20.7.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 246/14 |
VERORDENING (EG) Nr. 1323/2004 VAN DE RAAD
van 19 juli 2004
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1601/1999 tot instelling van een definitief compenserend recht op roestvrij staaldraad met een diameter van minder dan 1 mm uit India
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) (hierna „basisverordening” genoemd), met name artikel 20,
Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VOORGAANDE PROCEDURE
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1601/1999 (2) heeft de Raad definitieve compenserende rechten ingesteld op roestvrij staaldraad met een diameter van minder dan 1 mm, ingedeeld onder de GN-code ex 7223 00 19, uit India (hierna „het betrokken product” genoemd). Deze rechten waren ad valorem-rechten van 0 % tot 42,9 % al naar gelang de exporteur; voor niet-medewerkende exporteurs bedroeg het recht 44,4 %. |
B. HUIDIGE PROCEDURE
1. Verzoek om een herzieningsprocedure
(2) |
Na de vaststelling van de definitieve compenserende maatregelen heeft de Commissie een verzoek ontvangen van een Indiase producent, VSL Wires Limited, om de inleiding van een versnelde procedure voor de herziening van Verordening (EG) nr. 1601/1999, overeenkomstig artikel 20 van de basisverordening. De indiener van het verzoek beweerde geen banden te hebben met andere exporteurs van het betrokken product in India. Voorts beweerde deze exporteur dat hij het betrokken product in het oorspronkelijke onderzoektijdvak (l april 1997 tot en met 31 maart 1998) niet naar de Gemeenschap had uitgevoerd, maar dit wel na dit tijdvak had gedaan. Op grond hiervan verzocht hij om de vaststelling van een individueel compenserend recht. |
2. Inleiding van een versnelde herzieningsprocedure
(3) |
De Commissie heeft het door de indiener van het verzoek voorgelegde bewijsmateriaal onderzocht en was van oordeel dat dit toereikend was om over te gaan tot de inleiding van een herzieningsprocedure overeenkomstig artikel 20 van de basisverordening. Na overleg in het Raadgevend Comité en nadat de betrokken EG-producenten in de gelegenheid waren gesteld opmerkingen te maken, heeft de Commissie, door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (3), een versnelde procedure ingeleid voor de eventuele herziening van Verordening (EG) nr. 1601/1999 en is zij met een onderzoek begonnen. |
3. Product
(4) |
Het product waarop het huidige onderzoek betrekking heeft, is hetzelfde als dat waarop Verordening (EG) nr. 1601/1999 betrekking had, namelijk roestvrij staaldraad met een diameter van minder dan 1 mm, bevattende 2,5 of meer gewichtspercenten nikkel, met uitzondering van roestvrij staaldraad dat 28 of meer, doch niet meer dan 31 gewichtspercenten nikkel en 20 of meer doch niet meer dan 22 gewichtspercenten chroom bevat. |
4. Onderzoektijdvak
(5) |
Het onderzoek naar subsidiëring had betrekking op de periode van 1 april 2002 tot 31 maart 2003 (het „onderzoektijdvak”). |
5. Partijen
(6) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek alsmede de Indiase regering op de hoogte gebracht van de inleiding van de procedure. Bovendien heeft zij andere rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. De Commissie heeft evenwel geen opmerkingen ontvangen, noch verzoeken om te worden gehoord. |
(7) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek een vragenlijst toegezonden en deze werd binnen de vastgestelde termijn volledig beantwoord. De Commissie heeft alle gegevens die zij voor het onderzoek nodig achtte verzameld en geverifieerd en heeft bij de indiener van het verzoek een onderzoek ter plaatse ingesteld. |
C. REIKWIJDTE VAN HET NIEUWE ONDERZOEK
(8) |
Omdat geen verzoek werd ingediend om de bevindingen inzake de schade aan een nieuw onderzoek te onderwerpen, werd het nieuwe onderzoek beperkt tot de bevindingen met betrekking tot de subsidiëring. |
