30.6.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 163/42 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 28 juni 2010
betreffende de erkenning van Algerije wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden met het oog op de erkenning van bevoegdheidsbewijzen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4226)
(2010/363/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (1), en met name op artikel 19, lid 3,
Gezien het schrijven van de Cypriotische autoriteiten van 13 mei 2005, waarin wordt verzocht om de erkenning van Algerije met het oog op de erkenning van door dat land afgegeven bevoegdheidsbewijzen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De lidstaten kunnen besluiten door derde landen afgegeven bevoegdheidsbewijzen van zeevarenden te erkennen, op voorwaarde dat het desbetreffende derde land door de Commissie erkend is en met name voldoet aan de vereisten van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (1978), als gewijzigd (STCW-Verdrag) (2). |
(2) |
Ingevolge het verzoek van de Cypriotische autoriteiten heeft de Commissie de opleidings- en diplomeringssystemen voor zeevarenden in Algerije onderzocht om na te gaan of dit land voldoet aan de vereisten van het STCW-Verdrag en of gepaste maatregelen zijn getroffen om fraude met certificaten te voorkomen. Deze beoordeling is gebaseerd op de resultaten van een inspectie door deskundigen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid in september 2006. |
(3) |
Waar tijdens de beoordeling van de naleving van het STCW-Verdrag tekortkomingen zijn vastgesteld, hebben de Algerijnse autoriteiten de Commissie de gevraagde relevante informatie en het bewijsmateriaal verstrekt betreffende de tenuitvoerlegging van gepaste en voldoende corrigerende maatregelen om het merendeel van deze kwesties aan te pakken. |
(4) |
De resterende tekortkomingen betreffende de opleidings- en diplomeringsprocedures voor zeevarenden hebben voornamelijk betrekking op het gebrek aan specifieke wetgevingsbepalingen betreffende het gebruik van simulatoren en de vermelding van een expliciet verband tussen de aanwijzing van Algerijnse bevoegdheidsbewijzen en bepaalde opleidingsvereisten van het STCW-Verdrag en de bijbehorende code. De Algerijnse autoriteiten werden daarom verzocht hieromtrent verdere corrigerende maatregelen te nemen. Deze tekortkomingen rechtvaardigen echter niet dat het algemene niveau van naleving van het STCW-Verdrag door de Algerijnse systemen betreffende opleiding en diplomering van zeevarenden in vraag wordt gesteld. |
(5) |
Het resultaat van de beoordeling van de naleving en de evaluatie van de door de Algerijnse autoriteiten verstrekte informatie tonen aan dat Algerije de desbetreffende eisen van het STCW-Verdrag naleeft en gepaste maatregelen heeft getroffen om fraude met certificaten te verhinderen en dat deze derhalve door de Unie moeten worden erkend. |
(6) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Algerije wordt erkend wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden met het oog op de erkenning van door dit land afgegeven bevoegdheidsbewijzen.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum van de kennisgeving ervan aan de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 28 juni 2010.
Voor de Commissie
Siim KALLAS
Vicevoorzitter
(1) PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33.
(2) Goedgekeurd door de Internationale Maritieme Organisatie.