intermediair of een andere financiële instelling overeenkomstig gedane controles in overeenstemming met de interne richtsnoeren van de financiële intermediair en het standaardkredietbeleid; f) zij worden opgericht en zijn werkzaam in de regio/de jurisdictie van het ESIF-programma; g) met het oog op overwegingen met betrekking tot staatssteun wordt niet geïnvesteerd in beursgenoteerde ondernemingen (kleine en middelgrote ondernemingen die op alternatieve handelsplatformen zijn genoteerd, worden niet beschouwd als beursgenoteerd voor de toepassing van dit instrument); h) investeringen kunnen niet worden gebruikt als vervangingskapitaal (met inbegrip van managementbuy-out of buy-in); i) in het geval van kleine en middelgrote ondernemingen die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector, voldoen zij aan de artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6). |
Kenmerken van het product voor eindontvangers |
Het bedrag en de percentages van de co-investeringsfaciliteit worden afgestemd op de resultaten van de in artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde ex-antebeoordeling en voldoen aan Verordening (EU) nr. 651/2014. De financiële intermediair investeert in kleine en middelgrote ondernemingen in de vorm van door de publieke programmabijdrage gecofinancierd eigen vermogen of quasi-eigen vermogen, de eigen bijdrage van de financiële intermediair en bijdragen van de co-investeerders (voor de cofinanciering van de ESI-fondsen kan de particuliere bijdrage als particuliere programmabijdrage meetellen) in het kader van een cofinancieringsovereenkomst tussen de financiële intermediair en de co-investeerders. Deze investeringen van de co-investeringsfaciliteit dragen bij tot de doelstellingen van het ESIF-programma. De totale investering (d.w.z. één of meer investeringsrondes, met inbegrip van vervolginvesteringen) van de publieke en particuliere middelen samen bedraagt ten hoogste 15 miljoen EUR per in aanmerking komende eindontvanger, overeenkomstig artikel 21, lid 9, van Verordening (EU) nr. 651/2014. Bij de verificatie van de toegestane totale investering per in aanmerking komende eindontvanger worden ook de risicofinancieringsinvesteringen in het kader van andere risicofinancieringsmaatregelen in rekening genomen. |
Verslaglegging en beoogde resultaten |
De financiële intermediair voorziet de managementautoriteit of het dakfonds ten minste eenmaal per kwartaal van informatie in een gestandaardiseerde vorm en omvang. Dit verslag omvat alle voor de managementautoriteit relevante elementen om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De lidstaten voldoen ook aan hun verplichtingen inzake verslaglegging en transparantie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 651/2014. De indicatoren moeten worden afgestemd op de specifieke doelstellingen van de relevante prioriteit van het ESIF-programma voor de financiering van het financieringsinstrument en op de in de ex-antebeoordeling gespecificeerde verwachte resultaten. Zij worden voor het co-investeringsfonds ten minste eenmaal per kwartaal gemeten en gerapporteerd en ten minste in overeenstemming gebracht met de eisen van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Naast de gemeenschappelijke indicatoren van de prioritaire as van het ESIF-programma worden ook de volgende indicatoren gehanteerd: a) het bedrag dat is geïnvesteerd in kleine en middelgrote ondernemingen (met uitsplitsing); b) het aantal gefinancierde kleine en middelgrote ondernemingen; c) de waarde van de gefinancierde investeringen; d) de winsten of verliezen die voortvloeien uit de investering (indien van toepassing); e) het aantal werknemers bij de aanvang van de investering en het aantal werknemers bij de exit in de ondersteunde kleine en middelgrote ondernemingen. |
Evaluatie van het economische voordeel van de programma-bijdrage |
De financiële steun van de publieke programmabijdrage aan het instrument wordt volledig doorberekend aan de eindontvangers. Dit beginsel komt tot uiting in de financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair. |
(1) Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1). (2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 821/2014 van de Commissie van 28 juli 2014 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft gedetailleerde regelingen voor de overdracht en het beheer van programmabijdragen, de verslaglegging over financieringsinstrumenten, de technische kenmerken van voorlichtings- en communicatiemaatregelen voor concrete acties, en het systeem voor de vastlegging en opslag van gegevens (PB L 223 van 29.7.2014, blz. 7). (3) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 5). (4) Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(5) De volgende economische sectoren worden tezamen aangeduid als „de sectoren waarvoor beperkingen gelden”: (6) Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1). |