(9) |
De Commissie onderzocht dezelfde subsidieregelingen als in het oorspronkelijke onderzoek. Tevens onderzocht zij of de indiener van het verzoek gebruik gemaakt had van enige subsidieregelingen waarvan bij het oorspronkelijke onderzoek vermoed werd dat zij een voordeel zou kunnen opleveren, maar waarvan volgens het oorspronkelijke onderzoek geen gebruik was gemaakt. Ten slotte werd nagegaan of de indiener van het verzoek gebruik had gemaakt van subsidieregelingen die na het einde van het oorspronkelijke onderzoektijdvak waren vastgesteld, of dat hij na afloop van deze periode ad-hocsubsidies had ontvangen. |
D. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
1. Status van nieuwe exporteur
(10) |
De indiener van het verzoek kon aantonen dat hij geen rechtstreekse of onrechtstreekse banden had met de Indiase producenten/exporteurs waarop, wat het betrokken product betreft, de compenserende maatregelen van toepassing zijn. |
(11) |
Uit het onderzoek bleek tevens dat de indiener van het verzoek in het oorspronkelijke onderzoektijdvak (van 1 april 1997 tot en met 31 maart 1998) het betrokken product niet had uitgevoerd. |
(12) |
Vastgesteld werd dat de indiener van het verzoek slechts éénmaal goederen naar de Gemeenschap had uitgevoerd, namelijk in augustus 2001, dit was dus na het oorspronkelijke, maar ruim voor het nieuwe onderzoektijdvak. |
(13) |
In antwoord op de vragenlijst vermeldde de indiener van het verzoek slechts één contract dat gedurende het nieuwe onderzoektijdvak gesloten werd, maar bij de controle ter plaatse bleek dat deze koop nooit doorgegaan was. De indiener van het verzoek was derhalve geen onherroepelijke contractuele verplichting aangegaan om naar de Gemeenschap uit te voeren. |
(14) |
De onderneming heeft gedurende het nieuwe onderzoektijdvak echter aanzienlijke hoeveelheden van het betrokken product uitgevoerd naar andere landen. Aangezien het voordeel van de exportsubsidie onafhankelijk is van het land van bestemming, werd het voordeel berekend op grond van deze export. De Commissie heeft besloten alle informatie te controleren die zij voor de versnelde herziening nodig had om de hoogte van de eventuele subsidies waartegen compenserende maatregelen genomen kunnen worden te berekenen naar evenredigheid met de hoogte van de totale relevante omzet van de indiener van het verzoek in het onderzoektijdvak. |
2. Subsidiëring
(15) |
Op basis van de antwoorden van de indiener van het verzoek op de vragenlijst van de Commissie werden de onderstaande regelingen onderzocht:
|
3. De „Duty Entitlement Passbook”-regeling (DEPB-regeling)
(16) |
Vastgesteld werd dat de indiener van het verzoek in het onderzoektijdvak voordelen uit hoofde van deze regeling ontving. Hij maakte gebruik van de DEPB-postexportregeling. De gedetailleerde beschrijving van de regeling is te vinden in paragraaf 4.3 van het export- en importbeleid (Mededeling nr. 1/2002-07 van 31 maart 2002 van het Indiase ministerie van Handel en Industrie). Elke exporteur die aan de voorwaarden voldoet, kan kredietpunten aanvragen die een percentage zijn van de waarde van de uitgevoerde eindproducten. De Indiase autoriteiten hebben voor de meeste producten, waaronder het betrokken product, DEPB-percentages berekend aan de hand van de „Standard Input/Output Norms”. De vergunning waarop de toegekende kredietpunten zijn vermeld, wordt automatisch afgegeven. De toegekende kredietpunten kunnen worden gebruikt bij de latere invoer van goederen (bijvoorbeeld grondstoffen of kapitaalgoederen), mits daarop geen verboden of beperkingen van toepassing zijn. De ingevoerde goederen kunnen op de binnenlandse markt worden verkocht (waar ze aan omzetbelasting zijn onderworpen) of op andere wijze worden gebruikt. DEPB-kredietpunten zijn vrij overdraagbaar. De DEPB-vergunning is vanaf de datum van afgifte 12 maanden geldig. |
