AKTE betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, Protocol nr. 9 - betreffende vervoer over de weg en per spoor, alsmede gecombineerd vervoer in Ostenrijk
Publicatieblad Nr. C 241 van 29/08/1994 blz. 0361
Protocol nr. 9 betreffende vervoer over de weg en per spoor, alsmede gecombineerd vervoer in Oostenrijk DEEL I DEFINITIES Artikel 1 In dit Protocol zijn de volgende definities van toepassing: a) "voertuig": een voertuig als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 881/92, zoals die van toepassing is op de datum van ondertekening van het Toetredingsverdrag; b) "internationaal vervoer": internationaal vervoer als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 881/92, zoals die van toepassing is op de datum van ondertekening van het Toetredingsverdrag; c) "transitovervoer door Oostenrijk": vervoer over Oostenrijks grondgebied van en naar een plaats buiten Oostenrijk; d) "vrachtwagen": een in een Lid-Staat geregistreerd motorvoertuig met een maximaal toegestaan gewicht van meer van 7,5 ton, bestemd voor het vervoer van goederen of het trekken van aanhangwagens, met inbegrip van trekkers van opleggers, en trekkers met een maximaal toegestaan gewicht van meer van 7,5 ton, getrokken door een in een Lid-Staat geregistreerd motorvoertuig met een maximaal toegelaten gewicht van ten hoogste 7,5 ton; e) "transitogoederenvervoer over de weg door Oostenrijk": transitovervoer door Oostenrijk met vrachtwagens, ongeacht of zij met of zonder lading rijden; f) "gecombineerd vervoer": vervoer door vrachtwagens of ladingeenheden, dat gedeeltelijk plaatsvindt per spoor en waarbij het begin- of het eindtraject plaatsvindt over de weg, met dien verstande dat het transitovervoer over Oostenrijks grondgebied tijdens het begin- en het eindtraject in geen geval uitsluitend over de weg mag plaatsvinden; g) "bilaterale rit": een internationale vervoersrit met een voertuig waarbij het begin- of eindpunt in Oostenrijk en het eind- of beginpunt respectievelijk in een andere Lid-Staat is gelegen, alsmede vervoersritten zonder lading in verband met voornoemde ritten. DEEL II VERVOER PER SPOOR EN GECOMBINEERD VERVOER Artikel 2 Dit Deel is van toepassing op maatregelen betreffende vervoer per spoor en gecombineerd vervoer over het grondgebied van Oostenrijk. Artikel 3 De Gemeenschap en de betrokken Lid-Staten treffen, in het kader van hun onderscheiden bevoegdheden, maatregelen voor de ontwikkeling en de bevordering van het vervoer per spoor en het gecombineerd vervoer voor het vervoeren van goederen door de Alpen; zij stemmen deze maatregelen nauw op elkaar af. Artikel 4 Bij de vaststelling van de in artikel 129 C van het EG-Verdrag bedoelde richtsnoeren, draagt de Gemeenschap er zorg voor dat de in bijlage 1 vermelde hoofdroutes deel uitmaken van de Transeuropese Netwerken voor vervoer per spoor en gecombineerd vervoer en tevens worden aangemerkt als projecten van gemeenschappelijk belang. Artikel 5 De Gemeenschap en de betrokken Lid-Staten leggen in het kader van hun onderscheiden bevoegdheden de in bijlage 2 vermelde maatregelen ten uitvoer. Artikel 6 De Gemeenschap en de betrokken Lid-Staten stellen alles in het werk om de in bijlage 3 bedoelde aanvullende spoorwegcapaciteit te ontwikkelen en te gebruiken. Artikel 7 De Gemeenschap en de betrokken Lid-Staten nemen maatregelen ter bevordering van het vervoer per spoor en gecombineerd vervoer; indien passend worden deze maatregelen, behoudens andere bepalingen van het EG-Verdrag, vastgesteld in nauwe samenwerking met spoorwegondernemingen en andere instellingen die vervoer per spoor aanbieden. Er zal voorrang worden gegeven aan de in het Gemeenschapsrecht vervatte maatregelen betreffende vervoer per spoor en gecombineerd vervoer. Bij de tenuitvoerlegging van deze maatregelen wordt bijzondere aandacht besteed