18.11.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 342/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1975/2004 VAN DE RAAD
van 15 november 2004
tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 1767/2001 werd ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit onder andere India, tot polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) verzonden uit Brazilië en Israël, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Brazilië of Israël
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 13,
Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het kader van het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. THANS GELDENDE MAATREGELEN
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 (2) heeft de Raad definitieve antidumpingrechten ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit onder andere India. De antidumpingrechten varieerden van 0 % tot 62,6 %. Bij Besluit 2001/645/EG (3) heeft de Commissie van vijf Indiase producenten/exporteurs een verbintenis aanvaard. |
(2) |
Op PET-folie uit India worden sinds 1999 op grond van Verordening (EG) nr. 2597/1999 (4) van de Raad ook compenserende rechten geheven, variërend van 3,8 % tot 19,1 %. |
2. LOPENDE ONDERZOEKEN
(3) |
Op 28 juni 2002 heeft de Commissie, door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (5), de inleiding aangekondigd van een tussentijdse herzieningsprocedure op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad (6). De procedure is beperkt tot een onderzoek naar de vorm van de maatregel; met name dient te worden onderzocht of de door de indiener van het verzoek aangeboden verbintenis kan worden aanvaard. Dit onderzoek is nog gaande. |
(4) |
Op 22 november 2003 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (7) de inleiding aangekondigd van een tussentijdse herzieningsprocedure op grond van artikel 11, lid 3 van de basisverordening, dat beperkt is tot een onderzoek naar de vorm van de antidumpingmaatregelen. Dit onderzoek is nog gaande. |
(5) |
Op 19 februari 2004 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (8) de inleiding aangekondigd van een tussentijdse herzieningsprocedure op grond van artikel 11, lid 3 van de basisverordening, dat beperkt is tot een onderzoek naar dumping door de Indiase producent/exporteur Jindal Polyester Limited. Dit onderzoek is nog gaande. |
3. VERZOEK
(6) |
Op 6 januari 2004 heeft de Commissie van de producenten DuPont Teijin Films, Mitsubishi Polyester Film GmbH en Nuroll SpA het verzoek ontvangen om op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van PET-folie uit India. De indieners van het verzoek vertegenwoordigen een groot deel van de productie van PET-folie in de Gemeenschap. |
(7) |
De indieners van het verzoek voerden aan, en legden in dit verband voldoende bewijsmateriaal voor, dat zich na de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van PET-folie uit onder andere India belangrijke wijzigingen hadden voorgedaan in het patroon van de uitvoer van PET-folie uit Brazilië en Israël naar de Gemeenschap. Deze wijziging van het handelsverkeer lijkt te zijn veroorzaakt door het feit dat PET-folie uit India in Brazilië en Israël wordt overgeladen en via deze landen in de Gemeenschap wordt ingevoerd. De indieners van het verzoek voerden aan dat er, naast het antidumpingrecht op PET-folie uit India, geen voldoende reden of economische rechtvaardiging voor deze wijziging was. |
(8) |
De indieners van het verzoek hebben ten slotte bewijsmateriaal voorgelegd waaruit bleek dat afbreuk werd gedaan aan de corrigerende werking van het antidumpingrecht, zowel wat hoeveelheden als wat prijzen betreft. De invoer van aanzienlijke hoeveelheden PET-folie uit Brazilië en Israël lijkt de invoer uit India te hebben vervangen. Bovendien legden de indieners van het verzoek bewijsmateriaal voor dat de prijzen van PET-folie uit Brazilië en Israël dumpingprijzen waren, gelet op de normale waarde die eerder voor PET-folie uit India was vastgesteld. |
4. OPENING VAN HET ONDERZOEK
(9) |
