2001/9/EG: Beschikking van de Commissie van 29 december 2000 betreffende controlemaatregelen voor de tenuitvoerlegging van Beschikking 2000/766/EG van de Raad betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 4412)
Publicatieblad Nr. L 002 van 05/01/2001 blz. 0032 - 0040
Beschikking van de Commissie van 29 december 2000 betreffende controlemaatregelen voor de tenuitvoerlegging van Beschikking 2000/766/EG van de Raad betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 4412) (Voor de EER relevante tekst) (2001/9/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG(2), en met name op artikel 9, lid 4, Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG, en met name op artikel 10, lid 4, Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht(4), en met name op artikel 22, Overwegende hetgeen volgt: (1) Beschikking 2000/766/EG van de Raad van 4 december 2000 betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten(5) verbiedt het vervoederen van verwerkte dierlijke eiwitten aan bepaalde landbouwhuisdieren. Dit verbod geldt onder nog vast te stellen voorwaarden niet voor bepaalde verwerkte dierlijke eiwitten. (2) De wetenschappelijke stuurgroep heeft op 26 juni 1998 een advies uitgebracht over de veiligheid van uit beenderen van herkauwers neergeslagen dicalciumfosfaat. Op 26 en 27 oktober 2000 heeft de wetenschapelijke stuurgroep dit advies geactualiseerd. In verband met dit wetenschappelijke advies moeten er voorschriften voor de productie van dicalciumfosfaat worden vastgesteld. (3) Op 22 en 23 oktober 1998 heeft de wetenschappelijke stuurgroep een advies uitgebracht over de veiligheid van uit runderhuiden verkregen gehydrolyseerde eiwitten. Op 25 en 26 mei 2000 heeft de wetenschappelijke stuurgroep dit advies geactualiseerd. In verband met dit wetenschappelijke advies moeten er voorschriften worden vastgesteld voor de productie van gehydrolyseerde eiwitten. De wetenschappelijke stuurgroep heeft verklaard dat een maximaal molecuulgewicht van 10000 dalton voor het eindproduct kan worden aangehouden als indicator voor de doeltreffendheid van het productieproces. (4) Volgens Beschikking 2000/766/EG kan het op de markt brengen, het verhandelen, het importeren en het exporteren van verwerkte dierlijke eiwitten voor dieren die niet worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen, door de lidstaten worden toegestaan. Er moeten voorwaarden worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat dergelijke eiwitten niet voor niet-toegestane doeleinden gebruikt kunnen worden. (5) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Veterinair Comité, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 1. De lidstaten staan het vervoederen van vismeel aan andere dieren dan herkauwers uitsluitend toe onder de in bijlage 1 opgenomen voorwaarden. 2. De lidstaten staan het vervoederen van dicalciumfosfaat aan andere dieren dan herkauwers uitsluitend toe onder de in bijlage 2 opgenomen voorwaarden. 3. De lidstaten staan het vervoederen van gehydrolyseerde eiwitten aan andere dieren dan herkauwers uitsluitend toe onder de in bijlage 3 opgenomen voorwaarden. 4. De lidstaten zien erop toe dat dicalciumfosfaat en gehydrolyseerde eiwitten, voor handelsdoeleinden, vergezeld gaan van een officieel certificaat zoals in bijlage 4 is opgenomen; 5. Elke lidstaat deelt de andere lidstaten en de Commissie binnen 15 dagen na de inwerkingtreding van deze beschikking de lijst mede van de erkende verwerkingsbedrijven voor de productie van vismeel, dicalciumfosfaat en gehydrolyseerde eiwitten, die aan de in deze beschikking vervatte voorwaarden voldoen. Elke wijziging van die lijst wordt onverwijld ter kennis gebracht van de andere lidstaten en de Commissie. Artikel 2 De lidstaten zien erop toe dat diervoeders, met inbegrip van voeder voor gezelschapsdieren, die verwerkte dierlijke eiwitten zoals omschreven in Beschikking 2000/766/EG, andere dan vismeel, dicalciumfosfaat en gehydrolyseerde eiwitten, bevatten en bestemd zijn voor dieren die niet worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen, worden vervaardigd in bedrijven die uitsluitend voeder voor bedoelde dieren produceren. Artikel 