15.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/12


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2006

tot wijziging van Beschikking 2006/346/EG tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2323)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/411/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van uitbraken van klassieke varkenspest in Duitsland zijn rond de plaatsen waar die ziekte is uitgebroken onmiddellijk beschermings- en toezichtsgebieden ingesteld overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (2).

(2)

Bovendien is Beschikking 2006/346/EG van de Commissie van 15 mei 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in Duitsland en tot intrekking van Beschikking 2006/274/EG (3) vastgesteld om de door Duitsland krachtens Richtlijn 2001/89/EG genomen maatregelen te continueren en uit te breiden.

(3)

Gezien de recentelijk door Duitsland verstrekte informatie moeten de bij die beschikking vastgestelde beschermende maatregelen in verband met klassieke varkenspest in die lidstaat worden gewijzigd, met name wat betreft de delen van Noord-Rijnland-Westfalen waarvoor de maatregelen gelden.

(4)

Ook moet de mogelijkheid geboden worden om van die bepalingen af te wijken voor het afvoeren van varkens van bepaalde bedrijven die levende varkens hebben ontvangen en in de door de ziekte getroffen delen van Noord-Rijnland-Westfalen gelegen zijn.

(5)

De geldigheidsduur van Beschikking 2006/346/EG moet worden verlengd en tegelijkertijd moet onverminderd de beperkingen uit hoofde van Richtlijn 2001/89/EG de mogelijkheid geschapen worden om de beperkingsgebieden aan de feitelijke ziektesituatie aan te passen.

(6)

Beschikking 2006/346/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2006/346/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 komt als volgt te luiden:

„Artikel 1

Duitsland zorgt ervoor dat geen varkens naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden uit:

a)

de in bijlage I genoemde gebieden;

b)

bedrijven op zijn grondgebied die buiten de in bijlage I genoemde gebieden gelegen zijn maar sinds 15 maart 2006 varkens hebben ontvangen van een bedrijf dat in de in bijlage I genoemde gebieden gelegen is.”.

2)

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

„Artikel 2

1.   Duitsland zorgt ervoor dat:

a)

onverminderd de maatregelen van Richtlijn 2001/89/EG, en met name de artikelen 9, 10 en 11:

i)

geen varkens worden afgevoerd van bedrijven die in de in bijlage I, onder A, genoemde gebieden gelegen zijn;

ii)

het vervoer van slachtvarkens van bedrijven buiten de in bijlage I, onder A, genoemde gebieden naar slachthuizen in die gebieden alsmede de doorvoer van varkens door die gebieden alleen toegestaan zijn:

via hoofdwegen of spoorlijnen, en

overeenkomstig de door de bevoegde autoriteit verstrekte gedetailleerde instructies om te voorkomen dat de varkens in kwestie tijdens het vervoer direct of indirect in contact komen met andere varkens;

b)

geen varkens worden vervoerd uit de in bijlage I, onder B, genoemde gebieden naar andere gebieden in Duitsland, met uitzondering van het rechtstreekse vervoer van:

i)

slachtvarkens naar een slachthuis waar zij onmiddellijk worden geslacht, mits de varkens van een en hetzelfde bedrijf afkomstig zijn;

ii)

fok- en gebruiksvarkens naar een bedrijf, mits de varkens minimaal 30 dagen, of sinds hun geboorte wanneer zij jonger zijn dan 30 dagen, hebben verbleven op een en hetzelfde bedrijf:

dat in de laatste 30 dagen vóór de verzending van de varkens geen levende varkens heeft ontvangen, en

waar de klinische onderzoeken overeenkomstig hoofdstuk IV, onder D, punt 2, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG zijn uitgevoerd en negatieve resultaten hebben opgeleverd.

2.   In afwijking van lid 1, onder a), mag de bevoegde autoriteit het vervoer toestaan van varkens afkomstig van een bedrijf dat in de in bijlage I, onder A, genoemde gebieden maar buiten een beschermings- of toezichtsgebied gelegen is:

a)

rechtstreeks naar een slachthuis in die gebieden, of in uitzonderingsgevallen naar aangewezen slachthuizen in Duitsland buiten die gebieden, waar zij onmiddellijk worden geslacht, mits de varkens worden verzonden van een bedrijf waar de klinische onderzoeken overeenkomstig hoofdstuk IV, onder D, punt 3, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG zijn uitgevoerd en negatieve resultaten hebben opgeleverd;

b)

naar een bedrijf in die gebieden, mits de varkens minimaal 45 dagen, of sinds hun geboorte wanneer zij jonger zijn dan 45 dagen, hebben verbleven op een en hetzelfde bedrijf van herkomst:

i)

dat in de laatste 45 dagen vóór de verzending van de varkens geen levende varkens heeft ontvangen;

ii)

waar de klinische onderzoeken overeenkomstig hoofdstuk IV, onder D, punt 2, en punt 4, tweede tot en met vierde alinea, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG zijn uitgevoerd en negatieve resultaten hebben opgeleverd.

c)

In afwijking van het bepaalde onder b) i), mag Duitsland:

i)

de periode van 45 dagen tot 20 dagen bekorten, mits het onder b) bedoelde bedrijf van herkomst in de zes maanden onmiddellijk voorafgaande aan de dag van verzending van de varkens geen andere varkens heeft ontvangen, met uitzondering van gelten van een en hetzelfde bedrijf, of

ii)

de toepassing van de voorwaarde van lid 2, onder b) i), opschorten als het in dat lid bedoelde bedrijf van herkomst geen andere varkens heeft ontvangen, met uitzondering van gelten waarop laboratoriumtests zijn uitgevoerd aan de hand van monsters die binnen tien dagen voor de dag van verzending zijn genomen en negatieve resultaten hebben opgeleverd voor de volgende tests:

een test voor het aantonen van antilichamen, en

twee met een tussentijd van zeven dagen bij het nationale referentielaboratorium uitgevoerde tests voor het aantonen van het genoom van het klassieke-varkenspestvirus (RT-PCR).

