Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 161/80 van de Raad van 21 januari 1980 houdende aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden der Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen
Publicatieblad Nr. L 020 van 26/01/1980 blz. 0005 - 0011
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 01 Deel 2 blz. 0135
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 01 Deel 3 blz. 0025
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 01 Deel 3 blz. 0025
++++ ( 1 ) PB NR . L 56 VAN 4 . 3 . 1968 , BLZ . 1 . ( 2 ) ZIE BLZ . 1 VAN DIT PUBLIKATIEBLAD . ( 3 ) PB NR . L 369 VAN 29 . 12 . 1978 , BLZ . 1 . ( 4 ) PB NR . L 369 VAN 29 . 12 . 1978 , BLZ . 6 . ( 5 ) PB NR . L 206 VAN 14 . 8 . 1979 , BLZ . 1 . ( 6 ) PB NR . L 56 VAN 4 . 3 . 1968 , BLZ . 8 . VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 161/80 VAN DE RAAD VAN 21 JANUARI 1980 HOUDENDE AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN DE PENSIOENEN VAN DE AMBTENAREN EN ANDERE PERSONEELSLEDEN DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , ALSMEDE VAN DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN WELKE VAN TOEPASSING ZIJN OP DEZE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , GELET OP HET VERDRAG TOT INSTELLING VAN EEN RAAD EN EEN COMMISSIE WELKE DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GEMEEN HEBBEN , GELET OP HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , INZONDERHEID OP ARTIKEL 13 , GELET OP HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DEZE GEMEENSCHAPPEN , VASTGESTELD BIJ VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 259/68 ( 1 ) , EN LAATSTELIJK GEWIJZIGD BIJ VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 160/80 ( 2 ) , INZONDERHEID OP DE ARTIKELEN 63 , 64 , 65 EN 82 VAN HET STATUUT , ALSMEDE OP ARTIKEL 20 , EERSTE ALINEA , EN ARTIKEL 64 VAN DIE REGELING , GEZIEN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE TOT AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN VAN DE AMBTENAREN EN ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , OVERWEGENDE DAT DE RAAD BIJ BESLUIT VAN 29 JUNI 1976 , GEWIJZIGD OP 26 JUNI 1978 , DE BEREKENINGSMETHODE HEEFT VASTGESTELD DIE BIJ HET PERIODIEKE ONDERZOEK NAAR HET BEZOLDIGINGSPEIL VAN DE AMBTENAREN EN ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN MOET WORDEN TOEGEPAST ; OVERWEGENDE DAT DE RAAD BIJ VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 160/80 DE TABEL VAN DE BASISSALARISSEN ZOALS DEZE WAS VASTGESTELD BIJ VERORDENING ( EURATOM , EGKS , EEG ) NR . 