BIJLAGE VI
STADSONTWIKKELINGSFONDS
Schematische voorstelling van het principe van het stadsontwikkelingsfonds
Voorwaarden voor het stadsontwikkelingsfonds
Structuur van het financierings-instrument |
Het stadsontwikkelingsfonds heeft de vorm van een leningenfonds dat wordt opgezet en beheerd door een financiële intermediair met bijdragen uit het programma, van de financiële intermediair en van co-investeerders om nieuw verstrekte leningen voor stadsontwikkelingsprojecten te financieren. Het stadsontwikkelingsfonds wordt beschikbaar gesteld in het kader van een actie die deel uitmaakt van de prioritaire as die is omschreven in het programma dat wordt gecofinancierd door de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) en in de ex-antebeoordeling die vereist is krachtens Verordening (EU) nr. 1303/2013. |
Doel van het instrument |
Het doel van het instrument is: 1. het combineren van middelen uit het ESIF-programma, van de financiële intermediair en van co-investeerders om de financiering van stadsontwikkelingsprojecten te ondersteunen; 2. stadsontwikkelingsprojecten in steungebieden die op een voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020 goedgekeurde regionale-steunkaart zijn aangegeven op grond van artikel 107, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag gemakkelijker toegang geven tot financiering tegen gunstige voorwaarden. Dergelijke investeringen passen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 651/2014. De doelstellingen zijn gekoppeld aan de volgende voorwaarden: Het stadsontwikkelingsfonds maakt deel uit van interventies die gepland zijn in het kader van een geïntegreerde aanpak van een duurzame stadsontwikkelingsstrategie. Het is niet de bedoeling dat de bijdrage uit het ESIF-programma aan de financiële intermediair andere door particuliere of publieke investeerders beschikbaar gestelde financiering verdringt. Het ESIF-programma verstrekt financiering aan de financiële intermediair om een leningenportefeuille op te bouwen voor stadsontwikkelingsprojecten. Het programma zal ook delen in de verliezen en wanbetalingen, inkomsten en terugvorderingen in verband met de leningen van het stadsontwikkelingsfonds in deze portefeuille per afzonderlijke lening. De cofinanciering van het ESIF-programma wordt in één van de volgende vormen verstrekt: een programmabijdrage door de managementautoriteit, een bijdrage van de financiële intermediair, bijdragen van co-investeerders op het niveau van co-investeringen in het fonds, co-investeringen via leningen in stadsontwikkelingsprojecten en co-investeringen door andere co-investeerders. In het geval van een dakfondsstructuur draagt het dakfonds de bijdrage uit het ESIF-programma over aan de financiële intermediair. Naast de bijdrage uit het ESIF-programma kan het dakfonds eigen middelen bijdragen die worden gecombineerd met de middelen van de financiële intermediair. In dat geval neemt het dakfonds een deel van de risicodeling tussen de bijdragen in de leningenportefeuille voor zijn rekening. Artikel 16 van Verordening (EU) nr. 651/2014 moet worden toegepast wanneer de middelen die door het dakfonds worden bijgedragen staatsmiddelen zijn of worden gecombineerd met andere staatsmiddelen. |
Stads-ontwikkelings-fonds |
Het stadsontwikkelingsproject maakt deel uit van de uitvoering van interventies die gepland zijn in het kader van een geïntegreerde aanpak voor een duurzame stadsontwikkelingsstrategie en draagt bij tot de verwezenlijking van de daarin vastgestelde doelstellingen. Daarnaast worden alle stadsontwikkelingsprojecten gekenmerkt door de volgende parameters: Financiële houdbaarheid: — Stadsontwikkelingsprojecten zijn gebaseerd op een bedrijfsmodel dat uitgaat van de schatting van kasstromen en dat zich richt op potentiële particuliere investeerders. — Stadsontwikkelingsprojecten worden zodanig gestructureerd dat zij inkomsten genereren of de uitgaven voldoende beperken om de lening uit het stadsontwikkelingsfonds te kunnen terugbetalen en dat elke staatssteun wordt beperkt tot het minimumbedrag dat nodig is om de voortzetting van het project te verzekeren, teneinde concurrentievervalsing te vermijden. De projecten hebben een interne opbrengstvoet (IRR) die niet voldoende is om financiering aan te trekken op louter zakelijke basis. Strategische afstemming: — Stadsontwikkelingsprojecten maken deel uit van een geïntegreerde strategie voor duurzame stadsontwikkeling en hebben het potentieel om aanvullende financiering van andere publieke en particuliere investeerders aan te trekken. — Stadsontwikkelingsprojecten voldoen aan de doelstellingen en interventies van het ESIF-programma en dragen ertoe bij dat wordt voldaan aan de relevante outputindicatoren van het