16.12.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 2133/2004 VAN DE RAAD
van 13 december 2004
waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en het gemeenschappelijk handboek daartoe worden gewijzigd
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Tijdens de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002 werd opgeroepen tot een versterking van de samenwerking om de illegale immigratie te bestrijden en werd de Commissie en de lidstaten verzocht operationele maatregelen te nemen om overal aan de buitengrenzen een gelijkwaardig niveau van controle te waarborgen. |
(2) |
De bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten Akkoord van 14 juni 1985 (2) en het gemeenschappelijk handboek (3) inzake de overschrijding van de buitengrenzen zijn onvoldoende duidelijk en nauwkeurig wat de verplichting betreft om bij de overschrijding van de buitengrenzen stempels in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen aan te brengen. Daardoor hebben zij in de lidstaten tot verschillende werkwijzen geleid en maken zij het moeilijk te controleren of is voldaan aan de voorwaarden inzake de duur van het kort verblijf van deze onderdanen van derde landen op het grondgebied van de lidstaten, namelijk ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden. |
(3) |
Tijdens zijn zitting van 27 en 28 februari 2003 steunde de Raad het voornemen van de Commissie om de ter zake geldende regels te verduidelijken en de lidstaten er met name door middel van een voorstel voor een verordening van de Raad toe te verplichten in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij de overschrijding van de buitengrenzen systematisch een in- of uitreisstempel aan te brengen. |
(4) |
In zijn conclusies van 8 mei 2003 heeft de Raad ertoe opgeroepen om duidelijk aangegeven gescheiden controlerijstroken voor de verschillende nationaliteiten in te voeren. Specifieke communautaire voorschriften inzake klein grensverkeer zullen leiden tot verbeteringen bij het beheer van de buitengrenzen door de bevoegde diensten, waardoor eventuele praktische moeilijkheden als gevolg van de verplichting in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen systematisch stempels aan te brengen, gemakkelijker zullen kunnen worden overwonnen. Deze maatregelen zullen er tevens toe bijdragen dat slechts bij hoge uitzondering eventuele maatregelen ter versoepeling van de personencontroles aan de buitengrenzen moeten worden genomen. |
(5) |
De aan de lidstaten opgelegde verplichting om in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij de binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, in combinatie met de beperking van de omstandigheden waarin de personencontroles aan de buitengrenzen kunnen worden versoepeld, de mogelijkheid om aan het ontbreken van een stempel in deze reisdocumenten het vermoeden te verbinden dat de houder ervan niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden inzake de duur van het kort verblijf. |
(6) |
De onderdaan van een derde land moet dit vermoeden echter kunnen weerleggen door middel van een relevant en geloofwaardig bewijsmiddel. In dergelijke gevallen dienen de bevoegde nationale autoriteiten de datum en de plaats van de betrokken grensoverschrijding te bevestigen, zodat zij de betrokken onderdaan van een derde land het bewijs verstrekken dat hij voldoet aan de voorwaarden inzake de verblijfsduur. |
(7) |
Door het aanbrengen van een stempel in het reisdocument kunnen de datum en de plaats van de grensoverschrijding met zekerheid worden vastgesteld, zonder dat daardoor in alle gevallen wordt vastgesteld dat alle vereiste controlemaatregelen inzake grensoverschrijdingsdocumenten zijn uitgevoerd. |
(8) |
Deze verordening dient tevens de categorieën personen te omschrijven in wier reisdocumenten niet systematisch een stempel behoeft te worden aangebracht bij de overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten. In dit verband moet worden benadrukt dat er thans wordt gewerkt aan communautaire voorschriften inzake klein grensverkeer, waaronder voorschriften inzake het afstempelen van de reisdocumenten van grensbewoners. In afwachting van de aanneming van communautaire voorschriften inzake klein grensverkeer, moet overeenkomstig bestaande bilaterale overeenkomsten inzake klein grensverkeer de mogelijkheid worden gehandhaafd om grensbewoners vrij te stellen van de verplichting hun reisdocumenten te laten afstempelen. |
(9) |
De bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en het gemeenschappelijk handboek moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. Aangezien deze verordening is gericht op de verdere ontwikkeling van het Schengenacquis uit hoofde van het derde deel, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken op grond van artikel 5 van genoemd Protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit over deze verordening heeft genomen, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten. |