3084/78 ( 3 ) , MET INGANG VAN 1 JULI 1979 HEEFT GEWIJZIGD ; OVERWEGENDE DAT HET , NA EEN ONDERZOEK NAAR HET BEZOLDIGINGSPEIL VAN DE AMBTENAREN EN ANDERE PERSONEELSLEDEN AAN DE HAND VAN HET DOOR DE COMMISSIE OPGESTELDE RAPPORT , WENSELIJK IS GEBLEKEN DE BEZOLDIGINGEN EN DE PENSIOENEN VAN DE AMBTENAREN EN ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN MET INACHTNEMING VAN DEZE NIEUWE SALARISTABEL AAN TE PASSEN , HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD : ARTIKEL 1 MET INGANG VAN 1 JULI 1979 WORDT HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ALS VOLGT GEWIJZIGD : A ) IN ARTIKEL 66 WORDT DE TABEL VAN DE MAANDELIJKSE BASISSALARISSEN VERVANGEN DOOR DE HIERNA VOLGENDE TABEL : ( ZIE P.B . ) B ) _ IN ARTIKEL 67 , LID 1 , SUB A ) , VAN HET STATUUT EN IN ARTIKEL 1 , LID 1 , VAN BIJLAGE VII DAARVAN WORDT HET BEDRAG VAN 2 869 BFR . VERVANGEN DOOR HET BEDRAG VAN 3 119 BFR . ; _ IN ARTIKEL 67 , LID 1 , SUB B ) , VAN HET STATUUT EN IN ARTIKEL 2 , LID 1 , VAN BIJLAGE VII DAARVAN WORDT HET BEDRAG VAN 3 696 BFR . VERVANGEN DOOR HET BEDRAG VAN 4 018 BFR . ; _ IN ARTIKEL 69 , TWEEDE ZIN , VAN HET STATUUT EN ARTIKEL 4 , LID 1 , TWEEDE ALINEA , VAN BIJLAGE VII DAARVAN WORDT HET BEDRAG VAN 6 603 BFR . VERVANGEN DOOR HET BEDRAG VAN 7 177 BFR . ; _ IN ARTIKEL 3 , EERSTE ALINEA , VAN BIJLAGE VII VAN HET STATUUT WORDT HET BEDRAG VAN 3 302 BFR . VERVANGEN DOOR HET BEDRAG VAN 3 589 BFR . ARTIKEL 2 DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WORDT MET INGANG VAN 1 JULI 1979 ALS VOLGT GEWIJZIGD : A ) IN ARTIKEL 20 WORDT DE TABEL VAN DE MAANDELIJKSE BASISSALARISSEN VERVANGEN DOOR DE HIERNA VOLGENDE TABEL : ( ZIE P.B . ) B ) IN ARTIKEL 63 WORDT DE TABEL VAN DE MAANDELIJKSE BASISSALARISSEN VERVANGEN DOOR DE HIERNA VOLGENDE TABEL : ( ZIE P.B . ) ARTIKEL 3 DE VASTE VERGOEDING , BEDOELD IN ARTIKEL 4 BIS VAN BIJLAGE VII VAN HET STATUUT , WORDT MET INGANG VAN 1 JULI 1979 VASTGESTELD OP : _ 1 872 BFR . PER MAAND VOOR DE AMBTENAREN DIE ZIJN INGEDEELD IN DE RANG C 4 OF C 5 ; _ 2 870 BFR . PER MAAND VOOR DE AMBTENAREN DIE ZIJN INGEDEELD IN DE RANG C 1 , C 2 OF C 3 . ARTIKEL 4 1 . DE PENSIOENEN WAAROP OP 1 JULI 1979 RECHT BESTAAT , WORDEN MET INGANG VAN DEZE DATUM VOOR AMBTENAREN EN TIJDELIJKE FUNCTIONARISSEN , MET UITZONDERING VAN TIJDELIJKE FUNCTIONARISSEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2 , SUB D ) , VAN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN , BEREKEND AAN DE HAND VAN DE IN ARTIKEL 66 VAN HET STATUUT OPGENOMEN TABEL DER MAANDELIJKSE BASISSALARISSEN ZOALS DEZE IS GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 1 , SUB A ) , VAN DEZE VERORDENING . 2 . DE PENSIOENEN WAAROP OP 1 JULI 1979 RECHT BESTAAT , WORDEN MET INGANG VAN DEZE DATUM VOOR TIJDELIJKE FUNCTIONARISSEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2 , SUB D ) , VAN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN , BEREKEND AAN DE HAND VAN DE IN ARTIKEL 20 VAN DIE REGELING OPGENOMEN TABEL DER MAANDELIJKSE BASISSALARISSEN ZOALS DEZE IS GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 2 , SUB A ) , VAN DEZE VERORDENING . ARTIKEL 5 MET INGANG VAN 1 JULI 1979 WORDT DE DATUM 1 JULI 1978 IN ARTIKEL 63 