3.   In afwijking van lid 1, onder a), mag de bevoegde autoriteit toestaan dat varkens van een bedrijf in een toezichtsgebied rechtstreeks worden vervoerd naar een aangewezen bedrijf dat in hetzelfde toezichtsgebied gelegen is en waar nog geen varkens zijn, mits:

a)

dit vervoer plaatsvindt overeenkomstig de voorwaarden van artikel 11, lid 1, onder f), en lid 2, van Richtlijn 2001/89/EG;

b)

op het bedrijf waarvandaan de varkens worden verzonden, de onderzoeken overeenkomstig hoofdstuk IV, onder D, punt 2, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG zijn uitgevoerd en negatieve resultaten hebben opgeleverd.

4.   In afwijking van lid 1, onder a), mag de bevoegde autoriteit toestaan dat varkens van een bedrijf in een toezichtsgebied rechtstreeks worden vervoerd naar een aangewezen bedrijf in het beschermingsgebied, mits:

a)

het aangewezen bedrijf van bestemming op een afstand van minimaal 10 kilometer van de grens met een andere lidstaat gelegen is en op dat bedrijf gedurende ten minste 21 dagen na de datum waarop de reiniging en ontsmetting van het besmette bedrijf overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2001/89/EG zijn voltooid, geen varkens aanwezig zijn geweest;

b)

het aangewezen bedrijf van bestemming een derde reiniging en ontsmetting onder veterinair toezicht heeft ondergaan voordat de varkens er worden binnengebracht;

c)

alle varkens binnen een periode van 20 dagen op het aangewezen bedrijf van bestemming arriveren;

d)

de varkens op het aangewezen bedrijf van bestemming een serologisch onderzoek ondergaan overeenkomstig hoofdstuk IV, onder E, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG, aan de hand van monsters die op zijn vroegst 40 dagen na de aankomst van de laatste varkens als bedoeld onder c) zijn genomen;

e)

geen varkens het aangewezen bedrijf van bestemming verlaten, behalve om na een onderzoek als bedoeld onder d) rechtstreeks te worden geslacht in een slachthuis dat in een van de in bijlage I, onder A, genoemde gebieden gelegen is.

De Duitse bevoegde autoriteit registreert al deze varkenstransporten en stelt de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.”.

3)

Artikel 8 komt als volgt te luiden:

„Artikel 8

1.   Beschikking 2006/346/EG wordt als volgt gewijzigd:

a)

Artikel 2, lid 1, onder b), wordt geschrapt.

b)

In artikel 2, lid 2, onder b), worden de woorden „in die gebieden” vervangen door „in Duitsland”.

c)

In artikel 2, lid 4, onder e), worden de woorden „in een slachthuis dat in een van de in bijlage I, onder A, genoemde gebieden gelegen is” vervangen door „in aangewezen slachthuizen in het Regierungsbezirk Münster”.

d)

Deel A van bijlage I komt als volgt te luiden:

„A.

In Noord-Rijnland-Westfalen het toezichtsgebied dat overeenkomstig Richtlijn 2001/89/EG is ingesteld rond de uitbraken Borken-01, Borken-02 and Borken-03.”.

e)

Deel B van bijlage I wordt geschrapt.

Dit lid is van toepassing met ingang van 1 juli 2006.

2.   Deze beschikking is van toepassing tot en met 31 juli 2006.

De in deze beschikking vervatte maatregelen mogen echter niet meer worden toegepast vanaf de datum waarop:

a)

op alle in artikel 2, lid 4, onder a), bedoelde bedrijven de in artikel 2, lid 4, onder d), bedoelde serologische onderzoeken zijn uitgevoerd en negatieve resultaten hebben opgeleverd, en

b)

Duitsland de Commissie en de andere lidstaten van die negatieve resultaten in kennis heeft gesteld.

3.   Voor de toepassing van lid 1 bevestigt Duitsland de Commissie en de overige lidstaten op 30 juni 2006 dat:

a)

het de voorwaarden van deze beschikking is nagekomen, en

b)

er sinds de datum van vaststelling van deze beschikking in de in bijlage I genoemde gebieden geen vermoedelijke of bevestigde uitbraken van klassieke varkenspest zijn geweest.

4.   Na de bevestiging dat de in lid 3 bedoelde voorwaarden zijn nagekomen, brengen de lidstaten de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, in overeenstemming met deze beschikking.”.

4)

Bijlage I bij Beschikking 2006/346/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(2)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(3)  PB L 128 van 16.5.2006, blz. 10. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2006/391/EG (PB L 150 van 3.6.2006, blz. 24).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

In de artikelen 1, 2, 3, 5 en 6 bedoelde gebieden van Duitsland:

A.

In Noord-Rijnland-Westfalen: het gehele grondgebied van het Regierungsbezirk Münster en het grondgebied van het Regierungsbezirk Düsseldorf ten noorden van de Rijn en de autoweg BAB 2.

B.

In Noord-Rijnland-Westfalen: het gehele grondgebied van het Regierungsbezirk Arnsberg en het grondgebied van het Regierungsbezirk Düsseldorf ten zuiden van de Rijn en de autoweg BAB 2.”


  翻译: