31.10.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 285/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1279/2007 VAN DE RAAD
van 30 oktober 2007
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels van oorsprong uit de Russische Federatie en tot intrekking van de antidumpingmaatregelen met betrekking tot bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels van oorsprong uit Thailand en Turkije
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, leden 2 en 3,
Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Geldende maatregelen
(1) |
Op 2 februari 2001 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 230/2001 (2) („de voorlopige verordening”) voorlopige antidumpingmaatregelen ingesteld met betrekking tot bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels („staalkabel”) van oorsprong uit Tsjechië, Rusland, Thailand en Turkije (de laatste drie landen worden hierna „de betrokken landen” genoemd). Op 2 augustus 2001 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1601/2001 (3) („de oorspronkelijke verordening”) definitieve antidumpingmaatregelen met betrekking tot de invoer van staalkabel ingesteld. De maatregelen die waren ingesteld met betrekking tot staalkabel van oorsprong uit Tsjechië, zijn met de uitbreiding van de Europese Unie op 1 mei 2004 komen te vervallen. |
(2) |
Op 26 juli 2001 heeft de Commissie bij Besluit 2001/602/EG (4) de verbintenissen aanvaard die door één Russische en één Thaise exporteur in verband met de in overweging 1 bedoelde antidumpingmaatregelen waren aangeboden. |
(3) |
Op 8 november 2005 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1858/2005 (5) definitieve antidumpingmaatregelen ingesteld met betrekking tot bepaalde soorten staalkabel van oorsprong uit de Volksrepubliek China, India, Zuid-Afrika en Oekraïne („de parallelle procedure”). |
2. Verzoeken om nieuwe onderzoeken
a) Gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoeken van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van producenten/exporteurs in Rusland
(4) |
In 2004 ontving de Commissie twee verzoeken om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening („tussentijdse nieuwe onderzoeken”). De verzoeken betroffen alleen dumping en waren ingediend door respectievelijk de Open Joint Stock Company Cherepovetsky Staleprokatny Zavod („ChSPZ”) en de Joint Stock Company Beloretsk Iron & Steel Works („BMK”), beide producenten/exporteurs van staalkabel in Rusland. |
(5) |
Zoals blijkt uit een bericht dat in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt (6), heeft ChSPZ haar naam gewijzigd in Closed Joint Stock Company Severstal-Metiz („SSM”) als gevolg van een fusie met Open Joint Stock Company Orlovsky Staleprokatny Zavod („SPAZ”) en Closed Joint Stock Company Severstal-Metiz. Deze naamswijziging is op 1 januari 2006 ingegaan. |
(6) |
Volgens de indieners van de verzoeken waren de omstandigheden op basis waarvan de maatregelen waren vastgesteld, gewijzigd en waren deze wijzigingen van blijvende aard. Ook beweerden beide producenten/exporteurs dat de bestaande niveaus van de antidumpingmaatregelen niet langer noodzakelijk waren om de gevolgen van de dumping te neutraliseren. |
(7) |
Toen de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was, heeft zij de twee tussentijdse nieuwe onderzoeken op 10 augustus 2004 geopend (7). |
b) Gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van één producent/exporteur in Turkije
(8) |
Na de publicatie van een bericht van het naderende vervallen van de maatregelen (8) heeft de Commissie op 28 april 2006 een verzoek ontvangen om een tussentijds nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 3, van de basisverordening (samen met een verzoek om een nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 2, van de basisverordening („nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”, waarvan sprake is in de overwegingen 12 tot en met 15). |
(9) |
Het verzoek was ingediend door het Liaison Committee of EU Wire Rope Industries („EWRIS” of „de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen een groot deel — in dit geval meer dan 50 % — van de totale communautaire staalkabelproductie vertegenwoordigen. |
(10) |
Dit verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek betrof alleen het niveau van de dumping door een enkele producent/exporteur in Turkije (met momenteel een nulrecht). Volgens de indiener van het verzoek is het niveau van de maatregelen niet langer voldoende om de schade veroorzakende dumping te neutraliseren. |
(11) |
Toen de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was, heeft zij het tussentijdse nieuwe onderzoek op 3 augustus 2006 geopend (9). |
c) Nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van Rusland, Thailand en Turkije
(12) |
Na de publicatie van een bericht van het naderende vervallen van de maatregelen heeft de Commissie op 28 april 2006 een verzoek ontvangen om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (samen met een verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek, waarvan sprake is in de overwegingen 8 tot en met 10). |
(13) |
Het verzoek was ingediend door het Liaison Committee of EU Wire Rope Industries („EWRIS” of „de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen een groot deel — in dit geval meer dan 50 % — van de totale communautaire staalkabelproductie vertegenwoordigen. |
(14) |
De reden voor dit verzoek om een nieuw onderzoek voor alle landen die thans onder de oorspronkelijke verordening vallen, was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van de dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(15) |
Toen de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was, heeft zij het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op 3 augustus 2006 geopend. |
d) Gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van één producent/exporteur in Thailand
(16) |
De Commissie heeft een verzoek ontvangen om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening. Het verzoek betrof alleen dumping en was ingediend door Usha Siam Steel Industries Public Company Ltd, een producent/exporteur van staalkabel in Thailand. |
(17) |
Volgens de indiener van het verzoek waren de omstandigheden op basis waarvan maatregelen waren vastgesteld, gewijzigd en waren deze wijzigingen van blijvende aard. Ook beweerde de producent/exporteur dat het bestaande niveau van de antidumpingmaatregelen niet langer noodzakelijk was om de gevolgen van de dumping te neutraliseren. |
(18) |
Toen de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was, heeft zij het tussentijdse nieuwe onderzoek op 22 maart 2007 geopend (10). |
3. Bij het onderzoek betrokken partijen
(19) |
De Commissie heeft de producenten/exporteurs, de vertegenwoordigers van de landen van uitvoer, de importeurs, de communautaire producenten, de gebruikers en de indiener van het verzoek officieel van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en van de gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoeken in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden binnen de in het bericht van opening vermelde termijn een verzoek indienen om te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord. |
3.1. Steekproef van communautaire producenten
(20) |
Gezien het kennelijk grote aantal communautaire producenten werd overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening besloten na te gaan of voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen gebruik moest worden gemaakt van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd de communautaire producenten overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening verzocht zich binnen twee weken na de opening van de desbetreffende onderzoeken bij haar te melden en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken. |
(21) |
Na onderzoek van de door 17 communautaire producenten verstrekte gegevens werd besloten vijf ondernemingen met name vanwege de omvang van hun productie en verkoop in het onderzoektijdvak, voor een steekproef te selecteren. De steekproef bestaat uit de volgende ondernemingen:
|
3.2. Steekproef van communautaire producenten
(22) |
Gezien het kennelijk grote aantal communautaire importeurs (in het verzoek werden er 32 genoemd) werd overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening besloten na te gaan of voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen gebruik moest worden gemaakt van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd de communautaire importeurs overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening verzocht zich binnen twee weken na de opening van de desbetreffende onderzoeken bij haar te melden en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken. |
(23) |
Omdat slechts één importeur zich had gemeld door de vragenlijst voor de steekproef in te vullen, werd echter besloten dat er in dit geval geen reden was voor een steekproef. |
4. Vragenlijsten en verificatie
(24) |
Alle bekende producenten/exporteurs in de betrokken landen, de enige in overweging 23 bedoelde importeur, de communautaire producenten in de steekproef en de gebruikers kregen derhalve een vragenlijst toegezonden. |
(25) |
Ingevulde vragenlijsten werden ontvangen van:
|
(26) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor haar onderzoek nodig achtte, verzameld en gecontroleerd en heeft een controlebezoek gebracht aan de volgende ondernemingen:
|
5. Nieuwe onderzoektijdvakken
(27) |
Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting en/of herhaling van de dumping en schade voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen had betrekking op de periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juni 2006 („het nieuwe onderzoektijdvak in verband met het vervallen van de maatregelen” of „NOTVM”). Het onderzoek naar trends die relevant zijn om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de schade te beoordelen, had betrekking op de periode van 1 januari 2003 tot het eind van het NOTVM („de beoordelingsperiode”). |
(28) |
Het onderzoektijdvak voor het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, met betrekking tot de invoer van twee producenten/exporteurs in Rusland betrof de periode van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004 („het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Rusland”). |
(29) |
Het onderzoektijdvak voor het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, met betrekking tot de invoer van de producent/exporteur in Turkije („het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Turkije”) is hetzelfde als het NOTVM. |
(30) |
