19.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 360/64


VERORDENING (EG) Nr. 1875/2006 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2006

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name op artikel 247,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 648/2005 zijn een aantal maatregelen vastgesteld tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92, hierna „het Wetboek” genoemd, die ten doel hebben de veiligheid te verhogen met betrekking tot goederen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten. Deze maatregelen moeten snellere en beter gerichte douanecontroles mogelijk maken en bestaan in de analyse en de elektronische uitwisseling van informatie over risico’s tussen de douaneautoriteiten onderling en tussen de douaneautoriteiten en de Commissie in een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer; uit de verplichting de douane informatie te verstrekken over alle goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten vóór aankomst en vóór vertrek van die goederen; en uit het verlenen van de status van geautoriseerde marktdeelnemer aan betrouwbare marktdeelnemers die aan bepaalde criteria voldoen, waardoor zij voor de vereenvoudigingen in aanmerking komen waarin de douanewetgeving voorziet en/of voor faciliteiten op het gebied van douanecontroles.

(2)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregelen doelmatig en spoedig worden uitgevoerd, moeten gegevens tussen douaneautoriteiten met behulp van informatietechnologie en computernetwerken en van overeengekomen normen en gemeenschappelijke gegevenssets worden uitgewisseld.

(3)

Gezien de vooruitgang die is geboekt bij de automatisering van de douaneafhandelingssystemen in de lidstaten en het gebruik van informatietechnologie en computernetwerken door de lidstaten en de Commissie, moet het gemeenschappelijke gebruik van dergelijke systemen niet beperkt blijven tot het bestaande geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, maar worden uitgebreid, te beginnen met de invoering van een elektronisch systeem voor de controle van de uitvoer.

(4)

Voor de toepassing van een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer en een gelijkwaardig niveau van douanecontroles in de gehele Gemeenschap, moet de risicoanalyse worden gebaseerd op gegevensverwerkingstechnieken met gebruikmaking van gemeenschappelijke criteria. Daarom moet tussen de douaneautoriteiten en de Commissie risico-informatie worden uitgewisseld waarbij gebruik wordt gemaakt van een communautair douanerisicobeheersysteem, gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden en gemeenschappelijke risicocriteria en normen voor de geharmoniseerde toepassing van douanecontroles in specifieke gevallen, zonder afbreuk te doen aan nationale of internationale verplichtingen.

(5)

Marktdeelnemers die aan de voorwaarden voldoen om de status van geautoriseerde marktdeelnemer te verkrijgen, waardoor zij zich gunstig van andere marktdeelnemers onderscheiden, moeten als betrouwbare partners in de logistieke keten worden beschouwd. De geautoriseerde marktdeelnemers moeten daarom niet alleen in aanmerking kunnen komen voor in de douanewetgeving voorziene vereenvoudigingen van de douaneprocedures, maar ook, indien zij aan bepaalde veiligheidsnormen voldoen, voor faciliteiten met betrekking tot de douanecontroles.

(6)

In alle lidstaten moeten gemeenschappelijke voorwaarden en criteria worden vastgesteld voor het afgeven, wijzigen of intrekken van certificaten van geautoriseerde marktdeelnemers of het schorsen van de status van geautoriseerde marktdeelnemer en moeten regels worden vastgesteld inzake het aanvragen en de afgifte van certificaten van geautoriseerde marktdeelnemers. Om te verzekeren dat een hoog veiligheidsniveau wordt gehandhaafd, moeten de douaneautoriteiten voortdurend erop toezien, dat de geautoriseerde marktdeelnemers aan de voorwaarden voldoen.

(7)

Er moet een gemeenschappelijk elektronisch informatie- en communicatiesysteem worden opgezet en onderhouden om informatie over geautoriseerde marktdeelnemers op te slaan en uit te wisselen.

(8)

Om een passende risicoanalyse en passende, op de risicoanalyse gebaseerde controles mogelijk te maken, moeten termijnen en nauwkeurige voorschriften worden vastgesteld in verband met de verplichting van de marktdeelnemers, de douaneautoriteiten informatie te verstrekken over alle goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, vóór aankomst en vóór vertrek van die goederen. In overeenstemming met soortgelijke maatregelen op internationaal niveau in het kader van het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van de Werelddouaneorganisatie en met andere bijzondere regelingen waarin internationale overeenkomsten voorzien, dient rekening te worden gehouden met de aard van de vervoermiddelen, en met de verschillende soorten goederen en marktdeelnemers.

(9)

Om de douaneautoriteiten in staat te stellen een effectieve risicoanalyse te verrichten, moet de informatie vóór aankomst en vóór vertrek elektronisch worden toegezonden. Aangiften of kennisgevingen op papier dienen slechts in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden te worden toegestaan.

(10)

De in de summiere aangifte bij binnenkomst en bij uitgang te vermelden gegevens dienen te worden geharmoniseerd, om tot een gemeenschappelijke basis voor risicoanalyse in de gehele Gemeenschap te komen en om een doelmatige uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten mogelijk te maken. Hoewel hiertoe rekening moet worden gehouden met de wijze waarop de goederen worden vervoerd en met de status van geautoriseerde marktdeelnemer, mag geen afbreuk worden gedaan aan de veiligheidsmaatregelen. Hoewel voorts het afzien van een summiere aangifte kan worden gerechtvaardigd voor goederen die op grond van het Wereldpostverdrag worden vervoerd, als gevolg van de bijzondere omstandigheden met betrekking tot dat type verkeer, moet niettemin tot wederzijds voordeel in een technische regeling worden voorzien ten aanzien van gegevens die de douaneautoriteiten door middel van elektronische middelen met betrekking tot dat verkeer moeten worden verstrekt.

(11)

In het geval van een positieve risicoanalyse moet in de gehele Gemeenschap een gelijkwaardig niveau van preventieve controle worden toegepast. In dit verband moeten de marktdeelnemers en de vervoerders dienovereenkomstig in kennis worden gesteld.

(12)

Met betrekking tot de voorschriften betreffende het aanbrengen en de tijdelijke opslag van goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen, moeten wijzigingen worden aangebracht in de eisen betreffende de te vermelden gegevens.

(13)

Derhalve moeten de algemene regels betreffende de wijze, het tijdstip en de plaats van indienen van douaneaangiften om goederen onder een douaneregeling te plaatsen, worden aangepast voor de gevallen waarin de douaneaangifte wordt gebruikt als een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang.

(14)

Om doeltreffender controle mogelijk te maken van de regeling uitvoer, de regeling passieve veredeling en de regeling wederuitvoer, zowel met het oog op de veiligheid als met het oog op douanecontroles, moeten de douaneautoriteiten de huidige, op papier gebaseerde procedure vervangen door een elektronische uitwisseling van gegevens tussen het douanekantoor van uitvoer en het douanekantoor van uitgang.

(15)

Het elektronische systeem voor controle op de uitvoer moet gedurende een overgangsperiode functioneren naast de op papier gebaseerde uitvoerprocedure. De op papier gebaseerde uitvoerprocedure moet zowel tijdens als na de overgangsperiode als uitwijkregeling worden gebruikt voor het elektronische systeem. Er dienen bijzondere bepalingen te worden vastgesteld voor de elektronische uitwisseling van uitvoergegevens tussen de douanekantoren met het oog op de controle op de uitvoer. Om ervoor te zorgen dat dat systeem goed werkt, moeten de bestaande bepalingen betreffende de op papier gebaseerde uitvoerprocedure ook worden gewijzigd.

(16)

Om de vereenvoudigingen te handhaven die op grond van de voorschriften inzake uitvoer mogelijk zijn, zonder afbreuk te doen aan de voordelen die de marktdeelnemers in het kader van het elektronische systeem voor de controle op de uitvoer worden geboden, moeten de exporteurs kunnen kiezen, of zij gebruikmaken van de bepalingen betreffende goederen die het douanegebied van de Gemeenschap onder geleide van een enkele vervoerovereenkomst verlaten.

(17)

De bepalingen betreffende de toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer dienen vanaf 1 januari 2008 te worden toegepast, zodat de lidstaten de nodige administratieve structuren kunnen opzetten.

(18)

Om de lidstaten en de marktdeelnemers voldoende tijd te geven hun elektronische systemen aan te passen, moeten de in deze verordening neergelegde eisen betreffende de te verstrekken gegevens en de elektronische verstrekking van informatie vóór aankomst en vóór vertrek vanaf 1 juli 2009 worden toegepast.

(19)

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20)

De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt het volgende punt toegevoegd:

„12)

Marktdeelnemer:

een persoon die zich in het kader van zijn bedrijf bezighoudt met activiteiten waarop de douanewetgeving betrekking heeft.”.

2)

In deel I, titel I, worden de volgende hoofdstukken 4 en 5 ingevoegd:

„HOOFDSTUK 4

Uitwisseling van gegevens tussen douaneautoriteiten met behulp van informatietechnologie en computernetwerken

Artikel 4 quinquies

1.   Wanneer elektronische systemen voor de uitwisseling van informatie over een douaneregeling of marktdeelnemer door de lidstaten in samenwerking met de Commissie zijn ontwikkeld, maken de douaneautoriteiten gebruik van deze systemen voor de uitwisseling van gegevens tussen de betrokken douanekantoren, zonder afbreuk te doen aan bijzondere omstandigheden en de bepalingen inzake de betrokken regeling, die in voorkomend geval van overeenkomstige toepassing zijn.

2.   Wanneer de bij een regeling betrokken douanekantoren in verschillende lidstaten zijn gelegen, hebben de voor de uitwisseling van gegevens te gebruiken berichten de structuur en bevatten zij de gegevens die de douaneautoriteiten in onderling overleg hebben vastgesteld.

Artikel 4 sexies

1.   Naast de in artikel 4 bis, lid 2, bedoelde voorwaarden, stellen de douaneautoriteiten passende veiligheidsmaatregelen vast en handhaven zij deze voor een effectieve, betrouwbare en veilige werking van de verschillende systemen.

2.   Om het in lid 1 bedoelde niveau van systeemveiligheid te bereiken, worden iedere invoer, wijziging en verwijdering van gegevens geregisteerd, tezamen met informatie welke de reden hiervoor aangeeft, alsmede de precieze tijd en de identiteit van de persoon die de handeling uitvoert. De oorspronkelijke gegevens of alle gegevens die een bewerking hebben ondergaan, worden ten minste drie kalenderjaren bewaard vanaf het einde van het jaar waarop deze gegevens betrekking hebben, tenzij anders bepaald.

3.   De douaneautoriteiten controleren de beveiliging regelmatig.

4.   De betrokken douaneautoriteiten stellen elkaar, en in voorkomend geval de betrokken marktdeelnemer, van alle vermoedens van inbreuken op de beveiliging in kennis.

HOOFDSTUK 5

Risicobeheer

Artikel 4 septies

1.   De douaneautoriteiten verrichten risicobeheer om een onderscheid te maken tussen de risiconiveaus die verbonden zijn aan de goederen die aan douanecontrole of douanetoezicht zijn onderworpen en om te bepalen of, en zo ja waar, de goederen aan bijzondere douanecontroles zullen worden onderworpen.

2.   De risiconiveaus worden bepaald door een beoordeling van de waarschijnlijkheid dat de met het risico verband houdende gebeurtenis zich zal voordoen en wat daarvan de gevolgen zullen zijn. De door de douane te controleren goederen of aangiften worden ook steekproefsgewijs geselecteerd.

Artikel 4 octies

1.   Het in artikel 13, lid 2, van het Wetboek bedoelde communautaire risicobeheer wordt uitgevoerd overeenkomstig een gemeenschappelijk kader voor elektronisch risicobeheer, dat uit de volgende delen bestaat:

a)

een communautair douanerisicobeheersysteem voor de tenuitvoerlegging van het risicobeheer, dat moet worden gebruikt voor de communicatie tussen de douaneautoriteiten van de lidstaten en de Commissie van alle risicogerelateerde informatie die de douanecontroles zou kunnen verbeteren;

b)

gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden;

c)

gemeenschappelijke risicocriteria en normen voor de geharmoniseerde toepassing van douanecontroles in specifieke gevallen.

2.   De douaneautoriteiten wisselen met behulp van het in lid 1, onder a), bedoelde systeem informatie over risico’s uit wanneer:

a)

een douaneautoriteit oordeelt, dat de risico’s significant zijn, dat een controle noodzakelijk is en bij de controle blijkt dat de in artikel 4, punt 25, van het Wetboek bedoelde gebeurtenis zich heeft voorgedaan;

b)

bij de controle niet blijkt dat de in artikel 4, punt 25, van het Wetboek bedoelde gebeurtenis zich heeft voorgedaan, maar de betrokken douaneautoriteit oordeelt dat de dreiging elders in de Gemeenschap een hoog risico vormt.

Artikel 4 nonies

1.   Gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden omvatten bepaalde douanebestemmingen, soorten goederen, vervoerstrajecten, vervoerswijzen of marktdeelnemers die in een bepaalde periode in sterkere mate aan risicoanalysen en douanecontroles dienen te worden onderworpen.

2.   De toepassing van gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden wordt gebaseerd op een gemeenschappelijke benadering van de risicoanalyse en, om gelijkwaardige douanecontroleniveaus te verzekeren, gemeenschappelijke risicocriteria en normen voor de selectie van goederen of marktdeelnemers voor controle.

3.   Douanecontroles die in gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden worden uitgevoerd, doen geen afbreuk aan andere controles die de douaneautoriteiten normaal verrichten.

Artikel 4 decies

1.   De in artikel 4 octies, lid 1, onder c), bedoelde gemeenschappelijke risicocriteria en normen omvatten de volgende onderdelen:

a)

een beschrijving van het risico of de risico’s;

b)

de te gebruiken risicofactoren of -indicatoren om goederen of marktdeelnemers voor douanecontroles te selecteren;

c)

de aard van de door de douaneautoriteiten uit te voeren douanecontroles;

d)

de toepassingsduur van de onder c) bedoelde douanecontroles.

De informatie die door toepassing van de in de eerste alinea bedoelde onderdelen wordt verkregen, wordt verspreid met behulp van het in artikel 4 octies, lid 1, onder a), bedoelde communautaire douanerisicobeheersysteem. Zij wordt door de douaneautoriteiten in hun risicobeheersystemen gebruikt.

2.   De douaneautoriteiten delen de Commissie de resultaten mede van de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde douanecontroles.

Artikel 4 undecies

Voor de vaststelling van de gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden en de toepassing van gemeenschappelijke risicocriteria en normen wordt rekening gehouden met:

a)

de evenredigheid met het risico;

b)

de dringendheid van de uit te voeren controles;

c)

de waarschijnlijke gevolgen voor het handelsverkeer, de afzonderlijke lidstaten en de beschikbare controlemiddelen.”.

3)

In deel 1 wordt de volgende titel II bis ingevoegd:

„TITEL II BIS

GEAUTORISEERDE MARKTDEELNEMERS

HOOFDSTUK 1

Procedure voor de afgifte van certificaten

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 14 bis

1.   Onverminderd het gebruik van andere vereenvoudigingen waarin de douanewetgeving voorziet, kunnen de douaneautoriteiten, op verzoek van een marktdeelnemer, overeenkomstig artikel 5 bis van het Wetboek, de volgende certificaten van geautoriseerde marktdeelnemers (GM of AEO (Authorised Economic Operators)) afgeven, hierna „AEO-certificaten” genoemd:

a)

het AEO-certificaat — douane — voor marktdeelnemers die voor vereenvoudigingen volgens de douanewetgeving in aanmerking wensen te komen en die voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 14 nonies, 14 decies en 14 undecies;

b)

het AEO-certificaat — veiligheid — voor marktdeelnemers die in aanmerking wensen te komen voor faciliteiten bij de douanecontroles betreffende de veiligheid bij de binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap of bij het verlaten van goederen uit dit douanegebied en die voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 14 nonies tot en met 14 duodecies.

c)

het AEO-certificaat — douanevereenvoudigingen/veiligheid — voor marktdeelnemers die voor de onder a) bedoelde vereenvoudigingen en voor de onder b) bedoelde faciliteiten in aanmerking wensen te komen en die voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 14 nonies tot en met 14 duodecies.

2.   De douaneautoriteiten houden terdege rekening met de bijzondere kenmerken van de marktdeelnemers, en met name van kleine en middelgrote ondernemingen.

Artikel 14 ter

1.   Indien een houder van een in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), bedoeld AEO-certificaat een aanvraag indient voor een of meer vergunningen als bedoeld in de artikelen 260, 263, 269, 272, 276, 277, 282, 283, 313 bis, 313 ter, 324 bis, 324 sexies, 372, 454 bis en 912 octies, onderzoeken de douaneautoriteiten van alle lidstaten niet opnieuw de criteria die reeds zijn onderzocht toen het AEO-certificaat werd afgegeven.

2.   Wanneer een summiere aangifte bij binnenkomst is ingediend door de houder van het in artikel 14 bis, lid 1, onder b) of c), bedoelde AEO-certificaat, kan het bevoegde douanekantoor deze geautoriseerde marktdeelnemer voor de aankomst van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap ervan in kennis stellen, dat de goederen, als gevolg van een veiligheidsrisicoanalyse, zijn geselecteerd voor een fysieke controle. Deze kennisgeving wordt slechts gedaan wanneer een dergelijke mededeling de uit te voeren controle niet in gevaar brengt.

De lidstaten kunnen echter ook een fysieke controle verrichten wanneer de geautoriseerde marktdeelnemer voor de aankomst van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap niet in kennis is gesteld van de selectie van de goederen voor een dergelijke controle.

Wanneer de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, zijn de eerste en de tweede alinea van overeenkomstige toepassing.

3.   De houders van het in artikel 14 bis, lid 1, onder b) of c), bedoelde AEO-certificaat die goederen in- of uitvoeren, kunnen summiere aangiften bij binnenkomst en bij uitgang indienen, die slechts de in punt 2.5 van bijlage 30 bis vereiste beperkte gegevens bevatten.

Vervoerders, expediteurs en douaneagenten die houder zijn van een in artikel 14 bis, lid 1, onder b) of c), bedoeld AEO-certificaat en die betrokken zijn bij de in- of uitvoer van goederen namens houders van een in artikel 14 bis, lid 1, onder b) of c), bedoeld AEO-certificaat, kunnen eveneens summiere aangiften bij binnenkomst en bij uitgang indienen die slechts de in punt 2.5 van bijlage 30 bis vereiste beperkte gegevens bevatten.

Van de houders van een AEO-certificaat die slechts de in punt 2.5 van bijlage 30 bis vereiste gegevens behoeven te verstrekken, kan evenwel worden geëist dat zij aanvullende gegevens verstrekken om de goede werking te verzekeren van in internationale overeenkomsten met derde landen voorziene systemen betreffende de wederzijdse erkenning van met de veiligheid verband houdende AEO-certificaten en maatregelen.

4.   De houders van een AEO-certificaat worden aan minder fysieke en controles van bescheiden onderworpen dan andere marktdeelnemers. De douaneautoriteiten kunnen anders besluiten in geval van een bijzonder risico of controleverplichtingen overeenkomstig andere Gemeenschapswetgeving.

Indien het bevoegde douanekantoor na een risicoanalyse voor nader onderzoek toch een zending selecteert die wordt gedekt door een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang of een door een geautoriseerde marktdeelnemer ingediende douaneaangifte, verricht het de nodige controles bij voorrang. Op verzoek van de geautoriseerde marktdeelnemer kan deze controle, indien de betrokken douaneautoriteit hiermee instemt, op een andere plaats worden verricht dan de plaats van het betrokken douanekantoor.

5.   De in de leden 1 tot en met 4 genoemde voordelen gelden voor de betrokken marktdeelnemer, mits deze de vereiste AEO-certificaatnummers verstrekt.

Afdeling 2

Aanvragen voor AEO-certificaten

Artikel 14 quater

1.   De aanvraag om een AEO-certificaat, die moet overeenstemmen met het model in bijlage 1 quater, wordt schriftelijk of elektronisch ingediend.

2.   Wanneer de douaneautoriteit vaststelt, dat de aanvraag niet alle benodigde gegevens bevat, verzoekt zij binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag, de marktdeelnemer, onder opgave van redenen voor haar verzoek, de relevante gegevens te verstrekken.

De in de artikel 14 terdecies, lid 1, en 14 sexdecies, lid 2, bedoelde termijnen gaan in op de dag waarop de douaneautoriteit alle informatie ontvangt op grond waarvan zij de aanvraag kan aanvaarden. De douaneautoriteiten delen de marktdeelnemer mede, dat de aanvraag is aanvaard en op welke datum de termijnen ingaan.

Artikel 14 quinquies

1.   De aanvraag wordt ingediend bij een van de volgende douaneautoriteiten:

a)

de douaneautoriteit van de lidstaat waar de hoofdboekhouding van de aanvrager in verband met de betrokken douaneregelingen wordt bijgehouden en waar ten minste een deel van de door het AEO-certificaat te dekken activiteiten wordt uitgeoefend;

b)

de douaneautoriteit van de lidstaat waar de hoofdboekhouding van de aanvrager in verband met de betrokken douaneregelingen in het computersysteem van de aanvrager met behulp van informatietechnologie en computernetwerken voor de betrokken douaneautoriteit toegankelijk is, waar de algemene logistieke beheersactiviteiten van de aanvrager plaatsvinden en waar ten minste een deel van de door het AEO-certificaat te dekken activiteiten worden uitgeoefend.

De onder a) en b), bedoelde hoofdboekhouding van de aanvrager omvat dossiers en bescheiden aan de hand waarvan de douaneautoriteiten kunnen verifiëren en controleren, of aan de voorwaarden en criteria ter verkrijging van het AEO-certificaat is voldaan.

2.   Wanneer op grond van lid 1 de bevoegde douaneautoriteit niet kan worden vastgesteld, wordt de aanvraag ingediend bij een van de volgende douaneautoriteiten:

a)

de douaneautoriteit van de lidstaat waar de hoofdboekhouding van de aanvrager in verband met de betrokken douaneregelingen wordt bijgehouden;

b)

de douaneautoriteit van de lidstaat waar de hoofdboekhouding van de aanvrager in verband met de betrokken douaneregelingen toegankelijk is, zoals bedoeld in lid 1, onder b), en waar de algemene logistieke beheersactiviteiten van de aanvrager plaatsvinden.

3.   Wanneer een deel van de betrokken dossiers en documenten in een andere lidstaat wordt bewaard dan de lidstaat van de douaneautoriteit waarbij de aanvraag ingevolge lid 1 of 2 is ingediend, moet de aanvrager de vakken 13, 16, 17 en 18 invullen van het aanvraagformulier waarvan het model in bijlage 1 quater is opgenomen.

4.   Wanneer de aanvrager een opslagfaciliteit of anderebedrijfsruimten heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de aanvraag overeenkomstig lid 1 of 2 is ingediend, moet hij dit vermelden in vak 13 van het in bijlage 1 quater opgenomen aanvraagformulier om het onderzoek van de voorwaarden door de douaneautoriteiten van die lidstaat in deze opslagfaciliteit of andere bedrijfsruimten te vergemakkelijken.

5.   De in artikel 14 quaterdecies bedoelde raadplegingsprocedure is van toepassing in de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde gevallen.

6.   De aanvrager wijst een gemakkelijk toegankelijk centraal punt of een contactpersoon binnen zijn administratie aan, waarbij of bij wie de douaneautoriteiten alle informatie kunnen verkrijgen waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor de afgifte van het AEO-certificaat is voldaan.

7.   De aanvragers doen de nodige gegevens zo veel mogelijk elektronisch aan de douaneautoriteiten toekomen.

Artikel 14 sexies

De lidstaten doen de Commissie hun lijst van autoriteiten toekomen waarbij de aanvragen kunnen worden ingediend en eventuele wijzigingen van die lijst. De Commissie doet deze gegevens aan de andere lidstaten toekomen of maakt deze op het internet bekend.

Deze autoriteiten zijn ook de autoriteiten van afgifte van de AEO-certificaten.

Artikel 14 septies

De aanvraag wordt in de volgende gevallen afgewezen:

a)

de aanvraag voldoet niet aan de artikelen 14 quater en 14 quinquies;

b)

de aanvrager is ten tijde van de indiening van de aanvraag veroordeeld voor een ernstig strafbaar feit dat verband houdt met zijn economische activiteit of tegen hem loopt een faillissementsprocedure;

c)

de aanvrager heeft een wettelijke vertegenwoordiger in douanezaken, die is veroordeeld voor een ernstige strafbaar feit met betrekking tot een inbreuk op de douanewetgeving die verband houdt met zijn activiteit als wettelijke vertegenwoordiger;

d)

de aanvraag wordt ingediend binnen drie jaar na de intrekking van het AEO-certificaat, zoals bedoeld in artikel 14 tervicies, lid 4.

Afdeling 3

Voorwaarden en criteria voor de afgifte van een AEO-certificaat

Artikel 14 octies

Een aanvrager behoeft in de volgende gevallen niet in het douanegebied van de Gemeenschap te zijn gevestigd:

a)

wanneer een internationale overeenkomst tussen de Gemeenschap en het derde land waar de marktdeelnemer is gevestigd, in de wederzijdse erkenning van AEO-certificaten voorziet en bepalingen bevat inzake administratieve regelingen voor het verrichten van passende controles namens de douaneautoriteiten van de lidstaat, indien deze hierom verzoeken;

b)

wanneer de aanvraag voor het toekennen van het in artikel 14 bis, lid 1, onder b), bedoelde AEO-certificaat wordt ingediend door een niet in de Gemeenschap gevestigde luchtvaart- of scheepvaartmaatschappij, die aldaar een regionaal kantoor heeft en reeds in aanmerking komt voor de in de artikelen 324 sexies, 445 of 448 bedoelde vereenvoudigingen.

In het in de eerste alinea, onder b), bedoelde geval wordt de aanvrager geacht te hebben voldaan aan de voorwaarden in de artikelen 14 nonies, 14 decies, 14 undecies, maar hij moet nog voldoen aan de voorwaarden van artikel 14 duodecies, lid 2.

Artikel 14 nonies

1.   De staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevereisten wordt passend geacht, als bedoeld in artikel 5 bis, lid 2, eerste streepje, van het Douanewetboek indien in de drie jaar voorafgaande aan de indiening van de aanvraag geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving zijn begaan door:

a)

de aanvrager;

b)

personen die verantwoordelijk zijn voor het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend of die zeggenschap hebben over de leiding van het bedrijf;

c)

indien van toepassing, de wettelijke vertegenwoordiger van de aanvrager in douanezaken;

d)

de voor douanezaken verantwoordelijke persoon in het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend.

De staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevereisten kan passend worden geacht, indien de bevoegde douaneautoriteit eventuele overtredingen als van weinig belang beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de aanvrager en zij geen twijfel hebben doen ontstaan over diens goede trouw.

2.   Wanneer de personen die zeggenschap uitoefenen over het bedrijf dat de aanvraag indient, in een derde land zijn gevestigd, beoordelen de douaneautoriteiten hun naleving van de douanewetgeving aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikken.

3.   Indien de aanvrager minder dan drie jaar geleden is opgericht, beoordelen de douaneautoriteiten diens naleving van de douanewetgeving aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikken.

Artikel 14 decies

Om de douaneautoriteiten in staat te stellen te onderzoeken, of de aanvrager over een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie beschikt, als bedoeld in artikel 5 bis, lid 2, tweede streepje, van het Wetboek, moet de aanvrager aan de volgende eisen voldoen:

a)

een administratie voeren, die in overeenstemming is met de algemene aanvaarde boekhoudbeginselen van de lidstaat waar de adinistratie wordt gevoerd en welke administratieve douanecontrole vergemakkelijkt;

b)

de douaneautoriteit fysieke of elektronische toegang verlenen tot zijn douaneadministratie en, in voorkomend geval, vervoersadministratie;

c)

over een logistiek systeem beschikken, dat een onderscheid maakt tussen communautaire en niet-communautaire goederen;

d)

over een administratieve organisatie beschikken, die in overeenstemming is met de soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goederenstroom, en over een systeem van interne controles beschikken waarmee onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden opgespoord;

e)

indien van toepassing, toereikende procedures toepassen voor het beheer van vergunningen die verband houden met handelspolitieke maatregelen of de handel in landbouwproducten;

f)

toereikende procedures toepassen voor het bewaren van bedrijfsbescheiden en bedrijsinformatie en ter bescherming tegen informatieverlies;

g)

erop toezien, dat werknemers zich bewust zijn van de noodzaak, de douaneautoriteiten in te lichten wanneer zich problemen voordoen in verband met de naleving van de douanewetgeving en personen aanwijzen die in dat geval contact met de douaneautoriteiten opnemen;

h)

passende maatregelen hebben genomen ter voorkoming dat onbevoegden zijn computersysteem binnendringen en ter bescherming van zijn documentatie.

Een aanvrager van het in artikel 14 bis, lid 1, onder b), bedoelde AEO-certificaat behoeft niet te voldoen aan het in de eerste alinea, onder c), van dit artikel bedoelde vereiste.

Artikel 14 undecies

1.   Aan de voorwaarde van financiële solvabiliteit, zoals bedoeld in artikel 5 bis, lid 2, derde streepje, van het Wetboek, wordt de aanvrager geacht te voldoen indien zijn solvabiliteit over de afgelopen drie jaar kan worden aangetoond.

In dit artikel wordt onder financiële solvabiliteit verstaan, een gezonde financiële situatie die de aanvrager in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen, de kenmerken van zijn zakelijke activiteiten in aanmerking genomen.

2.   Wanneer de aanvrager minder dan drie jaar geleden is opgericht, wordt zijn financiële solvabiliteit beoordeeld aan de hand van de beschikbare documenten en informatie.

Artikel 14 duodecies

1.   De veiligheidsnormen van de aanvrager worden passend geacht, zoals bedoeld in artikel 5 bis, lid 2, vierde streepje, van het Wetboek, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de gebouwen die voor de door het certificaat te dekken activiteiten worden gebruikt, zijn gemaakt van materialen die verhinderen dat onbevoegden zich hiertoe onrechtmatig toegang kunnen verschaffen;

b)

er zijn passende toegangscontrolemaatregelen genomen om onrechtmatige toegang tot verzendingsruimten, los- en laadkades en los- en laaddekken te voorkomen;

c)

er zijn maatregelen genomen om het toevoegen, omwisselen of wegnemen van materialen, of andere manipulaties van de goederen bij het laden, lossen, de op- en overslag te voorkomen;

d)

indien van toepassing, zijn er procedures voor de behandeling van in- en/of uitvoervergunningen die verband houden met verboden en beperkingen en om goederen van elkaar te onderscheiden;

e)

de aanvrager heeft maatregelen genomen, om zijn handelspartners duidelijk te kunnen identificeren met het oog op de veiligheid van de internationale toeleveringsketen;

f)

de aanvrager onderwerpt sollicitanten voor veiligheidsgevoelige functies aan veiligheidsonderzoeken, voor zover de wetgeving dit toelaat, en verricht regelmatig achtergrondcontroles;

g)

de aanvrager ziet erop toe, dat de betrokken werknemers actief aan programma’s inzake veiligheidsbewustzijn meewerken.

2.   Wanneer een luchtvaart- of scheepvaartmaatschappij die niet in de Gemeenschap is gevestigd, maar die daar een regionaal kantoor heeft en in aanmerking komt voor de vereenvoudigingen als bedoeld in de artikelen 324 sexies, 445 en 448, een aanvraag indient voor het in artikel 14 bis, lid 1, onder b), bedoelde AEO-certificaat, moet zij aan één van de volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij is houdster van een internationaal erkend veiligheidscertificaat dat afgegeven is op basis van internationale verdragen in de betrokken vervoersector;

b)

zij is een erkend agent als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3) en voldoet aan de in Verordening (EG) nr. 622/2003 van de Commissie (4) vastgestelde eisen;

c)

zij is houdster van een certificaat dat is afgegeven in een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gelegen land indien een bilaterale overeenkomst tussen de Gemeenschap en dat derde land voorziet in de aanvaarding van dat certificaat op de bij die overeenkomst vastgestelde voorwaarden.

Wanneer de luchtvaart- of scheepvaartmaatschappij houdster is van een onder a) van dit lid bedoeld certificaat, moet zij voldoen aan de in lid 1 vastgestelde criteria. De douaneautoriteit van afgifte gaat ervan uit, dat aan de in lid 1 vastgestelde criteria is voldaan, voor zover de criteria voor de afgifte van het internationale certificaat identiek of vergelijkbaar zijn met de in lid 1 vastgestelde criteria.

3.   Wanneer de aanvrager in de Gemeenschap is gevestigd en een erkende agent is als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2320/2002 en voldoet aan de in Verordening (EG) nr. 622/2003 vastgestelde eisen, wordt aan de in lid 1 vermelde criteria geacht te zijn voldaan wat de ruimten betreft waarvoor de marktdeelnemer de status van erkende agent heeft verkregen.

4.   Wanneer de in de Gemeenschap gevestigde aanvrager houder is van een internationaal erkend veiligheidscertificaat dat op grond van internationale overeenkomsten is afgegeven, van een Europees veiligheidscertificaat dat op grond van de Gemeenschapswetgeving is afgegeven, van een internationale norm van de Internationale Organisatie voor Normalisatie, of van een Europese norm van de Europese Organisatie voor Normalisatie, wordt aan de in lid 1 vastgestelde criteria geacht te zijn voldaan, voor zover de criteria voor de afgifte van die certificaten identiek of vergelijkbaar zijn met die welke in de onderhavige verordening zijn vastgesteld.

Afdeling 4

Procedure voor de afgifte van AEO-certificaten

Artikel 14 terdecies

1.   De douaneautoriteit van afgifte deelt de aanvraag binnen vijf werkdagen vanaf de datum waarop zij de aanvraag overeenkomstig artikel 14 quater heeft ontvangen, mede aan de douaneautoriteiten van alle andere lidstaten met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

2.   Wanneer de douaneautoriteiten van een andere lidstaat relevante gegevens hebben die een beletsel kunnen vormen voor de afgifte van het certificaat, delen zij deze binnen 35 kalenderdagen vanaf de datum van de in lid 1 bedoelde mededeling mede aan de douaneautoriteit van afgifte, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

Artikel 14 quaterdecies

1.   Raadpleging tussen de douaneautoriteiten van de lidstaten is vereist, indien een of meer van de in de artikelen 14 octies tot en met 14 duodecies vastgestelde criteria niet kunnen worden onderzocht door de douaneautoriteit van afgifte wegens een gebrek aan informatie of de onmogelijkheid deze te controleren. In deze gevallen voeren de douaneautoriteiten van de lidstaten de raadpleging uit, binnen 60 kalenderdagen na de mededeling van de informatie door de douaneautoriteit van afgifte om de afgifte, van het certificaat of de afwijzing van de aanvraag binnen de in artikel 14 sexdecies, lid 2, bepaalde termijnen mogelijk te maken.

Indien de geraadpleegde douaneautoriteit niet binnen 60 kalenderdagen antwoordt, kan de raadplegende autoriteit op verantwoordelijkheid van de geraadpleegde douaneautoriteit aannemen, dat voldaan is aan de criteria waarvoor de raadpleging is geschied. Deze termijn kan worden verlengd, indien de aanvrager aanpassingen uitvoert om aan die criteria te voldoen, en deze aan de geraadpleegde en de raadplegende autoriteit mededeelt.

2.   Wanneer de geraadpleegde douaneautoriteit na het in artikel 14 quindecies bedoelde onderzoek vaststelt, dat de aanvrager niet aan een of meer criteria voldoet, deelt zij dit, met bewijsstukken, mede aan de douaneautoriteit van afgifte, die de aanvraag dan afwijst. Artikel 14 sexdecies, leden 4, 5 en 6, is van toepassing.

Artikel 14 quindecies

1.   De douaneautoriteit van afgifte onderzoekt, of wordt voldaan aan de in de artikelen 14 octies tot en met 14 duodecies vastgestelde criteria voor de afgifte van het certificaat. Het onderzoek van de in artikel 14 duodecies vastgestelde criteria geschiedt met betrekking tot alle bedrijfsruimten die voor de douanegerelateerde activiteiten van de aanvrager van belang zijn. De douaneautoreiten stellen een verslag op over het onderzoek en de uitslag ervan.

Wanneer, in het geval van een groot aantal bedrijfsruimten, de termijn voor de afgifte van het certificaat niet lang genoeg is om alle betrokken bedrijfsruimten te onderzoeken, maar de douaneautoriteit er niet aan twijfelt dat de aanvrager in al zijn bedrijfsruimten de voor het bedrijf geldende veiligheidsnormen toepast, kan zij besluiten slechts een representatief deel van die bedrijfsruimten te onderzoeken.

2.   De douaneautoriteit van afgifte kan door een deskundige verstrekte conclusies aanvaarden op een van de in de artikelen 14 decies, 14 undecies en 14 duodecies bedoelde gebieden met betrekking tot de in die artikelen vastgestelde voorwaarden en criteria. De deskundige mag geen banden hebben met de aanvrager.

Artikel 14 sexdecies

1.   De douaneautoriteit van afgifte geeft het AEO-certificaat af, dat moet overeenstemmen met het model in bijlage 1 quinquies.

2.   Het AEO-certificaat wordt binnen 90 kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag overeenkomstig artikel 14 quater afgegeven. Wanneer de douaneautoriteit zich onmogelijk aan de genoemde termijn kan houden, kan deze termijn met 30 kalenderdagen worden verlengd. In dat geval deelt de douaneautoriteit de aanvrager de reden van de verlenging mede, voordat de termijn van 90 kalenderdagen is verstreken.

3.   De in lid 2, eerste zin, bepaalde termijn kan ook worden verlengd, indien de aanvrager, tijdens het onderzoek van de criteria, aanpassingen verricht om aan die criteria te voldoen en deze aan de bevoegde autoriteit mededeelt.

4.   Wanneer de uitslag van het overeenkomstig de artikelen 14 terdecies, 14 quaterdecies en 14 quindecies ingestelde onderzoek waarschijnlijk tot een afwijziging van de aanvraag zal leiden, deelt de douaneautoriteit van afgifte de bevindingen mede aan de aanvrager en stelt zij hem in de gelegenheid binnen 30 kalenderdagen te reageren, voordat zij de aanvraag afwijst. De in lid 2, eerste zin, bepaalde termijn wordt dienovereenkomstig geschorst.

5.   De afwijzing van de aanvraag leidt niet tot de automatische intrekking van de bestaande vergunningen die op grond van de douanewetgeving zijn afgegeven.

6.   Wanneer de aanvraag wordt afgewezen, deelt de douaneautoriteit de aanvrager de redenen hiervan mede. Het besluit tot afwijzing van de aanvraag wordt binnen de in de leden 2, 3 en 4 vastgestelde termijnen aan de aanvrager medegedeeld.

Artikel 14 septdecies

De douaneautoriteit van afgifte deelt de douaneautoriteiten van de andere lidstaten binnen vijf werkdagen mede, dat een AEO-certificaat is afgegeven, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem. Binnen dezelfde termijn wordt ook informatie verstrekt wanneer de aanvraag wordt afgewezen.

HOOFDSTUK 2

Rechtsgevolgen van AEO-certificaten

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 14 octodecies

1.   Het AEO-certificaat wordt van kracht op de tiende werkdag na de datum van afgifte.

2.   Het AEO-certificaat wordt in alle lidstaten erkend.

3.   Het AEO-certificaat heeft een onbepaalde geldigheidsduur.

4.   De douaneautoriteiten zien erop toe, dat de geautoriseerde marktdeelnemer aan de voor hem geldende voorwaarden en criteria blijft voldoen.

5.   De douaneautoriteit van afgifte gaat in de volgende gevallen tot een herbeoordeling van de voorwaarden en criteria over:

a)

het toepasselijke Gemeenschapsrecht heeft aanzienlijke wijzigingen ondergaan;

b)

er bestaat een redelijke aanwijzing, dat de geautoriseerde marktdeelnemer niet langer aan de voorwaarden en criteria voldoet.

In het geval van een AEO certificaat dat is afgegeven aan een minder dan drie jaar gevestigde aanvrager, wordt in het eerste jaar na de afgifte een nauwlettend toezicht verricht.

Artikel 14 quindecies, lid 2, is van toepassing.

De uitslag van de herbeoordeling wordt medegedeeld aan de douaneautoriteiten van alle lidstaten, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

Afdeling 2

Schorsing van de status van geautoriseerde marktdeelnemer

Artikel 14 novodecies

1.   De status van geautoriseerde marktdeelnemer wordt door de douaneautoriteit van afgifte geschorst:

a)

wanneer blijkt, dat de voor het AEO-certificaat geldende voorwaarden en criteria niet worden nageleefd;

b)

wanneer de douane voldoende redenen heeft om aan te nemen, dat zich feiten hebben voorgedaan, die tot een strafrechtelijke vervolging aanleiding geven en die verband houden met een overtreding van de douanewetgeving door de geautoriseerde marktdeelnemer.

In het in lid 1, onder b), bedoelde geval kan de douaneautoriteit echter besluiten de status van geautoriseerde marktdeelnemer niet te schorsen, indien zij de overtreding als van weinig belang beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de geautoriseerde marktdeelnemer en de overtreding geen twijfel heeft doen ontstaan over diens goede trouw.

Alvorens een dergelijk besluit te nemen, deelt de douaneautoriteit haar bevindingen aan de betrokken geautoriseerde marktdeelnemer mede. Deze is gerechtigd binnen 30 kalenderdagen vanaf die mededeling de situatie te corrigeren en/of zijn standpunt kenbaar te maken.