aan het concurrentievermogen, de doeltreffendheid en de kostentransparantie van het vervoer per spoor en het gecombineerd vervoer. De Lid-Staten richten hun aandacht inzonderheid op maatregelen om ervoor te zorgen dat de prijzen voor gecombineerd vervoer concurrerend zijn met de prijzen van andere wijzen van vervoer. Eventuele steun in dit verband moet verenigbaar zijn met de Gemeenschapsvoorschriften. Artikel 8 De Gemeenschap en de betrokken Lid-Staten treden, ingeval van een ernstige verstoring van het transitovervoer per spoor, bijvoorbeeld bij natuurrampen, zoveel mogelijk gezamenlijk op om de verkeersstroom instand te houden. Daarbij moet voorrang worden gegeven aan gevoelige ladingen, zoals bederfelijke levensmiddelen. Artikel 9 De Commissie evalueert de tenuitvoerlegging van dit Deel volgens de procedure van artikel 16. DEEL III VERVOER OVER DE WEG Artikel 10 Dit Deel is van toepassing op het vervoer van goederen over de weg binnen het grondgebied van de Gemeenschap. Artikel 11 1. Op ritten waarbij transitogoederenvervoer over de weg door Oostenrijk is betrokken, is de regeling van toepassing die is vastgesteld bij de Eerste Richtlijn van de Raad van 23 juli 1962 en Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad voor ritten voor eigen rekening en voor ritten met gehuurde voertuigen of tegen betaling, behoudens het bepaalde in dit artikel. 2. Tot 1 januari 1998 zijn de volgende bepalingen van toepassing: a) de totale NOx-uitstoot van vrachtwagens in transito op Oostenrijks grondgebied wordt tussen 1 januari 1992 en 31 december 2003 met 60 % verlaagd volgens de tabel in bijlage 4. b) De verlaging van de totale NOx-uitstoot van vrachtwagens wordt geadministreerd via een ecopuntensysteem. Volgens dit systeem moet elke vrachtwagen in transito op Oostenrijks grondgebied een aantal ecopunten hebben dat overeenstemt met het niveau van de NOx-uitstoot van dat type vrachtwagen (ingeschreven op grond van zijn Conformity of Production (COP)-niveau, afgeleid van de type-goedkeuring). De toewijzing van de punten en de werking van het stelsel worden in bijlage 5 beschreven. c) Indien het aantal transitoritten in een jaar het voor 1991 bepaalde referentieaantal met meer 8 % overschrijdt, treft de Commissie, volgens de procedure van artikel 16, passende maatregelen overeenkomstig bijlage 5, punt 3. d) Oostenrijk stelt een ecopuntenkaart op en stelt deze tijdig ter beschikking voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk met het oog op het administreren van het ecopuntensysteem overeenkomstig bijlage 5. e) De ecopunten worden door de Commissie verdeeld over de Lid-Staten overeenkomstig volgens lid 6 vast te stellen bepalingen. 3. Vóór 1 januari 1998 evalueert de Raad, aan de hand van een verslag van de Commissie, de tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende het transitogoederenvervoer over de weg door Oostenrijk. Deze evaluatie vindt plaats overeenkomstig de grondbeginselen van het Gemeenschapsrecht, zoals de goede werking van de interne markt, inzonderheid het vrije verkeer van goederen en de vrijheid van dienstverrichting, de milieubescherming in het belang van de Gemeenschap in haar geheel en de verkeersveiligheid. Tenzij de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen, een andere beslissing neemt, wordt de overgangsperiode verlengd en wel tot 1 januari 2001, tijdens welke periode het bepaalde in lid 2 van toepassing is. 4. Vóór 1 januari 2001 maakt de Commissie, in samenwerking met het Europees Milieuagentschap, een wetenschappelijke studie over de mate waarin de in lid 2, onder a), bedoelde doelstelling betreffende de vermindering van de vervuiling is verwezenlijkt. Indien de Commissie tot de conclusie komt dat deze doelstelling op permanente grondslag is verwezenlijkt, treedt lid 2 op 1 januari 2001 buiten werking. Indien