Het onderzoektijdvak voor het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, met betrekking tot de invoer van de producent/exporteur in Thailand betrof de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 („het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Thailand”). |
6. Mededeling van feiten en overwegingen en gelegenheid om opmerkingen te maken
(31) |
Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan het voornemen bestond om een aanbeveling te doen tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren en stalen kabels van oorsprong uit Rusland en tot beëindiging van het onderzoek betreffende de antidumpingmaatregelen met betrekking tot bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels van oorsprong uit Thailand en Turkije. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Hun opmerkingen werden onderzocht en eventueel in aanmerking genomen. |
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(32) |
Het product waarop dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrekking heeft, is hetzelfde als het product dat in de oorspronkelijke verordening is gedefinieerd, namelijk ijzeren of stalen kabels (gesloten kabels daaronder begrepen), met uitzondering van roestvrij stalen kabels, met een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, al dan niet voorzien van hulpstukken (fittings), van oorsprong uit de betrokken landen („het betrokken product”). Staalkabel wordt thans ingedeeld onder de GN-codes ex 7312 10 81, ex 7312 10 83, ex 7312 10 85, ex 7312 10 89 en ex 7312 10 98. |
(33) |
Eén belanghebbende argumenteerde dat het betrokken product moest worden verdeeld in twee groepen, namelijk a) staalkabel voor algemene doeleinden en b) staalkabel voor hoge prestaties. Hij voerde ook aan dat staalkabel van de tweede groep, die blijkbaar niet in de landen van uitvoer wordt geproduceerd, van de procedure moest worden uitgesloten, omdat dat type staalkabel volgens sommige importeurs verschilt van de staalkabel van de eerste groep en er geen concurrentie is tussen beide groepen. |
(34) |
In de eerste plaats heeft belanghebbende geen enkel element verstrekt waaruit zou blijken dat het uit de betrokken landen ingevoerde product en het door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde product niet van dezelfde soort zijn of dat de staalkabels in kwestie niet met elkaar concurreren of niet onderling verwisselbaar zijn. Het argument werd daarom afgewezen. |
(35) |
Ten tweede heeft belanghebbende niet kunnen aantonen dat de definitie en de beschrijving van het betrokken product in de overwegingen 10 tot en met 13 van de voorlopige verordening fout waren. |
(36) |
De definitie van het betrokken product in de oorspronkelijke verordening wordt derhalve bevestigd. |
2. Soortgelijk product
(37) |
In de overwegingen 14 tot en met 19 van de oorspronkelijke verordening werd geconcludeerd dat het betrokken product, de door communautaire producenten geproduceerde en verkochte staalkabel en de door de betrokken landen op hun binnenlandse markt verkochte en naar de Gemeenschap uitgevoerde staalkabel dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen bezitten. Deze producten werden derhalve beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
(38) |
Eén belanghebbende beweerde dat de ingevoerde staalkabel in aanzienlijke mate verschilt van de staalkabel die in de Gemeenschap wordt vervaardigd en verkocht en dat beide producten niet met elkaar kunnen worden vergeleken in het kader van het lopende onderzoek. Volgens hem was er geen directe concurrentie tussen de in de Gemeenschap ingevoerde producten en de in de Gemeenschap vervaardigde staalkabel. |
(39) |
Dezelfde argumenten waren aangevoerd tijdens het onderzoek dat tot de conclusies in overweging 15 van de voorlopige verordening heeft geleid. Aangezien belanghebbende geen nieuwe elementen heeft verstrekt waaruit zou blijken dat het uit de betrokken landen ingevoerde product en het in de Gemeenschap vervaardigde en verkochte product niet van dezelfde soort zijn, moest het argument worden verworpen. |
(40) |
De conclusies in de overwegingen 14 tot en met 19 van de oorspronkelijke verordening met betrekking tot het soortgelijke product kunnen derhalve worden bevestigd. |
C. DUMPING EN WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING EN/OF HERHALING VAN DE DUMPING
1. Invoer met dumping tijdens de nieuwe onderzoektijdvakken — Algemene uitgangspunten
(41) |
Ter wille van de samenhang werd eerst onderzocht of er nog sprake was van dumping en of het al dan niet waarschijnlijk was dat het vervallen van de maatregelen tot voortzetting van de dumping zou leiden. Vervolgens werden overeenkomstig de basisverordening de mogelijke gevolgen van de tussentijdse nieuwe onderzoeken voor de bevindingen van de oorspronkelijke verordening land per land onderzocht. |
(42) |
De algemene methode, die hierna wordt uiteengezet, werd op alle producenten/exporteurs in de betrokken landen toegepast en is dezelfde als die bij het oorspronkelijke onderzoek. De presentatie van de bevindingen inzake dumping voor elk van de betrokken landen van uitvoer is derhalve beperkt tot wat specifiek is voor elk van deze landen. |
(43) |
Voor het vaststellen van de normale waarde werd eerst voor elke producent/exporteur bepaald of zijn totale binnenlandse verkoop van het betrokken product representatief was in vergelijking met zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de binnenlandse verkoop representatief geacht wanneer de totale binnenlandse verkoop van elke producent/exporteur ten minste 5 % bedroeg van zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap. |
(44) |
Vervolgens werd onderzocht welke typen van het betrokken product die door de producenten/exporteurs met een over het algemeen representatieve verkoop waren verkocht op de binnenlandse markt, identiek of direct vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde typen. |
(45) |
Voor elk op de binnenlandse markt verkocht type dat rechtstreeks vergelijkbaar was met de typen staalkabel die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd, werd nagegaan of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaald type staalkabel werd voldoende representatief geacht, wanneer de totale binnenlandse verkoop ervan in het NOTVM of het desbetreffende tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak 5 % of meer bedroeg van de totale uitvoer van het vergelijkbare type staalkabel naar de Gemeenschap. |
(46) |
Ook werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van elk type staalkabel kon worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd voor elke producent/exporteur in de betrokken landen vastgesteld wat in het onderzoektijdvak het aandeel van de winstgevende verkoop van elk uitgevoerd type van het betrokken product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt was geweest.
|
(47) |
Waar nodig werden de normale waarden overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekend aan de hand van de productiekosten van het producttype, vermeerderd met een bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en winst. Voor de VAA-kosten werden de VAA-kosten van de producent/exporteur voor het soortgelijke product in aanmerking genomen; voor de winst werd de gemiddelde winst van de producent/exporteur bij de verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in aanmerking genomen. |
(48) |
In alle gevallen waarin het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap was uitgevoerd, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs. |
(49) |
Wanneer de verkoop via een verbonden importeur of handelaar had plaatsgevonden, werd de uitvoerprijs berekend aan de hand van de wederverkoopprijzen van die verbonden importeur aan onafhankelijke afnemers. Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening werden correcties toegepast voor alle kosten tussen de invoer en de wederverkoop, inclusief de VAA-kosten en een redelijke winstmarge. De winstmarge werd vastgesteld aan de hand van de gegevens die door niet-verbonden medewerkende handelaren/importeurs op de communautaire markt waren verstrekt. |
(50) |
De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening de nodige correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden. Correcties werden toegestaan in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken en met bewijsmateriaal waren gestaafd. |
(51) |
Er werden correcties toegepast voor kosten van vervoer over land en over zee, verzekeringskosten, kosten van verlading en verpakking, kredietkosten en invoerrechten, die alle van de wederverkoopprijs werden afgetrokken om tot een prijs af fabriek te komen. |
(52) |
Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd voor elke medewerkende producent/exporteur een dumpingmarge berekend door de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs te vergelijken. |
(53) |
Voor landen met een hoog niveau van medewerking (meer dan 80 % van de totale invoer in de Gemeenschap in het NOTVM of in het desbetreffende nieuwe onderzoektijdvak) werd, wanneer er geen reden was om aan te nemen dat er producenten/exporteurs waren die geen medewerking verleenden, de residuele dumpingmarge vastgesteld op het niveau van de medewerkende producent/exporteur met de hoogste dumpingmarge teneinde de doeltreffendheid van de maatregelen te waarborgen. |
(54) |
Voor landen met een laag niveau van medewerking (minder dan 80 % van de totale invoer in de Gemeenschap in het NOTVM of in het desbetreffende nieuwe onderzoektijdvak) werd de residuele dumpingmarge vastgesteld overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, d.w.z. op basis van de beschikbare gegevens. |
2. Invoer met dumping in de nieuwe onderzoektijdvakken — Bevindingen per land
2.1. Rusland
(55) |
Van twee producenten/exporteurs is bekend dat zij in Rusland staalkabel produceren: Severstal-Metiz, Cherepovets („SSM”) en BMK, Beloretsk („BMK”). In het NOTVM namen zij de totale productie voor hun rekening en vertegenwoordigden zij 1,5 % van de invoer in de Gemeenschap. Beide producenten werkten mee aan het tussentijdse nieuwe onderzoek, maar slechts een van hen verleende zijn medewerking aan het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. De andere producent gaf te kennen dat hij niet aan het laatste onderzoek wenste deel te nemen. Hij argumenteerde dat, nog afgezien van het feit dat de onderneming in het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Rusland slechts kleine hoeveelheden naar de EU had uitgevoerd, de situatie van de onderneming sinds het tussentijdse nieuwe onderzoek dat in augustus 2004 was geopend (zie de overwegingen 4 tot en met 7), niet veel was veranderd. |