ESIF-programma. — Stadsontwikkelingsprojecten vinden plaats in de betrokken regio/jurisdictie en dragen bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen (inclusief kwantitatieve outputs), zoals bepaald in het ESIF-programma. De volgende investeringsprioriteiten kunnen door het stadsontwikkelingsfonds worden ondersteund: — investeringen in koolstofarme strategieën voor stedelijke gebieden; — investeringen voor voldoende herstelcapaciteit na rampen; — investeringen voor de aanpassing aan de klimaatverandering; — investeringen ter verbetering van het stadsmilieu, met inbegrip van de sanering van oude bedrijfsterreinen en de vermindering van de luchtverontreiniging; — investeringen in duurzame stedelijke mobiliteit; — investeringssteun voor het werken als zelfstandige en bij het opzetten van een bedrijf; — investeringen in infrastructuur voor diensten voor arbeidsvoorziening; — investeringen in de gezondheids- en sociale sector (met inbegrip van infrastructuur, O&O of innovatieve diensten) die bijdragen tot de plaatselijke ontwikkeling en de overgang van institutionele zorg naar gemeenschaps- en basisgezondheidszorg, en die de toegang tot sociale en gezondheidsdiensten verbeteren; — investeringen in de fysieke en economische sanering van achtergestelde stedelijke en rurale gemeenschappen; — investeringen voor de instandhouding, bescherming, bevordering en ontwikkeling van cultureel erfgoed; — investeringen in hoger onderwijs, waaronder samenwerking met ondernemingen; — investering in ICT-ontwikkeling. |
Gevolgen van staatssteun |
De investering is verenigbaar met de interne markt en vereist geen ad-hockennisgeving, mits aan artikel 16 van Verordening (EU) nr. 651/2014 is voldaan. Of er sprake is van staatssteun moet worden beoordeeld op het niveau van het dakfonds, de financiële intermediair, de particuliere investeerders en de eindontvangers. In dit verband voldoen de financiële intermediair en het dakfonds aan de volgende voorwaarden: a) De beheerskosten en vergoedingen van de financiële intermediair en het dakfonds weerspiegelen de op de markt geldende vergoeding voor vergelijkbare situaties, wat het geval is wanneer laatstgenoemde is geselecteerd middels een open, transparante, niet-discriminerende en objectieve oproep of wanneer de vergoeding in overeenstemming is met de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 en geen andere voordelen door de staat worden toegekend. Wanneer het dakfonds alleen de bijdrage uit het ESI-fonds overdraagt aan de financiële intermediair en een taak van algemeen belang vervult en geen commerciële activiteit verricht bij de uitvoering van de actie en niet cofinanciert met eigen middelen — en derhalve niet als ontvanger van steun wordt beschouwd — is het voldoende dat het dakfonds niet wordt overgecompenseerd; b) de particuliere bijdrage aan elk stadsontwikkelingsproject bedraagt ten minste 30 % van de totale financiering, in overeenstemming met artikel 16, lid 6, van Verordening (EU) nr. 651/2014; c) het stadsontwikkelingsfonds wordt op zakelijke basis beheerd en zorgt voor winstgedreven financieringsbesluiten. De particuliere bijdrage betekent hier investeringen door particuliere organen. De kosten die de nodige zorgvuldigheid bij het beheren van de stadsontwikkelingsprojecten met zich brengen, vallen onder de beheerskosten en de vergoedingen van de financiële intermediair die voor dat beheer instaat. ►M2 De gedifferentieerde behandeling (asymmetrische voorwaarden voor risicodeling) voor het dakfonds en de eventuele bijdragen van de financiële intermediair en van co-investeerders op fonds- en projectniveau in de vorm van leningen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 43 bis van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 16, lid 8, onder b) en c), van Verordening (EU) nr. 651/2014, zoals nader bepaald in het prijsstellingsbeleid. ◄ Voor de andere co-investeerders op projectniveau zijn er geen asymmetrische voorwaarden mogelijk, aangezien hun bijdragen niet worden geïnvesteerd in leningen of buiten de stadsontwikkelingsprojecten. |
Beleid inzake krediet-verschaffing |