3 1. De lidstaten mogen verwerkte dierlijke eiwitten zoals omschreven in Beschikking 2000/766/EG uitsluitend onder de volgende voorwaarden naar andere lidstaten zenden, mits die eiwitten bestemd zijn voor gebruik dat niet krachtens artikel 3, lid 1, onder a), van die beschikking is verboden, en uitsluitend indien aan de onderstaande aanvullende voorwaarden wordt voldaan: a) de lidstaat van bestemming moet de ontvangst van de verwerkte dierlijke eiwitten hebben toegestaan; b) de verwerkte dierlijke eiwitten gaan vergezeld van een officieel certificaat zoals in bijlage 5 is opgenomen; c) de verwerkte dierlijke eiwitten worden vervoerd in verzegelde, afgedekte containers of voertuigen, zodanig dat verliezen worden voorkomen, en worden rechtstreeks naar het bedrijf voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren of het diervoederbedrijf gebracht; d) een lidstaat die verwerkte dierlijke eiwitten naar andere lidstaten verzendt, stelt de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming via het Animo-systeem(6) van elke afgezonden zending in kennis. Het Animo-bericht moet de volgende tekst bevatten: "niet voor voeder bestemd voor dieren die worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen"; e) de lidstaat van bestemming meldt via het Animo-systeem de aankomst van elke zending aan de bevoegde autoriteit van de plaats van oorsprong; wordt die informatie niet verstrekt, dan nemen de lidstaten van bestemming onverwijld passende maatregelen; f) de lidstaten van bestemming zorgen ervoor dat de aangewezen bedrijven op hun grondgebied de zending alleen voor de toegestane doeleinden gebruiken. 2. De lidstaten mogen verwerkte dierlijke eiwitten zoals omschreven in Beschikking 2000/766/EG uitsluitend onder de volgende voorwaarden naar derde landen uitvoeren, mits die eiwitten bestemd zijn voor gebruik dat niet krachtens artikel 3, lid 1, onder a), van die beschikking is verboden: a) voorafgaande aan de uitvoer wordt een bilaterale overeenkomst met het derde land gesloten, waarin het derde land zich ertoe verbindt zich aan het eindgebruik te houden en het verwerkte dierlijke eiwit niet uit te voeren, tenzij het is verwerkt in een product dat bestemd is voor gebruik dat niet krachtens artikel 3, lid 1, onder a), van Beschikking 2000/766/EG is verboden; b) de verwerkte dierlijke eiwitten gaan vergezeld van een officieel certificaat zoals in bijlage 5 is opgenomen. De lidstaten die een dergelijke uitvoer toestaan, stellen de Commissie en de overige lidstaten in het Permanent Veterinair Comité op de hoogte van alle met het betrokken derde land overeengekomen voorwaarden, met het oog op de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van deze richtlijn. 3. De lidstaten zien erop toe dat ingevoerde verwerkte dierlijke eiwitten zoals omschreven in Beschikking 2000/766/EG, die bestemd zijn voor gebruik dat niet krachtens artikel 3, lid 1, onder a), van die beschikking is verboden, worden behandeld overeenkomstig de voorwaarden van artikel 8 van Richtlijn 97/78/EG van de Raad(7). 4. De lidstaten zorgen in de hele productie- en distributieketen voor controles op de documenten en tests op voedermiddelen en mengvoeders, teneinde de naleving van de onderhavige beschikking en van Beschikking 2000/766/EG te waarborgen. Deze controles en tests worden, onder andere, uitgevoerd op bedrijven waar herkauwers samen met andere diersoorten worden gehouden. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 maart 2001 van de resultaten van deze controles op de hoogte. 5. De aanvullende controlemaatregelen van de leden 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op: - voeder voor gezelschapsdieren zoals bedoeld in bijlage I, hoofdstuk 4, van Richtlijn 92/118/EEG, en - producten die uit hoofde van artikel 2, lid 2, van Beschikking 2000/766/EG vrijgesteld zijn van het krachtens artikel 2, lid 1, van die beschikking ingestelde verbod, mits zij, daar waar gepast, voldoen aan de voorwaarden van de bijlagen 1 tot en met 3 van de onderhavige beschikking. 