(17) |
De kenmerken van de DEPB-regeling zijn niet gewijzigd sinds het oorspronkelijke onderzoek. Deze regeling houdt een subsidie in die rechtens afhankelijk is van de exportprestaties. Bij het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld dat zij overeenkomstig artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening specifiek is en aanleiding geeft tot compenserende maatregelen. |
(18) |
Uit het onderzoek bleek dat de indiener van het verzoek alle DEPB-kredietpunten had overgedragen aan de gelieerde onderneming Viraj Alloys Ltd. Dezelfde praktijk was toegepast door drie andere gelieerde Indiase ondernemingen van de indiener van het verzoek, te weten Viraj Forgings Ltd, Viraj Impoexpo Ltd en Viraj Profiles Ltd. Het onderzoek bevestigde dat Viraj Alloys Ltd de grondstoffen levert voor alle bovengenoemde ondernemingen en hun overgedragen DEPB-kredietpunten gebruikte om vrij van rechten in te voeren. Bovendien werd vastgesteld dat de export van het betrokken product geschiedde via een aantal gelieerde ondernemingen. Daar de eigenaren van de indiener van het verzoek door een uitgebreid aandelensysteem zeggenschap hebben over al deze gelieerde ondernemingen, en dat de gelieerde ondernemingen betrokken zijn bij bepaalde aspecten van de productie en distributie van het betrokken product, werd het passend geacht al deze ondernemingen als een enkele ontvanger van het voordeel te beschouwen. Daarom werd het subsidiepercentage uit hoofde van de DEPB-regeling gebaseerd op het totale aantal kredietpunten in de aan de aanvrager van het verzoek en zijn gelieerde ondernemingen afgegeven vergunningen. Aangezien de subsidie niet verleend werd op basis van de geexporteerde hoeveelheid, werd het subsidiepercentage omgeslagen over de totale relevante omzet van de indiener van het verzoek en zijn gelieerde ondernemingen, overeenkomstig in artikel 7, lid 2, van de basisverordening. VSL Wires Limited maakte gebruik van deze regeling gedurende het onderzoektijdvak en ontving subsidies ter waarde van 12,7 %. |
4. Regeling vrijstelling vennootschapsbelasting (VV-regeling)
(19) |
Vastgesteld werd dat de indiener van het verzoek gedurende het onderzoektijdvak voordelen ontving uit hoofde van deze regeling en met name deel 80HHC van de Indiase inkomstenbelastingwet. De Indiase inkomstenbelastingwet van 1961 geeft aan op welke grond firma’s kunnen worden vrijgesteld van deze belasting. De vrijstellingen omvatten onder andere die van deel 10A (van toepassing op ondernemingen in vrijhandelszones), 10B (van toepassing op ondernemingen die exportgerichte bedrijven zijn) en 80HHC (van toepassing op ondernemingen die goederen exporteren) van deze wet. Om gebruik te kunnen maken van de VV-regeling moet een firma tegelijk met zijn belastingaangifte een aanvraag indienen. Het belastingjaar loopt van 1 april tot 31 maart en de belastingaangifte moet voor 30 november van het volgende jaar ingediend worden. In dit geval valt het onderzoektijdvak samen met het belastingjaar en het boekjaar van 1 april 2002 tot 31 maart 2003. |
(20) |
De kenmerken van de VV-regeling zijn niet gewijzigd sinds het oorspronkelijke onderzoek. Bij het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld dat de VV-regeling een subsidie is waartegen compenserende maatregelen genomen kunnen worden aangezien de Indiase regering een financiële bijdrage levert aan de onderneming door af te zien van overheidsinkomsten in de vorm van directe belastingen op winst uit export, die wel afgedragen zouden moeten worden indien de onderneming niet om vrijstelling had verzocht. Het blijkt echter dat de VV-regeling uit hoofde van deel 80HHC geleidelijk wordt afgebouwd van het boekjaar 2000-2001 tot het boekjaar 2004-2005, wanneer er over alle winst uit export vennootschapsbelasting moet worden betaald. In het onderzoektijdvak was slechts 50 % van de gemaakte winsten vrijgesteld van vennootschapsbelasting. |