Bij Verordening (EG) nr. 284/2004 (9) (hierna de „inleidingsverordening” genoemd) heeft de Commissie een procedure ingeleid in verband met de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van PET-folie uit India door verzending van deze folie via Brazilië en Israël naar de Gemeenschap, waar deze folie al dan niet wordt aangegeven als van oorsprong uit Brazilië of Israël. Tevens heeft de Commissie de douane, overeenkomstig artikel 13, lid 3 en artikel 14, lid 5, van de basisverordening opgedragen de invoer van uit Brazilië en Israël verzonden PET-folie, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Brazilië of Israël, met ingang van 20 februari 2004 te registreren. De Commissie heeft de autoriteiten van Brazilië en Israël in kennis gesteld van de opening van het onderzoek. Tegelijkertijd heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 283/2004 (10) ook een onderzoek geopend naar de mogelijke ontduiking van compenserende maatregelen ten aanzien van PET-folie uit India door verzending van deze folie via Brazilië en Israël naar de Gemeenschap, waar deze folie al dan niet wordt aangegeven als van oorsprong uit Brazilië of Israël. De bevindingen van dat onderzoek zijn weergegeven in Verordening (EG) nr. 1976/2004 van de Raad (11). |
(10) |
De Indiase autoriteiten waren van oordeel dat een onderzoek naar ontduiking niet toegestaan was uit hoofde van de Overeenkomst inzake de Toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994, noch uit hoofde van de Overeenkomst inzake Subsidies en Compenserende Maatregelen. Dit argument werd afgewezen daar de bepalingen inzake ontduiking in de basisverordening niet strijdig zijn met de Overeenkomst inzake de Toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel van 1994 noch met de Overeenkomst inzake Subsidies en Compenserende Maatregelen. De Slotakte waarin de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde zijn vastgelegd bevat een besluit over ontduiking (12) waarin de kwestie, bij het ontbreken van overeenstemming over een bepaalde tekst, wordt verwezen naar het Antidumpingcomité. Daar dit besluit werd genomen terwijl het bekend was dat diverse WTO-leden reeds hun eigen wetgeving inzake ontduiking hadden, interpreteert de Europese Gemeenschap dit besluit zo dat individuele leden bestaande bepalingen op dit gebied mogen behouden of nieuwe bepalingen mogen vaststellen, in afwachting van de goedkeuring van multilateraal overeengekomen regelgeving. Dezelfde principes dienen logischerwijs van toepassing te zijn op antisubsidie-onderzoeken. |
5. ONDERZOEK
(11) |
Er zijn vragenlijsten verzonden naar de producenten/exporteurs in India, Brazilië en Israël die medewerking hebben verleend aan het oorspronkelijke onderzoek, die in het verzoek werden genoemd of die later bij de Commissie bekend zijn geworden. Er zijn ook vragenlijsten gezonden aan de importeurs in de Gemeenschap die in het verzoek waren vermeld of die medewerking hadden verleend aan het oorspronkelijke onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid. Alle partijen werden erover ingelicht dat het niet verlenen van medewerking zou leiden tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening en dus tot bevindingen die, doordat zij op beschikbare gegevens waren gebaseerd, voor hen minder gunstig zouden kunnen zijn dan wanneer zij wel medewerking hadden verleend. |
(12) |
Er werden antwoorden op de vragenlijsten ontvangen van vijf producenten/exporteurs uit India, één uit Brazilië en één onderneming uit Israël die PET-folie snijdt, verwerkt en naar de Gemeenschap uitvoert. Een andere Israëlische onderneming heeft zich aangemeld en verklaard dat zij PET-folie verwerkt, maar dat de aldus verkregen producten niet worden geëxporteerd onder de GN-codes waaronder PET-folie wordt ingedeeld. Daarom heeft deze onderneming de vragenlijst niet beantwoord. |
(13) |
Vijf importeurs in de Gemeenschap hebben op de toezending van de vragenlijsten gereageerd. Drie van deze importeurs verklaarden dat zij nooit PET-folie uit Brazilië of Israël geïmporteerd hadden. De overige twee importeurs verklaarden dat zij in het onderzoektijdvak geen Indiase PET-folie uit Brazilië of Israël geïmporteerd hadden. Daarom heeft geen van deze ondernemingen de vragenlijsten beantwoord. |
(14) |
De Commissie heeft bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse ingesteld:
|
6. ONDERZOEKTIJDVAK
(15) |
Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003. Om de wijziging van het handelspatroon te onderzoeken werden gegevens verzameld over de periode 2000 tot het einde van het onderzoektijdvak. |
B. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
1. MATE VAN MEDEWERKING
(16) |
Zoals reeds vermeld in overweging 12, hebben vijf producenten/exporteurs uit India medewerking verleend aan het onderzoek door de vragenlijst te beantwoorden. Ook werd informatie verkregen van één Braziliaanse producent/exporteur van PET-folie en van één Israëlische onderneming die PET-folie snijdt en verwerkt. Deze Braziliaanse en Israëlische ondernemingen vertegenwoordigden volgens Eurostat slechts een klein deel (minder dan 1 % respectievelijk circa 5 %), zowel wat betreft volume als waarde, van de totale invoer van PET-folie uit deze landen in het onderzoektijdvak. |
(17) |
De Indiase autoriteiten hebben naar aanleiding van de opening van het onderzoek opmerkingen toegezonden en statistische informatie verstrekt betreffende de uitvoer van PET-folie uit India naar onder andere de Gemeenschap. Statistische gegevens over de uitvoer van PET-folie uit Brazilië naar de Gemeenschap werden ook verkregen van de Braziliaanse nationale databank. |
2. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
(18) |
Het betrokken product, zoals gedefinieerd in het oorspronkelijke onderzoek, is polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie), dat doorgaans wordt aangegeven onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90. |
(19) |
PET-folie die vanuit India in de Gemeenschap wordt ingevoerd en PET-folie die vanuit Brazilië en Israël in de Gemeenschap wordt ingevoerd, hebben dezelfde basiskenmerken en toepassingen. Derhalve zijn deze producten soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. WIJZIGING IN DE STRUCTUUR VAN HET HANDELSVERKEER
(20) |
De invoer van PET-folie maakte in de periode 1999-2003 gemiddeld 96,5 % uit van de totale invoer uit India onder de betrokken GN-codes. De marktanalyse werd daarom uitgevoerd aan de hand van Eurostatgegevens op GN-niveau. Opgemerkt dient te worden dat er in 1999 compenserende maatregelen zijn ingesteld op PET-folie uit India, waarna de invoer al was afgenomen. Vervolgens zijn er in 2001 antidumpingmaatregelen getroffen die leidden tot een verdere afname. De antidumpingmaatregelen ten aanzien van India bestaan uit prijsverbintenissen met vijf individuele producenten/exporteurs en een antidumpingrecht van 0 % voor één onderneming. Dit betekent dat voor het grootste deel van de invoer uit India in principe geen antidumpingrechten worden betaald. Voor alle andere producenten/exporteurs geldt een antidumpingrecht van 53,3 %. In 2000 bedroeg de invoer van PET-folie uit India 11 600 t. Deze invoer is aanvankelijk afgenomen tot 6 100 t in 2001, maar steeg vervolgens tot 7 700 t in 2002. In het onderzoektijdvak steeg de invoer nog verder, tot 11 500 t. De gegevens die de medewerkende Indiase producenten/exporteurs verstrekten, lieten een gelijkaardig verloop zien; een stijging van circa 1 400 ton van 2001 tot 2002 en een verdere stijging van circa 3 400 ton van 2002 tot 2003. Echter, niet alle Indiase producenten/exporteurs hebben medewerking verleend aan het onderzoek. Bovendien is de stijging van de invoer van 2000 tot 2003 voornamelijk toe te schrijven aan een grote toename van de invoer waarover de laagste rechten verschuldigd zijn. |
(21) |
Wat betreft het bovenstaande patroon dient te worden opgemerkt dat voor één onderneming aanzienlijk lagere cumulatieve rechten (13) golden dan voor de andere producenten. Het handelspatroon van deze onderneming liet een opmerkelijk verschil zien ten opzichte van de andere producenten: zij heeft haar aandeel in de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap van 2000 tot en met 2003 (het onderzoektijdvak) namelijk sterk vergroot. Anderzijds daalde het aandeel van de export naar de Gemeenschap van de overige Indiase producenten zeer sterk. Deze buitengewone trend buiten beschouwing gelaten, is het totale volume van de invoer van het betrokken product ruim onder het niveau van vóór de antidumpingmaatregelen gebleven. |
(22) |