6. De aanvullende controlemaatregelen van lid 1 zijn niet van toepassing op verwerkte dierlijke eiwitten zoals bedoeld in artikel 4 van Beschikking 97/735/EG van de Commissie(8), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 1999/534/EG(9). Artikel 4 Artikel 2 van Beschikking 97/735/EG is niet van toepassing op partijen verwerkte dierlijke eiwitten die vergezeld gaan van het gezondheidscertificaat zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b), van de onderhavige beschikking. Artikel 5 Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2001. Artikel 6 Deze beschikking is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 29 december 2000. Voor de Commissie David Byrne Lid van de Commissie (1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. (2) PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49. (3) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. (4) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. (5) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 32. (6) Beschikking 91/398/EEG van de Commissie. (PB L 221 van 9.8.1991, blz. 30). (7) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. (8) PB L 294 van 28.10.1997, blz. 7. (9) PB L 204 van 4.8.1999, blz. 37. BIJLAGE I IN ARTIKEL 1, LID 1, BEDOELDE VOORWAARDEN 1. Vismeel wordt geproduceerd in verwerkingsbedrijven die uitsluitend vismeel produceren en door de bevoegde autoriteit zijn erkend overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 90/667/EEG. 2. Alvorens op het grondgebied van de Gemeenschap in het vrije verkeer te worden gebracht, wordt elke zending ingevoerd vismeel geanalyseerd overeenkomstig Richtlijn 98/88/EG van de Commissie(1). 3. Vismeel wordt rechtstreeks van de verwervingsbedrijven naar de inrichtingen die diervoeder vervaardigen, vervoerd met voertuigen die niet tegelijkertijd andere voeders vervoeren. Indien het voertuig vervolgens voor het vervoer van andere producten wordt gebruikt, moet het vóór en ná het vervoer van vismeel grondig worden gereinigd en geïnspecteerd. 4. Vismeel wordt rechtstreeks van de grensinspectiepost naar de inrichtingen die diervoeder vervaardigen, vervoerd overeenkomstig de voorwaarden van artikel 8 van Richtlijn 97/78/EG, met voertuigen die niet tegelijkertijd andere voeders vervoeren. Indien het voertuig vervolgens voor het vervoer van andere producten wordt gebruikt, moet het vóór en ná het vervoer van vismeel grondig worden gereinigd en geïnspecteerd. 5. In afwijking van de punten 3 en 4 kan tussentijdse opslag van vismeel alleen worden toegestaan in speciale opslaginrichtingen die door de bevoegde autoriteit zijn erkend. 6. Diervoeders die vismeel bevatten, mogen alleen vervaardigd worden in inrichtingen voor diervoeders die geen voeder voor herkauwers vervaardigen en door de bevoegde autoriteit zijn erkend. Bij wijze van uitzondering op deze bepaling mag door de bevoegde autoriteiten toestemming worden verleend voor de vervaardiging van voeder voor herkauwers in inrichtingen die ook diervoeders met vismeel vervaardigen, mits - het vervoer en de opslag van voedermiddelen voor herkauwers volledig gescheiden zijn van voeder waarvoor een verbod op het vervoederen aan herkauwers geldt, en - de faciliteiten voor opslag, vervoer, productie en verpakking van mengvoeders voor herkauwers volledig gescheiden zijn, en - de boekhouding betreffende de aankopen en het gebruik van vismeel en de verkopen van diervoeders die vismeel bevatten, aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking worden gesteld, en - routinetests worden uitgevoerd op diervoeders die voor herkauwers zijn bestemd, teneinde te garanderen dat er geen verboden verwerkte dierlijke eiwitten zoals bedoeld in artikel 1 van Beschikking 2000/766/EG in voorkomen. 7. Op de etiketten van diervoeders die vismeel bevatten, moeten duidelijk de woorden "Bevat vismeel - niet geschikt voor het vervoederen aan herkauwers" worden vermeld. 8. Diervoeders in bulk die vismeel bevatten, worden vervoerd in voertuigen die niet tegelijkertijd voeder voor herkauwers vervoeren. Indien het voertuig vervolgens voor het vervoer van andere producten wordt gebruikt, moet het vóór en ná het vervoer van diervoeders in bulk die vismeel bevatten grondig worden gereinigd en geïnspecteerd. 