Verordening (EEG) nr. 2879/87 van de Raad van 28 september 1987 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1826/84 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit Canada
Publicatieblad Nr. L 275 van 29/09/1987 blz. 0001 - 0002
***** VERORDENING (EEG) Nr. 2879/87 VAN DE RAAD van 28 september 1987 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1826/84 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit Canada DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2176/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1761/87 (2), inzonderheid op artikel 12, Gezien het voorstel dat door de Commissie is ingediend na overleg in het bij genoemde verordening ingestelde Raadgevend Comité, Overwegende hetgeen volgt: (1) In juli 1983 leidde de Commissie een anti-dumpingprocedure in betreffende vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit Canada (3). In februari 1984 werd een voorlopig recht ingesteld (4). In juni 1984 stelde de Raad bij Verordening (EEG) nr. 1826/84 (5) een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit Canada in. De hoogte van het ingestelde recht was gelijk aan het verschil tussen de nettoprijs franco grens Gemeenschap, niet ingeklaard, en 647 Ecu per 1 000 kg. (2) Tevoren, in mei 1981, was er met betrekking tot de invoer van vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit de Verenigde Staten een definitief anti-dumpingrecht ingesteld en was er een verbintenis aanvaard. Deze maatregelen zouden in 1986 vervallen. In november en december van 1985 heeft de Commissie een aankondiging van dit nakende vervallen van de verbintenis (6) en van het recht (7) betreffende de invoer van vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit de Verenigde Staten, overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 2176/84, gepubliceerd. Vervolgens heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen van de Europese Raad van de Bonden van de Chemische Nijverheid (CEFIC) die de gehele communautaire produktie van het betrokken produkt vertegenwoordigt. Na te hebben besloten dat er voldoende bewijsmateriaal aanwezig was om een nieuw onderzoek te rechtvaardigen, heeft de Commissie in juli 1986 een bericht van heropening bekendgemaakt (8) van de anti-dumpingprocedure betreffende invoer van vinylacetaatmonomeer, vallende onder post ex 29.14 A II c) 1 van het gemeenschappelijk douanetarief, overeenkomende met NIMEXE-code 29.14-32, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en is zij met een onderzoek begonnen. (3) Dit onderzoek naar dumping en prijzen op de communautaire markt bestreek het tijdvak van 1 januari tot en met 30 juni 1986. Er werd geconstateerd dat er nog steeds dumping plaatsvond en dat dit voor de bedrijfstak van de Gemeenschap tot schade leidde. Dientengevolge werden er op de invoer van vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika anti-dumpingrechten ingesteld (9). (4) Inmiddels verzocht Celanese Canada in juni 1986 om een nieuw onderzoek van de lopende anti-dumpingmaatregelen met betrekking tot vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit Canada, zich baserende op gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 14, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2176/84. Celanese Canada voerde aan dat de vervaardigingskosten van deze produkten sedert de instelling van het recht aanmerkelijk waren gedaald; aangezien de bodemprijs van het recht voor Canadees vinylacetaatmonomeer gebaseerd was op de marktprijs die de producenten in de Gemeenschap nodig hadden om al hun kosten alsmede een zekere winstmarge te dekken, zou deze prijs volgens Celanese verlaagd dienen te worden om met de huidige kostensituatie overeen te stemmen. Celanese Canada heeft niet gevraagd om of gestreefd naar een nieuw onderzoek van de in de eerdere procedure vastgestelde dumpingmarge. (5) Dientengevolge is de Commissie overgegaan tot een beperkt nieuw onderzoek van de jegens de betrokken exporteur van kracht zijnde anti-dumpingmaatregel, zonder heropening van het onderzoek overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2176/84. Hiertoe maakte zij gebruik van de gegevens die van het schadeonderzoek betreffende vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika beschikbaar waren; de uit deze gegevens afgeleide gevolgtrekkingen inzake de door de invoer van vinylacetaatmonomeer van oorsprong uit de Verenigde Staten veroorzaakte schade gelden eveneens voor de invoer uit Canada. Er werd geconstateerd dat een neerwaartse aanpassing van de minimumprijs vanwege ontwikkelingen in de kosten gerechtvaardigd is. Na een vergelijking van de gewogen gemiddelde prijzen en kosten der producenten in de Gemeenschap, en rekening houdend met hun winstsituatie en met de kosten en winst van de enige importeur, is geconcludeerd dat de hoogte van het definitieve anti-dumpingrecht voor vinylacetaatmonomeer gelijk dient te zijn aan het verschil tussen de nettoprijs franco grens Gemeenschap, niet ingeklaard, en 525 Ecu per 1 000 kg, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 In artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1826/84 wordt »647 Ecu" vervangen door »525 Ecu". Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 28 september 1987. Voor de Raad De Voorzitter B. HAARDER (1) PB nr. L 201 van 30. 7. 1984, blz. 1. (2) PB nr. L 167 van 26. 6. 1987, blz. 9. (3) PB nr. C 180 van 7. 7. 1983, blz. 3. (4) PB nr. L 58 van 29. 2. 1984, blz. 17. (5) PB nr. L 170 van 29. 6. 1984, blz. 70. (6) PB nr. C 300 van 23. 11. 1985, blz. 4. (7) PB nr. C 385 van 31. 12. 1985, blz. 6. (8) PB nr. C 164 van 2. 7. 1986, blz. 2. (9) PB nr. L 213 van 4. 8. 1987, blz. 32.