2.1.1. Gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de maatregelen ten aanzien van producenten/exporteurs in Rusland
(56) |
De gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoeken hadden alleen betrekking op het dumpingniveau van beide bekende Russische producenten bij hun uitvoer naar de EU. Beide producenten hebben de vragenlijst ingevuld. |
(57) |
De normale waarde werd vastgesteld volgens de in de overwegingen 43 en 47 beschreven algemene methode. |
(58) |
Voor één Russische producent/exporteur werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijzen volgens de in overweging 46 beschreven methode. Voor de andere Russische producent/exporteur werd de normale waarde hoofdzakelijk op de werkelijke binnenlandse prijzen gebaseerd, maar moest zij voor bepaalde producttypen volgens de in overweging 47 toegelichte methode worden berekend. |
(59) |
Voor de vaststelling van de uitvoerprijs werden de algemene beginselen toegepast die in de overwegingen 48 en 49 nader zijn toegelicht. |
(60) |
Wat de uitvoer van één Russische producent/exporteur naar de Gemeenschap via een verbonden handelsmaatschappij in Zwitserland betreft, werd de uitvoerprijs vastgesteld aan de hand van de in het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Rusland door de eerste onafhankelijke koper in de Gemeenschap aan de handelsmaatschappij werkelijk betaalde of te betalen wederverkoopprijzen. |
(61) |
Overigens gold voor bijna de hele uitvoer van één Russische exporteur naar de Gemeenschap een prijsverbintenis, die door de Commissie in augustus 2001 was aanvaard. In dat verband werd voor de vaststelling van de uitvoerprijzen niet alleen het prijsgedrag van de exporteurs in het verleden onderzocht, maar is ook nagegaan hoe de uitvoerprijzen zich in de toekomst waarschijnlijk zullen ontwikkelen. Zo is met name onderzocht of het bestaan van deze verbintenis het niveau van de uitvoerprijzen zodanig had beïnvloed dat deze prijzen onbetrouwbaar zijn om het toekomstige gedrag bij uitvoer vast te stellen. |
(62) |
Voorts werd nagegaan of de door de exporteur aan afnemers in de Gemeenschap aangerekende prijzen betrouwbaar waren en een goede basis konden vormen voor de berekening van zijn dumpingmarge in het kader van dit onderzoek, ondanks het bestaan van een prijsverbintenis. Met name werd geprobeerd aan te tonen of de huidige prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap al dan niet kunstmatig hoog werden gehouden ten aanzien van de minimuminvoerprijzen en of die prijzen derhalve ook in de toekomst konden worden aangehouden. Uit het onderzoek is echter gebleken dat het systeem dat werd gebruikt om voor dit onderzoek productcontrolenummers vast te stellen, ingewikkelder was dan het classificatiesysteem dat werd toegepast in 2001, toen de verbintenis werd aanvaard. Dit heeft geleid tot de conclusie dat elke vergelijking tussen de productcontrolenummers van de minimuminvoerprijzen en die van dit onderzoek niet betrouwbaar zou zijn. |
(63) |
Voor elk type is een vergelijking gemaakt tussen de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap en de aan andere derde landen aangerekende prijzen. Hieruit is gebleken dat de gemiddelde prijzen bij uitvoer naar derde landen veel lager waren. De conclusie was daarom dat in het kader van dit nieuwe onderzoek de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap niet kon worden gebruikt om betrouwbare uitvoerprijzen vast te stellen in de zin van artikel 2, lid 8, van de basisverordening. Bij gebrek aan betrouwbare uitvoerprijzen naar EU15 werden als benadering de uitvoerprijzen naar andere landen gebruikt. |
(64) |
Voor de vergelijking van de normale waarde met de uitvoerprijs werd de in overweging 50 beschreven methode toegepast. |
(65) |
Aangezien de met de Russische producenten/exporteurs verbonden handelaar in Zwitserland functies vervult die vergelijkbaar zijn met die van een commissionair, werd op de uitvoerprijs een correctie voor commissies toegepast overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening. De hoogte van de commissie werd berekend op basis van rechtstreeks bewijsmateriaal van het bestaan van een handelsmarge voor dergelijke functies. |
(66) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per type vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het overeenkomstige type van het betrokken product. |
(67) |
Zoals in de overwegingen 104 tot en met 107 nader wordt toegelicht, is uit de vergelijking gebleken dat er voor BMK sprake was van voortgezette dumping. Wat SSM betreft, wees de vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde verkoopprijs naar landen waarvoor geen verbintenis gold, ook op het bestaan van voortgezette dumping. |
(68) |
De dumpingmarge van BMK bedroeg 36,2 % van de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, en die van SSM 9,7 %. |
(69) |
Gezien de dumpingmarges die in het kader van de tussentijdse nieuwe onderzoeken zijn vastgesteld, wordt het passend geacht het voor BMK geldende antidumpingrecht tot 36,2 % te wijzigen en dat voor SSM tot 9,7 %. |
2.1.2. Nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ten aanzien van producenten/exporteurs in Rusland
(70) |
Van de twee bekende staalkabelproducenten in Rusland verleende alleen SSM zijn medewerking aan het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Op basis van de verzamelde gegevens vertegenwoordigde deze onderneming in het NOTVM bijna de totale uitvoer van Rusland naar de Gemeenschap. Zij was ook goed voor ongeveer 50 % van de totale Russische productie. In het NOTVM was het niveau van de uitvoer naar de Gemeenschap laag en bedroeg circa 3 300 ton, wat 1,5 % van het verbruik in de Gemeenschap vertegenwoordigt. Dit schijnbaar lage marktaandeel mag echter niet verhullen dat er in Rusland een grote reserveproductiecapaciteit beschikbaar is. Het aandeel van de uitvoer naar de Gemeenschap bedroeg minder dan 5 % van de totale verkoop van de medewerkende onderneming. Zoals in overweging 61 is aangegeven, geldt voor bijna de hele uitvoer van de medewerkende onderneming naar de Gemeenschap een prijsverbintenis. |
(71) |
Telkens als de normale waarde van een bepaald door SSM verkocht producttype niet kon worden vastgesteld aan de hand van de binnenlandse prijzen, omdat dat type niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt was verkocht, moest een andere methode worden toegepast. Wanneer er geen andere redelijke methode bestond, werd gebruik gemaakt van de berekende normale waarde per producttype, die door SSM was verstrekt en door de Commissie gecontroleerd. |
(72) |
Wat de productiekosten betreft, voerde SSM aan dat de kostenstructuur voor uitvoer naar de EU anders was, omdat op de communautaire en de Russische markt verschillende technische normen worden gehanteerd. Volgens SSM moet staalkabel voor de communautaire markt in overeenstemming zijn met de zogenaamde DIN-norm, terwijl die verplichting in Rusland niet bestaat. Uit de tabel met de productiekosten van de op de binnenlandse markt verkochte en de naar de Gemeenschap uitgevoerde staalkabel is gebleken dat er tussen de verschillende typen geen aanzienlijke verschillen bestonden. Voor sommige producttypen lagen de Russische productiekosten iets hoger, voor andere lagen de communautaire productiekosten iets lager. De conclusie was dus dat dit zogeheten verschil geen invloed kon hebben op de berekening van de dumpingmarge. |
(73) |
Op één transactie na heeft de producent het betrokken product zonder tussenkomst van enige verbonden partij rechtstreeks naar de Gemeenschap uitgevoerd. De exporteur verstrekte bewijsmateriaal dat die ene transactie niets te maken had met het betrokken product en zij werd bij de berekeningen dan ook niet in aanmerking genomen. |
(74) |
Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden. |
(75) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door per producttype de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs te vergelijken. Uit deze vergelijking is gebleken dat er tijdens het NOTVM geen sprake was van dumping. |
(76) |
Bij vergelijking van de door de producenten/exporteurs verstrekte gegevens over de uitvoer naar de Gemeenschap met de totale omvang van de invoer volgens de invoerstatistieken van Eurostat is gebleken dat de mate van medewerking hoog was, aangezien de medewerkende producent/exporteur in het NOT zowat de totale invoer van de Gemeenschap uit Rusland vertegenwoordigde. |
2.2. Thailand
2.2.1. Tussentijds nieuw onderzoek van de maatregelen ten aanzien van één producent/exporteur in Thailand
(77) |
De normale waarde werd overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening gebaseerd op de door onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties betaalde of te betalen prijs. In het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Thailand verkocht de onderneming het betrokken product rechtstreeks aan eindgebruikers op de binnenlandse markt. De normale waarde werd alleen op de winstgevende verkoop gebaseerd. |
(78) |
De normale waarde werd overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening gebaseerd op de door onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties betaalde of te betalen prijs. |
(79) |
De indiener van het verzoek en medewerkende producent Usha Siam voerde in het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Thailand een beperkte hoeveelheid staalkabel uit naar de Gemeenschap. Voor deze uitvoer gold een prijsverbintenis. |
(80) |
Voor de directe verkoop in de Gemeenschap werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening gebaseerd op de door onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap in het kader van normale handelstransacties betaalde of te betalen prijs. |
(81) |
Voor de uitvoer via de verbonden importeur Usha Martin UK werden overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening de uitvoerprijzen berekend aan de hand van de prijzen waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd doorverkocht. Hierbij werden correcties toegepast voor alle kosten die waren ontstaan tussen de invoer en de wederverkoop, met inbegrip van de VAA-kosten en de in het onderzoektijdvak door de verbonden importeur in de Gemeenschap geboekte winst. |
(82) |
De normale waarde werd vergeleken met de gemiddelde uitvoerprijs per type van het betrokken product, af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening en om een billijke vergelijking te kunnen maken, werd rekening gehouden met factoren waarvan werd aangetoond dat zij de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden. Er werden derhalve correcties toegepast voor kosten van vervoer over land en over zee, verzekeringskosten, kosten van verlading en verpakking, kredietkosten en invoerrechten, die alle van de wederverkoopprijs werden afgetrokken om tot een prijs af fabriek te komen. |
