25.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 197/18 |
VERORDENING (EG) Nr. 708/2008 VAN DE COMMISSIE
van 24 juli 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1266/2007 wat betreft de voorwaarden waaronder bepaalde dieren van vatbare soorten worden vrijgesteld van het verplaatsingsverbod overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG van de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder c), de artikelen 11 en 12, en artikel 19, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1266/2007 van de Commissie (2) stelt in verband met bluetongue bepalingen vast wat betreft de bestrijding, monitoring, surveillance en beperkingen op verplaatsingen van dieren in en uit de beperkingsgebieden. Voorts stelt die verordening vast onder welke voorwaarden vatbare dieren en sperma, eicellen en embryo's daarvan worden vrijgesteld van het verplaatsingsverbod overeenkomstig Richtlijn 2000/75/EG. |
(2) |
Nieuwe, door verscheidene lidstaten verzamelde, wetenschappelijke gegevens over de pathogenese van het bluetonguevirus duiden erop dat de overdracht van het bluetonguevirus via de placenta voor serotype 8 althans waarschijnlijk is. Daarom moeten de voorzorgsmaatregelen die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1266/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 384/2008 van de Commissie (3), om de verspreiding van deze ziekte door drachtige dieren of bepaalde pasgeboren dieren te voorkomen, worden gehandhaafd. |
(3) |
Dieren die vóór de kunstmatige inseminatie of de dekking immuun waren voor bluetongue door vaccinatie met een gemodificeerd levend vaccin of een geïnactiveerd vaccin, worden wat die ziekte betreft niet geacht een significant risico te vormen, mits tussen de vaccinatie en de inseminatie of dekking voldoende tijd verstreken is. Verordening (EG) nr. 1266/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 384/2008, heeft alleen betrekking op dieren die met geïnactiveerde vaccins zijn ingeënt. |
(4) |
Aangezien uit recente eerste wetenschappelijke gegevens niet blijkt dat drachtige dieren die ten minste 60 dagen voor de inseminatie of dekking met een gemodificeerd levend vaccin zijn ingeënt, een extra risico vormen, moet het mogelijk zijn alle geïmmuniseerde dieren die met een geïnactiveerd of gemodificeerd levend vaccin zijn ingeënt, vrij te stellen van het verplaatsingsverbod, mits tussen de vaccinatie en de inseminatie of dekking voldoende tijd verstreken is. |
(5) |
Dieren die niet aan alle vereisten voldoen om overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1266/2007 van een bedrijf in een beperkingsgebied verplaatst te worden naar een ander bedrijf buiten het beperkingsgebied maar die naar een derde land worden uitgevoerd, vormen geen extra risico voor de gezondheidstoestand in de Gemeenschap aangezien zij niet voor een bedrijf in de Gemeenschap bestemd zijn. Bijgevolg moeten de voorschriften voor hun verplaatsing naar het punt van uitgang zoals gedefinieerd in Beschikking 93/444/EEG van de Commissie van 2 juli 1993 houdende toepassingsbepalingen inzake het intracommunautaire handelsverkeer van bepaalde levende dieren en producten die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen (4), de voorschriften van artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1266/2007 voor dieren die naar een slachthuis worden vervoerd, niet te boven gaan. Er hoeft dus geen extra certificering ten aanzien van de voorwaarden van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1266/2007 te worden verlangd indien die dieren vergezeld gaan van een certificaat overeenkomstig Beschikking 93/444/EEG van de Commissie. Derhalve dient de verwijzing naar Beschikking 93/444/EEG in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1266/2007 te worden geschrapt. |
(6) |
Indien op grond van de dierenwelzijnsvoorschriften in verband met de lengte van het transport voor dieren die naar een slachthuis of punt van uitgang worden vervoerd, een rustperiode gepland is, dienen de afwijkingen voor verplaatsingen van die dieren alleen te gelden als de mogelijkheid bestaat dat de rustperiode plaatsvindt in een controlepost in hetzelfde beperkingsgebied als dat van het bedrijf van herkomst, aangezien alleen dan aan een dergelijke onderbreking van het rechtstreekse vervoer naar controleposten geen extra risico verbonden is. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 1266/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1266/2007 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
In bijlage III wordt deel A vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG van de Commissie (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 26).
(2) PB L 283 van 27.10.2007, blz. 37. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 394/2008 (PB L 117 van 1.5.2008, blz. 22).
(3) PB L 116 van 30.4.2008, blz. 3.
(4) PB L 208 van 19.8.1993, blz. 34.
(5) PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1.”
BIJLAGE
„A. Dieren
De dieren moeten tijdens het vervoer naar de plaats van bestemming tegen de vector Culicoïdes zijn beschermd.