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT VERVANGEN DOOR DE DATUM 1 JULI 1979 . ARTIKEL 6 1 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN WELKE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE BEZOLDIGING VAN DE IN EEN VAN DE HIERNA VERMELDE LANDEN WERKZAME AMBTENAREN EN ANDERE PERSONEELSLEDEN BEDRAGEN MET INGANG VAN 1 JANUARI 1979 : BELGIE 102,7 DENEMARKEN 138,3 DUITSLAND 78,8 FRANKRIJK 134,5 IERLAND 143 ITALIE 157,2 LUXEMBURG 102,7 NEDERLAND 94,6 VERENIGD KONINKRIJK 149,3 ZWITSERLAND 78 VERENIGDE STATEN 136 CANADA 137,1 JAPAN 145,6 GRIEKENLAND 171,8 TURKIJE 448,3 . 2 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENT DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 82 , LID 1 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT VAN TOEPASSING IS OP HET PENSIOEN , BEDRAAGT MET INGANG VAN 1 JANUARI 1979 VOOR HET LAND VAN DE GEMEENSCHAP WAAR DE PENSIOENGERECHTIGDE VERKLAART ZICH TE VESTIGEN : BELGIE 102,7 DENEMARKEN 138,3 DUITSLAND 78,8 FRANKRIJK 134,5 IERLAND 143 ITALIE 157,2 LUXEMBURG 102,7 NEDERLAND 94,6 VERENIGD KONINKRIJK 149,3 . INDIEN DE PENSIOENGERECHTIGDE VERKLAART ZICH IN EEN ANDER DAN DE HIERBOVEN VERMELDE LANDEN TE VESTIGEN , IS OP HET PENSIOEN DE AANPASSINGSCOEFFICIENT VAN TOEPASSING WELKE VOOR BELGIE GELDT . ARTIKEL 7 1 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENT DIE VAN TOEPASSING IS OP DE BEZOLDIGING VAN IN VENEZUELA WERKZAME AMBTENAREN EN ANDERE PERSONEELSLEDEN BEDRAAGT MET INGANG VAN 1 JULI 1978 107,8 . 2 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN WELKE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE BEZOLDIGING VAN DE IN EEN VAN DE HIERNA VERMELDE LANDEN WERKZAME AMBTENAREN EN ANDERE PERSONEELSLEDEN BEDRAGEN MET INGANG VAN 1 JANUARI 1979 : VENEZUELA 113,1 CHILI 108,6 ALGERIJE 125 TUNESIE 105,6 . 3 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN WELKE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE BEZOLDIGING VAN DE IN EEN VAN DE HIERNA VERMELDE LANDEN WERKZAME AMBTENAREN EN ANDERE PERSONEELSLEDEN BEDRAGEN MET INGANG VAN 1 APRIL 1979 : BELGIE 102,7 DENEMARKEN 110,6 DUITSLAND 99,4 FRANKRIJK 96,4 IERLAND 62,1 ITALIE 75,3 LUXEMBURG 102,7 NEDERLAND 100,4 VERENIGD KONINKRIJK 64,8 ZWITSERLAND 120,9 VERENIGDE STATEN 88,7 CANADA 86,1 JAPAN 168,7 GRIEKENLAND 91,2 TURKIJE 107,3 SPANJE 88,2 PORTUGAL 74,2 OOSTENRIJK 102,4 . 4 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENT DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 82 , LID 1 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT VAN TOEPASSING IS OP HET PENSIOEN , BEDRAAGT MET INGANG VAN 1 APRIL 1979 VOOR HET LAND VAN DE GEMEENSCHAP WAAR DE PENSIOENGERECHTIGDE VERKLAART ZICH TE VESTIGEN : BELGIE 102,7 DENEMARKEN 110,6 DUITSLAND 99,4 FRANKRIJK 96,4 IERLAND 62,1 ITALIE 75,3 LUXEMBURG 102,7 NEDERLAND 100,4 VERENIGD KONINKRIJK 64,8 . INDIEN DE PENSIOENGERECHTIGDE