21.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 349/107 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 19 december 2013
betreffende een aanmelding door het Verenigd Koninkrijk van maatregelen die het wenst vast te stellen overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 3, van Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 9225)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2013/795/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (1), en met name artikel 9, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2009/45/EG is een uniform niveau van veiligheidseisen vastgesteld voor passagiersschepen die onder om het even welke vlag varen en die voor binnenlandse reizen worden gebruikt. |
(2) |
Volgens artikel 9, lid 2, van de bovengenoemde richtlijn mogen de lidstaten maatregelen nemen op grond waarvan eisen worden toegestaan die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van bijlage I, mits die gelijkwaardige eisen minstens even doeltreffend zijn als genoemde voorschriften, en met inachtneming van de in artikel 9, lid 4, bedoelde procedure. |
(3) |
Volgens artikel 9, lid 3, van de bovengenoemde richtlijn mogen de lidstaten maatregelen vaststellen waarbij schepen worden vrijgesteld van bepaalde specifieke eisen, op voorwaarde dat het veiligheidsniveau niet wordt verlaagd en met inachtneming van de in artikel 9, lid 4, bedoelde procedure. |
(4) |
In artikel 9, lid 4, is bepaald dat een lidstaat die gebruikmaakt van de bepalingen van artikel 9, leden 2 en 3, de Commissie in kennis moet stellen van de maatregelen die hij voornemens is vast te stellen, met de nodige bijzonderheden om duidelijk te maken dat het veiligheidsniveau in voldoende mate wordt gehandhaafd. Indien binnen zes maanden na de kennisgeving volgens de in artikel 11, lid 2, bedoelde procedure wordt besloten dat de maatregelen niet gewettigd zijn, wordt van genoemde lidstaat geëist dat hij de voorgestelde maatregelen wijzigt of niet vaststelt. |
(5) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie op 17 februari 2011 in kennis gesteld van een nationale maatregel betreffende vrijstellingen en eisen die gelijkwaardig zijn aan de in de richtlijn vastgestelde eisen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt, overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 3, van Richtlijn 2009/45/EG. De Commissie heeft op 25 maart 2011 aanvullende technische bijzonderheden en uitleg gevraagd over het voorstel van het Verenigd Koninkrijk. |
(6) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft op 19 maart 2013 opnieuw een nationale maatregel aangemeld waarbij 21 vrijstellingen en gelijkwaardige eisen worden toegestaan uit hoofde van artikel 9, leden 2 en 3, van Richtlijn 2009/45/EG. Deze kennisgeving vervangt die van 17 februari 2011; ze heeft voornamelijk betrekking op de technische en operationele alternatieven voor de eisen van de richtlijn inzake de specifieke behoeften van kleine passagiersschepen die actief zijn langs de kust van het Verenigd Koninkrijk. |
(7) |
De Commissie heeft op 12 juni 2013 nadere informatie en uitleg gevraagd over het verzoek om vrijstellingen en gelijkwaardige eisen. De Commissie gaf aan dat de termijn van zes maanden waarin voorzien is bij artikel 9, lid 4, van de richtlijn, die begint te lopen vanaf de oorspronkelijke ontvangst van de kennisgeving, was opgeschort tot alle informatie die nodig is voor de afronding van de analyse was ontvangen. Het Verenigd Koninkrijk heeft hierop op 13 juli 2013 geantwoord. Op 23 september 2013 is een vergadering gehouden met de vertegenwoordigers van de Commissie, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) en de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk om de bijzonderheden van deze complexe kennisgeving nader te bestuderen. |
(8) |
Op 1 oktober 2013 besloot het Verenigd Koninkrijk om elf van de oorspronkelijke vrijstellingen/gelijkwaardige eisen in te trekken. Het Verenigd Koninkrijk gaf ook een actualisering van de nog resterende vrijstellingen/gelijkwaardige eisen en verduidelijkte de operationele omstandigheden waarin de gevraagde vrijstellingen zouden worden toegepast. |
(9) |
De Commissie is van oordeel dat negen van de aangevraagde vrijstellingen/gelijkwaardige eisen gerechtvaardigd zijn en dat de procedure van artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2009/45/EG niet van toepassing is. |
(10) |
Het resterende verzoek heeft betrekking op de eis uit hoofde van Voorschrift III/2.1 van bijlage I bij Richtlijn 2009/45/EG inzake „extra reddingsvlotten”. Deze maatregel omvat een vrijstelling en een voorstel voor een gelijkwaardige eis. Het Verenigd Koninkrijk vraagt om vaartuigen van klassen C en D met een lengte van minder dan 24 m die alleen worden gebruikt voor reizen in gunstige weersomstandigheden, bij daglicht en tijdens de zomer, en die niet meer dan 130 personen vervoeren, vrij te stellen van de eis van Voorschrift III/2.1. Als gelijkwaardige eis voor dit voorschrift stelt het Verenigd Koninkrijk voor dat deze passagiersschepen reddingsvlotten voor 100 % van de personen aan boord meenemen en drijfvoorzieningen voor 20 %. |
(11) |
De Commissie is van oordeel dat dit resterende verzoek om vaartuigen van klassen C en D met een lengte van minder dan 24 m vrij te stellen van de eis uit hoofde van Voorschrift III/2.1 van bijlage I bij Richtlijn 2009/45/EG inzake „extra reddingsvlotten”, niet kan worden ingewilligd. Het Verenigd Koninkrijk heeft niet aangetoond dat er geen verlaging van de veiligheid plaatsheeft onder de voorgestelde exploitatievoorwaarden van de vaartuigen die uitsluitend worden gebruikt voor reizen in gunstige weersomstandigheden, bij daglicht en in de zomer. Het Verenigd Koninkrijk heeft evenmin aangetoond dat het risico op onbeschikbaarheid van een reddingsvlot laag is; de voorgestelde gelijkwaardige maatregel om drijfvoorzieningen mee te nemen voor 20 % van de personen aan boord is onaanvaardbaar omdat dit impliceert dat de personen die deze voorzieningen gebruiken zich in het water bevinden. In sommige van de gebieden waarin deze maatregel wordt toegepast, kan de zeetemperatuur in de afgebakende zomerperiode bijzonder laag zijn, in sommige gevallen slechts 5 °C. |
(12) |
De Commissie is dan ook van oordeel dat de voorgenomen gelijkwaardige maatregelen voor de eis uit hoofde van Voorschrift III/2.1 van bijlage I bij Richtlijn 2009/45/EG niet gerechtvaardigd zijn. |
(13) |
De in dit besluit vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het Verenigd Koninkrijk mag de voorgenomen vrijstelling van de eis van Voorschrift III/2.1 van bijlage I bij Richtlijn 2009/45/EG inzake „extra reddingsvlotten” voor passagiersvaartuigen van klassen C en D met een lengte van minder dan 24 m niet toepassen, noch de voorgestelde gelijkwaardige maatregel voor die vaartuigen, namelijk het meenemen van reddingsvlotten voor 100 % en drijfvoorzieningen voor 20 % van de personen aan boord.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 19 december 2013.
Voor de Commissie
Siim KALLAS
Vicevoorzitter
(1) PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1.