de Commissie tot de conclusie komt dat dit niet het geval is, kan de Raad, overeenkomstig artikel 75 van het EG-Verdrag, in een communautair kader, maatregelen treffen met het oog op een gelijkwaardige bescherming van het milieu, inzonderheid een vermindering van de vervuiling met 60 %. Indien de Raad deze maatregelen niet aanneemt, wordt de overgangsperiode automatisch verlengd met een laatste tijdvak van 3 jaar, tijdens welk tijdvak het bepaalde in lid 2 van toepassing is. 5. Aan het einde van de overgangsperiode wordt het acquis communautaire volledig toegepast. 6. De Commissie neemt overeenkomstig de procedure van artikel 16 gedetailleerde maatregelen betreffende de procedures inzake het ecopuntensysteem, de verdeling van de ecopunten en technische kwesties betreffende de toepassing van dit artikel. Deze maatregelen treden in werking op de datum van toetreding van Oostenrijk. De in de eerste alinea bedoelde maatregelen moeten ervoor zorgen dat de feitelijke situatie die voor de huidige Lid-Staten voortvloeit uit de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3637/92 van de Raad en van de op 23 december 1992 ondertekende Administratieve Overeenkomst betreffende de datum van inwerkingtreding en de procedures voor de invoering van het ecopuntensysteem als bedoeld in de Transito-overeenkomst, gehandhaafd blijft. Daarbij zal alles in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat bij de toekenning van ecopunten aan Griekenland in voldoende mate rekening wordt gehouden met de Griekse behoeften in dit verband. Artikel 12 1. Voor het internationale goederenvervoer op ritten tussen Lid-Staten is de regeling van Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van toepassing, behoudens het bepaalde in dit artikel. Deze bepalingen zijn van toepassing tot en met 31 december 1996. 2. Voor bilaterale ritten worden de bestaande contingenten geleidelijk geliberaliseerd; de volledige vrijheid om vervoerdiensten aan te bieden moet op 1 januari 1997 een feit zijn. Een eerst etappe van vrijmaking vangt aan op de datum van toetreding van Oostenrijk, een tweede op 1 januari 1996. Zo nodig kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, passende maatregelen te dien einde treffen. 3. De Raad treft, uiterlijk op 1 januari 1997, overeenkomstig artikel 75 van het EG-Verdrag, passende en eenvoudige maatregelen om te voorkomen dat het bepaalde in artikel 11 wordt ontdoken. 4. Zolang het bepaalde in artikel 11, lid 2, van toepassing is, treffen de Lid-Staten in het kader van hun onderlinge samenwerking zo nodig maatregelen, verenigbaar met het EG-Verdrag, tegen misbruik van het ecopuntensysteem. 5. Trekkers met een Gemeenschapsvergunning, afgegeven door de bevoegde instanties in Oostenrijk, mogen geen internationaal goederenvervoer verrichten op ritten waarbij in Oostenrijk noch geladen noch gelost wordt, behoudens op ritten met transito door Oostenrijk. Al deze ritten waarbij transitovervoer door Oostenrijk is betrokken zijn evenwel onderworpen aan het bepaalde in artikel 11 en ook, behalve wat de ritten tussen Duitsland en Italië betreft, aan bestaande quota die zijn onderworpen aan het bepaalde in lid 2 van het onderhavige artikel. Artikel 13 1. Tot en met 31 december 1996, is Verordening (EEG) nr. 3118/93 niet van toepassing op trekkers met een Gemeenschapsvergunning, afgegeven door de bevoegde instanties in Oostenrijk, voor het verrichten van nationaal wegvervoer in andere Lid-Staten. 