De Indiase autoriteiten hebben statistische gegevens verstrekt over de uitvoer naar onder andere de Gemeenschap. Zij waren van mening dat uit de officiële Indiase statistieken niet bleek dat de antidumpingmaatregelen door de Indiase producenten van PET-folie zijn ontdoken. De gegevens waarnaar verwezen wordt, komen echter niet overeen met de exportgegevens die de medewerkende Indiase exporteurs hebben verstrekt, tenminste niet wat betreft de uitvoer naar Israël. Deze gegevens laten namelijk een duidelijke toename zien van de uitvoer naar Israël na instelling van de maatregelen (van circa 40 t in 2000 naar 800 t in het onderzoektijdvak). De officiële gegevens over de rechtstreekse export naar Brazilië laten slechts een marginale toename zien over dezelfde periode, maar deze hebben geen betrekking op de onrechtstreekse verkoop via andere landen. De enige bekende Braziliaanse producent van PET-folie heeft medewerking verleend aan het onderzoek en zijn uitvoer naar de Gemeenschap maakt slechts een verwaarloosbaar deel (0,5 %) uit van de totale invoer van dit product uit Brazilië. |
(23) |
De invoer van PET-folie uit Brazilië (Eurostat-cijfers op GN-niveau), minus de invoer van dat product afkomstig van de medewerkende onderneming, is toegenomen van circa 650 t in 2000, 1 200 t in 2001 tot ruim 2 500 t in 2002, het jaar volgende op dat waarin de antidumpingmaatregelen werden genomen (respectievelijk 0,6 %, 1,4 % en 3,2 % van de totale invoer van PET-folie). In het onderzoektijdvak bleef de invoer stabiel op ruim 2 000 t (2,4 % van de totale invoer van PET-folie). |
(24) |
De enige medewerkende onderneming in Brazilië, Terphane, is, zoals vermeld in overweging 22, de enige bekende producent van PET-folie in Brazilië. Deze onderneming heeft in het onderzoektijdvak slecht één enkele zending van 10,6 t PET-folie naar de Gemeenschap uitgevoerd. Afgezien van een monster in 2002, was dit de eerste export van PET-folie door deze onderneming naar de Gemeenschap. De onderneming lijkt daarom niet verantwoordelijk voor de grote hoeveelheden PET-folie die vanuit Brazilië in de Gemeenschap zijn ingevoerd in de periode 2000-2003 (overweging 23). De folie die aan de Gemeenschap is geleverd, is door de onderneming vervaardigd in een fabriek die is gebouwd vóór de instelling van de maatregelen tegen Indiase PET-folie. Daarom is er voor deze onderneming geen verandering van het handelspatroon vastgesteld. |
(25) |
De invoer van PET-folie uit Israël (Eurostat-cijfers op GN-niveau), minus de invoer van dit product afkomstig van de medewerkende onderneming, is toegenomen van 3 000 t in 2000 tot 3 400 t in 2001 (respectievelijk 3,7 % en 4,1% van de totale invoer van PET-folie). De invoer uit Israel bleef stijgen tot ruim 4 200 t in 2002 en tot meer dan 4 400 t in 2003 (respectievelijk 5,1 % en 5,3 % van de totale invoer van PET-folie). In Israël zijn enkele ondernemingen gevestigd die PET-folie verwerken, maar volgens de informatie die binnen de termijn is ontvangen, is het niet aannemelijk dat zij, zelfs tezamen, voldoende capaciteit hebben om verantwoordelijk te zijn voor de hoeveelheden PET-folie die in de periode 2000-2003 de Gemeenschap binnenkwamen vanuit Israël. |
(26) |
De officiële Indiase exportgegevens laten een gestage toename van de uitvoer uit India naar Israël zien. In 2000 werd 81 t uitgevoerd, 395 t in 2001, 1 032 t in 2002 en 2 453 t in het onderzoektijdvak. |
(27) |
De enige medewerkende onderneming in Israël, Jolybar, snijdt en verwerkt aangekochte PET-folie en verkoopt haar producten onder dezelfde GN-code als het betrokken product. De onderneming levert al sinds de jaren 1990 PET-folie aan de Gemeenschap. De hoeveelheid PET-folie die Jolybar naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd, is van 1999 tot 2003 (het onderzoektijdvak) verdubbeld. De folie die aan de Gemeenschap is geleverd, is door de onderneming vervaardigd in een fabriek die is gebouwd vóór de instelling van de maatregelen tegen Indiase PET-folie. Ongeacht de vraag of deze ontwikkeling van de uitvoer een verandering van het handelspatroon van de onderneming inhoudt, is deze kwestie verder buiten beschouwing gelaten, daar hiervoor een duidelijke economische rechtvaardiging was, zoals vermeld in overweging 31. |
(28) |
Gelet op het bovenstaande en met name gezien het samenvallen van de stijging van de invoer uit Brazilië en Israël met de inwerkingtreding van de antidumpingmaatregelen tegen PET-folie uit India in 2001, wordt er een wijziging van het handelspatroon vastgesteld bij de uitvoer van PET-folie uit India, Israël en Brazilië. |
4. ONVOLDOENDE REDEN OF ECONOMISCHE RECHTVAARDIGING
(29) |
Gezien het gebrek aan medewerking van andere Braziliaanse bedrijven en het feit dat de bovengenoemde verandering in het Braziliaanse handelspatroon plaatsvond onmiddellijk na de invoering van de antidumpingrechten, moet op grond van de beschikbare informatie en het ontbreken van een andere verklaring worden vastgesteld dat de wijziging van het handelspatroon het gevolg was van de instelling van de rechten en niet van een andere voldoende reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. |
(30) |
Gezien het gebrek aan medewerking en het feit dat de bovengenoemde verandering van het handelspatroon plaatsvond onmiddellijk na de invoering van de antidumpingrechten moet op grond van de beschikbare informatie en het ontbreken van een andere verklaring worden vastgesteld dat de wijziging van het handelspatroon het gevolg was van de instelling van de rechten en niet van een andere voldoende reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. |
(31) |
Uit het onderzoek bleek dat Jolybar al vele jaren PET-folie naar de Gemeenschap uitvoert en dat de uitgevoerde folie door de onderneming wordt vervaardigd in een fabriek die is gebouwd vóór de instelling van de maatregelen tegen Indiase PET-folie. De onderneming verklaarde dat zij over het algemeen geen Indiase folie aan afnemers in de Gemeenschap levert omdat deze de voorkeur geven aan hoogkwalitatieve Europese folie als grondstof voor de bewerking door Jolybar. In het onderzoektijdvak is bij wijze van uitzondering een hoeveelheid van ongeveer een ton Indiase folie naar één afnemer in de Gemeenschap verzonden, als onderdeel van een grotere zending die de afnemer met spoed nodig had. Daarom wordt geconcludeerd dat er voldoende economische rechtvaardiging bestaat voor de ontwikkeling van de uitvoer van Jolybar, die overeenkomt met haar activiteiten op de EG-markt. |
5. AANTASTING VAN DE CORRIGERENDE WERKING VAN HET RECHT WAT PRIJZEN EN/OF HOEVEELHEDEN BETREFT
(32) |
Uit de cijfers in de overwegingen 20 tot en met 28 blijkt dat het patroon van de invoer van het betrokken product na de instelling van de antidumpingmaatregelen in 2001 duidelijk is gewijzigd. Er was een aanzienlijke afname, met 5 500 t, van de invoer uit India bij instelling van de maatregelen, en een overeenkomstige stijging van de invoer van het betrokken product vanuit Brazilië en Israël. Uit de gegevens van Eurostat blijkt dat van 2000 tot het einde van het onderzoektijdvak de invoer vanuit Brazilië steeg met 1 376 t en vanuit Israël met 1 392 t. De parallelle afname van de invoer uit India, de invoer waarop de laagste rechten van toepassing zijn buiten beschouwing latend, is 5 653 t. Daarom wordt geoordeeld dat een deel van de export vanuit India vervangen is door export via Brazilië en Israël, waardoor afbreuk werd gedaan aan de corrigerende werking van de maatregelen wat betreft het invoervolume. |
(33) |
Door het gebrek aan medewerking moest voor de prijzen van het betrokken product, verzonden vanuit Brazilië en Israël, een beroep worden gedaan op de gegevens van Eurostat, die in dit geval de best beschikbare gegevens waren. |
(34) |
De gemiddelde prijs van PET-folie uit Brazilië gedurende het onderzoektijdvak, gecorrigeerd voor kosten na de invoer, bedroeg ongeveer 50 % van de schademarge die is vastgesteld tijdens het onderzoek dat tot de thans geldende antidumpingmaatregelen heeft geleid. Hieruit blijkt dat de invoer van PET-folie uit Brazilië ook afbreuk heeft gedaan aan de corrigerende werking van de antidumpingrechten wat de prijzen betreft. |
(35) |
De gemiddelde prijs van PET-folie uit Israël, gecorrigeerd voor kosten na de invoer, bedroeg in het onderzoektijdvak ongeveer 55 % van de schademarge die was vastgesteld bij het oorspronkelijke antidumpingonderzoek. Hieruit blijkt dat de invoer van PET-folie uit Israël ook afbreuk heeft gedaan aan de corrigerende werking van de antidumpingrechten wat de prijzen betreft. |
