1999/346/GBVB: Gemeenschappelijk Standpunt van 17 mei 1999 door de Raad vastgesteld op grond van artikel 15 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, teneinde vooruitgang te boeken op het gebied van een juridisch bindend protocol voor betere naleving van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) en de inhoudelijke werkzaamheden van de ad hoc Groep voor eind 1999 succesvol af te sluiten
Publicatieblad Nr. L 133 van 28/05/1999 blz. 0003 - 0004
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT van 17 mei 1999 door de Raad vastgesteld op grond van artikel 15 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, teneinde vooruitgang te boeken op het gebied van een juridisch bindend protocol voor betere naleving van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) en de inhoudelijke werkzaamheden van de ad hoc Groep voor eind 1999 succesvol af te sluiten (1999/346/GBVB) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel 15, (1) Overwegende dat de Raad op 25 juni 1996 Gemeenschappelijk Standpunt 96/408/GBVB in verband met de voorbereiding van de Vierde Conferentie tot herziening van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC) heeft vastgesteld(1); (2) Overwegende dat de Raad op 4 maart 1998 Gemeenschappelijk Standpunt 98/197/GBVB teneinde vooruitgang te boeken op het gebied van een juridisch bindend protocol voor betere naleving van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) en met dat doel de werkzaamheden van de ad hoc Groep op te voeren heeft vastgesteld(2); (3) Overwegende dat het aangewezen is Gemeenschappelijk Standpunt 98/197/GBVB te herzien teneinde de bespreking in de ad hoc Groep te bevorderen en tegen eind 1999 aanzienlijke vooruitgang te boeken; (4) Overwegende dat het aangewezen is te herinneren aan de verklaring van het Oostenrijks voorzitterschap namens de Europese Unie betreffende de onderhandelingen over een protocol bij het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) van 22 december 1998; (5) Overwegende dat het ook aangewezen is eraan te herinneren dat in de slotverklaring van de vierde toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het Verdrag inzake biologische en toxinewapens wordt bepaald dat de doeltreffendheid zal worden versterkt en de toepassing van het verdrag zal worden verbeterd door middel van een juridisch bindend instrument en de oprichting wordt toegejuicht van een voor alle staten die partij zijn bij het verdrag openstaande ad hoc groep om te onderhandelen over een protocol teneinde dit doel te bereiken voor de aanvang van de vijfde toetsingsconferentie, die uiterlijk in 2001 zal worden gehouden, HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD: Artikel 1 Conform het bovenvermelde besluit van de vierde toetsingsconferentie is dit gemeenschappelijk standpunt gericht op de afsluiting van de onderhandelingen in de bij het BTWC ingestelde ad hoc Groep over een juridisch bindend protocol houdende invoering van een regeling voor controle en naleving die het BTWC effectief moet versterken. Daartoe moeten alle nodige fasen voor de aanneming van het protocol door een speciale conferentie van de staten die partij zijn bij het verdrag in 2000 afgerond zijn. Artikel 2 Het is van essentieel belang dat voldoende tijd wordt vrijgemaakt voor de ad hoc Groep en dat alle partijen bij de onderhandelingen intensief werken aan de oplossing van kernproblemen. Teneinde dit doel voor eind 1999 te bereiken, zullen de inspanningen van de voorzitter van de ad hoc Groep en van de vrienden van het voorzitterschap actief worden ondersteund. Artikel 3 Er zal worden gestreefd naar overeenstemming, in het bijzonder tijdens de onderhandelingen over de volgende maatregelen die van cruciaal belang zijn voor het doeltreffend protocol ter bevordering van de naleving van het BTWC: - de aanmelding van een breed scala van installaties en activiteiten die binnen de werkingssfeer van het verdrag liggen, teneinde de transparantie te vergroten; - het effectieve opvolgen van deze aanmeldingen in de vorm van bezoeken op basis van passende mechanismen van willekeurige selectie teneinde de transparantie van de aangemelde installaties en activiteiten te vergroten; de bevordering van de nauwkeurigheid van de aanmeldingen teneinde te garanderen dat wordt voldaan aan de aanmeldingsplicht om de naleving van het protocol te bevorderen; - passende verduidelijkingsprocedures, zo nodig aangevuld met activiteiten ter plaatse wanneer een aanmelding door een staat die partij is bij het verdrag een onregelmatigheid, dubbelzinnigheid of lacune vertoont die dergelijke procedures vereist. Passende verduidelijkingsprocedures moeten ook worden gehanteerd wanneer een installatie die aan de aanmeldingscriteria voldoet moest worden aangemeld maar de aanmelding niet is geschied; - de mogelijkheid van snel en doeltreffend onderzoek ingeval het vermoeden bestaat dat het verdrag niet wordt nageleefd, met inbegrip van de inspectie van installaties en locaties; - het opzetten van een kosteneffectieve en onafhankelijke organisatie met een klein permanent personeelsbestand dat in staat is het protocol daadwerkelijk uit te voeren; - de mogelijkheid van specifieke maatregelen in het kader van artikel 7 van het protocol teneinde internationale samenwerking en uitwisselingen op het gebied van de biotechnologie te bevorderen. Deze maatregelen omvatten hulp om de uitvoering van het protocol te bevorderen. Artikel 4 Het optreden ten behoeve van de in de artikelen 2 en 3 uiteengezette doelstellingen omvat: - het streven naar gemeenschappelijke standpunten tijdens de onderhandelingen, waarbij indien nodig specifieke nota's en voorstellen aan de ad hoc Groep worden voorgelegd, met name over de in artikel 3 genoemde punten die van cruciaal belang zijn; - demarches van het voorzitterschap, overeenkomstig artikel 18, leden 3 en 4, van het verdrag, bij de staten die partij zijn bij het BTWC, teneinde hun steun voor de doelstellingen van de artikelen 1, 2 en 3 te verwerven; - in voorkomend geval, met steun van de Commissie, contacten tussen de regeringen van de lidstaten, en het bedrijfsleven, teneinde de verstandhouding tussen de vertegenwoordigers van het Europese bedrijfsleven en de deelnemers aan de onderhandelingen in de ad hoc Groep te bevorderen. Artikel 5 De lidstaten blijven bovendien ijveren voor de universaliteit van het BTWC. Artikel 6 Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag waarvoor het wordt vastgesteld. Het vervangt Gemeenschappelijk Standpunt 98/197/GBVB. Artikel 7 Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad. Gedaan te Brussel, 17 mei 1999. Voor de Raad De Voorzitter J. FISCHER (1) PB L 168 van 6.7.1996, blz. 3. (2) PB L 75 van 12.3.1998, blz. 2.