a) Uitbetaling door de managementautoriteit of het dakfonds aan de financiële intermediair Na ondertekening van een financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair draagt de desbetreffende managementautoriteit of het dakfonds de publieke bijdragen van het programma over aan de financiële intermediair, die dergelijke bijdragen in een speciaal stadsontwikkelingsfonds stort. De overdracht vindt plaats in tranches met inachtneming van de maxima van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De beoogde totale omvang van de kredietverlening en het rente-interval worden bevestigd in het kader van de ex-antebeoordeling overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de aard van het instrument (roterend of niet-roterend instrument). b) Initiëring van een leningenportefeuille De financiële intermediair is verplicht binnen een vooraf bepaalde beperkte periode een portefeuille van subsidiabele leningen voor stadsontwikkelingsprojecten te initiëren naast zijn huidige leningactiviteiten, deels gefinancierd met de verstrekte middelen uit het programma, tegen het in de financieringsovereenkomst overeengekomen risicodelingspercentage. De financiële intermediair voert een consistent kredietbeleid uit op basis van een overeengekomen investeringsstrategie, waardoor een goed beheer van de portefeuille mogelijk is, terwijl tegelijkertijd wordt voldaan aan de toepasselijke normen van de sector en het beleid afgestemd blijft op de financiële belangen en beleidsdoelstellingen van de managementautoriteit. Bij de vaststelling van de investeringsstrategie wordt rekening gehouden met de geïntegreerde strategie voor duurzame stadsontwikkeling, de doelactiviteit, de beoogde geografische gebieden en de subsidiabele uitgaven. De identificatie, selectie, „due diligence”, documentatie en uitbetaling van de leningen aan de eindontvangers worden door de financiële intermediair verricht overeenkomstig zijn standaardprocedures en in overeenstemming met de beginselen van de desbetreffende financieringsovereenkomst. In het geval van co-investeerders die leningen verstrekken aan stadsontwikkelingsprojecten wordt een co-investeringsovereenkomst ondertekend tussen de financiële intermediair en de co-investeerders die rechtstreekse leningen aan stadsontwikkelingsprojecten verstrekken. Deze overeenkomst bepaalt de voorwaarden voor investeringen in de eindontvangers en is, indien van toepassing, in overeenstemming met artikel 1, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 821/2014 van de Commissie (1). Deze co-investeringsovereenkomst bepaalt de eventuele voorwaarden voor regelingen met risicodeling. c) Hergebruik van aan het financieringsinstrument terugbetaalde middelen Middelen die zijn terugbetaald aan het financieringsinstrument worden hergebruikt in het kader van hetzelfde financieringsinstrument (roterend binnen hetzelfde financieringsinstrument) of worden, na terugbetaling aan de managementautoriteit of het dakfonds, gebruikt overeenkomstig de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Deze rotatiebenadering zoals bedoeld in de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt opgenomen in de financieringsovereenkomst. Wanneer de middelen binnen hetzelfde financieringsinstrument roteren, worden de bedragen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen en die binnen het tijdskader voor investeringen zijn terugbetaald en/of teruggevorderd door de financiële intermediair uit leningen aan eindontvangers, in principe beschikbaar gesteld voor hergebruik binnen hetzelfde financieringsinstrument. Indien de managementautoriteit of het dakfonds rechtstreeks wordt terugbetaald, vindt de terugbetaling regelmatig plaats en weerspiegelt deze i) de aflossingen op de hoofdsom, ii) de teruggevorderde bedragen en de aftrek van verliezen van de leningen en iii) eventuele rentebetalingen. Deze middelen moeten worden gebruikt overeenkomstig de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. d) Alsnog geïnde bedragen De financiële intermediair onderneemt stappen voor terugvordering met betrekking tot elke niet (volledig) terugbetaalde lening gefinancierd door het stadsontwikkelingsfonds, overeenkomstig de interne richtsnoeren en procedures. De door de financiële intermediair teruggevorderde bedragen (na eventuele aftrek van de kosten voor terugvordering en executie) worden verdeeld tussen de financiële intermediair, de managementautoriteit en het dakfonds. e) Rente en andere voordelen Rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de ESI-fondsen aan financieringsinstrumenten worden gebruikt overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. |
Prijsbeleid |
Bij het voorstellen van de prijzen verlaagt de financiële intermediair de totale rente en het vereiste onderpand voor elke lening die is opgenomen in de portefeuille tot het niveau van de toewijzing uit de publieke programmabijdrage en de risicodelingsregelingen. Het prijsbeleid omvat ten minste de volgende elementen: 1. de rente op de deelname van de financiële intermediair wordt vastgesteld op basis van de marktprijs (d.w.z. volgens het eigen beleid van de financiële intermediair); 2. de totale rente op leningen aan de subsidiabele stadsontwikkelingsprojecten die zijn opgenomen in de portefeuille worden proportioneel verlaagd tot het niveau van de toewijzing uit de publieke programmabijdrage. Deze vermindering houdt rekening met de vergoedingen die de managementautoriteit in rekening kan brengen op de programmabijdrage en de risicodelingsregelingen. 3. Het prijsbeleid blijft gelijk tijdens de subsidiabiliteitsperiode. |