(11) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (4); deze ontwikkeling valt onder het gebied dat is genoemd in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (5). |
(12) |
Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de tussen de Raad van de Europese Unie en de Zwitserse Confederatie ondertekende overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (6); deze ontwikkeling valt onder het gebied dat is genoemd in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 4, lid 1, van de Besluiten van de Raad van 25 oktober 2004, betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap, en inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (7). |
(13) |
Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (8), niet deelneemt. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. |
(14) |
Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (9), niet deelneemt. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Deze verordening heeft ten doel:
— |
voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting te herhalen om in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen; |
— |
de voorwaarden vast te stellen op grond waarvan het ontbreken van een inreisstempel in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen het vermoeden kan opleveren dat de toegestane duur van het kort verblijf van deze onderdanen van derde landen op het grondgebied van de lidstaten is overschreden. |
Artikel 2
De Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen wordt als volgt gewijzigd:
1) |
artikel 6, lid 2, onder e), wordt vervangen door:
|
2) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 6 bis In de in artikel 5, lid 1, onder a), bedoelde grensoverschrijdingsdocumenten van de onderdanen van derde landen wordt systematisch een in- of uitreisstempel aangebracht. Artikel 6 ter 1. Wanneer in het grensoverschrijdingsdocument van een onderdaan van een derde land geen inreisstempel is aangebracht, mogen de bevoegde nationale autoriteiten hier het vermoeden aan verbinden dat de houder niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden inzake verblijfsduur die in de betrokken lidstaat van toepassing zijn. 2. Dit vermoeden kan worden weerlegd wanneer de onderdaan van een derde land op enigerlei wijze geloofwaardige bewijsmiddelen overlegt, zoals vervoerbewijzen of bewijzen van zijn aanwezigheid buiten het grondgebied van de lidstaten, waaruit blijkt dat hij de voorwaarden inzake kort verblijf heeft nageleefd. In dergelijke gevallen:
3. Wanneer het in lid 1 bedoelde vermoeden niet wordt weerlegd, kan de onderdaan van een derde land door de bevoegde autoriteiten van het grondgebied van de betrokken lidstaten worden verwijderd.” |
Artikel 3
Deel II van het gemeenschappelijk handboek wordt als volgt gewijzigd:
1) |
paragraaf 1.3.5. wordt vervangen door:
|
2) |
de volgende paragraaf 1.3.5.4. wordt ingevoegd:
|
3) |
paragraaf 2.1.1. wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
het volgende streepje wordt toegevoegd aan paragraaf 2.1.5:
|
5) |
aan paragraaf 3.4.2.3. wordt de volgende alinea toegevoegd: „Zelfs in geval van versoepeling van de controles dienen de verantwoordelijke ambtenaren overeenkomstig paragraaf 1.3.5.4. te handelen.”. |
Artikel 4
De tekst van de bijlage wordt aan het Gemeenschappelijk Handboek gehecht.
Artikel 5
De Commissie brengt uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening verslag uit over de uitvoering ervan.
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2005.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, 13 december 2004.
Voor de Raad
De voorzitter
B. R. BOT
(1) Advies van 21.4.2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19. Overeenkomst werd laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 871/2004 (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 29).
(3) PB C 313 van 16.12.2002, blz. 97. Handboek laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2004/574/EG (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 36).
(4) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(5) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
(6) Doc. 13054/04 te vinden op http://register.consilium.en.int
(7) Doc. 13464/04 en doc. 13466/04 te vinden op http://register.consilium.en.int
(8) PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
(9) PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
(10) PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.
BIJLAGE
„BIJLAGE 16