De schorsing gaat echter onmiddellijk in, wanneer dit wegens de aard en de omvang van het risico voor de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu noodzakelijk is. De douaneautoriteit die tot schorsing besluit, deelt dit de douaneautoriteiten van de andere lidstaten onmiddellijk mede, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

2.   Indien de houder van het AEO-certificaat de in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde situatie niet binnen de in lid 1, derde alinea, genoemde termijn van 30 kalenderdagen regulariseert, deelt de bevoegde douaneautoriteit de betrokken marktdeelnemer mede, dat de status van geautoriseerde marktdeelnemer voor een periode van 30 kalenderdagen is geschorst, opdat de marktdeelnemer de nodige maatregelen kan nemen om de situatie te regulariseren. De mededeling wordt ook gezonden aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

3.   Wanneer de houder van een AEO-certificaat een in lid 1, eerste alinea, onder b), bedoeld feit heeft gepleegd, schorst de douaneautoriteit van afgifte de status van geautoriseerde marktdeelnemer voor de duur van de rechtszaak. Zij deelt dit aan de houder van het certificaat mede. De mededeling wordt ook gezonden aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

4.   Wanneer de betrokken marktdeelnemer niet in staat is de situatie binnen 30 kalenderdagen te regulariseren, maar kan aantonen dat aan de voorwaarden kan worden voldaan, indien de schorsingstermijn wordt verlengd, schorst de bevoegde douaneautoriteit de status van geautoriseerde marktdeelnemer nogmaals voor 30 kalenderdagen.

Artikel 14 vicies

1.   De schorsing is niet van invloed op douaneregelingen die reeds waren begonnen toen de schorsing inging en die nog niet zijn beëindigd.

2.   De schorsing is niet automatisch van invloed op vergunningen die zonder verwijzing naar het AEO-certificaat zijn verleend, tenzij de redenen van de schorsing ook relevant zijn voor die vergunningen.

3.   De schorsing is niet automatisch van invloed op vergunningen voor het gebruik van douanevereenvoudigingen die op grond van het AEO-certificaat zijn verleend en waarvoor nog aan de voorwaarden wordt voldaan.

4.   Indien in het geval van het in artikel 14 bis, lid 1, onder c), bedoelde AEO-certificaat, de betrokken marktdeelnemer slechts niet voldoet aan de in artikel 14 duodecies vastgestelde voorwaarden, wordt de status van geautoriseerde marktdeelnemer gedeeltelijk geschorst en kan op verzoek van de marktdeelnemer een nieuw AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a), worden afgegeven.

Artikel 14 unvicies

1.   Wanneer de betrokken marktdeelnemer ten genoegen van de douaneautoriteit de nodige maatregelen heeft getroffen om aan de voorwaarden en criteria voor een AEO-certificaat te voldoen, trekt de douaneautoriteit van afgifte de schorsing in en deelt zij dit de betrokken marktdeelnemer en de douaneautoriteiten van de andere lidstaten mede. De schorsing kan worden ingetrokken, voordat de in artikel 14 novodecies, lid 2 of lid 4, vastgestelde termijn verstrijkt.

In de in artikel 14 vicies, lid 4, bedoelde situatie, doet de douaneautoriteit van schorsing de geldigheid van het geschorste certificaat weer ingaan. Zij trekt het in artikel 14 bis, lid 1, onder a), bedoelde AEO-certificaat dan weer in.

2.   Wanneer de betrokken marktdeelnemer binnen de in artikel 14 novodecies, lid 2 of lid 4, vastgestelde schorsingstermijn niet de nodige maatregelen treft, trekt de douaneautoriteit van afgifte het AEO-certificaat in en deelt zij dit onmiddellijk mede aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

In de in artikel 14 vicies, lid 4, bedoelde situatie wordt het oorspronkelijke certificaat ingetrokken en is slechts het nieuwe AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a), geldig.

Artikel 14 duovicies

1.   Wanneer een geautoriseerde marktdeelnemer tijdelijk niet in staat is aan de in artikel 14 bis vastgestelde criteria te voldoen, kan hij om schorsing van de status van geautoriseerde marktdeelnemer verzoeken. In dat geval deelt de geautoriseerde marktdeelnemer dit de douaneautoriteit van afgifte mede, onder vermelding van de datum waarop hij opnieuw aan de criteria kan voldoen. Hij stelt de douaneautoriteit van afgifte ook in kennis van de voorgenomen maatregelen en van het tijdschema voor uitvoering ervan.

De douaneautoriteit waaraan de mededeling is gezonden, geeft deze door aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

2.   Wanneer de geautoriseerde marktdeelnemer de situatie niet binnen de door hem medegedeelde termijn kan regulariseren, kan de douaneautoriteit van afgifte een redelijke verlenging toestaan, mits de geautoriseerde marktdeelnemer te goeder trouw is. De verlenging van de termijn wordt ook medegedeeld aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

In alle andere gevallen wordt het AEO-certificaat ingetrokken en deelt de douaneautoriteit van afgifte dit onmiddellijk mede aan de douaneautoriteiten van de andere lidstaten, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

3.   Indien de vereiste maatregelen niet binnen de schorsingstermijn worden genomen, is artikel 14 tervicies van toepassing.

Afdeling 3

Intrekking van het AEO-certificaat

Artikel 14 tervicies

1.   De douaneautoriteit van afgifte trekt het AEO-certificaat in de volgende gevallen in:

a)

de geautoriseerde marktdeelnemer neemt de in artikel 14 unvicies, lid 1, bedoelde maatregelen niet;

b)

de geautoriseerde marktdeelnemer heeft een ernstige overtreding van de douanevoorschriften begaan en er is geen verder recht tot beroep;

c)

de geautoriseerde marktdeelnemer verzuimt tijdens de in artikel 14 duovicies bedoelde schorsingstermijn de nodige maatregelen te treffen;

d)

op verzoek van de geautoriseerde marktdeelnemer.

In het onder b) bedoelde geval kan de douaneautoriteit echter besluiten, het AEO-certificaat niet in te trekken, indien zij de overtreding als van weinig belang beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de geautoriseerde marktdeelnemer en de overtreding geen twijfel heeft doen ontstaan over diens goede trouw.

2.   De intrekking wordt op de dag na de mededeling ervan van kracht.

Indien, in geval van het in artikel 14 bis, lid 1, onder c), bedoelde AEO-certificaat, de betrokken geautoriseerde marktdeelnemer slechts niet voldoet aan de in artikel 14 duodecies bepaalde voorwaarden, wordt het certificaat door de douaneautoriteit van afgifte ingetrokken en wordt een nieuw AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a), afgegeven.

3.   De douaneautoriteit van afgifte stelt de douaneautoriteiten van de andere lidstaten onmiddellijk van de intrekking in kennis, met behulp van het in artikel 14 quinvicies bedoelde communicatiesysteem.

4.   Behoudens de in lid 1, onder c) en d), bedoelde gevallen van intrekking, kan de marktdeelnemer binnen drie jaar na de intrekking geen nieuwe aanvraag voor een AEO-certificaat indienen.

HOOFDSTUK 3

Uitwisseling van informatie

Artikel 14 quatervicies

1.   De geautoriseerde marktdeelnemer stelt de douaneautoriteit van afgifte in kennis van elk feit dat zich na de toekenning van het certificaat voordoet en dat gevolgen kan hebben voor de handhaving of de inhoud daarvan.

2.   Alle relevante informatie waarover de douaneautoriteit van afgifte beschikt, wordt ter beschikking gesteld van de douaneautoriteiten van de andere lidstaten waar de geautoriseerde marktdeelnemer douanegerelateerde activiteiten uitoefent.

3.   Indien een douaneautoriteit een specifieke vergunning intrekt die op grond van een AEO-certificaat is afgegeven voor het gebruik van een douanevereenvoudiging als bedoeld in de artikelen 260, 263, 269, 272, 276, 277, 282, 283, 313 bis, 313 ter, 324 bis, 324 sexies, 372, 454 bis en 912 octies deelt zij dit aan de douaneautoriteit die het AEO-certificaat heeft afgegeven mede.

Artikel 14 quinvicies

1.   Een elektronisch informatie- en communicatiesysteem dat in overleg tussen de Commissie en de douaneautoriteiten wordt opgezet, wordt gebruikt voor het informatie- en communicatieproces tussen de douaneautoriteiten en voor het verstrekken van informatie aan de Commissie en de marktdeelnemers.

2.   De Commissie en de douaneautoriteiten hebben toegang tot en slaan de volgende informatie op in het in lid 1 bedoelde systeem:

a)

de elektronisch toegezonden gegevens van de aanvragen;

b)

de AEO-certificaten en, indien van toepassing, wijzigingen en intrekkingen van deze certificaten en schorsingen van de status van geautoriseerde marktdeelnemer;

c)

alle andere relevante informatie.

3.   De douaneautoriteit van afgifte stelt de risicoanalysekantoren in de eigen lidstaat in kennis van de afgifte, wijziging of intrekking van een AEO-certificaat of van de schorsing van de status van geautoriseerde marktdeelnemer. Zij stelt ook alle douaneautoriteiten van afgifte in de andere lidstaten in kennis.

4.   De lijst van geautoriseerde marktdeelnemers kan door de Commissie op het internet bekend worden gemaakt, indien de betrokken geautoriseerde marktdeelnemer hiervoor toestemming geeft. De lijst wordt bijgewerkt.”.

4)

In deel I, titel VI, komt het opschrift van hoofdstuk 1 als volgt te luiden:

5)

In deel 1, titel VI, hoofdstuk 1, wordt de volgende afdeling 1 ingevoegd:

„Afdeling 1

Toepassingsgebied

Artikel 181 ter

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, worden alle goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen, gedekt door een summiere aangifte overeenkomstig artikel 36 bis van het Wetboek, hierna „summiere aangifte bij binnenkomst” genoemd.

Artikel 181 quater

Een summiere aangifte bij binnenkomst is niet vereist voor de volgende goederen:

a)

elektrische energie;

b)

goederen die door middel van een pijpleiding binnenkomen;

c)

brieven, briefkaarten en drukwerk, ook indien op elektronische dragers;

d)

goederen die overeenkomstig de voorschriften van het Wereldpostverdrag worden vervoerd;

e)

goederen die zijn gedekt door douaneaangifte door enige andere handeling overeenkomstig de artikelen 230, 232 en 233;

f)

goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers;

g)

goederen waarvoor een mondelinge douaneaangifte is toegestaan overeenkomstig de artikelen 225, 227 en 229, lid 1;

h)

door carnets ATA en CPD gedekte goederen;

i)

goederen die worden vervoerd onder geleide van het formulier 302 als bedoeld in het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;

j)

goederen die worden vervoerd aan boord van vaartuigen die een lijndienst onderhouden overeenkomstig artikel 313 ter.

k)

goederen die voor vrijstelling in aanmerking komen op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963 of andere consulaire verdragen of het Verdrag van New York inzake bijzondere missies.

In de in de eerste alinea, onder e), f) en g), bedoelde gevallen is echter een summiere aangifte bij binnenkomst vereist, wanneer de goederen in een ruimte voor tijdelijke opslag moeten worden geplaatst. Artikel 184 quater, eerste alinea, is van toepassing.

Artikel 181 quinquies

Indien een internationale overeenkomst tussen de Gemeenschap en een derde land voorziet in de erkenning van in het land van uitvoer verrichte veiligheidscontroles, zijn de in die overeenkomst opgenomen voorwaarden van toepassing.”.

6)

Artikel 182 wordt geschrapt.

7)

In deel I, titel VI, wordt het opschrift van hoofdstuk 2 vervangen door:

8)

Artikel 183 komt als volgt te luiden:

„Artikel 183

1.   De summiere aangifte bij binnenkomst wordt elektronisch ingediend. Zij bevat de in bijlage 30 bis voor een dergelijke aangifte vereiste gegevens en wordt ingevuld overeenkomstig de toelichting in die bijlage.

De summiere aangifte bij binnenkomst wordt gewaarmerkt door de indiener van die aangifte.

Artikel 199, lid 1, is van overeenkomstige toepassing.

2.   De douaneautoriteiten staan slechts in één van de volgende omstandigheden toe, dat de summiere aangifte bij binnenkomst op papier wordt ingediend:

a)

het computersysteem van de douane werkt niet;

b)

en/of, de elektronische applicatie van de indiener van de summiere aangifte bij binnenkomst werkt niet.

De summiere aangiften bij binnenkomst die op papier worden ingediend, gaan zo nodig vergezeld van ladinglijsten of andere passende lijsten en bevatten de in bijlage 30o bis voor summiere aangiften bij binnenkomst vereiste gegevens.

3.   De douaneautoriteiten stellen in onderlinge overeenstemming de procedure vast, die in de in lid 2, eerste alinea, onder a), bedoelde gevallen moet worden gevolgd.

4.   In het in de eerste alinea, lid 2, onder b), bedoelde geval is voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenkomst op papier de goedkeuring van de douane vereist.

De summiere aangifte bij binnenkomst op papier wordt ondertekend door degene die deze doet.

5.   Summiere aangiften bij binnenkomst worden onmiddellijk door de douaneautoriteiten geregistreerd.”.

9)

De volgende artikelen 183 bis tot en met 183 quinquies worden ingevoegd:

„Artikel 183 bis

1.   De gegevens die in het kader van een douanevervoerregeling zijn verstrekt, kunnen op de volgende voorwaarden als een summiere aangifte bij binnenkomst worden gebruikt:

a)

de goederen komen in het kader van de regeling douanevervoer het douanegebied van de Gemeenschap binnen;

b)

de gegevens over het douanevervoer worden met behulp van informatietechnologie en computernetwerken uitgewisseld;

c)

de gegevens over het douanevervoer bevatten alle gegevens die voor een summiere aangifte bij binnenkomst zijn vereist.

2.   Mits de gegevens over het douanevervoer die de vereiste gegevens bevatten, binnen de in artikel 184 bis vastgestelde termijn zijn uitgewisseld, wordt aan de eisen van artikel 183 geacht te zijn voldaan, zelfs wanneer de goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap voor douanevervoer zijn vrijgegeven.

Artikel 183 ter

In het geval van gecombineerd vervoer waarbij het actieve vervoermiddel dat het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomt, uitsluitend een ander actief vervoermiddel vervoert, berust de verplichting tot het indienen van de summiere aangifte bij binnenkomst bij de exploitant van dat andere vervoermiddel.

De termijn voor het indienen van de summiere aangifte bij binnenkomst is de termijn die geldt voor het actieve grensoverschrijdende vervoermiddel overeenkomstig artikel 184 bis.

Artikel 183 quater

In het geval van zee- of luchtvervoer in het kader van een charterovereenkomst of een overeenkomst voor het delen van laadruimte, berust de verplichting tot het indienen van de summiere aangifte bij binnenkomst bij de persoon die de overeenkomst uitvoert en het cognossement of luchtvrachtbrief heeft afgegeven voor het feitelijke vervoer van de goederen met het vaartuig of het luchtvaartuig overeenkomstig de overeenkomst.

Artikel 183 quinquies

1.   In de in de artikelen 183 ter en 183 quater bedoelde gevallen doet de exploitant van het actieve vervoermiddel dat het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomt, het douanekantoor van binnenkomst een vooraanmelding van aankomst toekomen waarop alle goederen zijn vermeld die zich op dat vervoermiddel bevinden.

In de vooraanmelding van aankomst is de identiteit van het actieve vervoermiddel vermeld dat het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomt. Voor iedere zending worden de volgende gegevens vermeld:

a)

de identiteit van de persoon die bij binnenkomst in het douanegebied voor het vervoer van de goederen verantwoordelijk is;

b)

de identiteit van de indiener van de summiere aangifte bij binnenkomst;

c)

de plaats van lading;

d)

de plaats van lossing;

e)

het unieke referentienummer van de zending, het nummer van het vervoerdocument of van het cognossement of de luchtvrachtbrief;

f)

indien van toepassing, de identiteit van het vervoermiddel of indien het gaat om containers, het identificatiernummer van de container.

De vooraanmelding van aankomst wordt in hetzelfde formaat en op dezelfde wijze ingediend als de summiere aangifte bij binnenkomst, of in de vorm van een handels-, haven- of vervoermanifest of ladinglijst, mits dit document de nodige gegevens bevat en wordt ingediend op een wijze die voor de douaneautoriteiten van het douanekantoor van binnenkomst aanvaardbaar is.

2.   In andere dan de in artikel 183 ter en 183 quater bedoelde gevallen, waarin een summiere aangifte bij binnenkomst voor goederen die worden vervoerd op een vervoermiddel dat het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomt, moet worden ingediend door een andere persoon dan de exploitant van het vervoermiddel, kan deze exploitant een vooraanmelding van aankomst indienen bij de douaneautoriteiten van het douanekantoor van binnenkomst.

In de vooraanmelding van aankomst is de identiteit van het grensoverschrijdende vervoermiddel vermeld. Voor iedere zending worden de volgende gegevens vermeld:

a)

de identiteit van de indiener van de summiere aangifte bij binnenkomst;

b)

de plaats van lading;

c)

de plaats van lossing;

d)

het unieke referentienummer van de zending, het nummer van het vervoerdocument of van het cognossement of de luchtvrachtbrief;

e)

indien het gaat om containers, het identificatienummer van de container.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde vooraanmelding van aankomst wordt ingediend binnen de termijn die overeenkomstig artikel 184 bis voor het betrokken vervoermiddel geldt.

In het geval van in artikel 184 bis, lid 1, onder a), bedoeld vervoer wordt de vooraanmelding van aankomst ten minste 24 uur voor de binnenkomst van de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap ingediend.

4.   Artikel 183 is van overeenkomstige toepassing op vooraanmeldingen van aankomst.”.

10)

In artikel 184, lid 1, wordt „artikel 183, lid 1” vervangen door „artikel 183, leden 1 en 2”.

11)

In deel 1, titel VI, hoofdstuk 1, worden de volgende afdelingen 3 en 4 ingevoegd:

„Afdeling 3

Termijnen

Artikel 184 bis

1.   In het geval van vervoer over zee, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst binnen de volgende termijnen bij het douanekantoor van binnenkomst ingediend:

a)

voor in containers vervoerde goederen, tenzij punt c) of punt d) van toepassing is: ten minste 24 uur voor het laden in de haven van vertrek;

b)

voor bulk-/stukgoederen: ten minste vier uur voor aankomst in de eerste haven in het douanegebied van de Gemeenschap;

c)

bij vervoer tussen Groenland, de Faeröer, Ceuta, Melilla, Noorwegen, IJsland of de havens aan de Oostzee, de Noordzee, de Zwarte Zee, de Middellandse Zee of alle havens in Marokko, en het douanegebied van de Gemeenschap, met uitzondering van de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden: ten minste twee uur voor aankomst in de eerste haven in het douanegebied van de Gemeenschap;

d)

voor ander dan onder c) bedoeld vervoer tussen een gebied buiten het douanegebied van de Gemeenschap en de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira of de Canarische Eilanden, wanneer de reisduur minder dan 24 uur is: ten minste twee uur voor aankomst in de eerste haven in het douanegebied van de Gemeenschap.

2.   In het geval van vervoer door de lucht, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst binnen de volgende termijnen ingediend bij het douanekantoor van binnenkomst:

a)

voor korte vluchten: ten laatste wanneer het luchtvaartuig feitelijk opstijgt;

b)

voor lange vluchten: ten minste vier uur voor aankomst in de eerste luchthaven in het douanegebied van de Gemeenschap.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder een korte vlucht verstaan, een vlucht van minder dan vier uur vanaf de laatste luchthaven van vertrek in een derde land tot de aankomst in de eerste luchthaven in de Gemeenschap. Alle andere vluchten worden geacht lange vluchten te zijn.

3.   In het geval van vervoer per spoor en over de binnenwateren, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst ten minste twee uur voor aankomst ingediend bij het douanekantoor van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap.

4.   In het geval van vervoer over de weg, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst ten minste één uur voor aankomst ingediend bij het douanekantoor van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap.

5.   Wanneer de summiere aangifte bij binnenkomst niet met behulp van een gegevensverwerkingstechniek wordt ingediend, bedragen de in lid 1, onder c) en d), lid 2, onder a), en de leden 3 en 4, vastgestelde termijnen ten minste vier uur.

6.   Ingeval het computersysteem van de douaneautoriteiten tijdelijk buiten gebruik is, blijven de in de leden 1 tot en met 4 vastgestelde termijnen van toepassing.

Artikel 184 ter

De in artikel 184 bis, leden 1 tot en met 4, vastgestelde termijnen zijn in de volgende gevallen niet van toepassing:

a)

wanneer internationale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen voorzien in de erkenning van de in artikel 181 quinquies bedoelde veiligheidscontroles;

b)

wanneer de aangiftegegevens krachtens overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen binnen andere termijnen moeten worden uitgewisseld dan die welke zijn bepaald in artikel 184 bis, leden 1 tot en met 4.

c)

in geval van overmacht.