Programma-bijdrage aan het financierings-instrument: bedrag en percentage (product-gegevens) |
►M2 Het daadwerkelijke risicodelingspercentage, de publieke programmabijdrage, de gedifferentieerde behandeling en de rente op leningen worden gebaseerd op de resultaten van de ex-antebeoordeling en zijn zodanig dat het voordeel voor de eindontvangers in overeenstemming is met artikel 16, lid 8, onder b), van Verordening (EU) nr. 651/2014. ◄ De omvang van de beoogde portefeuille van het stadsontwikkelingsfonds wordt vastgesteld op basis van de ex-antebeoordeling die de steun aan het financieringsinstrument rechtvaardigt overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, waarbij, indien van toepassing, rekening wordt gehouden met de rotatiebenadering van het instrument. De toewijzing van de lening van het stadsontwikkelingsfonds en het risicodelingspercentage worden zodanig vastgesteld dat deze de kloof dichten die bij de ex-antebeoordeling is vastgesteld en zij moeten voldoen aan de in deze bijlage vastgestelde voorwaarden. Het minimumpercentage voor cofinanciering dat met de financiële intermediair wordt overeengekomen, wordt voor elke subsidiabele lening in de portefeuille vastgesteld in overeenstemming met het maximale gedeelte van de hoofdsom van de subsidiabele lening dat door het programma wordt gefinancierd. Het risicodelingspercentage dat is overeengekomen met de financiële intermediair bepaalt welk gedeelte van de verliezen moet worden verdeeld tussen de financiële intermediair, de co-investeerders (op fondsniveau als op projectniveau) en de programmabijdrage in afwezigheid van een andere regeling. Nadere voorwaarden voor financiering door een stadsontwikkelingsfonds worden vóór de aanvang van de investering voor elk stadsontwikkelingsproject vastgesteld op basis van door de financiële intermediair geverifieerde financiële prognoses van het stadsontwikkelingsproject. |
Programma-bijdrage aan het financierings-instrument (activiteiten) |
De onderliggende transactieportefeuille die door het stadsontwikkelingsfonds wordt gefinancierd omvat leningen voor stadsontwikkelingsprojecten. De criteria voor opneming in de portefeuille worden bepaald overeenkomstig het Unierecht, de programmavoorschriften van het ESIF, de nationale voorschriften inzake subsidiabiliteit, de investeringsstrategie (die deel uitmaken van de geïntegreerde aanpak van een duurzame stadsontwikkelingsstrategie) en in overleg met de financiële intermediair. De financiële intermediair dient over een redelijke inschatting van het risicoprofiel van de portefeuille te beschikken. De financiële intermediair moet stadsontwikkelingsprojecten identificeren, daarin investeren en zijn projectenportefeuille op duurzame wijze beheren op basis van een investeringsstrategie die in het kader van de ex-antebeoordeling is bevestigd. De financiële intermediair beheert een portefeuille van stadsontwikkelingsprojecten die deel uitmaken van de uitvoering van de interventies die gepland zijn in het kader van een geïntegreerde aanpak van een duurzame stadsontwikkelingsstrategie. Voor elk stadsontwikkelingsproject verstrekt de financiële intermediair ten minste de volgende informatie: a) een algemene beschrijving van het project en het tijdschema van het project, inclusief een beschrijving van de cofinancieringspartners en de aandeelhouders, alsook een gedetailleerd financieringsplan van het project; b) een motivering voor de keuze van de programmabijdrage, met inbegrip van een eerste beoordeling van de levensvatbaarheid van het project en de daaruit voortvloeiende behoefte aan investeringsmiddelen uit het stadsontwikkelingsfonds; c) de identificatie van risico's; d) de overeenstemming met de doelstellingen van het project zoals beschreven in het desbetreffende programma. Dit betekent dat de geselecteerde stadsontwikkelingsprojecten bijdragen tot de verwezenlijking van de programmadoelstellingen, met inbegrip van de in de relevante prioritaire assen van het betreffende programma vastgestelde kwantitatieve resultaten. Bij de uitvoering van de portefeuille draagt de financiële intermediair in het bijzonder zorg voor: a) het identificeren van, investeren in en leiden van de onderhandelingen en de structurering van financiële investeringen in leefbare stadsontwikkelingsprojecten die voldoen aan de voorwaarden en criteria van het desbetreffende programma; b) het naleven van de voorwaarden van de investeringsstrategie en het beoordelen van de investeringen in het licht daarvan. Een levensvatbaarheidstoets moet aantonen dat het project niet zou kunnen doorgaan zonder investeringsmiddelen van het stadsontwikkelingsfonds; c) het verslag uitbrengen over stadsontwikkelingsprojecten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013; d) het aantrekken van ten minste 30 % van de totale financiering voor een stadsontwikkelingsproject uit particuliere bronnen en het bewerkstelligen van de best mogelijke hefboomwerking van particuliere middelen. |