(83) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge per producttype vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs in hetzelfde handelsstadium. Uit deze vergelijking is gebleken dat er in het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak geen sprake was van dumping. |
2.2.2. Nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ten aanzien van producenten/exporteurs in Thailand
(84) |
Van de drie bekende staalkabelproducenten in Thailand verleende er slechts een zijn medewerking aan het onderzoek. Op basis van de verzamelde gegevens vertegenwoordigde deze onderneming in het NOTVM bijna de totale uitvoer van Thailand naar de Gemeenschap. Zij was ook goed voor circa 80 % van de totale Thaise productie. In het nieuwe onderzoektijdvak was het niveau van de uitvoer naar de Gemeenschap heel laag. Voor de uitvoer van de medewerkende onderneming naar de Gemeenschap geldt een prijsverbintenis. |
(85) |
De totale productiekosten voor elk uitgevoerd producttype bleken in het NOTVM hoger dan de binnenlandse prijs. Het was bijgevolg voor geen enkel type staalkabel die de Thaise medewerkende producent/exporteur had uitgevoerd, mogelijk de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening vast te stellen aan de hand van de door onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties betaalde of te betalen prijzen. |
(86) |
De binnenlandse prijzen werden overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), en artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekend aan de hand van de productiekosten en de VAA-kosten van de producent/exporteur zelf en een redelijke winstmarge van 5 %. |
(87) |
De medewerkende producent/exporteur voerde het betrokken product uit via een verbonden onderneming in de Gemeenschap. Om die reden werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening berekend op basis van de prijzen waartegen het ingevoerde product voor het eerst werd doorverkocht aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. Hierbij werden correcties toegepast voor alle kosten die de importeur in het nieuwe onderzoektijdvak maakte tussen de invoer en de wederverkoop, met inbegrip van de VAA-kosten en de winst. |
(88) |
De normale waarde werd vergeleken met de gemiddelde uitvoerprijs per type van het betrokken product, af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening en om een billijke vergelijking te kunnen maken, werd rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd aangetoond dat zij de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden. Er werden derhalve correcties toegepast voor kosten van vervoer over land en over zee, verzekeringskosten, kosten van verlading en verpakking, kredietkosten en invoerrechten, die alle van de wederverkoopprijs werden afgetrokken om tot een prijs af fabriek te komen. |
(89) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge per producttype vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs in hetzelfde handelsstadium. Hieruit is gebleken dat de dumping in het NOTVM veel geringer was dan ten tijde van de oorspronkelijke verordening. De gewogen gemiddelde dumpingmarge bedroeg 7,6 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap. |
2.3. Turkije
(90) |
In Turkije zijn er twee producenten/exporteurs, namelijk Celik Halat („Halat”) en Has Celik („Has”). Beide hebben medewerking verleend aan het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen; Has heeft ook meegewerkt aan het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek betreffende zijn niveau van dumping. De twee producenten vertegenwoordigen de totale uitvoer van Turkije naar de EU. |
2.3.1. Tussentijds nieuw onderzoek van de maatregelen ten aanzien van één producent/exporteur in Turkije
(91) |
Er wordt aan herinnerd dat het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek waarvan sprake is in overweging 10, betrekking heeft op één Turkse exporteur die staalkabel met dumping naar de Gemeenschap zou hebben uitgevoerd. |
(92) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste binnenlandse prijzen op basis waarvan de normale waarde voor de door de betrokken Turkse exporteur uitgevoerde producttypen werd vastgesteld, winstgevend waren. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening was de gebruikte prijs derhalve de door onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties betaalde of te betalen prijs. |
(93) |
Voor bepaalde producttypen werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekend op basis van de productiekosten van de producent zelf, inclusief de VAA-kosten en een redelijke winstmarge van 5 %. |
(94) |
De betrokken Turkse producent heeft het betrokken product zonder tussenkomst van enige verbonden partij rechtstreeks naar de Gemeenschap uitgevoerd. De in acht genomen uitvoerprijs was dus overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het product bij uitvoer van Turkije naar de Gemeenschap. |
(95) |
De normale waarde werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening vergeleken met de gemiddelde uitvoerprijs per type van het betrokken product, af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Om een billijke vergelijking te kunnen maken, werden verschillen in factoren die werden geacht de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen te beïnvloeden, bij de berekeningen in aanmerking genomen. Er werden derhalve correcties toegepast voor kosten van vervoer over land en over zee, verzekeringskosten, kosten van verlading en verpakking, kredietkosten en invoerrechten, die alle van de wederverkoopprijs werden afgetrokken om tot een prijs af fabriek te komen. |
(96) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge per producttype vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs in hetzelfde handelsstadium. In het algemeen is uit deze vergelijking gebleken dat de gewogen gemiddelde dumpingmarge 0,12 % bedroeg van de cif-prijs, grens Gemeenschap, wat overeenkomt met het de minimis-niveau. |
2.3.2. Nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ten aanzien van Turkije
(97) |
Na uitvoering van het in de algemene methode van overweging 46 beschreven onderzoek is gebleken dat voor de meeste typen staalkabel die door één Turkse producent/exporteur naar de Gemeenschap waren uitgevoerd, de normale waarde moest worden berekend. Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening gebeurde dit op basis van de productiekosten van de producent zelf, inclusief een redelijke winstmarge van 5 %. |
(98) |
Voor de andere producent kon, zoals in de overwegingen 92 en 93 is uitgelegd, voor de meeste producttypen gebruik worden gemaakt van de binnenlandse verkoopprijs om de normale waarde vast te stellen. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening werd deze dus gebaseerd op de door onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties betaalde of te betalen prijs. |
(99) |
De Turkse producenten hebben het betrokken product zonder tussenkomst van enige verbonden partij rechtstreeks naar de Gemeenschap uitgevoerd. De in aanmerking genomen uitvoerprijs was overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het product bij uitvoer van Turkije naar de Gemeenschap. |
(100) |
De normale waarde werd vergeleken met de gemiddelde uitvoerprijs per type van het betrokken product, af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening werd, om een billijke vergelijking te kunnen maken, rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd aangetoond dat zij de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen beinvloeden. Er werden derhalve correcties toegepast voor kosten van vervoer over land en over zee, verzekeringskosten, kosten van verlading en verpakking, kredietkosten en invoerrechten, die alle van de wederverkoopprijs werden afgetrokken om tot een prijs af fabriek te komen. |
(101) |
Bij de vergelijking van de gemiddelde uitvoerprijs met de normale waarde per type van het betrokken product bleek dat er voor slechts één exporteur in Turkije sprake was van dumping en voor de andere producent van een de minimis-marge (zie overweging 96). Voor die exporteur bedroeg de dumpingmarge 33,6 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap. |
(102) |
Er zij op gewezen dat voor diezelfde exporteur bij het oorspronkelijke onderzoek een hoge dumpingmarge werd vastgesteld (meer dan 50 %), wat op grond van artikel 9, lid 4, van de basisverordening heeft geleid tot de instelling van een recht op basis van de schademarge. Uit het nieuwe onderzoek is gebleken dat de dumping blijft voortbestaan, zelfs bij kleinere uitgevoerde hoeveelheden, zij het op een lager niveau. |
D. BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN
(103) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd tevens onderzocht of de in de nieuwe onderzoeken vastgestelde gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs konden worden geacht van blijvende aard te zijn. |
(104) |
Voor deze onderneming geldt momenteel een residueel recht van 50,7 %, dat tijdens het oorspronkelijke onderzoek op basis van door een andere Russische exporteur verstrekte gegevens werd vastgesteld, aangezien BMK aan dat onderzoek niet heeft meegewerkt. De huidige dumpingmarge van 36,2 % werd echter berekend aan de hand van gegevens over BMK voor het hele nieuwe onderzoektijdvak. |
(105) |
Voorts waren er geen aanwijzingen dat het tijdens dit onderzoek voor BMK vastgestelde niveau van de normale waarde of de uitvoerprijs niet betrouwbaar is. De uitvoerprijs van BMK naar de Gemeenschap in het nieuwe onderzoektijdvak bleek vergelijkbaar te zijn met haar uitvoerprijs naar andere landen, waar in hetzelfde tijdvak aanzienlijk hogere hoeveelheden zijn verkocht. |
(106) |
Hoewel de in het nieuwe onderzoektijdvak vastgestelde dumpingmarge gebaseerd is op een vrij geringe uitvoer van staalkabel naar de Gemeenschap, zijn er redenen om aan te nemen dat die dumpingmarge gebaseerd is op gewijzigde omstandigheden van blijvende aard. |
(107) |
Het is belangrijk eraan te herinneren dat voor de uitvoerprijzen van SSM naar de Gemeenschap een prijsverbintenis geldt die ook van toepassing is geworden op de uitvoer naar de tien nieuwe lidstaten (EU10) die twee maanden voor het einde van het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Rusland, namelijk in mei 2004, tot de EU zijn toegetreden. Hoewel de uitvoerprijzen die werden aangerekend aan afnemers gevestigd in de 15 lidstaten waaruit de EU vóór 1 mei 2004 bestond, op het door de verbintenis vereiste niveau lagen, bleek de verkoop naar EU10-afnemers op een lager prijsniveau te hebben plaatsgevonden. Ook werd vastgesteld dat in het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Rusland de uitvoer naar andere derde landen tegen aanzienlijk lagere prijzen en in veel grotere hoeveelheden had plaatsgevonden dan de uitvoer naar de Gemeenschap. |