Artikel 184 quater

Wanneer bij de douane aangebrachte goederen waarvoor een summiere aangifte bij binnenkomst moet worden ingediend, niet door een dergelijke aangifte worden gedekt, wordt deze onmiddellijk ingediend door de persoon die de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap heeft binnengebracht of die voor het vervoer van de goederen verantwoordelijk was.

Wanneer een marktdeelnemer een summiere aangifte bij binnenkomst na de in artikel 184 bis vastgestelde termijnen indient, doet dit geen afbreuk aan de toepassing van de sancties die in het nationale recht zijn voorzien.

Afdeling 4

Risicoanalyse

Artikel 184 quinquies

1.   Na ontvangst van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenkomst voert het douanekantoor van binnenkomst een voornamelijk op veiligheid gerichte risicoanalyse uit, voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen.

Wanneer de summiere aangifte bij binnenkomst bij een ander douanekantoor is ingediend dan het douanekantoor van binnenkomst en de gegevens overeenkomstig artikel 36 bis, lid 2, en artikel 36 quater, lid 1, tweede alinea, van het Wetboek, zijn doorgegeven, aanvaardt het kantoor van binnenkomst de resultaten van de door het andere douanekantoor verrichte risicoanalyse of houdt het rekening met deze resultaten wanneer het zelf een risicoanalyse verricht.

2.   De douaneautoriteiten voltooien de risicoanalyse, voordat de goederen aankomen, mits de bij artikel 184 bis vastgestelde termijnen in acht zijn genomen.

Voor goederen die worden vervoerd op de in artikel 184 bis, lid 1, onder a), bedoelde wijze, voltooien de douaneautoriteiten de risicoanalyse binnen 24 uur na de ontvangst van de summiere aangifte bij binnenkomst. Wanneer deze analyse bij de douaneautoriteiten een redelijk vermoeden doet ontstaan, dat de binnenkomst van deze goederen in het douanegebied van de Gemeenschap een zodanig ernstig veiligheidsrisico inhoudt, dat een onmiddellijk optreden is vereist, stellen de douaneautoriteiten de indiener van de summiere aangifte en, indien dit een ander is, de persoon die verantwoordelijk is voor het vervoer van de goederen naar het douanegebied van de Gemeenschap, ervan in kennis, dat de goederen niet mogen worden geladen. Deze kennisgeving wordt binnen 24 uur na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenkomst gedaan.

3.   Wanneer goederen waarvoor, overeenkomstig artikel 181 quater, onder a) tot en met i), geen summiere aangifte bij binnenkomst behoeft te worden ingediend, het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen, wordt de risicoanalyse verricht aan de hand van de douaneaangifte wanneer de goederen bij de douane worden aangebracht.

4.   Bij de douaneautoriteiten aangebrachte goederen kunnen voor een douanebestemming worden vrijgegeven, zodra dit op grond van de risicoanalyse mogelijk is.

Artikel 184 sexies

Wanneer een vaartuig of luchtvaartuig meer dan één haven of luchthaven in het douanegebied van de Gemeenschap moet aandoen, zonder daartussen een haven of luchthaven buiten het douanegebied van de Gemeenschap aan te doen, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst voor alle vervoerde goederen in de eerste haven of luchthaven van de Gemeenschap ingediend. De douaneautoriteiten van de eerste haven of luchthaven van binnenkomst voeren de risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden uit voor alle vervoerde goederen. Aanvullende risicoanalysen kunnen voor die goederen worden uitgevoerd in de haven of luchthaven waar zij worden gelost.

Wanneer een risico wordt vastgesteld, neemt het douanekantoor van de eerste haven of luchthaven van binnenkomst, afhankelijk van de grootte van het risico, zelf verbodsmaatregelen wanneer het gaat om zendingen met een zodanig ernstig risico, dat een onmiddellijk optreden is vereist of geeft het de resultaten van de risicoanalyse door aan de volgende havens of luchthavens.

Bij de volgende havens of luchthaven in het douanegebied van de Gemeenschap is een summiere aangifte bij binnenkomst uitsluitend vereist voor goederen die in die haven of luchthaven worden gelost. De in artikel 184 bis, leden 1 en 2, vastgestelde termijnen zijn niet van toepassing.

Artikel 184 septies

Voor goederen die in een haven in het douanegebied van de Gemeenschap worden geladen om in een andere haven in de Gemeenschap te worden gelost en die worden vervoerd met een vaartuig dat tussen havens in de Gemeenschap vaart zonder daartussen een haven buiten het douanegebied van de Gemeenschap aan te doen, is een summiere aangifte bij binnenkomst uitsluitend vereist in de haven van de Gemeenschap waar zij worden gelost. De in artikel 184 bis, lid 1, vastgestelde termijn is niet van toepassing.”.

12)

In deel I, titel VI, wordt het opschrift van hoofdstuk 3 vervangen door:

13)

Artikel 186 komt als volgt te luiden:

„Artikel 186

1.   Goederen die overeenkomstig artikel 40 van het Wetboek bij de douane zijn aangebracht, worden geacht onder de regeling tijdelijke opslag te zijn geplaatst; de summiere aangifte bij binnenkomst wordt door de douaneautoriteiten bewaard, zodat deze erop kunnen toezien dat de goederen waarop zij betrekking heeft, een douanebestemming krijgen. Voor de toepassing van artikel 49 van het Wetboek, wordt de summiere aangifte bij binnenkomst geacht te zijn ingediend op de datum van aanbrenging van de goederen.

2.   Wanneer een douaneaangifte bij het douanekantoor van binnenkomst is ingediend als summiere aangifte bij binnenkomst overeenkomstig artikel 36 quater van het Wetboek, aanvaarden de douaneautoriteiten de aangifte onmiddellijk bij het aanbrengen van de goederen en worden de goederen rechtstreeks onder de aangegeven regeling geplaatst op de voor die regeling geldende voorwaarden.

3.   Wanneer niet-communautaire goederen die vanaf het douanekantoor van vertrek onder een douanevervoerregeling zijn vervoerd, bij het douanekantoor van bestemming in het douanegebied van de Gemeenschap worden aangebracht, wordt, voor de toepassing van de leden 1 en 2, de voor het douanekantoor van bestemming bestemde aangifte voor douanevervoer, voor de doeleinden van de tijdelijke opslag, geacht de summiere aangifte bij binnenkomst te zijn.”.

14)

In artikel 187 wordt „artikel 44, lid 2” vervangen door „artikel 36 ter, lid 3”.

15)

Het volgende artikel 187 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 187 bis

1.   De douaneautoriteiten kunnen op grond van artikel 42 van het Wetboek aan de persoon die volgens de douanewetgeving de goederen een douanebestemming kan geven, op mondeling verzoek van die persoon, toestemming geven tot onderzoek van de goederen. De douaneautoriteiten kunnen het echter, gelet op de omstandigheden, nodig achten dat een schriftelijk verzoek wordt gedaan.

2.   De douaneautoriteiten kunnen het nemen van monsters slechts toestaan op schriftelijk verzoek van de in lid 1 bedoelde persoon.

3.   Het schriftelijke verzoek kan op papier of elektronisch worden ingediend. Het wordt door de belanghebbende getekend of gewaarmerkt en bij de betrokken douaneautoriteiten ingediend. Het moet de volgende gegevens bevatten:

a)

de naam en het adres van de aanvrager;

b)

de plaats waar de goederen zich bevinden;

c)

een verwijzing naar:

i)

de summiere aangifte bij binnenkomst,

ii)

de voorafgaande douaneregeling,

iii)

het vervoermiddel;

d)

alle andere nodige gegevens om de goederen te kunnen identificeren.

4.   De douaneautoriteiten delen de belanghebbende op diens verzoek hun besluit mede. Wanneer dit verzoek het nemen van monsters betreft, wordt in het besluit vermeld hoeveel goederen mogen worden weggenomen.

5.   Het onderzoek van de goederen en de monsterneming geschieden onder toezicht van de douaneautoriteiten en op de door hen voorgeschreven wijze.

De betrokkene draagt alle risico's en kosten van het onderzoek, de monsterneming en de analyse van de goederen.

6.   De genomen monsters zijn onderworpen aan de formaliteiten om deze een douanebestemming te geven. Wanneer het onderzoek van de monsters leidt tot de vernietiging of het onherstelbare verlies ervan, wordt ervan uitgegaan dat geen douaneschuld is ontstaan.

De eventuele resten en afvallen van het onderzoek krijgen een voor niet-communautaire goederen voorgeschreven douanebestemming.”.

16)

In deel I, titel VI, wordt het opschrift van hoofdstuk 4 vervangen door:

17)

Artikel 201 komt als volgt te luiden:

„Artikel 201

1.   De douaneaangifte wordt bij een van de volgende douanekantoren ingediend:

a)

het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen overeenkomstig de douanewetgeving bij de douane zijn of moeten worden aangebracht;

b)

het douanekantoor dat toezicht houdt op de plaats waar de exporteur is gevestigd of waar de goederen voor uitvoer worden verpakt of geladen, behalve in de in de artikelen 789, 790, 791 en 794 bepaalde gevallen.

De douaneaangifte kan worden ingediend, zodra de goederen bij de douaneautoriteiten worden aangebracht of voor controle of ter beschikking worden gehouden.

2.   De douaneautoriteiten kunnen erin toestemmen, dat de douaneaangifte wordt ingediend, voordat de aangever de goederen kan aanbrengen of deze voor controle ter beschikking kan stellen in het douanekantoor waar de douaneaangifte wordt ingediend, in een ander douanekantoor of op een door de douaneautoriteiten aangewezen plaats.

De douaneautoriteiten kunnen een overeenkomstig de omstandigheden te bepalen termijn vaststellen, waarbinnen de goederen moeten worden aangebracht of ter beschikking gesteld. Indien de goederen binnen deze termijn niet zijn aangebracht of ter beschikking gesteld, wordt de douaneaangifte geacht niet te zijn ingediend.

De douaneaangifte kan slechts worden aanvaard, nadat de goederen bij de douaneautoriteiten zijn aangebracht of ten genoegen van de douaneautoriteiten voor controle ter beschikking zijn gesteld.”.

18)

In artikel 212, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer een douaneaangifte overeenkomstig artikel 36 quater, lid 1, van het Wetboek als summiere aangifte bij binnenkomst wordt gebruikt, bevat die aangifte, naast de in bijlage 37 genoemde gegevens voor de betrokken regeling, ook de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor een summiere aangifte bij binnenkomst.”.

19)

In artikel 216 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer, overeenkomstig artikel 182 ter van het Wetboek, een douaneaangifte moet worden ingediend voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, bevat die aangifte, naast de in bijlage 37 genoemde gegevens voor de betrokken regeling, ook de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor een summiere aangifte bij uitgang.”.

20)

In artikel 251, lid 2, komt punt b) als volgt te luiden:

„b)

indien het andere goederen betreft:

i)

het douanekantoor van uitvoer overeenkomstig artikel 792 bis in kennis wordt gesteld van het feit dat de aangegeven goederen het douanegebied van de Gemeenschap niet hebben verlaten;

ii)

de goederen na een periode van 90 dagen na de vrijgave voor uitvoer het douanegebied van de Gemeenschap niet hebben verlaten of deze uitvoer niet voldoende kan worden aangetoond overeenkomstig artikel 792 ter, lid 2.”.

21)

Artikel 254 komt als volgt te luiden:

„Artikel 254

Op verzoek van de aangever kunnen de douaneautoriteiten aangiften voor het vrije verkeer aanvaarden die niet alle in bijlage 37 genoemde gegevens bevatten.

Deze aangiften bevatten echter ten minste de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor een onvolledige aangifte.”.

22)

In artikel 260 komt lid 2 als volgt ter luiden:

„2.   De vereenvoudigde aangifte bevat ten minste de in bijlage 30 bis vervatte gegevens voor een vereenvoudigde aangifte ten invoer.”.

23)

In artikel 261 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   Wanneer de betrokkene houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), onderzoeken de douaneautoriteiten in alle lidstaten uitsluitend, of de geautoriseerde marktdeelnemer slechts incidenteel goederen voor het vrije verkeer aangeeft. Aan alle andere in de leden 1 en 2 vastgestelde eisen wordt geacht te zijn voldaan.”.

24)

In artikel 262 komt lid 1 als volgt te luiden:

„1.   De in artikel 260 bedoelde vergunning bevat de volgende gegevens:

a)

het douanekantoor dat of de douanekantoren die bevoegd is of zijn vereenvoudigde aangiften te aanvaarden;

b)

de goederen waarop zij van toepassing is, en

c)

een verwijzing naar de door de betrokkene te stellen zekerheid ter dekking van douaneschulden die kunnen ontstaan.

In de vergunning worden tevens de vorm en de inhoud vermeld van de aanvullende aangiften, alsmede de termijnen waarbinnen deze bij de voor dit doel aan te wijzen douaneautoriteit moeten worden ingediend.”.

25)

In artikel 264 komt lid 3 als volgt te luiden:

„3.   Wanneer de betrokkene houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), onderzoeken de douaneautoriteiten in alle lidstaten uitsluitend, of de geautoriseerde marktdeelnemer slechts incidenteel goederen voor het vrije verkeer aangeeft. Aan alle andere in de leden 1 en 2 vermelde eisen wordt geacht te zijn voldaan.”.

26)

In artikel 266 komt lid 3 als volgt te luiden:

„3.   De in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde inschrijving in de administratie kan worden vervangen door iedere andere door de douane vereiste formaliteit die overeenkomstige waarborgen biedt. Deze inschrijving moet de datum waarop zij plaatsvindt vermelden en de in bijlage 30 bis genoemde gegevens bevatten voor een aangifte volgens de domiciliëringsprocedure.”.

27)

In artikel 268 komt lid 1 als volgt te luiden:

„1.   Op verzoek van de aangever kan het douanekantoor van binnenkomst aangiften voor de regeling douane-entrepots aanvaarden die niet alle in bijlage 37 genoemde gegevens bevatten.

Deze aangiften bevatten echter ten minste de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor een onvolledige aangifte.”.

28)

In artikel 270 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

„5.   Wanneer de betrokkene houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), onderzoeken de douaneautoriteiten in alle lidstaten uitsluitend, of de geautoriseerde marktdeelnemer slechts incidenteel goederen onder de regeling plaatst. Aan alle andere in de leden 1, 2 en 3 vastgestelde eisen wordt geacht te zijn voldaan.”.

29)

Artikel 271 komt als volgt te luiden:

„Artikel 271

In de in artikel 269, lid 1, bedoelde vergunning worden de wijze van afwikkeling van de procedure vermeld, met inbegrip van het douanekantoor of douanekantoren van plaatsing onder de regeling.

Een aanvullende aangifte behoeft niet te worden ingediend.”.

30)

In artikel 275 komt lid 1 als volgt te luiden:

„1.   Het douanekantoor van plaatsing kan op verzoek van de aangever aangiften tot plaatsing onder een andere economische douaneregeling dan passieve veredeling of douane-entrepots aanvaarden die niet alle in bijlage 37 genoemde gegevens bevatten of die niet vergezeld gaan van bepaalde in artikel 220 bedoelde documenten.

Deze aangiften bevatten echter ten minste de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor een onvolledige aangifte.”.

31)

Artikel 279 komt als volgt te luiden:

„Artikel 279

1.   De overeenkomstig artikel 792 bij het douanekantoor van uitvoer te verrichten formaliteiten kunnen overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk worden vereenvoudigd.

2.   Artikel 792, lid 4, de artikelen 792 bis, 792 ter, 793 tot en met 793 quater, en in voorkomend geval, de artikelen 796 bis tot en met 796 sexies, zijn op dit hoofdstuk van toepassing.”.

32)

De artikelen 280 en 281 komen als volgt te luiden:

„Artikel 280

1.   Het douanekantoor van uitvoer kan op verzoek van de aangever aangiften ten uitvoer aanvaarden die niet alle in bijlage 37 genoemde gegevens bevatten.

Deze aangiften bevatten echter ten minste de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor een onvolledige aangifte.

Wanneer het goederen betreft waarop rechten bij uitvoer van toepassing zijn, of andere maatregelen in het kader van het gemeenschappelijke landbouwbeleid, bevatten de aangiften ten uitvoer alle voor de toepassing van deze rechten of maatregelen vereiste gegevens.

2.   De artikelen 255 tot en met 259 zijn van overeenkomstige toepassing op aangiften ten uitvoer.

Artikel 281

1.   Indien artikel 789 van toepassing is, kan de aanvullende aangifte worden ingediend bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de exporteur is gevestigd.

2.   Wanneer de onderaannemer in een andere lidstaat is gevestigd dan de exporteur, is lid 1 slechts van toepassing indien de vereiste gegevens elektronisch worden uitgewisseld overeenkomstig artikel 4, onder d).

3.   De onvolledige aangifte ten uitvoer vermeldt het douanekantoor waarbij de aanvullende aangifte moet worden ingediend. Het douanekantoor dat de onvolledige aangifte ten uitvoer ontvangt, deelt de gegevens van deze onvolledige aangifte mede aan het douanekantoor waar de aanvullende aangifte overeenkomstig lid 1 moet worden ingediend.

4.   In de in lid 2 bedoelde gevallen deelt douanekantoor waar de aanvullende aangifte is ingediend, de gegevens van deze aanvullende aangifte mede aan het douanekantoor waar de onvolledige aangifte ten uitvoer is ingediend.”.

33)

In artikel 282 komt lid 2 als volgt te luiden:

„2.   De vereenvoudigde aangifte bevat ten minste de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor een vereenvoudigde aangifte.

De artikelen 255 tot en met 259 zijn van overeenkomstige toepassing.”.

34)

Artikel 285 komt als volgt te luiden:

„Artikel 285

1.   Voor het vertrek van de goederen van de in artikel 283 bedoelde plaatsen voldoet de toegelaten exporteur aan de volgende verplichtingen:

a)

hij meldt dit vertrek bij het douanekantoor van uitvoer door de indiening van een vereenvoudigde aangifte ten uitvoer, als bedoeld in artikel 282;

b)

hij stelt de douaneautoriteiten alle documenten ter beschikking die voor de uitvoer van de goederen zijn vereist.

2.   De toegelaten exporteur kan een volledige aangifte ten uitvoer indienen in plaats van een vereenvoudigde aangifte ten uitvoer. In dit geval vervalt het vereiste van een aanvullende aangifte dat is vastgesteld in artikel 76, lid 2, van het Wetboek.”.

35)

Het volgende artikel 285 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 285 bis

1.   De douaneautoriteiten kunnen de toegelaten exporteur ontheffen van de verplichting tot het indienen van een vereenvoudigde aangifte ten uitvoer bij het douanekantoor van uitvoer vóór elk vertrek van goederen. Deze ontheffing wordt uitsluitend verleend indien de erkende exporteur aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

hij stelt het douanekantoor van uitvoer in kennis van elk vertrek, op de door dat kantoor voorgeschreven wijze;

b)

hij verstrekt de douaneautoriteiten alle informatie die deze voor een risicoanalyse nodig hebben, voordat de goederen van de in artikel 283 bedoelde plaatsen vertrekken of hij houdt deze informatie ter beschikking van de douaneautoriteiten;

c)

hij schrijft de goederen in zijn administratie in.

De in de eerste alinea, onder c), bedoelde inschrijving kan worden vervangen door een andere door de douaneautoriteiten vereiste formaliteit die overeenkomstige waarborgen biedt. De inschrijving vermeldt de datum waarop zij plaatsvindt, en bevat de voor de identificatie van de goederen noodzakelijke gegevens.

2.   In bepaalde bijzondere omstandigheden die voortvloeien uit de aard van de goederen en de snelle opeenvolging van de uitvoertransacties, kunnen de douaneautoriteiten tot 30 juni 2009 de toegelaten exporteur ontheffen van de in lid 1, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde vereisten, mits hij het douanekantoor van uitvoer alle inlichtingen verstrekt die dat noodzakelijk acht om de goederen zo nodig voor het vertrek ervan te kunnen onderzoeken.

In dat geval geldt de inschrijving van de goederen in de administratie van de toegelaten exporteur als vrijgave.”.

36)

Het volgende artikel 285 ter wordt ingevoegd:

„Artikel 285 ter

1.   De in artikel 285 bis, lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde gegevens worden binnen de in de artikelen 592 ter en 592 quater vastgestelde termijnen aan het douanekantoor van uitvoer verstrekt.

2.   De in artikel 285 bis, lid 1, eerste alinea, onder c), bedoelde inschrijving in de administratie bevat de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor de domiciliëringsprocedure.

3.   De douane ziet erop toe, dat aan de eisen van de artikelen 796 bis tot en met 796 sexies is voldaan.”.

37)

In artikel 286 komen de leden 3 en 4 als volgt te luiden:

„3.   Voor het vertrek van de goederen voldoet de toegelaten exporteur aan de volgende eisen:

a)

hij vervult de in artikel 285 of 285 bis bedoelde formaliteiten;

b)

hij vermeldt op het begeleidende document of elke andere drager die dit vervangt, het volgende:

i)

een verwijzing naar de inschrijving in zijn administratie;

ii)

de datum waarop de in punt i) bedoelde inschrijving is geschied;

iii)

het nummer van de vergunning;

iv)

de naam van het douanekantoor van afgifte.”.