Aansprakelijk-heid van de management-autoriteit |
De aansprakelijkheid van de managementautoriteit met betrekking tot het financieringsinstrument is zoals omschreven in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014. De verliezen die worden gedekt zijn verschuldigde hoofdsommen, te betalen en uitstaande rente en standaardrente (met uitzondering van boeten voor te late betalingen en andere kosten en uitgaven). |
Tijdsduur |
De leenperiode van het financieringsinstrument wordt zodanig vastgesteld dat de programmabijdrage, als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, wordt gebruikt voor leningen die uiterlijk op 31 december 2023 worden uitbetaald aan eindontvangers. Investeringen gedaan na 31 december 2020 moeten worden gecontroleerd om na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de regels voor staatssteun die na die datum in werking treden. |
Kredietverlening en risicodeling op het niveau van de financiële intermediair (afstemming van de belangen) |
De afstemming van de belangen tussen de managementautoriteit, de co-investeerders en de financiële intermediair wordt als volgt bereikt: — prestatievergoedingen onder de voorwaarden van de artikelen 12 en 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014; — vergoeding van de financiële intermediair die de op de markt geldende vergoeding voor vergelijkbare situaties weerspiegelt; — de financiële intermediair zorgt voor de financiering van ten minste 30 % van de totale financieringsverbintenis voor leningen aan stadsontwikkelingsprojecten. Van deze 30 % zal ten minste 1 % van de totale financieringsverbintenis van het stadsontwikkelingsfonds tegenover elk project door de financiële intermediair uit eigen middelen worden geïnvesteerd tegen dezelfde voorwaarden als de programmabijdrage. De overige 29 % wordt door de financieel intermediair of de co-investeerders op fonds- of op projectniveau verstrekt via leningen; — het totale bedrag van de particuliere cofinanciering bestrijkt ten minste 30 % van de totale financiering voor een stadsontwikkelingsproject; — cofinanciering door co-investeerders kan ofwel worden beschouwd als nationale cofinanciering van de ESI-fondsen zolang de middelen niet van de eigen middelen van de eindontvangers komen (indien deze eigen middelen vervolgens worden gebruikt voor de cofinanciering van subsidiabele projectuitgaven), ofwel als aanvulling van de publieke programmabijdrage; — ►M2 de risicodeling met de financiële intermediair en de co-investeerders (op fondsniveau of op het niveau van het stadsontwikkelingsproject) geschiedt evenredig aan de programmabijdrage, tenzij uit de in artikel 37, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde ex-antebeoordeling blijkt dat een gedifferentieerde behandeling in de vorm van een asymmetrische risicodeling tussen co-investeerders nodig is. Dergelijke regelingen zijn in overeenstemming met artikel 16, lid 8, onder b) en c), van Verordening (EU) nr. 651/2014 en zijn opgenomen in de co-investeringsovereenkomst tussen de partijen. Dergelijke regelingen gelden niet voor de 1 % eigen middelen die de financiële intermediair in het project heeft geïnvesteerd, zoals hierboven vereist met het oog op de afstemming van de belangen. ◄ |
In aanmerking komende financiële intermediairs |
De geselecteerde financiële intermediair is een in een lidstaat gevestigd publiek of particulier orgaan en is wettelijk bevoegd om leningen te verstrekken aan stadsontwikkelingsprojecten binnen de jurisdictie van het programma dat een bijdrage levert aan het financieringsinstrument. De in aanmerking komende financiële intermediair moet ook aantonen dat hij over de capaciteit beschikt om een stadsontwikkelingsfonds te beheren en de portefeuille van stadsontwikkelingsprojecten te monitoren, overeenkomstig de in artikel 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 opgesomde eisen. De in aanmerking komende financiële intermediair moet ook aantonen dat hij ervaring heeft op de beoogde markt, kan bogen op een passende staat van dienst op het gebied van het beheer van gelijkwaardige of soortgelijke projecten of van financieringsinstrumenten die investeren in projecten die lijken op de door het stadsontwikkelingsfonds beoogde projecten, met name ervaring met de Europese structuur- en investeringsfondsen. De financiële intermediair is passend gereguleerd door de relevante nationale regelgevende instanties voor financiële diensten en past de beste praktijken inzake professioneel fondsbeheer toe. De financiële intermediair wordt op zakelijke basis beheerd. Dit wordt geacht het geval te zijn wanneer