9. Het gebruik en de opslag van ander vismeel bevattende diervoeders dan voeder voor gezelschapsdieren zoals bedoeld in bijlage I, hoofdstuk 4, van Richtlijn 92/118/EEG is verboden op bedrijven waar herkauwers worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen. Bij wijze van uitzondering op deze bepaling mag door de bevoegde autoriteiten toestemming worden verleend voor het gebruik en de opslag van diervoeders die vismeel bevatten op bedrijven waar herkauwers worden gehouden, mits zij zich ervan hebben vergewist dat er op het bedrijf maatregelen worden genomen om te voorkomen dat diervoeders die vismeel bevatten aan herkauwers worden vervoederd. (1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 45. BIJLAGE II IN ARTIKEL 1, LID 2, BEDOELDE VOORWAARDEN 1. Dicalciumfosfaat wordt geproduceerd in verwerkingsbedrijven die door de bevoegde autoriteit zijn erkend overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 90/667/EEG. 2. Dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen: - wordt bereid uit beenderen die op grond van een antemortem- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden voor menselijke consumptie; - wordt vervaardigd door middel van een proces waarbij al het beendermateriaal wordt fijngemalen, met heet water wordt ontvet en gedurende ten minste twee dagen met verdund zoutzuur (minimumconcentratie 4 % en pH < 1,5) wordt behandeld, waarna de verkregen fosfaatoplossing wordt behandeld met kalk, zodat bij een pH tussen 4 en 7 dicalciumfosfaat neerslaat, dat ten slotten met lucht wordt gedroogd bij een inlaattemperatuur van 65-325 °C en een eindtemperatuur tussen 30 en 65 °C, of door middel van een gelijkwaardig proces dat volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/662/EEG is goedgekeurd. 3. Diervoeders die dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen bevatten, mogen alleen worden vervaardigd in inrichtingen die diervoeder vervaardigen die geen diervoeders voor herkauwers vervaardigen en hiervoor door de bevoegde autoriteit zijn erkend. Bij wijze van uitzondering op deze bepaling mag door de bevoegde autoriteiten toestemming worden verleend voor de vervaardiging van voeder voor herkauwers in inrichtingen die ook diervoeders met dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen voor andere diersoorten vervaardigen, mits - het vervoer en de opslag van voedermiddelen voor herkauwers volledig gescheiden zijn van voeder waarvoor een verbod op het vervoederen aan herkauwers geldt, en - de faciliteiten voor opslag, vervoer, productie en verpakking van mengvoeders voor herkauwers volledig gescheiden zijn, en - de boekhouding betreffende de aankopen en het gebruik van dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen en de verkopen van dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking wordt gesteld, en - routinetests worden uitgevoerd op diervoeders die voor herkauwers zijn bestemd, teneinde te garanderen dat er geen verboden verwerkte dierlijke eiwitten zoals bedoeld in artikel 1 van Beschikking 2000/766/EG in voorkomen. 4. Op de etiketten van diervoeders die dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen bevatten, moeten duidelijk de woorden "Bevat dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen - niet geschikt voor het vervoederen aan herkauwers" worden vermeld. 5. Diervoeders in bulk die dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen bevatten, worden vervoerd in voertuigen die niet tegelijkertijd voeder voor herkauwers vervoeren. Indien het voertuig vervolgens voor het vervoer van andere producten wordt gebruikt, moet het vóór en na het vervoer van diervoeders in bulk die dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen bevatten grondig worden gereinigd en geïnspecteerd. 