38)

In artikel 287 komt lid 1 als volgt te luiden:

„1.   In de in artikel 283 bedoelde vergunning worden de wijze van afwikkeling van de procedure en met name de volgende gegevens vermeld:

a)

de goederen waarop zij van toepassing is;

b)

de wijze waarop aan de in artikel 285 bis, lid 1, vastgestelde voorwaarden moet worden voldaan;

c)

de wijze en het tijdstip waarop de goederen worden vrijgegeven;

d)

de inhoud van alle begeleidende documenten of de drager die deze vervangt en de wijze waarop dit moet worden gevalideerd;

e)

de wijze waarop en de termijn waarbinnen de aanvullende aangifte moet worden ingediend.

Wanneer de artikelen 796 bis tot en met 796 sexies van toepassing zijn, wordt de in de eerste alinea, onder c), bedoelde vrijgave toegestaan overeenkomstig artikel 796 ter.”.

39)

In artikel 288 komt lid 2 als volgt te luiden:

„2.   De in lid 1 bedoelde documenten of informatiedragers bevatten ten minste de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor de te gebruiken procedure. Dit document of deze informatiedrager gaat vergezeld van een verzoek ten uitvoer.

De douaneautoriteiten kunnen toestaan, dat dit verzoek wordt vervangen door een algemene aanvraag, mits de marktdeelnemer de douaneautoriteiten de informatie heeft verstrekt die deze voor het verrichten van de risicoanalyse en de controle van de goederen nodig achten. De algemene aanvraag heeft betrekking op uitvoertransacties in een bepaalde periode. De aangever verwijst in de voor uitvoer gebruikte documenten of informatiedragers naar de vergunning.”.

40)

In artikel 289 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De aangever verstrekt de douaneautoriteiten echter de nodige informatie voor de risicoanalyse en de controle van de goederen voordat deze goederen uitgaan.”.

41)

In artikel 313 ter wordt het volgende lid 3 bis ingevoegd:

„3 bis   Wanneer de scheepvaartmaatschappij houdster is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), onderzoeken de douaneautoriteiten in alle lidstaten uitsluitend, of deze aan de eisen van lid 3, onder c) en d), van het onderhavige artikel voldoet. Aan alle andere in het onderhavige artikel vastgestelde eisen wordt geacht te zijn voldaan.”.

42)

Artikel 367 komt als volgt te luiden:

„Artikel 367

Deze onderafdeling is niet van toepassing op de in artikel 372, lid 1, onder g), bedoelde vereenvoudigde procedures die voor bepaalde wijzen van vervoer gelden.”.

43)

Artikel 368 wordt geschrapt.

44)

In artikel 373 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   Wanneer de betrokkene houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), wordt geacht te zijn voldaan aan de eisen van lid 1, onder c), en van lid 2, onder b), van het onderhavige artikel.”.

45)

In artikel 454 bis wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

„5.   Wanneer de betrokkene houder is van een AEO-certificaat als bedoeld in artikel 14 bis, lid 1, onder a) of c), wordt geacht te zijn voldaan aan de eisen van lid 2, eerste alinea, onder c), van het onderhavige artikel en van artikel 373, lid 2, onder b).”.

46)

In deel II, wordt het opschrift van titel IV gelezen als:

47)

In deel II, titel IV, wordt het volgende hoofdstuk 1 ingevoegd:

„HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen inzake douaneaangiften

Artikel 592 bis

De artikelen 592 ter tot en met 592 septies zijn niet van toepassing op de volgende goederen:

a)

elektrische energie;

b)

goederen die door middel van een pijpleiding vertrekken;

c)

brieven, briefkaarten en drukwerk, ook indien op elektronische dragers;

d)

goederen die volgens de voorschriften van het Wereldpostverdrag worden vervoerd;

e)

goederen die zijn gedekt door douaneaangiften door enige andere handeling overeenkomstig de artikelen 231 en 233;

f)

goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers,

g)

goederen waarvoor een mondelinge douaneaangifte is toegestaan overeenkomstig de artikelen 226, 227 en 229, lid 2;

h)

door carnets ATA en CPD gedekte goederen;

i)

goederen die worden vervoerd onder geleide van het formulier 302 als bedoeld in het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;

j)

goederen die worden vervoerd aan boord van vaartuigen die een lijndienst onderhouden overeenkomstig artikel 313 ter.

Artikel 592 ter

1.   Wanneer goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, worden gedekt door een douaneaangifte, wordt deze binnen de volgende termijnen bij het bevoegde douanekantoor ingediend:

a)

bij vervoer over zee:

i)

voor in containers vervoerde goederen, tenzij punt iii) of punt iv) van toepassing is: ten minste 24 uur voordat zij in het vaartuig worden geladen waarmee zij het douanegebied van de Gemeenschap zullen verlaten;

ii)

voor bulk-/stukgoederen: ten minste vier uur voor vertrek uit de haven in het douanegebied van de Gemeenschap;

iii)

voor vervoer tussen het douanegebied van de Gemeenschap, met uitzondering van de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden, en Groenland, de Faeröer, Ceuta, Melilla, Noorwegen, IJsland, de havens aan de Oostzee, de Noordzee, de Zwarte Zee, de Middellandse Zee of alle havens in Marokko: ten minste twee uur voor vertrek uit de haven in het douanegebied van de Gemeenschap;

iv)

voor vervoer in andere dan de onder iii) bedoelde gevallen, tussen de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira of de Canarische Eilanden, en gebiedsdelen buiten het douanegebied van de Gemeenschap, wanneer de reisduur minder dan 24 uur is: ten minste twee uur voor vertrek uit de haven in het douanegebied van de Gemeenschap;

b)

bij vervoer door de lucht: ten minste 30 minuten voor vertrek vanuit de luchthaven in het douanegebied van de Gemeenschap;

c)

bij vervoer per spoor en over de binnenwateren: ten minste twee uur voor vertrek bij het douanekantoor van uitgang;

d)

bij vervoer over de weg: ten minste één uur voor vertrek bij het douanekantoor van uitgang;

e)

voor onderdelen voor onderhoud en herstel van vaartuigen en luchtvaartuigen, voor motorbrandstoffen, smeermiddelen en gas die nodig zijn voor de werking van machines en apparaten aan boord en voor levensmiddelen die bestemd zijn om aan boord te worden verbruikt: ten minste 15 minuten voor het vertrek van het vervoermiddel van de haven of luchthaven in het douanegebied van de Gemeenschap;

f)

wanneer Verordening (EG) nr. 800/1999 van toepassing is: volgens de bepalingen van die verordening.

2.   Wanneer de douaneaangifte niet met behulp van een gegevensverwerkingstechniek wordt ingediend, bedraagt de in lid 1, onder a) iii) en iv), en onder b), c), d) en e), vastgestelde termijn ten minste vier uur.

3.   Ingeval het computersysteem van de douaneautoriteiten tijdelijk buiten gebruik is, blijven de in lid 1 vastgestelde termijnen van toepassing.

Artikel 592 quater

1.   In het geval van intermodaal vervoer, waarin goederen van het ene op het andere vervoermiddel worden overgeladen om uit het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd, stemt de termijn voor het indienen van de aangifte overeen met de in artikel 592 ter vastgestelde termijn voor het vervoermiddel dat het douanegebied van de Gemeenschap verlaat.

2.   In het geval van gecombineerd vervoer, waarin het actieve grensoverschrijdende vervoermiddel slechts een ander actief vervoermiddel vervoert, stemt de termijn voor het indienen van de aangifte overeen met de in artikel 592 ter vastgestelde termijn voor het actieve grensoverschrijdende vervoermiddel.

Artikel 592 quinquies

1.   De in de artikelen 592 ter en 592 quater bepaalde termijnen zijn niet van toepassing, wanneer op grond van internationale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen de uitwisseling van gegevens inzake douaneaangiften binnen andere termijnen moet geschieden dan in de genoemde artikelen is bepaald.

2.   De termijn wordt in elk geval niet verkort tot minder dan de tijd die nodig is om de risicoanalyse te verrichten, voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten.

Artikel 592 sexies

1.   Het bevoegde douanekantoor verricht bij ontvangst van de douaneaangifte een passende risicoanalyse en douanecontroles voordat de goederen ten uitvoer worden vrijgegeven.

2.   De goederen kunnen worden vrijgegeven, zodra de risicoanalyse is uitgevoerd en de uitslag ervan dit mogelijk maakt.

Artikel 592 septies

1.   Wanneer bij de douane aangebrachte goederen niet door een douaneaangifte worden gedekt die alle gegevens bevat die voor een summiere aangifte bij uitgang zijn vereist, dient de persoon die de goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap brengt of die daarvoor verantwoordelijk is, onmiddellijk een douaneaangifte of een summiere aangifte bij uitgang in.

2.   Wanneer de aangever een douaneaangifte indient na het verstrijken van de in artikel 592 ter en 592 quater vastgestelde termijnen, doet dit geen afbreuk aan de toepassing van de sancties die in het nationale recht zijn voorzien.

Artikel 592 octies

Wanneer goederen waarvoor op grond van artikel 592 bis, onder d) tot en met j), binnen de in de artikelen 592 ter en 592 quater vastgestelde termijnen geen douaneaangifte behoeft te worden ingediend, het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, wordt de risicoanalyse bij het aanbrengen van de goederen verricht aan de hand van de douaneaangifte voor die goederen.”.

48)

In deel II, titel IV, wordt het opschrift van hoofdstuk 1 vervangen door:

49)

In deel II, titel IV, hoofdstuk 2 wordt het volgende artikel 787 ingevoegd:

„Artikel 787

1.   Aangiften ten uitvoer moeten, wat de opmaak en te verstrekken gegevens betreft, voldoen aan het bepaalde in dit hoofdstuk, de artikelen 279 tot en met 289, bijlage 37 en bijlage 30 bis. Zij worden met behulp van een gegevensverwerkingstechniek bij het bevoegde douanekantoor ingediend.

2.   De douaneautoriteiten aanvaarden een aangifte ten uitvoer op papier die is opgesteld op een formulier waarvan het model is opgenomen in de bijlagen 31 tot en met 34, en die de minimumlijst van de in de bijlagen 37 en 30 bis genoemde gegevens voor uitvoer bevat, uitsluitend in één van de volgende gevallen:

a)

het computersysteem van de douane werkt niet;

b)

de elektronische applicatie van de indiener van de aangifte ten uitvoer werkt niet.

3.   De douaneautoriteiten stellen in onderlinge overeenstemming de procedure vast, die in de in lid 2, onder a), bedoelde gevallen moet worden gevolgd.

4.   Het gebruik van een aangifte ten uitvoer op papier op grond van lid 2, onder b), is onderworpen aan goedkeuring van de douaneautoriteiten.

5.   Wanneer goederen worden uitgevoerd door reizigers die geen rechtstreekse toegang hebben tot het geautomatiseerde systeem van de douane en die derhalve hun aangifte ten uitvoer niet met behulp van een gegevensverwerkingstechniek bij het kantoor van uitvoer kunnen indienen, geven de douaneautoriteiten deze reizigers toestemming een aangifte op papier in te dienen op een formulier dat overeenkomt met het model in de bijlagen 31 tot en met 34 en dat de minimumlijst van de in de bijlagen 37 en 30 bis genoemde gegevens voor uitvoer bevat.

6.   In de in de leden 4 en 5 bedoelde gevallen, zorgen de douaneautoriteiten ervoor, dat aan de eisen van de artikelen 796 bis tot en met 796 sexies is voldaan.”.

50)

In artikel 791 wordt lid 2 geschrapt.

51)

Artikel 792 komt als volgt te luiden:

„Artikel 792

1.   Onverminderd artikel 207 worden, wanneer de aangifte ten uitvoer op het enig document wordt gesteld, hiervan de exemplaren nummers 1, 2 en 3 gebruikt. Het douanekantoor waar de aangifte ten uitvoer is ingediend, plaatst zijn stempel in vak A en vult zo nodig, vak D in.

Wanneer dit douanekantoor de goederen vrijgeeft, behoudt het exemplaar nr. 1, zendt het exemplaar nr. 2 aan het bureau voor de statistiek van de lidstaat waaronder het douanekantoor van uitvoer ressorteert en wanneer de artikelen 796 bis tot en met 796 sexies niet van toepassing zijn, geeft het exemplaar nr. 3 aan de belanghebbende terug.

2.   Wanneer de aangifte ten uitvoer met behulp van een gegevensverwerkingstechniek bij het douanekantoor van uitvoer is verwerkt, kan exemplaar nr. 3 van het enig document worden vervangen door een geleidedocument dat door het computersysteem van de douaneautoriteit wordt gedrukt. Dit document bevat ten minste de gegevens die vereist zijn voor het in artikel 796 bis bedoelde uitvoergeleidedocument.

De douaneautoriteiten kunnen toestaan, dat de aangever het geleidedocument met behulp van zijn computersysteem drukt.

3.   Wanneer de gehele uitvoertransactie op het grondgebied van één lidstaat plaatsvindt, kan die lidstaat afzien van het gebruik van exemplaar nr. 3 van het enig document of van het uitvoergeleidedocument, mits voldaan is aan de eisen van artikel 182 ter, lid 2, van het Wetboek.

4.   Wanneer de douanewetgeving bepaalt, dat het mogelijk is een ander document in plaats van exemplaar nr. 3 van het enig document te gebruiken, is dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing op dat andere document, onverminderd de artikelen 796 bis tot en met 796 sexies.”.

52)

De volgende artikelen 792 bis en 792 ter worden ingevoegd:

„Artikel 792 bis

1.   Indien voor uitvoer vrijgegeven goederen het douanegebied van de Gemeenschap niet verlaten, deelt de exporteur of de aangever dit het douanekantoor van uitvoer onmiddellijk mede. Indien van toepassing, wordt exemplaar nr. 3 van het enig document naar dat kantoor teruggezonden. Het douanekantoor van uitvoer maakt de aangifte ten uitvoer ongeldig.

2.   Indien in de in artikel 793 bis, lid 6, of in artikel 793 ter bedoelde gevallen een wijziging van de vervoersovereenkomst tot gevolg heeft, dat een vervoer dat buiten het douanegebied van de Gemeenschap had moeten eindigen, binnen dit gebied eindigt, kunnen de betrokken bedrijven of autoriteiten de gewijzigde overeenkomst slechts uitvoeren met de toestemming van het in artikel 793, lid 2, tweede alinea, onder b), bedoelde douanekantoor of, in geval van douanevervoer, van het kantoor van vertrek. Exemplaar nr. 3 van de aangifte ten uitvoer wordt teruggezonden naar het douanekantoor van uitvoer en de aangifte wordt door dit kantoor ongeldig gemaakt.

Artikel 792 ter

1.   Het douanekantoor van uitvoer kan de exporteur of aangever vragen het bewijs te leveren, dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

2.   Wanneer de goederen na een periode van 90 dagen na de vrijgave voor uitvoer het douanegebied van de Gemeenschap niet hebben verlaten of indien deze uitvoer niet voldoende kan worden aangetoond, wordt de aangifte ten uitvoer ongeldig gemaakt. Het douanekantoor van uitvoer deelt dit aan de exporteur of aangever mede.”.

53)

Artikel 793 komt als volgt te luiden:

„Artikel 793

1.   Exemplaar nr. 3 van het enig document of het in artikel 792, lid 2, bedoelde geleidedocument en de voor uitvoer vrijgegeven goederen worden tezamen aangeboden bij het douanekantoor van uitgang.

2.   Het douanekantoor van uitgang is het laatste douanekantoor, voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten.

In afwijking van de eerste alinea, wordt aangemerkt als het douanekantoor van uitgang:

a)

voor goederen die door middel van een pijpleiding vertrekken en voor elektrische energie, het douanekantoor dat is aangewezen door de lidstaat waar de exporteur is gevestigd;

b)

het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen in het kader van een enkele overeenkomst voor vervoer uit het douanegebied van de Gemeenschap door een spoorwegmaatschappij, de posterijen, een luchtvaart- of scheepvaartmaatschappij ten laste worden genomen, mits

i)

de goederen het douanegebied van de Gemeenschap per spoor, per post, door de lucht of over zee verlaten;

ii)

de aangever of zijn vertegenwoordiger verzoekt, dat de in artikel 793 bis, lid 2, of artikel 796 sexies, lid 1, bedoelde formaliteiten bij dit kantoor worden vervuld.”.

54)

De volgende artikelen 793 bis, 793 ter en 793 quater worden ingevoegd:

„Artikel 793 bis

1.   Het douanekantoor van uitgang verricht op risicoanalyse gebaseerde controles voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap uitgaan, waarbij vooral wordt nagegaan of de aangebrachte met de aangegeven goederen overeenstemmen. Het douanekantoor van uitgang ziet erop toe, dat de goederen het douanegebied daadwerkelijk uitgaan.

Wanneer de aangifte ten uitvoer bij een ander kantoor is ingediend dan het douanekantoor van uitgang en de gegevens overeenkomstig artikel 182 ter, lid 2, van het Wetboek, zijn doorgezonden, kan het kantoor van uitgang rekening houden met de resultaten van de door het andere kantoor verrichte risicoanalyse.

2.   Wanneer de aangever in vak 44 „RET-EXP” of code 30400 heeft vermeld of op andere wijze zijn wens te kennen heeft gegeven exemplaar nr. 3 terug te krijgen, bevestigt het douanekantoor van uitgang, dat de goederen daadwerkelijk zijn uitgegaan door aftekening van de achterzijde van dat exemplaar.

Het geeft dat exemplaar aan de persoon die het heeft aangeboden of aan een daarop vermelde tussenpersoon die gevestigd is in het ambtsgebied van het douanekantoor van uitgang, opdat deze het aan de aangever teruggeeft.

De aftekening bestaat uit een stempel met de naam van het douanekantoor van uitgang en de datum waarop de goederen het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgegaan.

3.   Indien de uitvoer in gedeelten plaatsvindt via hetzelfde douanekantoor van uitgang, wordt het exemplaar slechts afgetekend voor de goederen die daadwerkelijk zijn uitgevoerd.

Indien de uitvoer in gedeelten plaatsvindt via verschillende douanekantoren van uitgang, waarmerkt het douanekantoor van uitvoer of het douanekantoor van uitgang waar het origineel van exemplaar nr. 3 wordt overgelegd, op een naar behoren gerechtvaardigd verzoek, een kopie van dat exemplaar voor elk gedeelte van de goederen, zodat dit bij een ander kantoor van uitgang kan worden overgelegd.

In de in de eerste en tweede alinea bedoelde gevallen wordt het origineel van exemplaar nr. 3 van dienovereenkomstig van een aantekening voorzien.

4.   Wanneer de uitvoer volledig op het grondgebied van één lidstaat plaatsvindt, kan deze bepalen dat exemplaar nr. 3 niet wordt afgetekend, in welk geval exemplaar nr. 3 niet aan de aangever wordt teruggezonden.

5.   Indien het douanekantoor van uitgang een tekort vaststelt, vermeldt het dit op het aangeboden exemplaar van de aangifte ten uitvoer en deelt het dit mede aan het douanekantoor van uitvoer.

Bij vaststelling van een overmaat staat het douanekantoor van uitgang niet toe, dat de goederen die de overmaat vormen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, zolang de uitvoerformaliteiten niet zijn vervuld.

Indien een afwijking wordt geconstateerd in de aard van de goederen, staat het douanekantoor van uitgang niet toe dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, zolang de uitvoerformaliteiten niet zijn vervuld. Het douanekantoor van uitvoer wordt hiervan in kennis gesteld.

6.   In de in lid 793, lid 2, tweede alinea, onder b), bedoelde gevallen, tekent het douanekantoor van uitgang exemplaar nr. 3 van de aangifte ten uitvoer af overeenkomstig artikel 793 bis, lid 2, nadat het op het vervoerdocument de vermelding „Export” alsmede zijn stempel heeft aangebracht. Op exemplaar nr. 3 van de aangifte ten uitvoer wordt verwezen naar het vervoerdocument en omgekeerd.

Wanneer, in geval van lijnvaart of rechtstreeks vervoer naar een bestemming buiten het douanegebied van de Gemeenschap, de marktdeelnemers in staat zijn de regelmatigheid van het vervoer op andere wijze te waarborgen, behoeven het woord „Export” en een stempel niet op het vervoerdocument te worden aangebracht.

Artikel 793 ter

1.   Wanneer onder een regeling voor douanevervoer geplaatste goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten of naar een douanekantoor van uitgang worden vervoerd, tekent het kantoor van vertrek exemplaar nr. 3 overeenkomstig artikel 793 bis, lid 2, af en zendt het dit aan de in dat artikel bedoelde persoon terug.