Bovendien moet aan ten minste één van de in de punten 1 tot en met 7 vermelde voorwaarden worden voldaan:
1. De dieren zijn tot de verzending tijdens de seizoensgebonden vectorvrije periode, als vastgesteld in bijlage V, gedurende ten minste 60 dagen vóór de datum van verplaatsing in een seizoensgebonden bluetonguevrij gebied gehouden en zijn onderworpen aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers overeenkomstig het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) („OIE Terrestrial Manual”), die niet eerder dan zeven dagen vóór de datum van verplaatsing is uitgevoerd en negatieve resultaten heeft opgeleverd.
Die test voor de opsporing van ziekteverwekkers is echter niet nodig voor lidstaten of gebieden van lidstaten waar voldoende epidemiologische gegevens, verkregen bij de uitvoering van een monitoringprogramma gedurende minimaal drie jaren, de bepaling van de seizoensgebonden vectorvrije periode, als vastgesteld overeenkomstig bijlage V, mogelijk maken.
De lidstaten die van die mogelijkheid gebruikmaken, stellen de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.
Wanneer de in dit punt bedoelde dieren bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG:
„Het dier (de dieren) is (zijn) tot de verzending in een seizoensgebonden bluetonguevrij gebied gehouden tijdens de seizoensgebonden vectorvrije periode die begon op … (datum vermelden) sinds hun geboorte of gedurende ten minste 60 dagen en zijn dan, in voorkomend geval (aangeven wat van toepassing is), overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual en met negatieve resultaten aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers op uiterlijk zeven dagen vóór de verzending genomen monsters onderworpen overeenkomstig bijlage III, deel A, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 1266/2007.”.
2. De dieren zijn tot de verzending gedurende een periode van ten minste 60 dagen vóór de datum van verzending tegen vectoren beschermd.
Wanneer de in dit punt bedoelde dieren bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG:
„Dier(en) in overeenstemming met bijlage III, deel A, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 1266/2007.”.
3. De dieren zijn tot de verzending tijdens de seizoensgebonden vectorvrije periode, als vastgesteld overeenkomstig bijlage V, in een seizoensgebonden bluetonguevrij gebied gehouden of zijn gedurende een periode van ten minste 28 dagen tegen vectoren beschermd en zijn tijdens die periode, met negatieve resultaten, onderworpen aan een serologische test overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual voor de opsporing van antilichamen tegen de bluetonguevirusgroep, die ten minste 28 dagen na de datum van het begin van de periode van bescherming tegen vectoren of de seizoensgebonden vectorvrije periode is uitgevoerd.
Wanneer de in dit punt bedoelde dieren bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG:
„Dier(en) in overeenstemming met bijlage III, deel A, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 1266/2007.”.
4. De dieren zijn tot de verzending tijdens de seizoensgebonden vectorvrije periode, als vastgesteld overeenkomstig bijlage V, in een seizoensgebonden bluetonguevrij gebied gehouden of zijn gedurende een periode van ten minste 14 dagen tegen vectoren beschermd en zijn tijdens die periode, met negatieve resultaten, onderworpen aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual, die ten minste 14 dagen na de datum van het begin van de periode van bescherming tegen vectoren of de seizoensgebonden vectorvrije periode is uitgevoerd.
Wanneer de in dit punt bedoelde dieren bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG:
„Dier(en) in overeenstemming met bijlage III, deel A, punt 4, bij Verordening (EG) nr. 1266/2007.”.
5. De dieren zijn afkomstig zijn van een beslag dat overeenkomstig een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd vaccinatieprogramma is gevaccineerd en de dieren zijn gevaccineerd tegen het (de) serotype(s) dat (die) aanwezig is (zijn) of waarschijnlijk aanwezig is (zijn) in een epidemiologisch relevant geografisch gebied van oorsprong, de dieren bevinden zich nog in de immuniteitsperiode die wordt gegarandeerd in de specificaties van het in het vaccinatieprogramma goedgekeurde vaccin en de dieren voldoen aan ten minste één van de volgende eisen:
a) |
zij zijn meer dan 60 dagen vóór de datum van verplaatsing gevaccineerd; |
b) |
zij zijn met een geïnactiveerd vaccin gevaccineerd vóór ten minste het aantal dagen dat nodig is voor het begin van de immuniteitsbescherming, als aangegeven in de specificaties van het voor het vaccinatieprogramma goedgekeurde vaccin en zij zijn onderworpen aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual, die met negatieve resultaten is uitgevoerd ten minste 14 dagen na het begin van de immuniteitsbescherming, als aangegeven in de specificaties van het in het vaccinatieprogramma goedgekeurde vaccin; |
c) |
zij waren eerder gevaccineerd en zijn opnieuw met een geïnactiveerd vaccin gevaccineerd binnen de immuniteitsperiode die wordt gegarandeerd in de specificaties van het in het vaccinatieprogramma goedgekeurde vaccin; |
d) |
zij zijn tijdens de seizoensgebonden vectorvrije periode, als vastgesteld overeenkomstig bijlage V, sinds hun geboorte of gedurende ten minste 60 dagen vóór de datum van vaccinatie in een seizoensgebonden bluetonguevrij gebied gehouden en zijn met een geïnactiveerd vaccin gevaccineerd vóór ten minste het aantal dagen dat nodig is voor het begin van de immuniteitsbescherming, als aangegeven in de specificaties van het in het vaccinatieprogramma goedgekeurde vaccin. |
Wanneer de in dit punt bedoelde dieren bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG:
„Dier(en) gevaccineerd tegen bluetongueserotype(s) … (serotype(s) invullen) met … (naam van het vaccin invullen) met een geïnactiveerd/gemodificeerd levend vaccin (aangeven wat van toepassing is) in overeenstemming met bijlage III, deel A, punt 5, bij Verordening (EG) nr. 1266/2007.”.