VERKLAART ZICH IN EEN ANDER DAN DE HIERBOVEN VERMELDE LANDEN TE VESTIGEN , IS OP HET PENSIOEN DE AANPASSINGSCOEFFICIENT VAN TOEPASSING WELKE VOOR BELGIE GELDT . ARTIKEL 8 1 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN WELKE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE BEZOLDIGING VAN DE IN EEN VAN DE HIERNA VERMELDE LANDEN WERKZAME AMBTENAREN BEDRAGEN MET INGANG VAN 1 JULI 1979 : BELGIE 100 DENEMARKEN 106,9 DUITSLAND 99,3 FRANKRIJK 91,3 IERLAND 63,5 ITALIE 70,5 LUXEMBURG 100 NEDERLAND 97 VERENIGD KONINKRIJK 69,9 ZWITSERLAND 120,5 VERENIGDE STATEN 81,6 CANADA 74,9 JAPAN 139,2 GRIEKENLAND 87,8 TURKIJE 94,7 SPANJE 97,6 PORTUGAL 65,3 VENEZUELA 111,7 OOSTENRIJK 100,3 THAILAND 111,6 CHILI 108,6 ALGERIJE 125 MAROKKO 116 TUNESIE 105,6 EGYPTE 127,3 SYRIE 111,7 JORDANIE 133,9 LIBANON 131 ISRAEL 103,3 . 2 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENT DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 82 , LID 1 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT VAN TOEPASSING IS OP HET PENSIOEN , BEDRAAGT MET INGANG VAN 1 JULI 1979 VOOR HET LAND VAN DE GEMEENSCHAP WAAR DE PENSIOENGERECHTIGDE VERKLAART ZICH TE VESTIGEN : BELGIE 100 DENEMARKEN 106,9 DUITSLAND 99,3 FRANKRIJK 91,3 IERLAND 63,5 ITALIE 70,5 LUXEMBURG 100 NEDERLAND 97 VERENIGD KONINKRIJK 69,9 . INDIEN DE PENSIOENGERECHTIGDE VERKLAART ZICH IN EEN ANDER DAN DE HIERBOVEN VERMELDE LANDEN TE VESTIGEN , IS OP HET PENSIOEN DE AANPASSINGSCOEFFICIENT VAN TOEPASSING WELKE VOOR BELGIE GELDT . ARTIKEL 9 1 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN WELKE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE BEZOLDIGING VAN DE IN ARTIKEL 2 VAN VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 160/80 BEDOELDE PERSONEN BEDRAGEN MET INGANG VAN 1 JULI 1979 : BELGIE 102,9 DENEMARKEN 114,5 DUITSLAND 100,6 FRANKRIJK 98,8 IERLAND 65,5 ITALIE 77,9 LUXEMBURG 102,9 NEDERLAND 100,4 VERENIGD KONINKRIJK 67,8 ZWITSERLAND 123,4 VERENIGDE STATEN 93 CANADA 88,9 JAPAN 170,4 GRIEKENLAND 100,1 TURKIJE 151,7 SPANJE 92,8 PORTUGAL 80,4 OOSTENRIJK 102,2 VENEZUELA 116,9 . 2 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN WELKE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE PENSIOENEN EN VERGOEDINGEN VAN DE IN ARTIKEL 2 VAN VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 160/80 BEDOELDE PERSONEN BEDRAGEN MET INGANG VAN 1 JULI 1979 : BELGIE 102,9 DENEMARKEN 114,5 DUITSLAND 100,6 FRANKRIJK 98,8 IERLAND 65,5 ITALIE 77,9 LUXEMBURG 102,9 NEDERLAND 100,4 VERENIGD KONINKRIJK 67,8 . INDIEN DE PENSIOENGERECHTIGDE VERKLAART ZICH IN EEN ANDER DAN EEN VAN DE HIERBOVEN VERMELDE LANDEN TE VESTIGEN , IS DE OP HET PENSIOEN TOE TE PASSEN AANPASSINGSCOEFFICIENT DIE WELKE VOOR BELGIE IS VASTGESTELD . ARTIKEL 10 1 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN WELKE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE PENSIOENEN EN VERGOEDINGEN VAN DE IN ARTIKEL 4 VAN VERORDENING ( EURATOM , EGKS , EEG ) NR . 