6. Het gebruik en de opslag van ander dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen bevattende diervoeders dan voeder voor gezelschapsdieren zoals bedoeld in bijlage I, hoofdstuk 4, van Richtlijn 92/118/EEG is verboden op bedrijven waar herkauwers worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen. Bij wijze van uitzondering op deze bepaling mag door de bevoegde autoriteiten toestemming worden verleend voor het gebruik en de opslag van diervoeders die dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen bevatten, op bedrijven waar herkauwers worden gehouden, mits zij zich ervan hebben vergewist dat er op het bedrijf maatregelen worden genomen om te voorkomen dat diervoeders die dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen bevatten aan herkauwers worden vervoederd. BIJLAGE III IN ARTIKEL 1, LID 3, BEDOELDE VOORWAARDEN 1. Gehydrolyseerde eiwitten uit huiden: - worden bereid uit huiden van dieren die in een slachthuis zijn geslacht en waarvan de karkassen op grond van een antemortem- en een postmortemkeuring geschikt zijn bevonden voor menselijke consumptie; - worden vervaardigd via een productieproces dat adequate maatregelen omvat om de verontreiniging van huiden zoveel mogelijk te beperken, en een verdere voorbewerking van deze grondstoffen door pekelen, kalken en intensief wassen, gevolgd door blootstelling van het materiaal aan een pH > 11 gedurende meer dan 3 uur bij een temperatuur van > 80 °C, gevolgd door een warmtebehandeling bij > 140 °C gedurende 30 minuten bij > 3,6 bar, of een gelijkwaardig proces dat volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/662/EEG is goedgekeurd; - worden vervaardigd in speciale verwerkingsbedrijven voor de productie van gehydrolyseerde eiwitten, die door de bevoegde autoriteit zijn erkend overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 90/667/EEG; - worden na verwerking bemonsterd, waarbij moet blijken dat het molecuulgewicht kleiner dan 10000 dalton is. 2. Diervoeders die gehydrolyseerde eiwitten bevatten, mogen alleen worden vervaardigd in diervoederbedrijven die geen diervoeders voor herkauwers vervaardigen en die door de bevoegde autoriteit zijn erkend. Bij wijze van uitzondering op deze bepaling mag door de bevoegde autoriteiten toestemming worden verleend voor de vervaardiging van voeder voor herkauwers in inrichtingen die ook diervoeders met gehydrolyseerde eiwitten voor andere diersoorten vervaardigen, mits - het vervoer en de opslag van voedermiddelen voor herkauwers volledig gescheiden zijn van voeder waarvoor een verbod op het vervoederen aan herkauwers geldt, en - de faciliteiten voor opslag, vervoer, productie en verpakking van mengvoeders voor herkauwers volledig gescheiden zijn, en - de boekhouding betreffende de aankopen en het gebruik van gehydrolyseerde eiwitten en de verkopen van gehydrolyseerde eiwitten aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking wordt gesteld, en - routinetests worden uitgevoerd op diervoeders die voor herkauwers zijn bestemd, teneinde te garanderen dat er geen verboden verwerkte dierlijke eiwitten zoals bedoeld in artikel 1 van Beschikking 2000/766/EG in voorkomen. 3. Op de etiketten van diervoeders die gehydrolyseerde eiwitten bevatten, moeten duidelijk de woorden "Bevat gehydrolyseerde eiwitten - niet geschikt voor het vervoederen aan herkauwers" worden vermeld. 4. Diervoeders in bulk die gehydrolyseerde eiwitten bevatten, worden vervoerd in voertuigen die niet tegelijkertijd voeder voor herkauwers vervoeren. Indien het voertuig vervolgens voor het vervoer van andere producten wordt gebruikt, moet het vóór en na het vervoer van diervoeders in bulk die gehydrolyseerde eiwitten bevatten grondig worden gereinigd en geïnspecteerd. 5. Het gebruik en de opslag van andere gehydrolyseerde eiwitten bevattende diervoeders dan voeder voor gezelschapsdieren zoals bedoeld in bijlage I, hoofdstuk 4, van Richtlijn 92/118/EEG is verboden op bedrijven waar herkauwers worden gehouden, vetgemest of gefokt voor de productie van voedingsmiddelen. Bij wijze van uitzondering op deze bepaling mag door de bevoegde autoriteiten toestemming worden verleend voor het gebruik en de opslag van diervoeders die gehydrolyseerde eiwitten bevatten, op bedrijven waar herkauwers worden gehouden, mits zij zich ervan hebben vergewist dat er op het bedrijf maatregelen worden genomen om te voorkomen dat diervoeders die gehydrolyseerde eiwitten bevatten aan herkauwers worden vervoederd. BIJLAGE IV >PIC FILE= "L_2001002NL.003702.EPS"> >PIC FILE= "L_2001002NL.003801.EPS"> BIJLAGE V >PIC FILE= "L_2001002NL.003902.EPS"> >PIC FILE= "L_2001002NL.004001.EPS">