(21) |
De subsidie is rechtens afhankelijk van exportprestaties in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van de basisverordening, omdat alleen exportwinsten zijn vrijgesteld. De subsidie is derhalve specifiek. |
(22) |
Het voordeel voor de indiener van het verzoek is berekend op grond van het verschil in belasting in het onderzoektijdvak, met en zonder het voordeel van de vrijstelling. De inkomstenbelasting, waaronder de vennootschapsbelasting plus toeslag, dat in deze periode van toepassing was, bedroeg 36,7 %. Om het totale voordeel voor de indiener van het verzoek vast te stellen en omdat ook drie met de indiener gelieerde ondernemingen het betrokken product in het onderzoektijdvak hebben uitgevoerd (zie overweging (18)), is bij de vaststelling van het subsidiepercentage rekening gehouden met de vrijstellingen van de vennootschapsbelasting onder deel 80HHC die de indiener van het verzoek, Viraj Forgings Ltd, Viraj Impoexpo Ltd en Viraj Profiles Ltd genoten hebben. Aangezien de subsidie niet verleend werd op basis van de geëxporteerde hoeveelheid, werd het subsidiepercentage omgeslagen over de totale relevante omzet van de indiener van het verzoek en zijn gelieerde ondernemingen, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening. Aldus werd vastgesteld dat VSL Wires Limited uit hoofde van deze regeling 1,4 % aan subsidies ontvangen heeft. |
5. Kapitaalgoederenregeling exportbevordering (KGEB-regeling)
(23) |
De indiener van het verzoek bleek geen gebruik te hebben gemaakt van de KGEB-regeling. |
6. De regeling exportproductiezones/exportgeoriënteerde bedrijven (EPZ/EGB-regeling)
(24) |
De indiener van het verzoek was niet gevestigd in een EPZ en was geen EGB en heeft geen gebruik gemaakt van deze regeling. |
7. Andere regelingen
(25) |
De indiener van het verzoek heeft geen gebruik gemaakt van nieuwe subsidieregelingen die zijn ingesteld na het oorspronkelijke onderzoektijdvak en heeft na dit tijdvak evenmin ad-hocsubsidies ontvangen. |
8. Hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies
(26) |
Gezien de definitieve conclusies met betrekking tot de bovengenoemde regelingen is de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies als volgt:
|
E. WIJZIGING VAN DE COMPENSERENDE MAATREGELEN
(27) |
Gezien de conclusies van het onderzoek dient over roestvrij staaldraad met een diameter van minder dan 1 mm, geproduceerd en geëxporteerd door VSL Wires Limited, een compenserend recht geheven te worden dat overeenkomt met de ontvangen subsidies die voor deze onderneming zijn vastgesteld gedurende het onderzoektijdvak. |
(28) |
Verordening (EG) nr. 1601/1999 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
F. BEKENDMAKING EN DUUR VAN DE MAATREGELEN
(29) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek en de Indiase regering in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen die ten grondslag lagen aan het voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1601/1999. Ook heeft zij een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de indiener van het verzoek en de Indiase regering opmerkingen kon maken. |
(30) |