(108) |
De geringe hoeveelheid staalkabel die SSM in het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Rusland naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd, kan niet aan capaciteitsproblemen worden toegeschreven, aangezien de onderneming blijkbaar over een aanzienlijke reserveproductiecapaciteit beschikte. Het lijkt dus duidelijk dat de lage uitgevoerde hoeveelheid het gevolg is van de door de prijsverbintenissen opgelegde prijzen. Dit doet vermoeden dat, als de prijsverbintenis niet meer bestond, SSM hoogstwaarschijnlijk grotere hoeveelheden tegen lagere prijzen (dus dumpingprijzen) op de communautaire markt zou verkopen. |
(109) |
Zoals hierboven aangegeven, is bij deze analyse rekening gehouden met de totale uitvoer, dus zowel naar de Gemeenschap als naar derde landen. |
(110) |
Uit het onderzoek is gebleken dat SSM de reservecapaciteit heeft om zowel haar uitvoer naar de Gemeenschap als die naar derde landen aanzienlijk te vergroten. Als SSM, zoals te verwachten valt, haar marktaandeel van vóór de instelling van de maatregelen op de communautaire markt zou willen heroveren, zou zij dat kunnen door tegen dumpingprijzen te verkopen op de communautaire markt. Bovendien lagen de gemiddelde uitvoerprijzen naar andere landen onder de prijzen voor de EU-markt, zodat de conclusie van het onderzoek luidde dat het betrokken product tegen dumpingprijzen aan niet-EU-landen werd verkocht. |
(111) |
De normale waarde van SSM in het nieuwe onderzoektijdvak werd gebaseerd op een grote hoeveelheid (de overgrote meerderheid van haar productie) die in het kader van normale handelstransacties op een concurrerende binnenlandse markt was verkocht. Dit duidt erop dat het bij dit onderzoek vastgestelde niveau van de normale waarde van blijvende aard is. |
(112) |
Bijgevolg wordt ervan uitgegaan dat zonder antidumpingmaatregelen de door SSM uitgevoerde hoeveelheden scherp zouden stijgen en dat de uitvoerprijzen aanzienlijkheid zouden dalen. Daarom wordt geconcludeerd dat de beweerde gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de uitvoerprijzen van SSM redelijkerwijs niet kunnen worden geacht van blijvende aard te zijn. |
(113) |
Het tussentijdse nieuwe onderzoek heeft uitgewezen dat de uitvoer van de medewerkende Thaise exporteur naar de Gemeenschap niet tegen dumpingprijzen heeft plaatsgevonden. Ook bleken de door de Thaise exporteur aan de Gemeenschap aangerekende uitvoerprijzen vergelijkbaar met de prijzen die hij had aangerekend aan partijen in derde landen, waar grotere hoeveelheden werden verkocht. |
(114) |
Bovendien is gebleken dat de Thaise exporteur zijn distributienetwerk ontwikkelde en staalkabel leverde aan meer afnemers in de rest van de wereld. In Australië, Singapore en de Verenigde Staten werden verkoopkantoren gevestigd. De geringe door Usha naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden staalkabel kunnen derhalve niet worden toegeschreven aan capaciteitsproblemen, omdat de onderneming bijna geen reservecapaciteit heeft. |
(115) |
Er wordt van uitgegaan dat zonder antidumpingmaatregelen (d.w.z. zonder de huidige prijsverbintenis) de omvang van de uitvoer van Usha naar de Gemeenschap niet in aanzienlijke mate zou toenemen en dat haar uitvoerprijzen daar nauwelijks door zouden worden beïnvloed. Op basis van de bovenstaande feiten en overwegingen kan worden geconcludeerd dat de onderneming geen substantiële reservecapaciteit heeft en zij haar uitvoer hoofdzakelijk concentreert op diverse andere uitvoermarkten waar de uitvoerprijzen aanzienlijk hoger zijn dan op de communautaire markt, de met betrekking tot Usha geconstateerde gewijzigde omstandigheden kunnen worden geacht van blijvende aard te zijn. |
(116) |
De invoer naar de Gemeenschap van staalkabel van oorsprong uit Turkije is sinds 2005 aanzienlijk gestegen. Toen luidde de conclusie van een tussentijds nieuw onderzoek dat het, omdat er geen sprake was van dumping, passend was de maatregelen ten aanzien van de Turkse exporteur die het verzoek indiende, in te trekken. |
(117) |
Het lopende tussentijdse nieuwe onderzoek voor dezelfde producent heeft bevestigd dat zijn uitvoer naar de Gemeenschap niet tegen dumpingprijzen plaatsvindt. Bovendien bleek de productiecapaciteit van die onderneming beperkt in vergelijking met het verbruik in de Gemeenschap. Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat de wijziging van de omstandigheden die bij het tussentijdse nieuwe onderzoek is vastgesteld, van blijvende aard is. |
(118) |
De producenten die hun medewerking aan dit onderzoek hebben verleend, vertegenwoordigen bijna de totale invoer van de betrokken landen naar de EU. Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting van de dumping bij intrekking van de maatregelen werd derhalve grotendeels gebaseerd op de gegevens die door deze medewerkende producenten/exporteurs waren verstrekt. Vooral het prijsbeleid van de medewerkende producenten/exporteurs bij uitvoer naar andere exportmarkten en hun productie, productiecapaciteit en voorraden werden onderzocht. |
(119) |
Om vast te stellen of voortzetting van de dumping waarschijnlijk was, bekeek de Commissie de huidige situatie van de betrokken landen en de bij het onderzoek betrokken partijen. Zij ging ook na of er misschien sprake was van dumping bij uitvoer naar de Gemeenschap. Er werd ook een analyse verricht van het prijsbeleid, de productie en de productiecapaciteit van andere producenten/exporteurs in de bij de onderzoeken betrokken landen. Deze analyse was gebaseerd op marktinformatie afkomstig van de bedrijfstak van de Gemeenschap en van producenten/exporteurs, op invoerstatistieken van Eurostat, en voor zover beschikbaar ook op uitvoerstatistieken van de betrokken landen. |
(120) |
In het NOTVM is SSM erin geslaagd haar productie met 7 % te verhogen in vergelijking met 2005. |
(121) |
Terwijl de productiecapaciteit in de beoordelingsperiode stabiel bleef, bleek de gemiddelde bezettingsgraad in Rusland tijdens het nieuwe onderzoektijdvak circa 60 tot 65 % te bedragen. Er kan dus worden geconcludeerd dat de producenten/exporteurs in Rusland de capaciteit hebben om hun uitvoer naar de Gemeenschap te verhogen, mochten de maatregelen worden ingetrokken. |
(122) |
Bovendien wordt de totale capaciteit van Rusland met betrekking tot het betrokken product ongeveer op het niveau van het totale EU-verbruik in het NOTVM geraamd, namelijk op 220 000 ton. Omdat de Russische markt niet in staat is dit leveringsniveau op te nemen, zouden de Russische producenten deze reservecapaciteit tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap kunnen verleggen, als de maatregelen worden ingetrokken. |
(123) |
In de overwegingen 61 en 62 werd uitgelegd dat vanwege een prijsverbintenis de uitvoer naar de Gemeenschap niet met dumping heeft plaatsgevonden. Ook werd aangetoond dat de met de prijsverbintenis vastgestelde minimuminvoerprijzen de prijsstelling van de betrokken Russische onderneming op de communautaire markt hebben beïnvloed. Derhalve werd geconcludeerd dat de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap niet betrouwbaar was in de zin van artikel 2, lid 8, van de basisverordening. |
(124) |
De prijzen bij uitvoer naar derde landen werden betrouwbaarder geacht, omdat daar tijdens het NOTVM geen enkele druk op is uitgeoefend. |
(125) |
In het NOTVM lagen de Russische prijzen bij uitvoer naar derde landen over het algemeen ook onder het prijsniveau in de Gemeenschap. Als de maatregelen worden ingetrokken, zullen de Russische exporteurs wellicht grote hoeveelheden staalkabel naar de Gemeenschap uitvoeren, tegen lagere prijzen dan onder de huidige prijsverbintenis. Bijgevolg lijkt voortzetting van de dumping waarschijnlijk, mochten de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken. Dit is bijzonder relevant gezien de huidige situatie in verband met de prijsverbintenis. |
(126) |
Het gedrag van de Russische exporteurs en de invloed van de prijsverbintenis op het prijsniveau bij uitvoer naar de Gemeenschap, het lagere prijsniveau in derde landen en de grote beschikbare reserveproductiecapaciteit zijn duidelijke aanwijzingen dat de Russische producenten wellicht in grote hoeveelheden tegen dumpingprijzen naar de communautaire markt gaan uitvoeren indien de maatregelen worden ingetrokken. |
(127) |
De medewerkende Thaise producent is de dominante producent in Thailand, die het grootste deel (ongeveer 80 %) van de geïnstalleerde productiecapaciteit en de werkelijke productie van staalkabel in Thailand vertegenwoordigt. Het onderzoek heeft uitgewezen dat deze producent zijn volledige productiecapaciteit benut en dat de andere twee bekende Thaise producenten bijna totaal afwezig zijn van de communautaire markt en niet over een grote productiecapaciteit beschikken. |
(128) |
Uit het onderzoek is gebleken dat, ook al verkocht de medewerkende producent/exporteur tegen dumpingprijzen op de communautaire markt, de omvang van zijn verkoop uitermate klein was. Aan de hand van haar wereldwijde uitvoer werd vastgesteld dat de onderneming zich op diverse andere exportmarkten dan de Gemeenschap concentreerde, waaronder met name de Verenigde Staten, Singapore, Indonesië, Australië, Japan en Maleisië. Zij heeft in deze landen zelfs verkoopkantoren. |
(129) |
De medewerkende producent/exporteur leefde de prijsverbintenis na en gezien de heersende hogere marktprijzen verkocht hij geregeld tegen hogere dan de overeengekomen minimumprijzen. Er zijn geen andere Thaise ondernemingen die het betrokken product naar de communautaire markt uitvoeren. |
(130) |
Tijdens het NOTVM was de omvang van de verkoop van Usha aan de rest van de wereld veel groter dan die aan de Gemeenschap, niettegenstaande het feit dat het niveau van de uitvoerprijzen in de Gemeenschap gemiddeld 9,5 % hoger lag dan elders ter wereld. |
(131) |
Op grond van de bovenstaande feiten en overwegingen is het onwaarschijnlijk dat de medewerkende producent/exporteur in Thailand grote hoeveelheden naar de communautaire markt zal uitvoeren, ook al worden de maatregelen ingetrokken. De overige twee Thaise producenten lijken geen internationaal distributienetwerk te hebben waarmee zij de communautaire markt op agressieve wijze zouden kunnen betreden en marktaandeel zouden kunnen veroveren. |