wordt voldaan aan de in artikel 16, lid 9, van Verordening (EU) nr. 651/2014 vastgestelde voorwaarden. De particuliere organen worden beschouwd als particuliere rechtspersonen die eigendom zijn van particuliere of publieke investeerders die voor eigen rekening en uit eigen middelen investeren. De juridische structuur van het stadsontwikkelingsfonds staat toe gebruik te maken van aanvullende financiering als hefboom voor een programmabijdrage van andere investeerders aan de stadsontwikkelingsprojecten. ►M2 Bij de selectie van financiële intermediairs houden de managementautoriteit en het dakfonds zich aan het Unierecht. De selectie van financiële intermediairs is open, transparant, evenredig en niet-discriminerend, waarbij belangenconflicten worden vermeden. Bij de selectie van de financiële intermediairs wordt beoogd passende risicodelingsregelingen vast te stellen in het geval van gedifferentieerde behandeling. ◄ In het kader van de selectieprocedure van de financiële intermediair worden de investeringsstrategie en de besluitvorming van het stadsontwikkelingsfonds, alsook de algemene beheersaanpak, het bestuursvermogen en de bijdrage uit eigen middelen van de financiële intermediair aan het stadsontwikkelingsfonds beoordeeld. In het kader van de selectieprocedure is een van de criteria voor de selectie van de financiële intermediair de capaciteit om een portefeuille van te financieren stadsontwikkelingsprojecten te ontwikkelen, waarbij gelet wordt op het meest concurrerende prijsbeleid dat de aan het selectieproces deelnemende financiële intermediair voorstelt. De financiële intermediair is verantwoordelijk voor de identificatie en evaluatie van stadsontwikkelingsprojecten. Na zijn selectie beheert de financiële intermediair een pijplijn van stadsontwikkelingsprojecten. De pijplijn van stadsontwikkelingsprojecten omvat projecten die de financiële intermediair van plan is te financieren op basis van de op dat ogenblik beschikbare informatie. De investeerders zijn alle investeerders die volgens een redelijke vaststelling van de financiële intermediair te werk gaan volgens de markteconomische investeringsbeginselen, ongeacht hun juridische aard en eigendomsstructuur. De financiële intermediair specificeert in het kader van zijn selectie de voorwaarden en criteria voor de evaluatie van co-investeerders. Die zijn begrijpelijk en beschikbaar voor potentiële co-investeerders. De financiële intermediair geeft blijk van een niet-discriminerende aanpak om co-investeerders te vinden en samen met hen te investeren. De evaluatie van co-investeerders kan achteraf worden gecontroleerd. |
Subsidiabiliteit van de eindontvangers |
De eindontvangers zijn subsidiabel uit hoofde van het Unierecht en het nationale recht, het desbetreffende ESIF-programma, de financieringsovereenkomst en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 651/2014. Op de datum van de ondertekening van de lening voldoen de eindontvangers aan de volgende subsidiabiliteitscriteria: a) zij zijn stadsontwikkelingsactoren, dat wil zeggen ondernemingen met een juridische status die hen toestaat vorderingen te nemen en stadsontwikkelingsprojecten uit te voeren met gebruikmaking van verschillende eigendomsstructuren, bijvoorbeeld middels de combinatie van particulier en publiek kapitaal; b) zij zijn actieve partners van de lokale en regionale overheden die de stadsontwikkeling bevorderen door te investeren in stadsontwikkelingsprojecten. De eindontvangers moeten een passend rechtmatig belang hebben in het actief waarin wordt geïnvesteerd; c) zij zijn niet uitgesloten krachtens artikel 1, leden 2 tot en met 5, van Verordening (EU) nr. 651/2014; d) zij maken geen deel uit van één of meer sectoren waarvoor beperkingen gelden (2); e) zij zijn geen onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, lid 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014; f) zij hebben geen achterstallige betalingen openstaan en zijn geen wanbetalers ten aanzien van andere leningen of leases verstrekt door de financiële intermediair of een andere financiële instelling overeenkomstig gedane controles in overeenstemming met de interne richtsnoeren van de financiële intermediair en het standaardkredietbeleid; g) zij investeren in stadsontwikkelingsprojecten die worden uitgevoerd in steungebieden zoals die op een voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020 goedgekeurde regionale-steunkaart zijn aangegeven op grond van artikel 107, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag. Bovendien moeten de eindontvangers op het tijdstip van de investering en tijdens de terugbetaling van de lening een statutaire zetel hebben in een lidstaat en moeten de activiteiten waarvoor de lening is verstrekt, plaatsvinden in de desbetreffende lidstaat en regio/jurisdictie van het ESIF-programma. |