6. De dieren zijn nooit tegen bluetongue gevaccineerd en altijd gehouden in een epidemiologisch relevant geografisch gebied van oorsprong waar niet meer dan één serotype aanwezig was, aanwezig is of waarschijnlijk aanwezig is en:
a) |
zij zijn met positieve resultaten onderworpen aan twee serologische tests overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual voor de opsporing van antistoffen tegen het bluetonguevirusserotype, waarbij de eerste test tussen 60 en 360 dagen vóór de datum van verplaatsing moet worden uitgevoerd en de tweede test wordt uitgevoerd op monsters die niet eerder dan zeven dagen voor de datum van de verplaatsing zijn genomen, of |
b) |
zij zijn met positieve resultaten onderworpen aan een serologische test overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual voor de opsporing van antilichamen tegen het bluetonguevirusserotype; de test moet ten minste 30 dagen vóór de datum van verplaatsing worden uitgevoerd en de dieren zijn onderworpen aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual, die met negatieve resultaten niet eerder dan zeven dagen vóór de datum van de verplaatsing is uitgevoerd. |
Wanneer de in dit punt bedoelde dieren bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG:
„Dier(en) onderworpen aan een serologische test overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual voor de opsporing van antilichamen tegen het bluetonguevirusserotype … (serotype vermelden) in overeenstemming met bijlage III, deel A, punt 6, bij Verordening (EG) nr. 1266/2007.”.
7. De dieren zijn nooit tegen bluetongue gevaccineerd en zijn met positieve resultaten voor alle serotypes die in het epidemiologisch relevante geografische gebied van oorsprong aanwezig zijn of waarschijnlijk aanwezig zijn, onderworpen aan twee passende specifieke serologische tests overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual voor de opsporing van de specifieke antistoffen tegen alle aanwezige of waarschijnlijk aanwezige bluetonguevirusserotypes, en
a) |
de eerste test moet tussen 60 en 360 dagen vóór de datum van verplaatsing zijn uitgevoerd en de tweede test moet zijn uitgevoerd op monsters die niet eerder dan zeven dagen voor de datum van de verplaatsing zijn genomen, of |
b) |
de serologische test voor het specifieke serotype moet ten minste 30 dagen vóór de datum van verplaatsing zijn uitgevoerd en de dieren zijn onderworpen aan een test voor de opsporing van ziekteverwekkers overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual, die met negatieve resultaten niet eerder dan zeven dagen vóór de datum van de verplaatsing is uitgevoerd. |
Wanneer de in dit punt bedoelde dieren bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG:
„Dier(en) onderworpen aan een specifieke serologische test overeenkomstig het OIE Terrestrial Manual voor de opsporing van antilichamen tegen alle aanwezige of wellicht aanwezige bluetonguevirusserotypes … (serotypes vermelden) in overeenstemming met bijlage III, deel A, punt 7, bij Verordening (EG) nr. 1266/2007.”.
Drachtige dieren moeten hetzij vóór de inseminatie of dekking aan ten minste een van de voorwaarden van de punt 5, 6 en 7 voldoen, hetzij aan de voorwaarde van punt 3 voldoen, waarbij de test niet eerder dan zeven dagen vóór de datum van verplaatsing is uitgevoerd.
Wanneer de dieren bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer, wordt een van de volgende zinnen toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten, vastgesteld in de Richtlijnen 64/432/EEG, 91/68/EEG en 92/65/EEG:
|
„Het dier is (de dieren zijn) niet drachtig.”, of |
|
„Het dier is (de dieren zijn) mogelijk drachtig en voldoet (voldoen) aan de voorwaarde(n) … (van de punten 5, 6 en 7 vóór de inseminatie of dekking, of van punt 3; aangeven wat van toepassing is).”.” |