2. Gedurende dat tijdvak is Verordening (EEG) nr. 3118/93 niet van toepassing op trekkers met een Gemeenschapsvergunning, afgegeven door de bevoegde instanties in een andere Lid-Staat voor het verrichten van nationaal wegvervoer in Oostenrijk. Artikel 14 1. Aan de grenzen van Oostenrijk en andere Lid-Staten vinden geen controles plaats. In afwijking van de Verordeningen (EEG) nr. 4060/89 en nr. 3912/92 mogen, niettegenstaande artikel 153 van de Toetredingsakte, tot en met 31 december 1996, niet-discriminatoire fysieke controles worden uitgevoerd waarbij voertuigen tot stilstand mogen worden gebracht, zulks uitsluitend ter verificatie van de krachtens artikel 11 verstrekte ecopunten en de in artikel 12 van dit protocol bedoelde vervoersvergunningen. Deze controles mogen de normale verkeersstroom niet onnodig vertragen. 2. Voor zover nodig worden voor de periode na 31 december 1996 controlemethoden, met inbegrip van geautomatiseerde systemen, met het oog op de toepassing van artikel 11 vastgesteld volgens de procedure van artikel 16. Artikel 15 1. Oostenrijk mag in afwijking van artikel 7, onder f), van Richtlijn 93/89/EEG tot en met 31 december 1995 gebruiksrechten van ten hoogste 3 750 ecu per jaar, met inbegrip van de administratieve kosten, en tot en met 31 december 1996 gebruiksrechten van ten hoogste 2 500 ecu per jaar, met inbegrip van de administratieve kosten, toepassen. 2. Indien Oostenrijk gebruik maakt van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid, past het overeenkomstig artikel 7, onder g), eerste zin, van Richtlijn 93/89/EEG tot en met 31 december 1995 een gebruiksrecht van ten hoogste 18 ecu per dag, 99 ecu per week en 375 ecu per maand met inbegrip van de administratieve kosten, toe en, tot en met 31 december 1996, gebruiksrechten van ten hoogste 12 ecu per dag, 66 ecu per week en 250 ecu per maand, met inbegrip van de administratieve kosten. 3. Oostenrijk past op de in de leden 1 en 2 bedoelde gebruiksrechten tot en met 31 december 1996, een verlaging van 50 % toe voor voertuigen geregistreerd in Ierland en Portugal, en tot en met 31 december 1997 voor voertuigen geregistreerd in Griekenland. 4. Tot en met 31 december 1995 mag Italië op in Oostenrijk geregistreerde voertuigen een gebruiksrecht van ten hoogste 6,5 ecu per binnenkomst, met inbegrip van de administratieve kosten toepassen en, tot en met 31 december 1996 van ten hoogste 3,5 ecu per binnenkomst, met inbegrip van de administratieve kosten. Dit recht wordt beheerd op een wijze die overeenstemt met artikel 7, onder c), van Richtlijn 93/89/EEG. DEEL IV ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 16 1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. 2. Indien wordt verwezen naar de procedure van dit artikel, dient de vertegenwoordiger van de Commissie een ontwerp in van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de Voorzitter kan bepalen naargelang van de urgentie van het vraagstuk. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid bedoeld in artikel 148, lid 2, van het EG-Verdrag in de gevallen waarin de Raad moet besluiten op voorstel van de Commissie. De stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten in het Comité worden gewogen op de wijze als vermeld in dat artikel. De Voorzitter neemt niet deel aan de stemming. 3. De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité. Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies, doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. 4. Indien na verloop van een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van het voorstel bij de Raad, deze geen maatregelen heeft vastgesteld, stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast. BIJLAGE 1 HOOFDROUTES VOOR VERVOER PER SPOOR EN GECOMBINEERD VERVOER DOOR DE ALPEN als bedoeld in artikel 4 van het Protocol 1. Hierna volgt een overzicht van de Europese hoofdspoorverbindingen door Oostenrijk die van belang zijn voor het transitovervoer: 1.1. Brenner Muenchen - Verona - Bologna 1.2. Tauern Muenchen - Salzburg - Vilach - Tarvisio - Udine/Rosenbach-Ljubljana 1.3. Pyhrn - Schoberpas Regensburg - Graz - Spielfeld/Strasz - Maribor 1.4. Donau Nuernberg - Wenen - Nickelsdorf/Sopron/Bratislava 