(132) |
Volgens de tijdens het onderzoek verzamelde gegevens is de productiecapaciteit in het onderzoektijdvak ongewijzigd gebleven en is de bezettingsgraad gestegen. Zo is gebleken dat beide Turkse ondernemingen circa 90 % van hun productiecapaciteit bereiken. In Turkije zijn er geen andere ondernemingen die het betrokken product produceren. |
(133) |
Ook werd vastgesteld dat het aandeel van de invoer met dumping uit Turkije (door Halat) op de communautaire markt minder dan 0,5 % bedroeg en dat 10 % daarvan zelfs niet met de communautaire productie concurreerde, omdat het producttypen betrof die niet door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden geproduceerd. Omdat voor Has geen dumping werd vastgesteld, was het marktaandeel van de invoer met dumping uit Turkije dus heel laag. Vandaar dat slechts een klein deel van de uitvoer uit Turkije met dumping plaatsvindt en rechtstreeks concurreert met de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(134) |
Op grond van de bovenstaande argumenten is het onwaarschijnlijk dat, ook al worden de maatregelen ingetrokken, de medewerkende producenten/exporteurs grote hoeveelheden naar de communautaire markt zullen uitvoeren. Vandaar dat herhaling of voortzetting van de dumping onwaarschijnlijk is. |
E. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DE SCHADE
1. Definitie van communautaire productie en bedrijfstak van de Gemeenschap
(135) |
Staalkabel wordt door 29 communautaire producenten in de Gemeenschap geproduceerd en de productie bleek in het NOTVM circa 202 000 ton te belopen. |
(136) |
Zoals bij het oorspronkelijke onderzoek werd ook nu vastgesteld dat bepaalde communautaire producenten het betrokken product ook invoerden. De ingevoerde hoeveelheden waren echter verwaarloosbaar vergeleken met hun eigen productie (minder dan 1 % van hun productieomvang) en er kwamen geen ingevoerde producten uit de betrokken landen. De conclusie luidde dus dat er geen reden was om deze producenten van de definitie van communautaire productie uit te sluiten. |
(137) |
De door 29 communautaire producenten geproduceerde staalkabel vormt dus de totale communautaire productie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
(138) |
22 communautaire producenten steunden het verzoek om een tussentijds onderzoek en een onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en waren bereid om aan het onderzoek mee te werken. Er werd nagegaan of deze medewerkende producenten een groot deel van de totale communautaire productie van het betrokken product vertegenwoordigden en zij bleken tijdens het NOTVM en de verschillende tussentijdse nieuwe onderzoektijdvakken goed te zijn voor 87 % van de totale communautaire productie. |
(139) |
De Commissie was daarom van oordeel dat de 22 medewerkende communautaire producenten die het verzoek steunden, de bedrijfstak van de Gemeenschap vormden in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Deze producenten worden hierna „de bedrijfstak van de Gemeenschap” genoemd. |
2. Situatie op de communautaire markt
2.1. Verbruik in de Gemeenschap
(140) |
Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van:
|
(141) |
Tussen 2003 en het NOTVM is het verbruik in de Gemeenschap met meer dan 46 000 ton of met 26 % gestegen tot in totaal meer dan 222 000 ton tijdens het nieuwe onderzoektijdvak. Tabel 1
|
2.2. Ontwikkeling van de invoer en prijsonderbieding door Rusland
2.2.1 Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit Rusland
(142) |
De ontwikkeling van de omvang en het marktaandeel van de invoer van het betrokken product uit de Russische Federatie is in de onderstaande tabel aangegeven. Tabel 2
|
(143) |
In de beoordelingsperiode is de invoer uit de Russische Federatie met 51 % gestegen, namelijk van 2 198 ton in 2003 tot 3 323 ton tijdens het NOTVM. Het aandeel van de invoer in het verbruik in de Gemeenschap steeg in dezelfde periode van 1,2 tot 1,5 %, d.w.z. met 25 %. |
(144) |
De methode die werd toegepast om in dit geval de prijsonderbieding te berekenen, is die welke wordt beschreven in de overwegingen 136 tot en met 140 van de voorlopige verordening. De door de betrokken exporteurs aangerekende prijs grens Gemeenschap werd per producttype vergeleken met de prijs af fabriek van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de prijs af fabriek van de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(145) |
Het niveau van de door SSM aan afnemers in de Gemeenschap aangerekende prijs werd naar alle waarschijnlijkheid beïnvloed door de verbintenis die in het kader van de oorspronkelijke verordening was aanvaard. Er is echter een aanzienlijk niveau van onderbieding vastgesteld (49 %). |
(146) |
Gelet op bovenstaande bevindingen lijkt het relatief lage marktaandeel van de Russische uitvoer stellig te wijten aan de antidumpingmaatregelen ten aanzien van Rusland. Gezien het niveau van de Russische prijzen en de omvang van de dumping die voor Rusland is vastgesteld, is het heel waarschijnlijk dat de ruime reservecapaciteiten in het land gemakkelijk kunnen worden gebruikt om de uitvoer naar de communautaire markt te vergroten. |
2.3. Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit andere bij dit nieuwe onderzoek betrokken landen
(147) |
Er wordt herinnerd aan de conclusie in de overwegingen 131 en 134, namelijk dat er geen risico bestaat voor herhaling van de dumping van staalkabel van oorsprong uit Thailand en Turkije. Ook de trend van de invoer van het betrokken product uit andere bij dit onderzoek betrokken landen werd onderzocht. De omvang van de invoer en het marktaandeel van de andere bij dit onderzoek betrokken landen hebben zich als volgt ontwikkeld: Tabel 3
|
(148) |
De tabel laat zien dat de omvang van de invoer uit Thailand in de beoordelingsperiode onbeduidend is geweest, met een marktaandeel van 0,1 % tijdens het NOTVM. |
(149) |
De totale invoer uit Turkije is van 2003 tot het eind van het NOTVM van 2 248 tot 4 805 ton of met 113 % gestegen. Het marktaandeel is met een stijging van 1,3 naar 2,2 % bijna verdubbeld. In verhouding tot de totale omvang van de communautaire markt is de omvang van de invoer uit Turkije echter nog steeds van weinig belang. |
(150) |
Belangrijk is echter dat voor de uitvoer van de grootste producent/exporteur in Turkije een nulrecht geldt. Dit heeft deze producent/exporteur wellicht in staat gesteld om zijn verkoop aan de EU tegen vrij hoge prijzen op te voeren. |
(151) |
De methode die werd toegepast om in dit geval de prijsonderbieding te berekenen, is die welke wordt beschreven in de overwegingen 136 tot en met 140 van de voorlopige verordening. De door de betrokken exporteurs aangerekende prijs grens Gemeenschap werd per producttype vergeleken met de prijs af fabriek van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de prijs af fabriek van de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(152) |
Ongeacht bovenstaande overwegingen is voor de invoer met dumping uit Turkije een prijsonderbieding van 24 % vastgesteld, terwijl voor de invoer uit Thailand het onderbiedingsniveau ongeveer 1 % bleek te bedragen. |
2.4. Omvang en marktaandeel van de invoer uit andere bij de antidumpingmaatregelen, maar niet bij dit nieuwe onderzoek betrokken landen
(153) |
Er wordt aan herinnerd dat er antidumpingmaatregelen zijn ingesteld op staalkabel van oorsprong uit de Volksrepubliek China, India, Zuid-Afrika en Oekraïne. Deze antidumpingmaatregelen waren tijdens de hele beoordelingsperiode van toepassing: Tabel 4
|
(154) |
Belangrijk is dat de invoer uit de landen waarop antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, in de beoordelingsperiode aanzienlijk is toegenomen, zowel in omvang (+ 135 %) als wat het marktaandeel betreft, dat in dezelfde periode van 3,7 tot 7,2 % is gestegen. |
2.5. Omvang en marktaandeel van de invoer uit andere landen waarop geen antidumpingmaatregelen van toepassing zijn
(155) |
De invoer uit andere derde landen heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 5
|
(156) |
In de beoordelingsperiode is de invoer uit de landen waarop geen antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, met ongeveer 19 000 ton of met 44 % gestegen. Deze invoer kwam grotendeels uit Zuid-Korea. |
3. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
3.1. Opmerkingen vooraf
(157) |
Gezien het grote aantal communautaire producenten die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen, werd besloten om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een steekproef van die producenten samen te stellen, zoals in de overwegingen 20 en 21 is uitgelegd. De vijf communautaire producenten die deel uitmaken van de steekproef, werden geselecteerd omdat zij de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheden vertegenwoordigen die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Zij worden in overweging 26 genoemd. |
(158) |
De hieronder verstrekte gegevens over de schade zijn daarom gebaseerd op de bevindingen over zowel de communautaire producenten in de steekproef als de 22 producenten die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen. Voor alle duidelijkheid wordt uitdrukkelijk vermeld wanneer de schadefactoren uit gegevens van de steekproef zijn afgeleid. Is er geen vermelding, dan moet ervan worden uitgegaan dat de gegevens betrekking hebben op de 22 communautaire producenten die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen. |
3.2. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(159) |
Tabel 6
|
(160) |
In de beoordelingsperiode is de productie van de hele bedrijfstak van de Gemeenschap met ongeveer 26 000 ton of met 17 % gestegen. Deze stijging moet worden gezien in het licht van het verbruik in de Gemeenschap, dat met 46 000 ton of met 26 % is gestegen, terwijl in diezelfde periode ook de uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap is toegenomen. |
(161) |
De productiestijging bracht ook een toename van de productiecapaciteit met 8 % teweeg, zodat deze tijdens het NOTVM opliep tot bijna 248 000 ton. |
(162) |
In de eerste jaren van de beoordelingsperiode is de bezettingsgraad vrij stabiel gebleven. Als gevolg van de productiestijging is de bezettingsgraad in het NOTVM echter van ongeveer 65 tot meer dan 70 % gestegen. |
3.3. Voorraden — op basis van de steekproef verzamelde gegevens
Tabel 7
|
2003 |
2004 |
2005 |
NOTVM |
Voorraden (ton) |
11 565 |
10 236 |
11 465 |
12 652 |
Index |
100 |
89 |
99 |
109 |
Voorraden (% van de totale verkoop) |
20 % |
17 % |
18 % |
18 % |
(163) |
In de beoordelingsperiode is het niveau van de voorraden vrij stabiel gebleven, vooral in verhouding tot de verkoop. |