(36) |
Daarom wordt geconcludeerd dat de invoer van PET-folie uit Brazilië en Israël afbreuk heeft gedaan aan de corrigerende werking van de antidumpingmaatregelen zowel in termen van prijzen als van invoervolume. |
6. VERGELIJKING MET DE NORMALE WAARDE
(37) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening is onderzocht of dumping kon worden aangetoond in vergelijking met de eerder vastgestelde normale waarde. Zoals vermeld in overweging 16 werd vanwege de geringe medewerking gebruik gemaakt van de gegevens van Eurostat, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, om de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap vast te stellen. Op basis hiervan werd onderzocht of het betrokken product dat in het onderzoektijdvak vanuit Brazilië en Israël was verzonden met dumping was ingevoerd. Ook werd ervan uitgegaan dat het productassortiment van het PET-folie uit Brazilië en Israël in het onderzoektijdvak hetzelfde was als het Indiase productassortiment dat bij het oorspronkelijke onderzoek was onderzocht om exportprijs en normale waarde met elkaar te kunnen vergelijken. |
(38) |
Ten behoeve van een billijke vergelijking van de normale waarde met de exportprijs zijn correcties toegepast om rekening te houden met verschillen in factoren die gevolgen hadden voor de prijzen en de vergelijkbaarheid van deze prijzen. Deze correcties zijn toegepast overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. |
(39) |
Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening is de gewogen gemiddelde waarde die bij het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijzen in het onderzoektijdvak, vastgesteld zoals in overweging 34 en 35 vermeld. Uit deze vergelijkingen bleek dat de dumpingmarge, in procenten van de cif-invoerprijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, 17,5 % voor Brazilië en 14,5 % voor Israël bedroeg. |
C. VERZOEKEN OM VRIJSTELLING VAN REGISTRATIE OF UITBREIDING VAN HET RECHT
(40) |
De Commissie heeft van Terphane en Jolybar een verzoek ontvangen om vrijstelling van registratie en maatregelen. Zoals vermeld in de overwegingen 24 en 27 hebben deze ondernemingen medewerking verleend aan het onderzoek door de vragenlijst te beantwoorden en een onderzoek ter plaatse toe te staan. Bij Verordening (EG) nr. 1830/2004 (14) van 21 oktober 2004 heeft de Commissie de inleidingsverordening gewijzigd om de registratie van de invoer van PET-folie van Terphane en Jolybar te beeindigen, aangezien gebleken is dat zij de antidumpingmaatregelen niet hebben ontdoken. |
(41) |
Overeenkomstig de bevinding dat Terphane en Jolybar de antidumpingmaatregelen niet hebben ontdoken, dienen deze ondernemingen ook vrijgesteld te worden van de voorziene uitbreiding van de maatregelen. |
D. MAATREGELEN
(42) |
Gelet op bovengenoemde bevindingen wordt geconcludeerd dat de rechten zijn ontdoken in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening moeten de huidige antidumpingmaatregelen ten aanzien van PET-folie uit India worden uitgebreid tot PET-folie die vanuit Brazilië of Israël is verzonden en die bij invoer al dan niet wordt aangegeven als van oorsprong uit Brazilië of Israël. Deze uitbreiding geldt niet voor PET-folie die is vervaardigd door Terphane en Jolybar. |
(43) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening waarin bepaald is dat maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van producten waarvan de invoer is geregistreerd met ingang van de datum van registratie, dient het antidumpingrecht te worden geheven van PET-folie uit Brazilië en Israël waarvan de invoer op grond van de inleidingsverordening is geregistreerd, met uitzondering van PET-folie uit Brazilië die door Terphane is vervaardigd en PET-folie uit Israël die door Jolybar is vervaardigd. |
(44) |
De vrijstelling van de uitgebreide maatregelen voor door Jolybar en Terphane vervaardigde PET-folie blijft, overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening, van toepassing zolang niet wordt vastgesteld dat de vrijstelling is verleend op grond van onjuiste of misleidende informatie van de betrokken ondernemingen. Bij aanwijzingen van het tegendeel kan de Commissie een onderzoek openen om vast te stellen of de vrijstelling moet worden ingetrokken. |