In zijn reactie op deze kennisgeving beweerde de indiener van het verzoek dat de DEPB-postexportregeling een kwijtscheldingsregeling/terugbetalingsregeling is die door de Commissie onjuist beoordeeld is wat betreft de hoogte van de subsidie en het tot compenserende maatregelen aanleiding gevende voordeel. Hij beweerde dat het voordeel uit deze regeling door de Commissie onjuist beoordeeld was omdat alleen de te veel terugbetaalde rechten als subsidie beschouwd konden worden en dat de praktische werking van de regeling niet door de Commissie is onderzocht. De Commissie heeft herhaaldelijk geconcludeerd (zie bijvoorbeeld Verordening nr. 1338/2002 (4), van de Raad en met name de overwegingen (14) tot en met (20)) dat de DEPB-postexportregeling geen terugbetalingsregeling of terugbetalingsregeling voor vervangende inputs is, aangezien zij aan geen van de met artikel 2, lid 1, onder (a) (ii) verband houdende voorwaarden in de bijlagen I, II en III van de basisverordening voldoet. De regeling omvat geen verplichting om alleen goederen te importeren die bij de vervaardiging van het exportproduct worden verbruikt (bijlage II van de basisverordening), hetgeen zou waarborgen dat de regeling voldoet aan de eisen in bijlage I onder (i). Bovendien is er geen controlesysteem om na te gaan of de ingevoerde goederen daadwerkelijk verbruikt zijn tijdens het productieproces. Het is evenmin een terugbetalingsregeling voor vervangende inputs, omdat de grondstoffen niet in dezelfde hoeveelheden moeten worden ingevoerd en dezelfde kenmerken moeten hebben als de in het binnenland aangeschafte grondstoffen die bij de productie van de exportproducten zijn gebruikt (Bijlage III van de basisverordening). Tot slot komen exporteurs in aanmerking voor de DEPB-regeling ongeacht of zij enige inputs invoeren. De indiener van het verzoek had de grondstoffen vrij van rechten ingevoerd via één van zijn gelieerde ondernemingen met gebruikmaking van de overgedragen DEPB-kredietpunten van alle gelieerde ondernemingen, verkregen op grond van de export van diverse producten. Er kon echter geen verband worden aangetoond tussen de kredietpunten van de afzonderlijke ondernemingen en de daadwerkelijk geïmporteerde goederen van de enige gelieerde onderneming die de grondstoffen had ingevoerd. Bovendien had de Indiase regering geen controlesysteem om na te gaan welke geïmporteerde materialen gebruikt werden voor welk product en door welke onderneming. Omdat de bovengenoemde uitzondering op de subsidiedefinitie daarom niet van toepassing is, staat het tot compenserende maatregelen aanleiding gevende voordeel gelijk aan het bedrag van het totale aantal uit hoofde van de regeling toegekende kredietpunten. Daarom kan dit argument niet worden aanvaard. Verder beweerde de indiener van het verzoek dat de diensten van de Commissie nagelaten hadden om de invoerrechten in mindering te brengen op de kosten, waardoor de subsidie onjuist berekend is. De Commissie heeft de indiener van het verzoek vooraf, en gelet op overweging (18) beschreven situatie, verzocht een lijst in te dienen van DEPB-postexportkredietpunten voor alle export in het onderzoektijdvak. Tevens is de indiener verzocht deze informatie te verstrekken over alle export door zijn gelieerde ondernemingen in dezelfde periode, alsook gegevens over kosten die gemaakt zijn om deze kredietpunten te verkrijgen. De indiener van het verzoek heeft deze gegevens echter niet verstrekt en kon deze tijdens de controle ter plaatse ook niet verstrekken. Vanwege het gebrek aan relevante informatie konden dergelijke kosten dus niet in mindering worden gebracht op het subsidiepercentage vastgesteld als in overweging (18) beschreven. |
(31) |
Deze herzieningsprocedure is niet van invloed op de datum waarop Verordening (EG) nr. 1601/1999 zal vervallen, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aan de tabel in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1601/1999 wordt het volgende toegevoegd:
VSL Wires Limited G-1/3 MIDC, Tarapur Industrial Area, Boisar District, Thane, Maharashtra, India |
14,1 |
A444 |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, op 19 juli 2004.
Voor de Raad
De Voorzitter
C. VEERMAN
(1) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB L 189 van 22.7.1999, blz. 26.
(3) PB C 161 van 10.7.2003, blz. 3.
(4) PB L 196 van 25.7.2002, blz. 1.