3.4. Omvang van de verkoop, marktaandeel van het verbruik in de Gemeenschap en groei
Tabel 8
|
2003 |
2004 |
2005 |
NOTVM |
Verkoopvolume (ton) |
107 032 |
106 542 |
112 687 |
116 625 |
Index |
100 |
100 |
105 |
109 |
Marktaandeel van het verbruik in de Gemeenschap |
60,7 % |
54,5 % |
52,5 % |
52,4 % |
Index |
100 |
90 |
87 |
86 |
Groei van de omzet (× 1 000 EUR) |
217 912 |
230 267 |
262 495 |
297 009 |
Index |
100 |
106 |
120 |
136 |
(164) |
In de beoordelingsperiode is de omzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt in absolute cijfers vrij stabiel gebleven. In het NOTVM werd een stijging van de omzet met 9 % vastgesteld, maar deze prestatie moet worden gezien in het licht van de ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap, dat met 26 % was toegenomen. |
(165) |
Gezien de ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap en ondanks de stijging van de omzet is het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode aanzienlijk geslonken. De bedrijfstak heeft in die periode meer dan 8 procentpunten van het aandeel van het verbruik in de Gemeenschap verloren. |
(166) |
De totale omzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de beoordelingsperiode met 36 % gegroeid. Dit moet hoofdzakelijk worden gezien in het licht van gestegen verkoopprijzen per ton, die vooral de hogere kosten en aankoopprijzen van de grondstoffen weerspiegelen. |
3.5. Verkoopprijzen en factoren die de prijzen in de Gemeenschap beïnvloeden — op basis van de steekproef verzamelde gegevens
Tabel 9
|
2003 |
2004 |
2005 |
NOTVM |
Gemiddelde verkoopprijs (EUR/ton) |
1 902 |
2 058 |
2 170 |
2 142 |
Index |
100 |
108 |
114 |
113 |
Gemiddelde kosten van de grondstoffen (walsdraad) (EUR/ton) |
511 |
559 |
662 |
734 |
Index |
100 |
109 |
129 |
143 |
(167) |
In de beoordelingsperiode is de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt met 240 EUR/ton of met 13 % gestegen. Het onderzoek heeft uitgewezen dat dit duidelijk een weerspiegeling was van de prijsstijging voor grondstoffen, met name van stalen walsdraad. In de beoordelingsperiode zijn de kosten van ingekocht walsdraad met 223 EUR/ton gestegen of met 43 % in vergelijking met de kosten aan het begin van die periode. |
(168) |
Vastgesteld werd dat een van de producenten die tot de bedrijfstak van de Gemeenschap behoort, grondstoffen, waaronder walsdraad, kocht van verbonden partijen („verticaal geïntegreerde staalconcerns”). Daarom werd nagegaan of de door de verbonden leveranciers aan de communautaire producenten aangerekende prijzen overeenkwamen met de prijzen die zij aan onafhankelijke afnemers aanrekenden. Die prijzen bleken inderdaad overeen te komen en vastgesteld werd dat de stijging ook een weerspiegeling van de algemene stijging van de staalprijzen in de beoordelingsperiode was. De conclusie was dan ook dat de gemiddelde kosten van de grondstoffen die door verticaal geïntegreerde communautaire producenten waren ingekocht, ook in de berekeningen moesten worden opgenomen. |
3.6. Werkgelegenheid en lonen — op basis van de steekproef verzamelde gegevens
Tabel 10
|
2003 |
2004 |
2005 |
NOTVM |
Aantal werknemers |
1 023 |
999 |
1 064 |
1 087 |
Index |
100 |
98 |
104 |
106 |
Loon/werknemer (EUR) |
33 943 |
36 674 |
37 987 |
38 348 |
Index |
100 |
108 |
112 |
113 |
Loon/ton productie |
606 |
634 |
614 |
592 |
Index |
100 |
105 |
101 |
98 |
(169) |
Gezien de hierboven vastgestelde toename van de productie en de omzet is het aantal werknemers van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode met 6 % toegenomen. |
(170) |
In de beoordelingsperiode is ook het loon per werknemer gestegen, in dezelfde mate als de algemene loonstijging in die periode. Er is echter vastgesteld dat de gemiddelde loonkosten per ton productie in die periode misschien lichtjes zijn gedaald. |
3.7. Productiviteit — op basis van de steekproef verzamelde gegevens
Tabel 11
|
2003 |
2004 |
2005 |
NOTVM |
Productie/werknemer (ton) |
56 |
58 |
62 |
65 |
Index |
100 |
103 |
110 |
116 |
(171) |
Het voor de bedrijfstak van de Gemeenschap geconstateerde productiviteitsniveau is in de beoordelingsperiode sterk gestegen. Dit bewijst dat de bedrijfstak in staat is zich aan de situatie op de communautaire markt aan te passen. |
3.8. Omvang van de huidige dumpingmarge en herstel van de gevolgen van eerdere dumping
(172) |
Gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit de betrokken landen zijn de gevolgen van de hoogte van de dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Gemeenschap niet te verwaarlozen. |
3.9. Winstgevendheid, rendement van investeringen en kasstroom — op basis van de steekproef verzamelde gegevens
Tabel 12
|
2003 |
2004 |
2005 |
NOTVM |
Winst op verkoop in de Gemeenschap |
–0,1 % |
+0,4 % |
+4,6 % |
+5,3 % |
Rendement totale activa |
–18,8 % |
+14,1 % |
+26 % |
+24,4 % |
Kasstroom (% van totale verkoop) |
+0,1 % |
+1,2 % |
+4,3 % |
+6,2 % |
(173) |
Als gevolg van de positieve ontwikkeling van de winstgevendheid in de beoordelingsperiode toonden ook de kasstroom en het rendement van de activa positieve trends in die periode. Na een gering verlies in 2003 is de bedrijfstak van de Gemeenschap erin geslaagd haar winst langzaam maar zeker op te voeren, zowel in verhouding tot de verkoop als tot haar activa. Deze prestatie is wellicht te danken aan de forse verbetering van de productiviteit. |
(174) |
Er wordt evenwel op gewezen dat deze situatie snel kan omslaan vanwege de hoge marktprijzen voor staal, maar vooral als de antidumpingmaatregelen mochten komen te vervallen en grote met dumping ingevoerde hoeveelheden toegang zouden krijgen tot de markt. Tabel 13
|
3.10. Investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken — op basis van de steekproef verzamelde gegevens
(175) |
De investeringen van de ondernemingen in de steekproef zijn in de beoordelingsperiode met 21 % gestegen en moeten worden gezien tegen de achtergrond van de verhoogde productiecapaciteit. |
(176) |
Geen enkele communautaire producent heeft specifieke problemen gerapporteerd in verband met zijn vermogen om kapitaal aan te trekken. |
3.11. Conclusie over de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(177) |
Het onderzoek heeft uitgewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap er sinds de instelling van antidumpingmaatregelen op staalkabel in geslaagd is zijn economische situatie te verbeteren. Bij de meeste schadefactoren zoals de omvang van de verkoop, de productie, de productiecapaciteit en de productiviteit was er sprake van een verbetering. Deze prestatie werd geleverd op een florerende markt, want in de beoordelingsperiode is het verbruik met 26 % gestegen. |
(178) |
Het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap marktaandeel heeft verloren, wijst er echter op dat hij deze positieve situatie op de communautaire markt niet volledig heeft kunnen benutten. |
(179) |
Uit het onderzoek is ook gebleken dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn algehele financiële situatie heeft kunnen verbeteren. Dankzij de stijging van de verkoopprijzen met 13 % in het NOTVM kon de bedrijfstak, ondanks de aanzienlijke verhoging van de grondstoffenprijzen, toch winstgevend worden. Als gevolg daarvan zijn in de beoordelingsperiode ook het rendement van de activa en de kasstroom verbeterd. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich weliswaar heeft verbeterd ten opzichte van de periode vóór de instelling van maatregelen, maar dat zij nog steeds kwetsbaar is. |
4. Exportactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap — op basis van de steekproef verzamelde gegevens
Tabel 14
|
2003 |
2004 |
2005 |
NOTVM |
Uitvoer (ton) |
8 475 |
11 870 |
10 618 |
13 374 |
Index |
100 |
140 |
125 |
157 |
% van totale verkoop |
15 % |
21 % |
19 % |
22 % |
Gemiddelde prijs (EUR/ton) |
2 123 |
2 302 |
2 835 |
3 063 |
Index |
100 |
108 |
134 |
144 |
(180) |
In de beoordelingsperiode zijn de uitvoerprestaties van de communautaire producenten in de steekproef aanzienlijk verbeterd. De uitvoer is in die periode met 57 % gestegen. Ook in verhouding tot de totale verkoop is de uitvoer van 15 tot 22 % toegenomen. |
(181) |
De gemiddelde prijs per ton bij uitvoer ligt ook aanzienlijk hoger dan de gemiddelde prijs bij verkoop op de communautaire markt (zie overweging 166). De hogere uitvoerprijzen voor staalkabel zijn het gevolg van het feit dat het om geavanceerdere producten gaat, die hogere grondstoffen- en productiekosten met zich meebrengen. Ondanks de hogere productiekosten hebben de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de algehele winstgevendheid van de bedrijfstak. |
5. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de schade
(182) |
Het onderzoek heeft uitgewezen dat de Russische reservecapaciteiten aanzienlijk zijn en dat er blijkbaar geen reden is om ze bij het eventueel vervallen van de maatregelen niet te activeren. Bovendien zullen de Russische producenten waarschijnlijk een groot deel van hun huidige uitvoer naar derde landen wegens de hogere prijzen op de communautaire markt naar de Gemeenschap verleggen. Al bij al zou het hier om aanzienlijke hoeveelheden gaan en zou het proces worden bevorderd door het bestaan van gevestigde distributiekanalen in de Gemeenschap voor de Russische uitvoer. |
(183) |
Voorts zijn de vastgestelde hoge niveaus van dumping en onderbieding, het feit dat de verbintenissen als bodemprijs lijken te fungeren en de lage prijsniveaus die bij de Russische uitvoer naar andere derde landen worden gehanteerd, een aanwijzing dat de hierboven aangeduide veel grotere uitvoer naar de Gemeenschap zou plaatsvinden tegen dumpingprijzen die beduidend lager zouden zijn dan de prijzen en kosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap. |
(184) |
Het gecombineerde effect van dergelijke hoeveelheden en prijzen zou waarschijnlijk een aanzienlijke verslechtering van de nog fragiele situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tot gevolg hebben. Of de reactie van de bedrijfstak van de Gemeenschap nu een daling van de verkoop (en vandaar ook van de productie), een vermindering van de prijzen of beide is, de verslechtering van de financiële situatie zou aanzienlijk zijn en een terugkeer betekenen naar de moeilijkheden die vóór de instelling van de oorspronkelijke maatregelen waren vastgesteld. |
(185) |
Op grond hiervan wordt dus geconcludeerd dat zich hoogstwaarschijnlijk opnieuw schade veroorzakende dumping zal voordoen als de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van staalkabel van oorsprong uit de Russische Federatie zouden vervallen. |
F. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
1. Opmerkingen vooraf
(186) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de hele Gemeenschap. Dit belang werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van de diverse betrokken belangen. Dit onderzoek geeft een analyse van een situatie met antidumpingmaatregelen en biedt de mogelijkheid eventuele negatieve effecten van de bestaande antidumpingmaatregelen op de betrokken partijen te beoordelen. |
(187) |
Op basis hiervan is onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schadeveroorzakende dumping, dwingende redenen zijn die tot de conclusie leiden dat het in dit specifieke geval niet in het belang van de Gemeenschap is de maatregelen te handhaven. |
2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(188) |
Zoals hierboven uiteengezet, is herhaling van schade veroorzakende dumping zeer waarschijnlijk als de maatregelen die op de Russische exporteurs van toepassing zijn, zouden worden ingetrokken. |
(189) |
Er wordt op gewezen dat maar liefst 22 communautaire producenten, die circa 87 % van de totale staalkabelproductie in de Gemeenschap vertegenwoordigen, in het kader van het onderzoek met de Commissie hebben samengewerkt en hun steun hebben betuigd voor de geldende maatregelen. |
(190) |
Voortzetting van de antidumpingmaatregelen op de invoer uit de betrokken landen biedt de bedrijfstak van de Gemeenschap meer mogelijkheden om zijn huidige situatie te handhaven en zelfs te versterken. Hoogstwaarschijnlijk zal zich opnieuw schade veroorzakende dumping in grote hoeveelheden voordoen, waaraan de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk niet het hoofd zal kunnen bieden. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft dus baat bij handhaving van de huidige antidumpingmaatregelen, temeer daar er nu ook maatregelen tegen de invoer van staalkabel van oorsprong uit de Volksrepubliek China, India, Zuid-Afrika en Oekraïne zijn ingesteld. |
3. Belang van de importeurs
(191) |
In de voorlopige verordening (overweging 202) werd uitgelegd dat de handel in staalkabel in de Gemeenschap wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een groot aantal importeurs/handelaren. Hoewel het verzoek om dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen een lijst van 32 importeurs/handelaren bevatte en er met ieder van hen contact is opgenomen, hebben slechts drie importeurs hun medewerking verleend aan het onderzoek en van die drie bleek er slechts een het betrokken product in te voeren. |
(192) |
De kernactiviteit van deze importeur was geconcentreerd op staalkabel (tussen 55 en 85 %) en zijn financiële prestaties bleken onder de geldende maatregelen niet zwaar te hebben geleden. |
4. Belang van de toeleveranciers
(193) |
Zoals in de overwegingen 197 en 198 van de voorlopige verordening nader is toegelicht, is de belangrijkste bij de productie van staalkabel gebruikte grondstof industrieel staaldraad, dat van walsdraad wordt vervaardigd. |
(194) |
Sommige communautaire producenten van staalkabel bleken verticaal te zijn geïntegreerd, d.w.z. zij hadden verbonden leveranciers van industrieel staaldraad. Terwijl twee verbonden leveranciers vragen over de grondstofprijzen hebben beantwoord (zie overweging 167), heeft geen enkele niet-verbonden leverancier van grondstoffen zich gemeld. |
(195) |
Het is duidelijk dat zowel de verbonden als de niet-verbonden leveranciers van grondstoffen aan de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijke schade zouden lijden als de maatregelen mochten komen te vervallen en dat de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap zou dalen. Er kan dus duidelijk worden geconcludeerd dat handhaving van de antidumpingmaatregelen in het belang van de communautaire grondstoffenleveranciers is. |
5. Belang van de gebruikers
(196) |
De Commissie heeft rechtstreeks contact opgenomen met 21 gebruikers van staalkabel in de Gemeenschap, maar geen enkele gebruiker heeft zich gemeld of aan het onderzoek meegewerkt. |
(197) |
Daarom is ervan uitgegaan dat de gebruikers geen dwingende redenen hadden om de antidumpingmaatregelen niet te handhaven. |
6. Conclusie in verband met het belang van de Gemeenschap
(198) |
Rekening houdend met alle bovengenoemde factoren wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de thans antidumpingmaatregelen niet te handhaven. |
G. VERBINTENISSEN
(199) |
Zoals is vermeld in overweging 2, heeft de Commissie op 26 juli 2001 bij Besluit 2001/602/EG de door SSM aangeboden verbintenis aanvaard. Uit het tussentijdse nieuwe onderzoek is gebleken dat het productengamma van SSM sinds de aanvaarding van de verbintenis in 2001 sterk is veranderd. |
(200) |
In de verbintenis werd de door SSM geproduceerde staalkabel ingedeeld in een groot aantal producttypen, met aanzienlijke prijsverschillen binnen elk type. Het nieuwe onderzoek heeft bevestigd dat de onderneming ernstige problemen ondervond om de verschillende producttypen correct en volgens de bepalingen van de verbintenis in te delen. Dit was deels te wijten aan beperkingen van het boekhoudkundige systeem waardoor de verschillende typen staalkabel niet behoorlijk van elkaar konden worden onderscheiden. Soortgelijke problemen waren bij het toezicht op de naleving van de verbintenis al opgedoken en hadden tot een aanmaningsbrief geleid. |
(201) |
De conclusie is dus dat de verbintenis in haar huidige vorm niet meer haalbaar is en moet worden ingetrokken. |
(202) |
Beide Russische exporteurs boden binnen de termijn na de mededeling van de definitieve bevindingen een verbintenis aan, maar geen van beide heeft binnen de in artikel 8, lid 2, van de basisverordening vastgestelde termijn een aanvaardbare verbintenis aangeboden, d.w.z. een verbintenis die aansluit bij de bevindingen van de nieuwe onderzoeken en die de verschillende producten indeelt in categorieën die hanteerbaar zijn en beperkte prijsverschillen vertonen. |
(203) |
Aangezien de informatie over de intrekking van de verbintenis pas in een laat stadium van de procedure is meegedeeld, moeten de twee Russische exporteurs bij wijze van uitzondering in de gelegenheid worden gesteld om na het verstrijken van de normale termijn, maar binnen 10 kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening, nog een aanbod voor een verbintenis in te dienen. De Commissie mag zo nodig voorstellen deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen. |
H. SLOTBEPALINGEN
(204) |
Alle partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de huidige maatregelen ten aanzien van de invoer uit Rusland te handhaven en het niveau ervan zo nodig aan te passen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn na de mededeling opmerkingen maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen die aanleiding gaven om bovenstaande conclusies te wijzigen. |
(205) |
Uit het voorgaande volgt dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van staalkabel van oorsprong uit de betrokken landen, voor Rusland moeten worden gehandhaafd en voor Turkije en Thailand moeten worden ingetrokken. |
I. RECHTEN
(206) |
Gezien de conclusies inzake de voortzetting van dumping, de waarschijnlijkheid van herhaling van schade en het belang van de Gemeenschap moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van staalkabel van oorsprong uit Rusland worden bevestigd om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw schade lijdt door de invoer met dumping. |
(207) |
Wat de bevindingen van de tussentijdse nieuwe onderzoeken met betrekking tot de twee Russische ondernemingen betreft, wordt het passend geacht het antidumpingrecht voor deze ondernemingen te wijzigen en het recht voor BMK op 36,2 % vast te stellen en dat voor SSM op 9,7 %. |
(208) |
Gezien de bevindingen met betrekking tot Turkije en het ontbreken van aanwijzingen voor het risico van herhaling van dumping in de toekomst, moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van staalkabel van oorsprong uit dit land worden ingetrokken. |
(209) |
Voorts moeten, gezien de bevindingen met betrekking tot Thailand, namelijk het niet voorkomen van dumping in het tussentijdse nieuwe onderzoektijdvak voor Thailand en het ontbreken van aanwijzingen voor het risico van herhaling van dumping in de toekomst, de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van staalkabel van oorsprong uit dat land eveneens worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van ijzeren of stalen kabels (gesloten kabels daaronder begrepen), met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, al dan niet voorzien van hulpstukken (fittings), ingedeeld onder de GN-codes ex 7312 10 81, ex 7312 10 83, ex 7312 10 85, ex 7312 10 89 en ex 7312 10 98 (TARIC-codes 7312108111, 7312108112, 7312108119, 7312108190, 7312108311, 7312108312, 7312108319, 7312108390, 7312108511, 7312108512, 7312108519, 7312108590, 7312108911, 7312108912, 7312108919, 7312108990, 7312109811, 7312109812, 7312109819 en 7312109890), van oorsprong uit de Russische Federatie.
2. Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten die door onderstaande bedrijven zijn geproduceerd, is als volgt:
Onderneming |
Recht (%) |
Aanvullende Taric-code |
||
|
36,2 |
A694 |
||
|
9,7 |
A217 |
||
Alle overige ondernemingen |
50,7 |
A999 |
3. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
De antidumpingprocedures ten aanzien van de invoer van ijzeren of stalen kabels (gesloten kabels daaronder begrepen), met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, al dan niet voorzien van hulpstukken (fittings), ingedeeld onder de GN-codes ex 7312 10 81, ex 7312 10 83, ex 7312 10 85, ex 7312 10 89 en ex 7312 10 98, van oorsprong uit Thailand en Turkije worden beëindigd en de bij Verordening (EG) nr. 1601/2001 ten aanzien van deze landen ingestelde antidumpingmaatregelen worden ingetrokken.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 30 oktober 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
F. NUNES CORREIA
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB L 34 van 3.2.2001, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1274/2003 (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 34).
(3) PB L 211 van 4.8.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 564/2005 (PB L 97 van 15.4.2005, blz. 1).
(4) PB L 211 van 4.8.2001, blz. 47.
(5) PB L 299 van 16.11.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 121/2006 (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 1).
(6) PB C 51 van 1.3.2006, blz. 2.
(7) PB C 202 van 10.8.2004, blz. 12.
(8) PB C 270 van 29.10.2005, blz. 38.
(9) PB C 181 van 3.8.2006, blz. 15.
(10) PB C 66 van 22.3.2007, blz. 14.