Indien een geleidedocument is vereist, wordt hierop de vermelding „Export” aangebracht. Op exemplaar nr. 3 van het enig document wordt verwezen naar het vervoerdocument en omgekeerd.

De eerste en de tweede alinea van dit lid zijn niet van toepassing in het geval van ontheffing van de verplichting tot het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van vertrek als bedoeld in artikel 419, leden 4 en 7, en artikel 434, leden 6 en 9.

2.   De in lid 1, eerste alinea, van dit artikel bedoelde aftekening en terugzending van exemplaar nr. 3 zijn ook van toepassing op voor uitvoer vrijgegeven goederen die niet onder een regeling van douanevervoer zijn geplaatst, maar die onder dekking van een aangifte voor douanevervoer bestaande uit een enkel manifest naar een douanekantoor van uitgang worden verzonden overeenkomstig artikel 445 of 448 en die zijn geïdentificeerd overeenkomstig artikel 445, lid 3, onder e), of artikel 448, lid 3, onder e).

3.   Het douanekantoor van uitgang ziet erop toe, dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk uitgaan.

Artikel 793 quater

1.   Wanneer goederen onder accijnsschorsingsregelingen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten onder dekking van het in Verordening (EEG) nr. 2719/92 bedoelde administratieve geleidedocument, tekent het kantoor van uitvoer exemplaar nr. 3 van de aangifte ten uitvoer overeenkomstig artikel 793 bis, lid 2, af en zendt het dit terug aan de aangever na hierop „Export” te hebben vermeld en het in dat artikel bedoelde stempel te hebben geplaatst op alle exemplaren van het administratief geleidedocument.

Op exemplaar nr. 3 van de aangifte ten uitvoer wordt verwezen naar het administratieve geleidedocument en omgekeerd.

2.   Het douanekantoor van uitgang ziet erop toe, dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk uitgaan en zendt het exemplaar van het administratieve geleidedocument terug, overeenkomstig artikel 19, lid 4, van Richtlijn 92/12/EEG.

In de in artikel 793 bis, lid 5, bepaalde gevallen vermeldt het douanekantoor van uitgang dit op het administratieve geleidedocument.”.

55)

Artikel 795 komt als volgt te luiden:

„Artikel 795

1.   Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten zonder dat daarvoor aangifte ten uitvoer is gedaan, worden achteraf door de exporteur ten uitvoer aangegeven bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar hij is gevestigd.

Artikel 790 is van toepassing.

Deze aangifte wordt uitsluitend door de douaneautoriteiten aanvaard, indien de exporteur één van de volgende gegevens verschaft:

a)

een verwijzing naar de summiere aangifte bij uitgang;

b)

voldoende bewijsmateriaal inzake de aard en de hoeveelheid van de goederen en de omstandigheden waarin deze het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

Het betrokken kantoor geeft op verzoek van de aangever ook een bevestiging af, dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten als bedoeld in artikel 793 bis, lid 2, of artikel 796 sexies, lid 1.

2.   De aanvaarding achteraf van de aangifte ten uitvoer door de douane verhindert niet de toepassing van

a)

sancties krachtens nationaal recht;

b)

de gevolgen van maatregelen in het kader van het gemeenschappelijke landbouw- of handelsbeleid.”.

56)

Artikel 796 wordt geschrapt.

57)

In deel II, titel IV, wordt het volgende hoofdstuk 3 ingevoegd:

„HOOFDSTUK 3

Uitwisseling van gegevens tussen douaneautoriteiten met behulp van informatietechnologie en computernetwerken

Artikel 796 bis

1.   Het douanekantoor van uitvoer staat de vrijgave van de goederen toe, door de afgifte van het uitvoergeleidedocument aan de aangever. Het uitvoergeleidedocument stemt overeen met het model en de toelichting in bijlage 45 quater.

2.   Wanneer een uitvoerzending uit meer dan één artikel bestaat, wordt het uitvoergeleidedocument aangevuld met een lijst van artikelen die overeenstemt met het model en de toelichting in bijlage 45 quinquies. Deze lijst maakt deel uit van het uitvoergeleidedocument.

3.   Indien daartoe vergunning is verleend, kan het uitvoergeleidedocument worden gedrukt met behulp van het computersysteem van de aangever.

Artikel 796 ter

1.   Bij de vrijgave van de goederen zendt het kantoor van uitvoer de gegevens van deze uitvoer door aan het opgegeven kantoor van uitgang, met behulp van het „voorafgaande bericht van uitvoer”. Dit bericht wordt aan de hand van de gegevens van de aangifte ten uitvoer opgesteld en wordt zo nodig door de douaneautoriteiten aangevuld.

2.   Wanneer de goederen in meer dan één zending naar meer dan een kantoor van uitgang worden vervoerd, wordt elke afzonderlijke zending door een afzonderlijk voorafgaand bericht van uitvoer en een afzonderlijk uitvoergeleidedocument gedekt.

Artikel 796 quater

De douaneautoriteiten kunnen eisen, dat zij elektronisch in kennis worden gesteld van de aankomst van de goederen bij het douanekantoor van uitgang. In dit geval behoeft het uitvoergeleidedocument niet materieel aan de douaneautoriteiten te worden aangeboden, maar blijft het bij de aangever.

Deze kennisgeving bevat het in bijlage 45 quater bedoelde identificatienummer voor verzending.

Artikel 796 quinquies

1.   Het douanekantoor van uitgang vergewist zich ervan, dat de aangebrachte goederen met de aangegeven goederen overeenstemmen.

Een eventueel onderzoek van de goederen door het douanekantoor van uitgang geschiedt aan de hand van het van het kantoor van uitvoer ontvangen voorafgaande bericht van uitvoer.

Het douanekantoor van uitgang ziet erop toe, dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk uitgaan.

2.   Het douanekantoor van uitgang zendt het bericht „resultaten bij uitgaan”, uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, naar het douanekantoor van uitvoer. In bijzondere omstandigheden kan het douanekantoor van uitgang dit bericht later zenden.

3.   Wanneer in het geval van uitvoer in gedeelten, de goederen die door een voorafgaand bericht van uitvoer worden gedekt, als één zending naar een douanekantoor van uitgang worden vervoerd, maar vervolgens het douanegebied van de Gemeenschap vanaf dat kantoor van uitgang in meer dan één zending verlaten, ziet het douanekantoor van uitgang erop toe, dat de goederen daadwerkelijk uitgaan en zendt het het bericht resultaten bij uitgaan eerst nadat alle goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

In buitengewone omstandigheden, waarin goederen die door een voorafgaand bericht van uitvoer worden gedekt als één zending naar een douanekantoor van uitgang worden vervoerd, maar vervolgens het douanegebied van de Gemeenschap over meer dan één douanekantoor van uitgang in meer dan één zending verlaten, waarmerkt het douanekantoor van uitgang waar de goederen het eerst zijn aangebracht, op een met redenen omkleed verzoek, een exemplaar van het uitvoergeleidedocument voor elk deel van de goederen.

De douaneautoriteiten gaan uitsluitend tot deze waarmerking over, indien de gegevens in het uitvoergeleidedocument overeenstemmen met die in het voorafgaande bericht van uitvoer.

Het betrokken exemplaar van het uitvoergeleidedocument en de goederen worden tezamen bij het betrokken douanekantoor van uitgang aangebracht. Elk douanekantoor van uitgang tekent het exemplaar van het uitvoergeleidedocument met de in artikel 793 bis, lid 2, bedoelde gegevens af en zendt het terug naar het douanekantoor van uitgang waar de zending voor het eerst is aangebracht. Dit kantoor zendt het bericht resultaten bij uitgaan eerst nadat alle goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

Artikel 796 sexies

1.   Na ontvangst van het in artikel 796 quinquies, lid 2, bedoelde bericht resultaten bij uitgaan, bevestigt het douanekantoor van uitvoer aan de aangever, dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgegaan door middel van het bericht „kennisgeving uitvoer” of in de vorm die dat kantoor voor dat doel heeft gekozen.

2.   Wanneer de exporteur of de aangever het douanekantoor van uitvoer, overeenkomstig artikel 792 bis, mededeelt dat de voor uitvoer vrijgegeven goederen het douanegebied van de Gemeenschap niet hebben en niet zullen verlaten, of wanneer de aangifte ongeldig moet worden gemaakt ingevolge artikel 792 ter, lid 2, annuleert dit kantoor de aangifte ten uitvoer onmiddellijk en deelt het dit door middel van de „kennisgeving van annulering uitvoer” aan het opgegeven douanekantoor van uitgang mede.”.

58)

In deel II, titel IV, wordt het opschrift van hoofdstuk 2 vervangen door:

59)

In artikel 806 wordt het volgende punt h) toegevoegd:

„h)

aanvullende, voor een summiere aangifte bij uitgang benodigde gegevens, als bedoeld in bijlage 30 bis, wanneer dit vereist is op grond van artikel 182 quater van het Wetboek.”.

60)

De artikelen 811 en 814 worden geschrapt.

61)

In deel II, titel V, hoofdstuk 2, wordt het volgende opschrift ingevoegd voor artikel 841:

62)

Artikel 841 komt als volgt te luiden:

„Artikel 841

1.   Indien voor de wederuitvoer een douaneaangifte is vereist, zijn de artikelen 787 tot en met 796 sexies van overeenkomstige toepassing, onverminderd bijzondere bepalingen die eventueel van toepassing zijn bij de aanzuivering van de economische douaneregeling die aan de wederuitvoer voorafging.

2.   Wanneer een carnet ATA wordt afgegeven voor de wederuitvoer van tijdelijk ingevoerde goederen, kan de douaneaangifte bij een ander douanekantoor worden ingediend dan het in artikel 161, lid 5, van het Wetboek bedoelde douanekantoor.”.

63)

Het volgende artikel 841 bis wordt toegevoegd:

„Artikel 841 bis

Wanneer bij wederuitvoer geen douaneaangifte behoeft te worden ingediend, wordt een summiere aangifte bij uitgang ingediend overeenkomstig de artikelen 842 bis tot en met 842 sexies.

Indien bij de binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap een summiere aangifte bij binnenkomst wordt ingediend, is bij de wederuitvoer van niet-communautaire goederen geen summiere aangifte bij uitgang vereist in elk van de volgende gevallen:

a)

de goederen zijn niet gelost van het vervoermiddel waarmee zij het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengekomen;

b)

de goederen zijn overgeladen op de plaats waar zij zijn gelost van het vervoermiddel waarmee zij het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengekomen.

Wanneer goederen in verband met deze overlading voor korte duur worden opgeslagen, wordt deze opslag geacht deel uit te maken van de overlading. De controlemaatregelen moeten op de bijzondere aard van de situatie zijn afgestemd.”.

64)

Na artikel 842 wordt het volgende opschrift ingevoegd:

65)

In deel II, titel VI, wordt het volgende hoofdstuk 1 ingevoegd:

„HOOFDSTUK 1

Summiere aangifte bij uitgang

Artikel 842 bis

Wanneer goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, niet gedekt zijn door een douaneaangifte, wordt bij het douanekantoor van uitgang, zoals gedefinieerd in artikel 793, lid 2, van deze verordening, een summiere aangifte ingediend, hierna „summiere aangifte bij uitgang” genoemd, overeenkomstig 182 quater van het Wetboek.

Een summiere aangifte bij uitgang is niet vereist:

a)

in de in de artikel 592 bis, onder a) tot en met j), bedoelde gevallen;

b)

wanneer communautaire goederen in het douanegebied van de Gemeenschap worden geladen om in een andere haven of luchthaven in de Gemeenschap te worden gelost en zij met een vaartuig of luchtvaartuig worden vervoerd dat tussen havens of luchthavens in het douanegebied van de Gemeenschap vaart of vliegt zonder een haven of luchthaven buiten het douanegebied van de Gemeenschap aan te doen;

c)

in het geval van goederen die voor vrijstelling in aanmerking komen op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963 of andere consulaire verdragen of het Verdrag van New York inzake bijzondere missies.

Artikel 842 ter

1.   De summiere aangifte bij uitgang wordt met behulp van een gegevensverwerkingstechniek ingediend. Zij bevat de in bijlage 30 bis genoemde gegevens voor een dergelijke aangifte en zij wordt ingevuld overeenkomstig de toelichting in die bijlage.

De summiere aangifte bij uitgang wordt gewaarmerkt door de indiener van die aangifte.

2.   De summiere aangiften bij uitgang die aan de voorwaarden van lid 1 voldoen, worden bij ontvangst onmiddellijk door de douane geregistreerd.

Artikel 199, lid 1, is van overeenkomstige toepassing.

3.   De douaneautoriteiten staan slechts in de volgende omstandigheden toe, dat de summiere aangifte bij uitgang op papier wordt ingediend:

a)

het computersysteem van de douane werkt niet,

b)

de elektronische applicatie van de indiener van de summiere aangifte bij uitgang werkt niet.

Dergelijke summiere aangiften op papier gaan zo nodig vergezeld van ladinglijsten of andere handelsdocumenten en bevatten de in bijlage 30 bis voor summiere aangiften vereiste gegevens.

4.   De douaneautoriteiten stellen in onderlinge overeenstemming de procedure vast, die in de in lid 3, eerste alinea, onder a), bedoelde gevallen moet worden gevolgd.

5.   In het in lid 3, eerste alinea, onder b), bedoelde geval is voor het indienen van een summiere aangifte bij uitgang op papier de goedkeuring van de douane vereist.

De summiere aangifte bij uitgang op papier wordt ondertekend door degene die deze doet.

Artikel 842 quater

1.   In het geval van intermodaal vervoer, waarin goederen van het ene op het andere vervoermiddel worden overgeladen om uit het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd, stemt de termijn voor het indienen van de summiere aangifte bij uitgang overeen met de in artikel 842 quinquies, lid 1, vastgestelde termijn voor het vervoermiddel dat het douanegebied van de Gemeenschap verlaat.

2.   In het geval van gecombineerd vervoer waarin het actieve grensoverschrijdende vervoermiddel slechts een ander actief vervoermiddel vervoert, berust de verplichting voor het indienen van de summiere aangifte bij uitgang bij de exploitant van dat andere vervoermiddel.

De termijn voor het indienen van de aangifte stemt overeen met de termijn die geldt voor het actieve grensoverschrijdende vervoermiddel overeenkomstig artikel 842 quinquies, lid 1.

Artikel 842 quinquies

1.   De summiere aangifte bij uitgang wordt binnen de in artikel 592 ter, lid 1, vastgestelde termijn ingediend bij het kantoor van uitgang.

Artikel 592 ter, leden 2 en 3, is van overeenkomstige toepassing.

2.   Het bevoegde douanekantoor verricht bij het indienen van de summiere aangifte bij uitgang de nodige op de risicoanalyse gebaseerde controles, voornamelijk voor veiligheidsdoeleinden, voordat de goederen voor uitgang uit de Gemeenschap worden vrijgegeven, binnen de periode tussen de in artikel 592 ter voor het indienen van de aangifte voor het betrokken soort vervoer vastgestelde termijn en het laden of vertrek van de goederen.

Wanneer goederen waarvoor, overeenkomstig artikel 592 bis, onder a) tot en met i), geen summiere aangifte bij uitgang behoeft te worden ingediend, het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, wordt de risicoanalyse verricht wanneer de goederen worden aangebracht aan de hand van documenten of andere gegevens die op die goederen betrekking hebben.

De goederen kunnen voor uitgang worden vrijgegeven zodra de risicoanalyse is verricht.

3.   Wanneer goederen die het douanegebied van de Gemeenschap zullen verlaten en waarvoor een summiere aangifte bij uitgang moet worden ingediend niet door een dergelijke aangifte worden gedekt, wordt deze onmiddellijk ingediend door de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap brengt of die voor dat vervoer verantwoordelijk is.

Wanneer een summiere aangifte bij uitgang na het verstrijken van de in artikel 592 ter en 592 quater vastgestelde termijnen wordt ingediend, doet dit geen afbreuk aan de toepassing van de sancties die in het nationale recht zijn voorzien.

4.   Wanneer de douane, op grond van de door haar uitgevoerde controles, de goederen niet voor uitgang kan vrijgeven, stelt het bevoegde douanekantoor de indiener van de summiere aangifte bij uitgang en, indien dit niet dezelfde persoon is, degene die verantwoordelijk is voor het vervoer van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap, ervan in kennis dat de goederen niet zullen worden vrijgegeven.

Deze mededeling moet binnen een redelijke termijn na de voltooiing van de risicoanalyse voor de betrokken goederen worden gedaan.

Artikel 842 sexies

1.   De in artikel 842 quinquies, lid 1, bedoelde termijnen zijn niet van toepassing wanneer op grond van internationale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen de uitwisseling van gegevens inzake douaneaangiften moet geschieden binnen andere termijnen dan in het genoemde artikel is bepaald.

2.   De termijn wordt in elk geval niet verkort tot minder dan de tijd die nodig is om de risicoanalyse te verrichten, voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten.”.

66)

Vóór artikel 843 wordt het volgende opschrift ingevoegd:

67)

In artikel 843 wordt in lid 1 „deze titel” vervangen door „dit hoofdstuk”.

68)

Het volgende artikel 865 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 865 bis

Wanneer de summiere aangifte bij binnenkomst is gewijzigd en het gedrag van de betrokkene geen vermoedens van fraude doet rijzen, ontstaat geen douaneschuld op grond van artikel 202 van het Wetboek als gevolg van de onrechtmatige binnenkomst van goederen die voor de wijziging van de aangifte niet juist waren aangegeven.”.

69)

In artikel 915 wordt de derde alinea geschrapt.

70)

Bijlage 1 quater in bijlage I bij deze verordening wordt ingevoegd.

71)

Bijlage 1 quinquies in bijlage II bij deze verordening wordt ingevoegd.

72)

Bijlage 30 bis in bijlage III bij deze verordening wordt ingevoegd.

73)

Bijlage 45 quater in bijlage IV bij deze verordening wordt ingevoegd.

74)

Bijlage 45 quinquies in bijlage V bij deze verordening wordt ingevoegd.

Artikel 2

Gedurende een overgangsperiode van 24 maanden vanaf 1 januari 2008, wordt de termijn voor de afgifte van AEO-certificaten als bedoeld in artikel 14 sexdecies, lid 2, eerste zin, verlengd tot 300 kalenderdagen, de termijn voor de mededeling van aanvragen als bedoeld in artikel 14 terdecies, lid 1, tot 10 werkdagen, de termijn voor de mededeling van gegevens als bedoeld in artikel 14 terdecies, lid 2, tot 70 kalenderdagen en de termijn voor raadpleging als bedoeld in artikel 14 quaterdecies, lid 1, tot 120 kalenderdagen.

Artikel 3

1.   Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Artikel 1, punt 3, behalve voor zover het betrekking heeft op artikel 14 ter, leden 2 en 3, en punten 23, 25, 28, 41, 44, 45, 70 en 71, is van toepassing vanaf 1 januari 2008.

3.   Artikel 1, punt 3, voor zover het betrekking heeft op artikel 14 ter, leden 2 en 3, en punten 4 tot en met 16, 18, 19, 21, 22, 24, 26, 27, 29, 30, 32, 33, 36, 39, 46 tot en met 49, 55, 59, 60, 63, 65 tot en met 68, en 72, is van toepassing vanaf 1 juli 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2006.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13).

(2)  PB L 253 van 11.10.1993, blz.1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 402/2006 (PB L 70 van 9.3.2006, blz. 35).

(3)  PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1.

(4)  PB L 89 van 5.4.2003, blz. 9.


BIJLAGE I

„BIJLAGE 1 quater

Image

Image

Toelichting

1.   Aanvrager: De volledige naam van de marktdeelnemer die de aanvraag indient.

2.   Rechtsvorm: De rechtsvorm zoals vermeld in de akte van oprichting.

3.   Datum van oprichting: In cijfers: dag, maand en jaar van oprichting.

4.   Adres: Het volledige adres van de plaats waar uw bedrijf is gevestigd, met inbegrip van het land.

5.   Plaats waar de hoofdactiviteiten van het bedrijf worden verricht: Volledig adres waar de hoofdactiviteiten van uw bedrijf worden verricht.

6.   Contactpersoon: Naam, telefoon- en faxnummer en e-mailadres van de contactpersoon in uw bedrijf die de douane in verband met de aanvraag inlichtingen kan verstrekken.

7.   Correspondentieadres: Slechts in te vullen indien dit een ander is dan het adres van de plaats van vestiging.

8, 9 en 10.   BTW-nummer, identificatienummer bedrijf en wettelijk registratienummer: De gevraagde nummers invullen.

Het identificatienummer(s) van het bedrijf is/zijn het nummer of de nummers waaronder het bedrijf bij de douaneautoriteit(en) is geregistreerd.

Het wettelijk registratienummer is het nummer waaronder het bedrijf in het bedrijvenregister is ingeschreven.

Indien deze nummers dezelfde zijn, slechts het BTW-nummer invullen.