1.5. Pontebbana Praag - Wenen - Tarvisio - Pontebbana - Udine 2. Tot deze hoofdspoorverbindingen worden ook de daarbij behorende aansluitingen en terminals gerekend. BIJLAGE 2 INFRASTRUCTUURMAATREGELEN VOOR SPOORWEGVERVOER EN GECOMBINEERD VERVOER als bedoeld in artikel 5 van het Protocol a) IN OOSTENRIJK: 1. Brenner 1.1. Maatregelen op korte termijn: - beveiligingstechnische en bedrijfsorganisatorische maatregelen, - invoering van de computerondersteunde verkeersleidingspost, - nieuwe blokverdeling, - aanleg van overloopplaatsen tussen de stations, - verbouwing van het station Woergl, - verlenging van de inhaalsporen in de stations. 1.2. Maatregelen op lange termijn: Deze maatregelen zullen afhankelijk zijn van het besluit inzake de aanleg van de basistunnel onder de Brenner. 2. Tauern 2.1. Maatregelen op korte termijn: - voortzetting van het tweesporig maken, - beveiligingstechnische verbeteringen. 2.2. Maatregelen op middellange termijn: - plaatselijke verbeteringen op bepaalde lijnen, - inkorting van de blokafstanden, - voortzetting van het tweesporig maken. 3. Pyhrn-Schober 3.1. Maatregelen op korte termijn: - opheffing van het verbod op nachtelijk vervoer op het Pyhrn-traject, - opheffing van het verbod op nachtelijk vervoer op het traject via Hieflau, - aanleg van de spoorlus Traun - Marchtrenk. 3.2. Maatregelen op middellange termijn: - stationsuitbreiding en -verbouwingen, - verbetering van de beveiligingsinstallaties, - inkorting van de blokafstanden, - opheffing van spoorwegkruisingen, - het selectief tweesporig maken. 3.3. Maatregelen op lange termijn: - voortzetting van het tweesporig maken op de hoofdlijn Passau - Spielfeld/Strass, - reconstructie van het traject St. Michael - Bruck. 4. Donau Maatregelen voor capaciteitsverhoging op het traject Wenen - Wels. b) IN DUITSLAND: 1. Maatregelen op korte termijn: - terminals voor gecombineerd vervoer in Muenchen - Riem en Duisburg Port, - uitbreiding van het traject Muenchen - Rosenheim - Kufstein; met name: aparte sporen voor de S-Bahn (stadsspoorweg) tussen Zorneding en Grafing, - inkorting van de blokafstanden (verbetering van de indeling in trajecten) tussen Grafing en Rosenheim en tussen Rosenheim en Kiefersfelden, - aanleg van inhaalsporen (bijvoorbeeld tussen de stations Groszkarolinenfeld, Raubling en Fischbach), - aanleg van railsvrije toegangen tot de perrons in het station Groszkarolinenfeld, en - wijzigingen van de sporenindeling in het station Rosenheim en diverse maatregelen in de stations Assling, Ostermuenchen, Brannenburg, Oberaudorf en Kiefersfelden. 2. Maatregelen op middellange termijn (tot eind 1988, behoudens planologische goedkeuring): - uitbreiding van de corridor Muenchen - Freilassing. c) IN ITALIË: Brenner: - verbreding van de tunnelprofielen op het traject Brenner - Verona om het transport van vrachtwagens die op de hoeken vier meter meten in het kader van begeleid en onbegeleid vervoer mogelijk te maken, - uitbreiding van het intermodaal centrum Verona-Quadrante Europa, - versterking bovenleiding en bouw van nieuwe tunnels, - het treffen van aanvullende technische maatregelen (automatisch blokstelsel en beveiliging op de drukke baanvakken aansluitend op de stations Verona, Trente, Bozen en Brenner) om de circulatie en de veiligheid verder te verbeteren. d) IN NEDERLAND: Bouw van een Rail-Service-Centrum bij Rotterdam. Spoorwegverbinding voor goederenvervoer (Betuwelijn) >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE 3 SPOORWEGCAPACITEIT als bedoeld in artikel 6 van het Protocol 1. AANVULLENDE CAPACITEIT VAN DE OOSTENRIJKSE SPOORWEGEN VOOR GOEDERENVERVOER DOOR OOSTENRIJK >RUIMTE VOOR DE TABEL> 2. MOGELIJKE CAPACITEITSVERGROTING IN ZENDINGEN OF TONNEN Onmiddellijk: Sinds 1 december 1989, 39 extra treinen voor goederen- en gecombineerd vervoer ingezet op de Brennerroute. Op korte termijn: Dank zij de uitbreiding op korte termijn zullen de spoorwegvervoerscapaciteiten door Oostenrijk meer dan worden verdubbeld. Vanaf 1996 staat, afhankelijk van de techniek van het gecombineerd vervoer, een uibreiding van maximaal 1,8 miljoen zendingen of maximaal 33 miljoen ton goederen per jaar in het gecombineerd vervoer ter beschikking. Op middellange termijn: Dank zij verdere werkzaamheden met het oog op het selectief tweesporig maken en beveiligingstechnische en bedrijfstechnische verbeteringen op de transitoroutes wordt deze capaciteit vóór 1998 met nog eens 10 miljoen ton per jaar uitgebreid. Op lange termijn: De Pyhrn-Schoberverbinding zal tweesporig worden gemaakt. De bouw van een basistunnel onder de Brenner kan zorgen voor een verdere verbetering van de treincapaciteit op de Brenner-route tot 400 treinen per dag. Na het jaar 2010 kan de extra spoorwegcapaciteit in het gecombineerd vervoer, afhankelijk van de techniek van het gecombineerd vervoer, oplopen tot een goederenvolume tussen de 60 en 89 miljoen ton per jaar. Er dient te worden verstaan: >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE 4 genoemd in artikel 11, lid 2, onder a) van het Protocol >RUIMTE VOOR DE TABEL> De getallen in kolom 3 worden aangepast overeenkomstig de procedure van artikel 16 om rekening te houden met de transitoritten van in Finland, Noorwegen en Zweden geregistreerde vrachtwagens, aan de hand van indicatieve waarden voor de respectieve landen die worden berekend op basis van het aantal transitoritten in 1991 en een standaardniveau van NOx-emissie van 15,8 gram NOx/kWh. BIJLAGE 5 BEREKENING EN BEHEER VAN DE ECOPUNTEN genoemd in artikel 11, lid 2, onder b) van het Protocol 1. Voor elke vrachtwagen die in transito door Oostenrijk rijdt (in beide richtingen), moeten bij elke rit de volgende documenten worden overgelegd: a) een document waaruit het COP-niveau voor de NOx-emissie van de vrachtwagen blijkt; b) een door de bevoegde autoriteiten afgegeven geldige ecopuntenkaart. Ad a): Voor na 1 oktober 1990 voor het eerst ingeschreven vrachtwagens moet het document waaruit het COP-niveau blijkt een door de bevoegde autoriteiten afgegeven certificaat zijn, waarin het officieel bevestigde COP-niveau voor de NOx-emissie is vermeld, of het type-goedkeuringscertificaat waarin de goedkeuringsdatum en het bij de goedkeuring gemeten niveau zijn vermeld. Voor laatstgenoemd document kan het COP-niveau worden berekend door verhoging van het voor de typegoedkeuring vastgestelde niveau met 10 %. Het eenmaal voor een voertuig vastgestelde niveau kan gedurende de gehele levensduur van het voertuig niet meer worden gewijzigd. Het COP-niveau voor vóór 1 oktober 1990 voor het eerst ingeschreven vrachtwagens en voor vrachtwagens waarvoor geen certificaat wordt overgelegd, wordt op 15,8 g/kWh vastgesteld. Ad b): De ecopuntenkaart telt een aantal punten en wordt op basis van het COP-niveau van het gebruikte voertuig als volgt ontwaard: 1. per g/kWh NOx-emissie overeenkomstig punt 1, onder a), wordt één punt afgeboekt: 2. decimalen worden naar boven afgerond, wanneer zij 0,5 of meer bedragen; 2. De Commissie berekent overeenkomstig de procedures van artikel 16 om de drie maanden het aantal ritten en het gemiddelde NOx-niveau van de vrachtwagens, gespecificeerd naar elke nationaliteit. 3. Indien artikel 12, lid 2, onder c), van toepassing is, wordt het aantal ecopunten als volgt vastgesteld: Op basis van de kwartaalwaarden van het lopende jaar, berekend overeenkomstig punt 2 hierboven, wordt een extrapolatie gemaakt om het gemiddelde NOx-niveau van vrachtwagens voor het volgende jaar te ramen. Deze geraamde waarde levert bij vermenigvuldiging met 0,0658 en met het aantal ecopunten voor 1991 als bedoeld in bijlage 4, het aantal ecopunten voor het betrokken jaar op.