(45) |
Op grond van de bevindingen van het huidige onderzoek dient de uitbreiding van de rechten niet te gelden voor PET-folie afkomstig van Terphane en Jolybar. Deze vrijstelling is uitsluitend van toepassing op PET-folie uit respectievelijk Brazilië en Israël die door deze rechtspersonen is vervaardigd. PET-folie die is vervaardigd of verzonden door andere ondernemingen die niet specifiek met naam en adres in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van rechtspersonen die banden hebben met de specifiek genoemde onderneming, komen niet in aanmerking voor de vrijstelling en zijn onderworpen aan het bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 ingestelde residuele recht. |
E. PROCEDURE
(46) |
Belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Raad voornemens was het definitieve antidumpingrecht uit te breiden en werden in de gelegenheid gesteld hierover opmerkingen te maken en te verzoeken te worden gehoord. De Israelische autoriteiten hebben nogmaals gewezen op de opmerkingen van de Indiase overheid (zie overweging 10). Zij hebben ook een lijst toegezonden van Israelische bedrijven die PET-folie verwerken en die in 2003 en 2004 naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd. Daar deze bedrijven binnen de termijnen geen medewerking hadden verleend, kon echter niet worden vastgesteld of zij de antidumpingmaatregelen hadden ontdoken. Zij konden daarom niet worden vrijgesteld van het tot Israël uitgebreide antidumpingrecht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het definitieve antidumpingrecht van 53,3 % dat bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 werd ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie, ingedeeld onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90, van oorsprong uit India, wordt uitgebreid tot polyethyleentereftalaatfolie verzonden uit Brazilië en Israël (al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Brazilië of Israël) (Taric-codes 3920621901, 3920621904, 3920621907, 3920621911, 3920621914, 3920621917, 3920621921, 3920621924, 3920621927, 3920621931, 3920621934, 3920621937, 3920621941, 3920621944, 3920621947, 3920621951, 3920621954, 3920621957, 3920621961, 3920621967, 3920621974, 3920621992, 3920629031, 3920629092). Van deze uitbreiding is uitgezonderd polyethyleentereftalaatfolie die is vervaardigd door Terphane Ltda, BR 101, km 101, City of Cabo de Santo Agostinho, State of Pernambuco, Brazilië (aanvullende Taric-code A569) en door Jolybar Filmtechnic Converting Ltd. (1987), Hacharutsim str. 7, Ind. Park Siim 2000, Natania South, 42504, POB 8380, Israël (aanvullende Taric-code A570).
2. Het recht dat bij lid 1 van dit artikel wordt uitgebreid, wordt geheven van polyethyleentereftalaatfolie waarvan de invoer overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 284/2004 van de Commissie en artikel 13, lid 3 en artikel 14, lid 4 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad, is geregistreerd, met uitzondering van polyethyleentereftalaatfolie dat is vervaardigd door Terphane Ltda, BR 101, km 101, City of Cabo de Santo Agostinho, State of Pernambuco, Brazilië en door Jolybar Filmtechnic Converting Ltd. (1987), Hacharutsim str. 7, Ind. Park Siim 2000, Natania South, 42504, POB 8380, Israël.
3. De bepalingen inzake douanerechten zijn van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 november 2004.
Voor de Raad
De voorzitster
M. VAN DER HOEVEN
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).
(2) PB L 227 van 23.8.2001, blz. 1.
(3) PB L 227 van 23.8.2001, blz. 56.
(4) PB L 316 van 10.12.1999, blz. 1.
(5) PB C 154 van 28.6.2002, blz. 2.
(6) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004.
(7) PB C 281 van 22.11.2003, blz. 4.
(8) PB C 43 van 19.2.2004, blz. 14.
(9) PB L 49 van 19.2.2004, blz. 28.
(10) PB L 49 van 19.2.2004, blz. 25.
(11) Zie bladzijde 8 van dit Publicatieblad.
(12) Besluit inzake ontduiking goedgekeurd door het Comité Handelsbesprekingen op 15 december 1993.
(13) Op de betrokken onderneming was een compenserend recht van 7 % van toepassing.
(14) PB L 321 van 22.10.2004, blz. 26.