Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen
Publicatieblad Nr. L 132 van 21/05/1987 blz. 0009 - 0010
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 4 Deel 3 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 4 Deel 3 blz. 0003
***** VERORDENING (EEG) Nr. 1381/87 VAN DE COMMISSIE van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2057/82 van de Raad van 29 juni 1982 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de activiteiten van vissersvaartuigen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 4027/86 (2), en met name op artikel 13, Overwegende dat in artikel 4, onder e) en f), van Verordening (EEG) nr. 2057/82 is bepaald dat gedetailleerde bepalingen ten aanzien van de kentekens en identificatie alsmede de certificering van kenmerken van vissersvaartuigen kunnen worden vastgesteld; Overwegende dat gemeenschappelijke bepalingen moeten worden vastgesteld ten aanzien van de kentekens en identificatie van vissersvaartuigen van de Lid-Staten alsmede van het vistuig ervan zodat deze gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd; Overwegende dat het nodig is dat in officiële documenten die bij controle kunnen worden opgevraagd de hoofdkenmerken van bepaalde vissersvaartuigen worden vermeld; Overwegende dat, met het oog op een nauwkeurige raming van de vangst aan boord, op bepaalde vissersvaartuigen steeds officiële documenten aan boord moeten zijn waarop de capaciteit van de visruimen en van de tanks voor gekoeld zeewater is aangegeven; Overwegende dat de Lid-Staten krachtens artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2057/82 nationale controlevoorschriften mogen vaststellen die, mits ze in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving en met het gemeenschappelijk visserijbeleid, verder gaan dan de communautaire eisen; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor de visbestanden, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Vissersvaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in een Lid-Staat, moeten als volgt van kentekens zijn voorzien; 1. De letter(s) van de haven of het district waarin het vaartuig is geregistreerd, en het nummer (of de nummers) waaronder het vaartuig is geregistreerd, moeten in een kleur die contrasteert met de ondergrond, aan weerszijden van de boeg zo hoog mogelijk boven de waterlijn zijn geschilderd of worden getoond, ten einde vanaf zee en vanuit de lucht duidelijk zichtbaar te zijn. Voor vaartuigen met een lengte van meer dan 10 m en niet meer dan 17 m bedraagt de hoogte van de letters en cijfers ten minste 25 cm en de lijndikte ten minste 4 cm. Voor vaartuigen met een lengte van meer dan 17 m bedraagt de hoogte van de letters en cijfers ten minste 45 cm en de lijndikte ten minste 6 cm. De Staat waarvan het vaartuig de vlag voert, mag voorschrijven dat de internationale radioroepnaam (IRCS) of de letters en cijfers van registratie zodanig op het dak van het stuurhuis worden geschilderd dat zij, in een kleur die contrasteert met de ondergrond, vanuit de lucht duidelijk zichtbaar zijn. 2. Met ingang van 1 januari 1990 zijn de contrasterende kleuren wit en zwart. 3. De letters en cijfers die op het vaartuig zijn geschilderd of worden getoond, mogen niet uitgewist, gewijzigd, onleesbaar gelaten, bedekt of aan het gezicht onttrokken worden. Artikel 2 1. Kleine vaartuigen aan boord van vissersvaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in een Lid-Staat, moeten zijn voorzien van de letter(s) en nummer(s) van het vaartuig waarbij zij behoren. 2. Markeerboeien en soortgelijke voorwerpen die op het water drijven en bestemd zijn om de plaats waar het vistuig zich bevindt aan te geven, moeten altijd duidelijk van de letter(s) en nummer(s) van het vissersvaartuig waarbij zij behoren, zijn voorzien. Artikel 3 1. Ieder vissersvaartuig met een lengte van meer dan 10 m dient documenten aan boord te hebben die door een bevoegde instantie van de Lid-Staat waarin het is geregistreerd, zijn afgegeven en waarin ten minste de volgende gegevens zijn vermeld: - de naam, als het vaartuig een naam heeft; - de letter(s) van de haven of van het district waarin het vaartuig is geregistreerd en het nummer (of de nummers) waaronder het vaartuig is geregistreerd; - de internationale radioroepnaam, als het vaartuig een radioroepnaam heeft; - de naam (of namen) en adres (adressen) van de eigenaar(s) en de charteraar(s), indien van toepassing; - de lengte, het motorvermogen en, voor vissersvaartuigen die op of na 1 januari 1987 in bedrijf zijn genomen, de datum waarop het vaartuig in bedrijf is genomen. 2. Vaartuigen met een lengte van meer dan 17 m moeten bijgewerkte tekeningen of beschrijvingen van de visruimen aan boord hebben, met vermelding van de capaciteit daarvan in kubieke meter. Alle vaartuigen met tanks voor gekoeld zeewater dienen een document aan boord te hebben waarin de aanduiding van de capaciteit van de tanks in kubieke meter voor iedere 10 cm hoogte van die tanks wordt aangegeven. De in de twee vorige alinea's bedoelde documenten moeten door een bevoegde instantie zijn gewaarmerkt. 3. Elke wijziging in de kenmerken die in de in de leden 1 en 2 bedoelde documenten zijn opgenomen, moeten door een bevoegde instantie worden gewaarmerkt en de wijze waarop een verandering in het motorvermogen is aangebracht, moet duidelijk worden toegelicht. 4. Behalve wat de gegevens voor lengte en motorvermogen betreft, zijn de bepalingen van dit artikel met betrekking tot de afgifte van documenten door een bevoegde instantie met ingang van 1 januari 1990 van toepassing. De bepalingen betreffende lengte en motorvermogen zijn voor vaartuigen welke in bedrijf zijn genomen of waaraan wijzigingen zijn aangebracht op of na 1 oktober 1987 van toepassing met ingang van 1 januari 1990 en voor andere vissersvaartuigen met ingang van 18 juli 1994. Tot 1 januari 1990 of, naar gelang van het geval, tot 18 juli 1994 en bij gebreke van dergelijke documenten geschieden waarmerking en ondertekening door de eigenaar van het vaartuig. 5. De in dit artikel bedoelde documenten worden voorgelegd voor de uitvoering van een controle op aanvraag van de inspectiedienst van een Lid-Staat. Artikel 4 Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 1987. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 20 mei 1987. Voor de Commissie António CARDOSO E CUNHA Lid van de Commissie (1) PB nr. L 220 van 29. 7. 1982, blz. 1. (2) PB nr. L 376 van 31. 12. 1986, blz. 4.