3085/78 ( 4 ) BEDOELDE PERSONEN BEDRAGEN VOOR HET TIJDVAK VAN 1 JULI 1979 TOT 30 SEPTEMBER 1979 : BELGIE 100 DENEMARKEN 139 DUITSLAND 77,4 FRANKRIJK 133,9 IERLAND 146,4 ITALIE 157,9 LUXEMBURG 100 NEDERLAND 91,9 VERENIGD KONINKRIJK 151,7 . INDIEN DE PENSIOENGERECHTIGDE VERKLAART ZICH IN EEN ANDER DAN EEN VAN DE HIERBOVEN VERMELDE LANDEN TE VESTIGEN , IS DE OP HET PENSIOEN TOE TE PASSEN AANPASSINGSCOEFFICIENT DIE WELKE VOOR BELGIE IS VASTGESTELD . 2 . DE AANPASSINGSCOEFFICIENTEN WELKE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE PENSIOENEN EN VERGOEDINGEN VAN DE PERSONEN ALS BEDOELD IN LID 1 VAN DIT ARTIKEL EN IN ARTIKEL 2 VAN VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 160/80 , BEDRAGEN VOOR HET TIJDVAK VAN 1 JULI 1979 TOT 30 SEPTEMBER 1979 : BELGIE 102,9 DENEMARKEN 143,1 DUITSLAND 79,7 FRANKRIJK 137,9 IERLAND 150,9 ITALIE 162,7 LUXEMBURG 102,9 NEDERLAND 94,6 VERENIGD KONINKRIJK 156,3 . INDIEN DE PENSIOENGERECHTIGDE VERKLAART ZICH IN EEN ANDER DAN EEN VAN DE HIERBOVEN VERMELDE LANDEN TE VESTIGEN , IS DE OP HET PENSIOEN TOE TE PASSEN AANPASSINGSCOEFFICIENT DIE WELKE VOOR BELGIE IS VASTGESTELD . ARTIKEL 11 DE IN ARTIKEL 10 , LID 1 , VAN BIJLAGE VII VAN HET STATUUT OPGENOMEN TABEL WORDT MET INGANG VAN 1 JULI 1979 VERVANGEN DOOR DE HIERNA VOLGENDE TABEL : ( ZIE P.B . ) ARTIKEL 12 DE IN ARTIKEL 7 VAN VERORDENING ( EURATOM , EGKS , EEG ) NR . 3084/78 BEDOELDE BEDRAGEN VAN DE TOESLAGEN VOOR CONTINU - OF PLOEGENDIENST VAN 4 992 BFR . , 8 237 BFR . EN 10 528 BFR . WORDEN MET INGANG VAN 1 JULI 1979 VERVANGEN DOOR RESPECTIEVELIJK 5 426 BFR . , 8 954 BFR . EN 12 210 BFR . ARTIKEL 13 VERORDENING ( EURATOM , EGKS , EEG ) NR . 3084/78 , VERORDENING ( EGKS , EEG , EURATOM ) NR . 1793/79 ( 5 ) EN VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 160/80 WORDEN INGETROKKEN MET INGANG VAN 1 JULI 1979 , MET UITZONDERING VAN ARTIKEL 2 VAN VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 160/80 . ARTIKEL 14 MET INGANG VAN 1 JULI 1979 WORDT OP DE IN ARTIKEL 4 VAN VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 260/68 ( 6 ) , GENOEMDE BEDRAGEN EEN COEFFICIENT VAN 1,941935 TOEGEPAST . MET INGANG VAN 1 JULI 1979 WORDT OP DE IN ARTIKEL 4 VAN VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 260/68 GENOEMDE BEDRAGEN EEN COEFFICIENT VAN 1,132395 TOEGEPAST VOOR PERSONEN OP WIE ARTIKEL 2 VAN VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) NR . 160/80 VAN TOEPASSING IS . ARTIKEL 15 DEZE VERORDENING TREEDT IN WERKING OP DE DAG VOLGENDE OP DIE VAN HAAR BEKENDMAKING IN HET PUBLIKATIEBLAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN . DEZE VERORDENING IS VERBINDEND IN AL HAAR ONDERDELEN EN IS RECHTSTREEKS TOEPASSELIJK IN ELKE LID-STAAT . GEDAAN TE BRUSSEL , 21 JANUARI 1980 . VOOR DE RAAD DE VOORZITTER G . MARCORA