Kenmerken van het product voor eindontvangers |
Het stadsontwikkelingsfonds verstrekt leningen aan de eindontvangers die bijdragen aan de doelstelling van het programma en die door het programma worden gecofinancierd. Het bedrag en de percentages van het stadsontwikkelingsfonds worden afgestemd op de resultaten van de in artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde ex-antebeoordeling en voldoen aan Verordening (EU) nr. 651/2014. De leningen worden uitsluitend gebruikt voor de volgende toegestane doeleinden: a) investeringen in materiële en immateriële activa; b) werkkapitaal dat verband houdt met ontwikkelings- of uitbreidingsactiviteiten die aanvullend zijn op (en verband houden met) activiteiten als bedoeld onder a) (en waarvan de aanvullende aard onder andere wordt aangetoond in het bedrijfsplan van het stadsontwikkelingsfonds en door de hoogte van de financiering). Leningen die zijn opgenomen in de portefeuille moeten te allen tijde voldoen aan de volgende subsidiabiliteitscriteria: c) de leningen zijn nieuwe leningen, met uitsluiting van herfinanciering van bestaande leningen of de financiering van voltooide projecten; d) de totale investeringen in het stadsontwikkelingsproject bedragen ten hoogste 20 miljoen EUR, zoals bepaald in artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) nr. 651/2014; e) de leningen worden verstrekt voor de financiering van een of meer van de toegestane doeleinden in euro en/of de nationale valuta van de desbetreffende jurisdictie en/of eventueel in een andere valuta; f) de leningen hebben niet de vorm van mezzanineleningen, achtergestelde schuld of quasi-aandelenkapitaal; g) de leningen zijn geen doorlopende kredieten; h) de leningen hebben een aflossingsschema, met inbegrip van regelmatige afschrijvingen en/of ballonaflossingen; i) de leningen financieren geen zuiver financiële activiteiten en financieren niet de verlening van consumentenfinancieringsdiensten; j) Looptijd: de leningen hebben een minimale looptijd van twaalf maanden (met inbegrip van eventuele aflossingsvrije perioden) en een maximale looptijd van 360 maanden. |
Verslaglegging en beoogde resultaten |
De financiële intermediair voorziet de managementautoriteit of het dakfonds ten minste eenmaal per kwartaal van informatie in een gestandaardiseerde vorm en omvang. Dit verslag omvat alle voor de managementautoriteit relevante elementen om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013. De lidstaten voldoen ook aan hun verplichtingen inzake verslaglegging en transparantie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 651/2014. De indicatoren moeten worden afgestemd op de specifieke doelstellingen van de relevante prioriteit van het ESIF-programma voor de financiering van het financieringsinstrument en op de in de ex-antebeoordeling gespecificeerde verwachte resultaten. Zij worden voor het stadsontwikkelingsfonds ten minste eenmaal per kwartaal gemeten en gerapporteerd en ten minste in overeenstemming gebracht met de eisen van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Naast de gemeenschappelijke indicatoren van de prioritaire as van het ESIF-programma zijn andere indicatoren: a) het aantal leningen/gefinancierde projecten; b) de boekwaarde van de gefinancierde leningen; c) de wanbetalingen (aantallen en bedragen); d) terugbetaalde middelen en opbrengsten. |
Evaluatie van het economische voordeel van de programma-bijdrage |
Het financiële voordeel van de publieke programmabijdrage aan het instrument wordt doorberekend aan de eindontvangers, in voorkomend geval rekening houdend met de gunstige financieringsvoorwaarden van de publieke programmabijdrage aan het stadsontwikkelingsfonds. De financiële intermediair verlaagt de totale effectieve rente (en wanneer nodig het onderpand) ten laste van de eindontvangers voor elke in aanmerking komende lening die is opgenomen in de portefeuille, als weerspiegeling van de gunstige voorwaarden ten aanzien van de financiering van de programmabijdrage aan het stadsontwikkelingsfonds. Dit beginsel komt tot uiting in de financieringsovereenkomst tussen de managementautoriteit of het dakfonds en de financiële intermediair. |
(1) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 821/2014 van de Commissie van 28 juli 2014 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft gedetailleerde regelingen voor de overdracht en het beheer van programmabijdragen, de verslaglegging over financieringsinstrumenten, de technische kenmerken van voorlichtings- en communicatiemaatregelen voor concrete acties, en het systeem voor de vastlegging en opslag van gegevens (PB L 223 van 29.7.2014, blz. 7).
(2) De volgende economische sectoren worden tezamen aangeduid als „de sectoren waarvoor beperkingen gelden”: |
( 1 ) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 5).