Indien de aanvrager geen bedrijfsidentificatienummer heeft omdat dit bijvoorbeeld in zijn lidstaat niet voorkomt, het vak open laten.

11.   Soort certificaat dat wordt aangevraagd: Aankruisen wat van toepassing is.

12.   Economische sector: Beschrijf uw activiteiten.

13.   Lidstaten waar douanegerelateerde activiteiten worden uitgeoefend: De tweeletterige ISO-code(s) invullen.

14.   Douanekantoren van grensoverschrijding: Vermeld de douanekantoren die worden gebruikt om regelmatig de grens te overschrijden.

15.   Reeds toegekende vereenvoudigingen en faciliteiten; certificaten als bedoeld in artikel 14 duodecies, lid 4: Indien reeds vereenvoudigingen zijn toegekend, vermeld het soort vereenvoudiging, de betrokken douaneregeling en het nummer van de vergunning. De betrokken douaneregeling wordt vermeld met behulp van de codes die moeten worden gebruikt bij het invullen van vak 1, tweede en derde deelvak, van het enig document.

Indien reeds faciliteiten zijn toegekend, vermeld het nummer van het certificaat.

Indien de aanvrager reeds houder is van een of meer in artikel 14 duodecies, lid 4, bedoelde certificaten, vermeld het soort certificaat en de nummers van het certificaat/de certificaten.

16, 17 en 18.   Kantoren waar documenten worden bewaard/de hoofdboekhouding wordt bijgehouden: Volledig adres van de betrokken kantoren. Indien de kantoren hetzelfde adres hebben, vul dan slechts vak 16 in.

19.   Naam, datum en handtekening van de aanvrager:

Handtekening: de ondertekenaar dient ook zijn hoedanigheid te vermelden. Hij moet altijd degene zijn die de aanvrager in zijn geheel vertegenwoordigt.

Naam: naam en stempel van de aanvrager.

Aantal bijlagen: de aanvrager dient de volgende algemene informatie te verstrekken:

1)Overzicht van de voornaamste eigenaren/aandeelhouders, met opgave van naam en adres en hun belang in de onderneming. Overzicht van de leden van de raad van bestuur. Hebben de eigenaren eerder de douanewetgeving overtreden?2)De medewerker in het bedrijf van de aanvrager die verantwoordelijk is voor douanezaken.3)Beschrijving van de economische activiteiten van de aanvrager.4)Gegevens over de locaties van de verschillende bedrijfsruimten van de aanvrager en korte beschrijving van de activiteiten op elke locatie. Vermeld of de aanvrager en elke locatie in eigen naam en voor eigen rekening binnen de toeleveringsketen handelt, of in eigen naam en voor rekening van een derde, of in naam en voor rekening van een derde.5)Vermeld of de goederen afkomstig zijn van en/of worden geleverd aan bedrijven die banden hebben met de aanvrager.6)Beschrijving van de interne structuur van de aanvrager. Voeg, indien aanwezig, documentatie bij over de hoedanigheden/bevoegdheden van elke afdeling en/of functie.7)Het totaal aantal werknemers en het aantal werknemers per afdeling.8)De naam van de voornaamste medewerkers (directeuren, afdelingschefs, hoofd van de boekhouding, hoofd van de afdeling douanezaken enz.). Vermeld hoe normaal tewerk wordt gegaan wanneer de verantwoordelijke medewerker, al dan niet tijdelijk, afwezig is.9)De naam en de positie van medewerkers met een bijzondere douane-expertise binnen de organisatie van de aanvrager. Evaluatie van het kennisniveau van deze personen wat het gebruik van IT betreft in douane- en handelsprocedures en algemene zakelijke aangelegenheden.10)Geeft de aanvrager toestemming voor de opneming van zijn bedrijf in de lijst van geautoriseerde marktdeelnemers als bedoeld in artikel 14 quinvicies, lid 4.

BIJLAGE II

„BIJLAGE 1 quinquies

Image

Toelichting

Certificaatnummer

Het certificaatnummer begint altijd met de tweeletterige ISO-code van de lidstaat van afgifte, gevolgd door een letter, namelijk:

 

AEOC voor AEO-certificaat — douanevereenvoudigingen (customs simplifications)

 

AEOS voor AEO-certificaat — veiligheid (security and safety)

 

AEOF voor AEO-certificaat — douanevereenvoudigingen en veiligheid (customs simplifications/security and safety).

De hierboven aangegeven letters moeten worden gevolgd door een nationaal vergunningnummer.

1.   Houder van het AEO-certificaat

Dit vak bevat de volledige naam van de houder, zoals vermeld in vak 1 van het aanvraagformulier in bijlage 1 quater, en zijn BTW-nummer zoals vermeld in vak 8 van het aanvraagformulier en, in voorkomend geval, het bedrijfsidentificatienummer zoals vermeld in vak 9 van het aanvraagformulier en het wettelijk registratienummer zoals vermeld in vak 10 van het aanvraagformulier.

2.   Autoriteit van afgifte

Handtekening en de naam en stempel van de douanedienst van de lidstaat.

Al naargelang de structuur van de douanedienst, kan dit de naam van een regionale dienst zijn.

Soort certificaat

Aankruisen wat van toepassing is.

3.   Het certificaat is geldig vanaf:

Vermeld dag, maand en jaar overeenkomstig artikel 14 octodecies, lid 1.”


BIJLAGE III

„BIJLAGE 30 bis

1.   Toelichting bij de tabellen

Aantekening 1:   Algemeen

1.1.

De summiere aangifte die moet worden ingediend wanneer goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, moet voor elke desbetreffende vervoerswijze of omstandigheid de informatie bevatten die in de tabellen 1 tot en met 5 is vermeld.

1.2.

In de tabellen 1 tot en met 6 zijn alle voor de betrokken procedures en aangiften vereiste gegevenselementen opgenomen. Deze tabellen geven een uitgebreid overzicht van de eisen waaraan voor de diverse procedures en aangiften moet worden voldaan.

1.3.

De opschriften van de kolommen behoeven geen nadere uitleg en verwijzen naar de betrokken procedures en aangiften. Voor tijdelijke opslag moeten de gegevens in de kolom „Summiere aangifte bij binnenkomst” van tabel 1 worden gebruikt.

1.4.

Een „X” in een vak van een tabel betekent dat het betrokken gegevenselement voor de in de titel van de kolom omschreven procedure of aangifte op artikelniveau dient te worden verstrekt. Een „Y” in een vak van een tabel betekent dat het betrokken gegevenselement voor de in de titel van de kolom omschreven procedure of aangifte op rubriekniveau dient te worden verstrekt. Een „Z” in een vak van een tabel betekent dat het betrokken gegevenselement voor de in de titel van de kolom omschreven procedure of aangifte op vervoersniveau dient te worden verstrekt. Een combinatie van de letters „X”, „Y” en „Z” betekent dat het betrokken gegevenselement voor de in de titel van de kolom omschreven procedure of aangifte op elk van de aangegeven niveaus kan worden geëist.

1.5.

De in deze bijlage gebruikte formulering summiere aangiften bij binnenkomst en bij uitgang verwijst naar de summiere aangiften als bedoeld in artikel 36 bis, lid 1, respectievelijk artikel 182 bis, lid 1, van het Wetboek.

1.6.

De omschrijvingen en opmerkingen in deel 4 met betrekking tot summiere aangiften bij binnenkomst en bij uitgang en vereenvoudigde procedures zijn van toepassing op de in de tabellen 1 tot en met 6 bedoelde gegevenselementen.

Aantekening 2:   Douaneaangifte gebruikt als summiere aangifte bij binnenkomst

2.1.

Wanneer een douaneaangifte als bedoeld in artikel 62, lid 1, van het Wetboek wordt gebruikt als summiere aangifte overeenkomstig artikel 36 quater, lid 1, van het Wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens bijlage 37 of 37 bis voor de betrokken procedure benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij binnenkomst” van de tabellen 1 tot en met 4 zijn vermeld.

Wanneer een douaneaangifte als bedoeld in artikel 76, lid 1, van het Wetboek wordt gebruikt als summiere aangifte overeenkomstig artikel 36 quater, lid 1, van het Wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens bijlage 6 voor de betrokken procedure benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij binnenkomst” van de tabellen 1 tot en met 4 zijn vermeld.

2.2.

Wanneer artikel 14 ter, lid 3, van toepassing is en een douaneaangifte als bedoeld in artikel 62, lid 1, van het Wetboek wordt gebruikt als summiere aangifte overeenkomstig artikel 36 quater, lid 1, van het Wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens bijlage 37 of 37 bis voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „AEO — Summiere aangifte bij binnenkomst” van tabel 5 zijn vermeld.

Wanneer artikel 14 ter, lid 3, van toepassing is en een douaneaangifte als bedoeld in artikel 76, lid 1, van het Wetboek wordt gebruikt als summiere aangifte overeenkomstig artikel 36 quater, lid 1, van het Wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens bijlage 6 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „AEO — Summiere aangifte bij binnenkomst” van tabel 5 zijn vermeld.

Aantekening 3:   Douaneaangifte ten uitvoer

3.1.

Wanneer een douaneaangifte als bedoeld in artikel 62, lid 1, van het Wetboek is vereist overeenkomstig artikel 182 ter van het Wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens bijlage 37 of 37 bis voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij uitgang” van de tabellen 1 en 2 zijn vermeld.

Wanneer een douaneaangifte als bedoeld in artikel 76, lid 1, van het Wetboek is vereist overeenkomstig artikel 182 ter van het Wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens tabel 6 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „Summiere aangifte bij uitgang” van de tabellen 1 en 2 zijn vermeld.

3.2.

Wanneer artikel 14 ter, lid 3, van toepassing is en een douaneaangifte als bedoeld in artikel 62, lid 1, van het Wetboek is vereist overeenkomstig artikel 182 ter van het Wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens bijlage 37 of 37 bis voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „AEO — Summiere aangifte bij uitgang” van tabel 5 zijn vermeld.

Wanneer artikel 14 ter, lid 3, van toepassing is en een douaneaangifte als bedoeld in artikel 76, lid 1, van het Wetboek is vereist overeenkomstig artikel 182 ter van het Wetboek, moet die aangifte, behalve de volgens tabel 6 voor de betrokken regeling benodigde gegevens, ook de gegevens bevatten die in de kolom „AEO — Summiere aangifte bij uitgang” van tabel 5 zijn vermeld.

Aantekening 4:   Andere bijzondere omstandigheden in verband met summiere aangiften bij uitgang en bij binnenkomst en bepaalde vormen van goederenverkeer — Aantekening bij de tabellen 2 tot en met 4

4.1.

De kolommen „Summiere aangifte bij uitgang — post- en expreszendingen” en „Summiere aangifte bij binnenkomst — post- en expreszendingen” van tabel 2 hebben betrekking op de vereiste gegevens die elektronisch aan de douaneautoriteiten kunnen worden toegezonden met het oog op een risicoanalyse vóór vertrek of aankomst van post- en expreszendingen.

4.2.

In deze bijlage wordt onder postzending verstaan een artikel van niet meer dan 50 kg, verzonden over de post overeenkomstig de bepalingen van het Wereldpostverdrag, wanneer dat artikel wordt vervoerd door of namens personen die rechten en verplichtingen hebben uit hoofde van die bepalingen.

4.3.

In deze bijlage wordt onder expreszending verstaan een artikel dat wordt verzonden in het kader van een geïntegreerde dienst bestaande in ophaling, vervoer, douaneafhandeling en levering op versnelde/tijdgevoelige basis, waarbij dit artikel gedurende de gehele dienst traceerbaar is en onder toezicht blijft.

4.4.

De kolom „Uitgang — proviandering van schepen en luchtvaartuigen” van tabel 2 heeft betrekking op de in summiere aangiften bij uitgang te vermelden gegevens voor de proviandering van schepen en luchtvaartuigen.

4.5.

De tabellen 3 en 4 bevatten de voor summiere aangiften bij binnenkomst te vermelden gegevens in het geval van weg- en spoorvervoer.

4.6.

Tabel 3 voor het wegvervoer is ook van toepassing op multimodaal vervoer, tenzij in deel 4 anders is bepaald.

Aantekening 5:   Vereenvoudigde procedures

5.1.

De aangiften voor vereenvoudigde procedures als bedoeld in de artikelen 254, 260, 266, 268, 275, 280, 282, 285, 285 bis, 288 en 289 bevatten de informatie die in tabel 6 is vermeld.

5.2.

Het beknopte formaat voor de verstrekking van bepaalde gegevenselementen in het kader van een vereenvoudigde procedure houdt geen beperking in van en doet geen afbreuk aan de eisen in de bijlagen 37 en 38, met name die met betrekking tot de informatie die in een aanvullende aangifte moet worden verstrekt.

2.   Te vermelden gegevens bij summiere aangiften bij binnenkomst en uitgang

2.1.   Vervoer door de lucht, over zee, over de binnenwateren en andere dan de in de tabellen 2 tot en met 4 bedoelde vervoerswijzen of omstandigheden — Tabel 1

Benaming

Summiere aangifte bij uitgang

(zie aantekening 3.1)

Summiere aangifte bij binnenkomst

(zie aantekening 2.1)

Aantal artikelen

Y

Y

Uniek referentienummer van de zending

X/Y

X/Y

Vervoersdocumentnummer

X/Y

X/Y

Afzender

X/Y

X/Y

Indiener van de summiere aangifte

Y

Y

Geadresseerde

X/Y

X/Y

Vervoerder

 

Z

Te informeren partij

 

X/Y

Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel

 

Z

Referentienummer vervoer

 

Z

Code eerste plaats van aankomst

 

Z

Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied

 

Z

Code(s) land(en) die deel uitmaken van het vervoerstraject

Y

Y

Douanekantoor van uitgang

Y

 

Plaats van de goederen

Y

 

Plaats van lading

 

X/Y

Code plaats van lossing

 

X/Y

Omschrijving van de goederen

X

X

Soort verpakking (code)

X

X

Aantal colli

X

X

Verzendingsmerken

X/Y

X/Y

Containernummer, indien van toepassing

X/Y

X/Y

Artikelnummer

X

X

Goederencode

X

X

Brutomassa (kg)

X/Y

X/Y

VN-code gevaarlijke goederen

X

X

Verzegelingsnummer

X/Y

X/Y

Code betalingswijze vervoerskosten

X/Y

X/Y

Aangiftedatum

Y

Y

Handtekening/Authenticatie

Y

Y

Indicator andere bijzondere omstandigheid

Y

Y


2.2.   Post- en expreszendingen, proviandering van schepen en luchtvaartuigen — Tabel 2

Benaming

Summiere aangifte bij uitgang — Post- en expreszendingen

(zie aantekeningen 3.1 en 4.1 t/m 4.3)

Summiere aangifte bij uitgang — Proviandering van schepen en luchtvaartuigen

(zie aantekeningen 3.1 en 4.4)

Summiere aangifte bij binnenkomst — Post- en expreszendingen

(zie aantekeningen 2.1 en 4.1 t/m 4.3)

Uniek referentienummer van de zending

 

X/Y

 

Vervoersdocumentnummer

 

X/Y

 

Afzender

X/Y

X/Y

X/Y

Indiener van de summiere aangifte

Y

Y

Y

Geadresseerde

X/Y

X/Y

X/Y

Vervoerder

 

 

Z

Code(s) land(en) die deel uitmaken van het vervoerstraject

Y

 

Y

Douanekantoor van uitgang

Y

Y

 

Plaats van de goederen

Y

Y

 

Plaats van lading

 

 

Y

Code plaats van lossing

 

 

X/Y

Omschrijving van de goederen

X

X

X

Containernummer, indien van toepassing

 

X/Y

 

Artikelnummer

X

X

X

Goederencode

X

X

X

Brutomassa (kg)

X/Y

X/Y

X/Y

VN-code gevaarlijke goederen

X

 

X

Code betalingswijze vervoerskosten

X/Y

X/Y

X/Y

Aangiftedatum

Y

Y

Y

Handtekening/Authenticatie

Y

Y

Y

Indicator andere bijzondere omstandigheid

Y

Y

Y


2.3.   Wegvervoer — Gegevensvereisten voor summiere aangifte bij binnenkomst — Tabel 3

Benaming

Wegvervoer — Summiere aangifte bij binnenkomst

(zie aantekening 2.1)

Aantal artikelen

Y

Uniek referentienummer van de zending

X/Y

Vervoersdocumentnummer

X/Y

Afzender

X/Y

Indiener van de summiere aangifte

Y

Geadresseerde

X/Y

Vervoerder

Z

Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel

Z

Code eerste plaats van aankomst

Z

Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied

Z

Codes landen die deel uitmaken van het vervoerstraject

Y

Plaats van lading

X/Y

Code plaats van lossing

X/Y

Omschrijving van de goederen

X

Code soort verpakking

X

Aantal colli

X

Containernummer, indien van toepassing

X/Y

Artikelnummer

X

Goederencode

X

Brutomassa

X/Y

Code betalingswijze vervoerskosten

X/Y

VN-code gevaarlijke goederen

X

Verzegelingsnummer

X/Y

Aangiftedatum

Y

Handtekening/Authenticatie

Y

Indicator andere bijzondere omstandigheid

Y


2.4.   Spoorvervoer — Gegevensvereisten voor summiere aangifte bij binnenkomst — Tabel 4

Benaming

Spoorvervoer — Summiere aangifte bij binnenkomst

(zie aantekening 2.1)

Aantal artikelen

Y

Uniek referentienummer van de zending

X/Y

Vervoersdocumentnummer

X/Y

Afzender

X/Y

Indiener van de summiere aangifte bij binnenkomst

Y

Geadresseerde

X/Y

Vervoerder

Z

Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel

Z

Referentienummer vervoer

Z

Code eerste plaats van aankomst

Z

Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied

Z

Codes landen die deel uitmaken van het vervoerstraject

Y

Plaats van lading

X/Y

Code plaats van lossing

X/Y

Omschrijving van de goederen

X

Code soort verpakking

X

Aantal colli

X

Containernummer, indien van toepassing

X/Y

Artikelnummer

X

Goederencode

X

Brutomassa

X/Y

Code betalingswijze vervoerskosten

X/Y

VN-code gevaarlijke goederen

X

Verzegelingsnummer

X/Y

Aangiftedatum

Y

Handtekening/Authenticatie

Y

Indicator andere bijzondere omstandigheid

Y


2.5.   Geautoriseerde marktdeelnemers — Beperkte gegevensvereisten voor summiere aangiften bij uitgang en bij binnenkomst — Tabel 5

Benaming

Summiere aangifte bij uitgang

(zie aantekening 3.2)

Summiere aangifte bij binnenkomst

(zie aantekening 2.2)

Uniek referentienummer van de zending

X/Y

X/Y

Vervoersdocumentnummer

X/Y

X/Y

Afzender

X/Y

X/Y

Indiener van de summiere aangifte

Y

Y

Geadresseerde

X/Y

X/Y

Vervoerder

 

Z

Te informeren partij

 

X/Y

Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel

 

Z

Referentienummer vervoer

 

Z

Code eerste plaats van aankomst

 

Z

Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied

 

Z

Code(s) land(en) die deel uitmaken van het vervoerstraject

Y

Y

Douanekantoor van uitgang

Y

 

Plaats van lading

 

X/Y

Omschrijving van de goederen

X

X

Aantal colli

X

X

Containernummer, indien van toepassing

X/Y

X/Y

Goederencode

X

X

Aangiftedatum

Y

Y

Handtekening/Authenticatie

Y

Y

Indicator andere bijzondere omstandigheid

Y

Y

3.   Te vermelden gegevens bij vereenvoudigde procedures — Tabel 6

Benaming

Domiciliëringsprocedure bij uitvoer

(zie aantekening 3.1)

Vereenvoudigde aangifte ten uitvoer

(zie aantekening 3.1)

Onvolledige aangifte ten uitvoer

(zie aantekening 3.1)

Domiciliëringsprocedure bij invoer

(zie aantekening 2.1)

Vereenvoudigde aangifte ten invoer

(zie aantekening 2.1)

Onvolledige aangifte ten invoer

(zie aantekening 2.1)

Aangifte

 

Y

Y

 

Y

Y

Aantal artikelen

 

Y

Y

 

Y

Y

Uniek referentienummer van de zending

X

X

X

X

X

X

Vervoersdocumentnummer

X/Y

X/Y

X/Y

X/Y

X/Y

X/Y

Afzender/exporteur

X/Y

X/Y

X/Y

 

 

 

Geadresseerde

 

 

 

X/Y

X/Y

X/Y

Aangever/vertegenwoordiger

Y

Y

Y

Y

Y

Y

Code aangever/status vertegenwoordiger

Y

Y

Y

Y

Y

Y

Valutacode

 

 

 

X

X

X

Douanekantoor van uitgang

Y

Y

Y

 

 

 

Douanekantoor voor aanvullende aangifte

 

 

Y

 

 

 

Omschrijving van de goederen

X

X

X

X

X

X

Soort verpakking (code)

X

X

X

X

X

X

Aantal colli

X

X

X

X

X

X

Verzendingsmerken

X/Y

X/Y

X/Y

X/Y

X/Y

X/Y

Containernummer, indien van toepassing

 

 

 

X/Y

X/Y

X/Y

Artikelnummer

 

X

X

 

X

X

Goederencode

X

X

X

X

X

X

Brutomassa (kg)

 

 

 

X

X

X

Regeling

X

X

X

X

X

X

Nettomassa (kg)

X

X

X

X

X

X

Artikelbedrag

 

 

 

X

X

X

Referentienummer voor vereenvoudigde procedures

X

 

 

X

 

 

Nummer van de vergunning

X

X

 

X

X

 

Aanvullende informatie

 

 

 

X

X

X

Aangiftedatum

Y

Y

Y

Y

Y

Y

Handtekening/Authenticatie

Y

Y

Y

Y

Y

Y

4.   Toelichtingen bij de gegevenselementen

Aangifte

Gebruik een in bijlage 38 vermelde code voor vak 1, eerste en tweede deelvak, van het ED.

Aantal artikelen (1)

Het totale aantal artikelen dat met de aangifte of de summiere aangifte wordt aangegeven.

(Ref.: vak 5 ED)

Uniek referentienummer van de zending

Een uniek nummer dat aan goederen wordt toegekend bij binnenkomst, invoer, uitgang en uitvoer. Hiervoor moet een WDO-code (ISO 15459) of een equivalent daarvan worden gebruikt.

Summiere aangiften: dit is een alternatief voor het vervoersdocumentnummer wanneer dit niet beschikbaar is.

Vereenvoudigde procedures: de informatie kan worden verstrekt wanneer zij beschikbaar is.

Dit gegeven legt een verband met andere nuttige informatiebronnen.

(Ref.: vak 7 ED)

Vervoersdocumentnummer

Referentie van het vervoersdocument dat het vervoer van goederen naar of uit het douanegebied dekt.

Dit omvat de code voor het soort vervoersdocument overeenkomstig bijlage 38, gevolgd door het identificatienummer van het document in kwestie.

Dit gegeven is een alternatief voor het uniek referentienummer van de zending (UCR) wanneer dit niet beschikbaar is. Het legt een verband met andere nuttige informatiebronnen.

Summiere aangiften bij uitgang voor proviandering van schepen en luchtvaartuigen: nummer van factuur of ladingslijst.

Summiere aangiften bij binnenkomst voor wegvervoer: deze informatie moet worden verstrekt voor zover zij beschikbaar is en kan een verwijzing naar zowel het TIR-carnet als de CMR-vrachtbrief omvatten.

(Ref.: vak 44 ED)

Afzender (2)

Persoon die de goederen verzendt zoals in de vervoersovereenkomst is bepaald door de persoon die het vervoer bestelt.

Summiere aangiften bij uitgang: dit gegeven moet worden verstrekt wanneer de summiere aangifte door een andere persoon wordt ingediend.

Afzender/exporteur (2)

Persoon die de aangifte ten uitvoer indient of namens wie deze aangifte wordt ingediend en die eigenaar van de goederen is of die een soortgelijk recht heeft over de goederen te beschikken op het tijdstip dat de aangifte wordt aanvaard.

(Ref.: vak 2 ED)

Indiener van de summiere aangifte (3)

Summiere aangiften bij binnenkomst: een van de in artikel 36 ter, leden 3 en 4, van het Wetboek bedoelde personen.

Summiere aangiften bij uitgang: persoon als omschreven in artikel 182 quinquies, lid 3, van het Wetboek. Deze informatie behoeft niet te worden verstrekt wanneer overeenkomstig artikel 182 bis, lid 1, van het Wetboek de goederen zijn gedekt door een douaneaangifte.

Opmerking: Deze informatie is noodzakelijk voor de identificatie van de persoon die de aangifte moet indienen.

Geadresseerde (3)

Persoon aan wie de goederen worden verzonden.

Summiere aangiften bij binnenkomst: dit gegeven moet worden verstrekt wanneer de summiere aangifte door een andere persoon wordt ingediend. Wanneer de goederen worden vervoerd onder dekking van een verhandelbaar cognossement „aan order blanco geëndosseerd”, is de geadresseerde onbekend en worden zijn gegevens vervangen door de volgende code 10600.

Summiere aangiften bij uitgang: in gevallen als bedoeld in artikel 789 moet deze informatie worden verstrekt wanneer zij beschikbaar is.

(Ref.: vak 8 ED)

Aangever/vertegenwoordiger (3)

In te vullen indien verschillend van de afzender/exporteur bij uitvoer/de geadresseerde bij invoer.

(Ref.: vak 14 ED)

Code aangever/status vertegenwoordiger

Code waarmee de aangever of de status van de vertegenwoordiger wordt opgegeven. Gebruik een in bijlage 38 voor vak 14 ED vermelde code.

Vervoerder (3)

Persoon die de goederen vervoert bij binnenkomst in het douanegebied. Dit gegeven moet worden verstrekt wanneer de summiere aangifte door een andere persoon wordt ingediend. Dit gegeven behoeft niet te worden verstrekt wanneer het automatisch kan worden afgeleid uit andere gegevens.

Te informeren partij (3)

Persoon aan wie bij binnenkomst mededeling moet worden gedaan van de aankomst van de goederen. Deze informatie moet indien van toepassing worden verstrekt. Wanneer de goederen worden vervoerd onder dekking van een verhandelbaar cognossement „aan order blanco geëndosseerd”, in welk geval de geadresseerde niet is vermeld en code 10600 wordt ingevoerd, moet altijd de te informeren partij worden opgegeven.

Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel

Identiteit en nationaliteit van het actieve vervoermiddel dat de grens van het EU-douanegebied overschrijdt. Voor de identiteit dienen de in bijlage 37 voor vak 18 ED vastgestelde wijzen van identificatie te worden gebruikt. Voor de nationaliteit dienen de in bijlage 38 voor vak 21 ED bedoelde codes te worden gebruikt.

Spoorvervoer: vermeld het wagonnummer.

Referentienummer vervoer (4)

Identificatie van het door het vervoermiddel afgelegde traject, bijvoorbeeld reisnummer, vluchtnummer, ritnummer, indien van toepassing.

Spoorvervoer: vermeld het treinnummer. Dit gegevenselement moet worden verstrekt in geval van multimodaal vervoer, indien van toepassing.

Code eerste plaats van aankomst

Identificatie van de eerste plaats van aankomst in het douanegebied. Dit is een haven bij zeevervoer, een luchthaven bij luchtvervoer en een grenskantoor bij vervoer over land.

De code dient als volgt te worden opgebouwd: UN/LOCODE (an..5) + nationale code (an..6).

Weg- en spoorvervoer: de code moet worden opgebouwd zoals vastgesteld voor douanekantoren in bijlage 38.

Datum en tijdstip van aankomst op de eerste plaats van aankomst in het douanegebied

Opgave van datum en tijdstip respectievelijk geplande datum en tijdstip van aankomst van het vervoermiddel op de eerste luchthaven (luchtvervoer), aan het eerste grenskantoor (landvervoer) of in de eerste haven (zeevervoer), in code (n12) (CCYYMMDDHHMM). Vermeld de plaatselijke tijd op de eerste plaats van aankomst.

Code(s) land(en) die deel uitmaken van het vervoerstraject

Identificatie van de landen die op het vervoerstraject liggen tussen het land van vertrek en het land van eindbestemming, in chronologische volgorde (zowel land van vertrek als van eindbestemming inbegrepen). Gebruik een in bijlage 38 voor vak 2 ED bedoelde code. Deze informatie moet worden verstrekt voor zover zij bekend is.

Summiere aangiften bij uitgang voor post- en expreszendingen: vermeld alleen het land van de eindbestemming van de goederen.

Summiere aangiften bij binnenkomst voor post- en expreszendingen: vermeld alleen het land van vertrek van de goederen.

Valutacode

Gebruik een in bijlage 38 voor vak 22 ED bedoelde code voor de valuta waarin de handelsfactuur is opgesteld.

Dit gegeven wordt gebruikt in combinatie met het „Artikelbedrag” indien dit nodig is voor de berekening van invoerrechten.

Bij vereenvoudigde aangiften en domiciliëringsprocedures bij invoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen eerst in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt. (Ref.: vakken 22 en 44 ED)

Douanekantoor van uitgang

Gebruik een in bijlage 38 voor vak 29 ED bedoelde code voor het douanekantoor van uitgang overeenkomstig artikel 793, lid 2.

Summiere aangiften bij uitgang voor post- en expreszendingen: dit gegeven behoeft niet te worden verstrekt wanneer het automatisch kan worden afgeleid uit andere vermelde gegevens.

Douanekantoor voor aanvullende aangifte

Onvolledige aangiften ten uitvoer: dit gegeven mag alleen worden gebruikt in gevallen als bedoeld in artikel 281, lid 3.

Plaats van de goederen (4)

Een nauwkeurige vermelding van de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht.

(Ref.: vak 30 ED)

Plaats van lading (5)

Naam van een zeehaven, luchthaven, vrachtterminal, treinstation of andere plaats waar goederen in het vervoermiddel worden geladen waarmee zij zullen worden vervoerd, inclusief het land waar deze plaats is gelegen.

Summiere aangiften bij binnenkomst voor post- en expreszendingen: dit gegeven behoeft niet te worden verstrekt wanneer het automatisch kan worden afgeleid uit andere vermelde gegevens.

Weg- en spoorvervoer: dit kan de plaats zijn waar goederen overeenkomstig de vervoersovereenkomst zijn overgedragen of het douanekantoor van vertrek van het TIR-vervoer.

Code plaats van lossing (5)

Naam van de zeehaven, luchthaven, vrachtterminal, het treinstation of enige andere plaats waar de goederen uit het vervoermiddel worden gelost waarmee zij zijn vervoerd, inclusief het land waar deze plaats is gelegen.

Weg- en spoorvervoer: indien de code niet beschikbaar is, een zo nauwkeurig mogelijke vermelding van de plaatsnaam.

Opmerking: Dit gegeven is nuttig voor het beheer van de regeling.

Omschrijving van de goederen

Summiere aangiften: een duidelijke en voldoende nauwkeurige omschrijving van de goederen om identificatie door de douane mogelijk te maken. Algemene formuleringen (bv. „groepage”, „algemene vracht” of „onderdelen”) zijn niet acceptabel. De Commissie zal een lijst van dergelijke algemene formuleringen publiceren. Wanneer de goederencode wordt opgegeven, behoeft deze informatie niet te worden verstrekt.

Vereenvoudigde procedures: omschrijving voor tariefdoeleinden.

(Ref.: vak 31 ED)

Soort verpakking (code)

Gebruik een in bijlage 38 voor vak 31 ED vermelde verpakkingscode (Aanbeveling UN/ECE nr. 21, bijlage VI).

Aantal colli

Aantal artikelen die zodanig zijn verpakt dat zij niet van elkaar kunnen worden gescheiden zonder de verpakking open te maken, of aantal stuks, indien onverpakt. Deze informatie behoeft niet te worden verstrekt wanneer de goederen los gestort zijn.

(Ref.: vak 31 ED)

Verzendingsmerken

Vrije omschrijving van de merken en nummers op vervoerseenheden of verpakkingen.

Deze informatie moet alleen voor verpakte goederen worden verstrekt. Voor goederen die in een container zijn geladen, kan het containernummer de verzendingsmerken vervangen, ofschoon deze mogen worden vermeld als zij beschikbaar zijn. De verzendingsmerken mogen door een UCR of de verwijzingen in het vervoersdocument worden vervangen wanneer alle colli in de zending gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd.

Opmerking: Dit gegeven is nuttig voor de identificatie van zendingen.

(Ref.: vak 31 ED)

Containernummer, indien van toepassing

Merken (letters en/of cijfers) ter identificatie van de container.

(Ref.: vak 31 ED)

Artikelnummer (6)

Volgnummer van het artikel in het totale aantal artikelen dat in de aangifte of de summiere aangifte is vermeld.

Uitsluitend te gebruiken wanneer er meer dan één artikel is.

Opmerking: Dit gegeven, dat door een computersysteem automatisch wordt gegenereerd, is nuttig voor de identificatie van het betrokken artikel in de aangifte.

(Ref.: vak 32 ED)

Goederencode

Numerieke code die overeenstemt met het betrokken artikel.

Summiere aangiften bij binnenkomst: eerste 4 cijfers van de GN-code. Deze informatie behoeft niet te worden verstrekt wanneer de goederen worden omschreven.

Vereenvoudigde procedures bij invoer: 10-cijferige Taric-code. Deze informatie mag in voorkomend geval met aanvullende Taric-codes worden aangevuld. Bij vereenvoudigde aangiften en domiciliëringsprocedures bij invoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen eerst in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.

Summiere aangiften bij uitgang: eerste 4 cijfers van de GN-code. Deze informatie behoeft niet te worden verstrekt wanneer de goederen worden omschreven.

Summiere aangiften bij uitgang voor proviandering van schepen en luchtvaartuigen: de Commissie zal een specifieke vereenvoudigde goederennomenclatuur publiceren.

Vereenvoudigde procedures bij uitvoer: 8-cijferige GN-code. Deze informatie mag in voorkomend geval met aanvullende Taric-codes worden aangevuld. Bij vereenvoudigde aangiften en domiciliëringsprocedures bij uitvoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen eerst in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.

(Ref.: vak 33 ED)

Brutomassa (kg)

Gewicht (massa) van de in de aangifte vermelde goederen, inclusief verpakking maar exclusief transportmaterieel.

Indien mogelijk mag dit gewicht op artikelniveau in de aangifte worden opgegeven.

Vereenvoudigde procedures bij invoer: deze informatie moet uitsluitend worden verstrekt als zij voor de berekening van invoerrechten vereist is.

Bij vereenvoudigde aangiften en domiciliëringsprocedures bij invoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen eerst in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.

(Ref.: vak 35 ED)

Regeling

Gebruik een in bijlage 38 voor vak 37 ED, eerste en tweede deelvak, vermelde code voor de regeling.

Bij vereenvoudigde aangiften en domiciliëringsprocedures bij invoer en uitvoer kunnen de lidstaten afzien van de eis dat een in bijlage 38 voor vak 37 ED, tweede deelvak, vastgestelde code wordt vermeld, wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen eerst in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.

Nettomassa (kg)

Gewicht (massa) van de goederen zelf zonder verpakking.

Bij vereenvoudigde aangiften en domiciliëringsprocedures bij invoer en uitvoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen eerst in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.

(Ref.: vak 38 ED)

Artikelbedrag

Prijs van de goederen voor het betrokken artikel van de aangifte. Dit gegeven wordt gebruikt in combinatie met de „Valutacode” indien dit nodig is voor de berekening van invoerrechten.

Bij vereenvoudigde aangiften en domiciliëringsprocedures bij invoer kunnen de lidstaten van deze eis afzien wanneer dit gegeven volgens de voorwaarden van de betrokken vergunningen eerst in de aanvullende aangifte behoeft te worden verstrekt.

(Ref.: vak 42 ED)

Referentienummer voor vereenvoudigde procedures

Dit is het referentienummer van inschrijving in de administratie voor de in de artikelen 266 en 285 bis beschreven procedures. De lidstaten kunnen van deze eis afzien wanneer een ander toereikend goederentraceersysteem bestaat.

Aanvullende informatie

Vermeld code 10100 wanneer artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1147/2002 (7) van toepassing is (met een luchtwaardigheidscertificaat ingevoerde goederen).

(Ref.: vak 44 ED)

Nummer van de vergunning

Nummer van de vergunning voor vereenvoudigde procedures. De lidstaten kunnen van deze eis afzien wanneer deze informatie door hun computersystemen kan worden afgeleid uit andere elementen van de aangifte, zoals de identificatie van demarktdeelnemer.

VN-code gevaarlijke goederen

De United Nations Dangerous Goods Identifier (UNDG) is het unieke volgnummer (n4) dat door de Verenigde Naties is toegekend aan stoffen en voorwerpen die zijn opgenomen in de lijst van de meest vervoerde gevaarlijke goederen.

Dit gegeven dient uitsluitend in voorkomend geval te worden vermeld.

Verzegelingsnummer (8)

De identificatienummers van de verzegelingen die eventueel aan het transportmaterieel zijn aangebracht.

Code betalingswijze vervoerskosten

Er moet gebruik worden gemaakt van de volgende codes:

A

Contante betaling in geld

B

Betaling met creditkaart

C

Betaling met cheque

D

Andere (bijvoorbeeld automatische afschrijving kasrekening)

H

Elektronische betaling

Y

Rekeninghouder bij vervoerder

Z

Niet vooraf betaald

Deze informatie moet worden verstrekt wanneer zij beschikbaar is.

Aangiftedatum (9)

Datum waarop de betrokken aangifte opgesteld en in voorkomend geval ondertekend of anderszins gewaarmerkt is.

Bij domiciliëringsprocedures overeenkomstig de artikelen 266 en 285 bis is dit de datum van inschrijving in de administratie.

(Ref.: vak 54 ED)

Handtekening/Authenticatie (9)

(Ref.: vak 54 ED)

Indicator andere bijzondere omstandigheid

Gecodeerd gegeven dat verwijst naar de bijzondere omstandigheid waarop een beroep wordt gedaan.

A

Post- en expreszendingen

B

Proviandering van schepen en luchtvaartuigen

C

Wegvervoer

D

Spoorvervoer

E

Authorized economic operator (AEO)

Dit gegeven dient uitsluitend te worden verstrekt wanneer de indiener van de summiere aangifte een beroep wil doen op een andere bijzondere omstandigheid dan die welke in tabel 1 zijn vermeld.

Dit gegeven behoeft niet te worden verstrekt wanneer het automatisch kan worden afgeleid uit andere vermelde gegevens.


(1)  Wordt door een computersysteem automatisch gegenereerd.

(2)  Met code, indien deze beschikbaar is.

(3)  Met code, indien deze beschikbaar is.

(4)  Informatie in voorkomend geval te verstrekken.

(5)  Met code, indien deze beschikbaar is.

(6)  Wordt door een computersysteem automatisch gegenereerd.

(7)  PB L 170 van 29.6.2002, blz. 8.

(8)  Informatie in voorkomend geval te verstrekken.

(9)  Wordt door een computersysteem automatisch gegenereerd.”


BIJLAGE IV

„BIJLAGE 45 quater

UITVOERGELEIDEDOCUMENT

Hoofdstuk I

Model van het uitvoergeleidedocument

Image

Hoofdstuk II

Toelichting en nadere gegevens betreffende het uitvoergeleidedocument

De afgedrukte versie van het uitvoergeleidedocument wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de uitvoeraangifte, eventueel gewijzigd door de aangever/vertegenwoordiger en/of geverifieerd door het kantoor van uitvoer, en aangevuld met:

1.   Identificatienummer voor verzending

Dit gegeven is een alfanumerieke code van 18 tekens volgens het volgende voorbeeld:

 

Inhoud

Veldtype

Voorbeeld

1

Laatste twee cijfers van het jaar van formele aanvaarding van de uitvoeraangifte (YY)

Numeriek 2

06

2

Code van het land van uitvoer (alpha 2-code zoals in bijlage 38 vastgesteld voor vak 2 van het enig document)

Alfabetisch 2

PL

3

Unieke code voor de uitvoerverrichting per jaar en land

Alfanumeriek 13

9876AB8890123

4

Controlecijfer

Alfanumeriek 1

5

Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.

Veld 3: code voor de verrichting in het kader van het uitvoercontrolesysteem. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elke uitvoer die gedurende één jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het identificatienummer voor verzending willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te voegen.

Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele identificatienummer voor verzending is. Aan de hand van dit veld kunnen fouten bij het registreren van het gehele identificatienummer voor verzending worden opgespoord.

Het identificatienummer voor verzending wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt.

2.   Douanekantoor

Identificatienummer van het kantoor van uitvoer.

Het uitvoergeleidedocument mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht, tenzij deze verordening anders bepaalt.”


BIJLAGE V

„BIJLAGE 45 quinquies

LIJST VAN UIT TE VOEREN ARTIKELEN

Hoofdstuk I

Model van de lijst van uit te voeren artikelen

Image

Hoofdstuk II

Toelichting en in te vullen gegevens voor de lijst van artikelen

Wanneer een uitvoerzending uit meer dan één artikel bestaat, moet de lijst van artikelen altijd door het computersysteem worden afgedrukt en aan het uitvoergeleidedocument worden gehecht.

De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast.

De gegevens dienen als volgt te worden afgedrukt:

1)

Identificatienummer voor verzending als omschreven in bijlage 45 quater.

2)

De vakken voor de gegevens betreffende de artikelen moeten als volgt worden afgedrukt:

a)

artikelnummer: volgnummer van het betrokken artikel;

b)

de overige vakken worden ingevuld overeenkomstig de aanwijzingen in bijlage 37, waar nodig gecodeerd.”


  翻译: