20.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/81


VERORDENING (EU) Nr. 1290/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 december 2013

tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van "Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)" en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 173 en 183, en artikel 188, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Rekenkamer (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

"Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)" ("Horizon 2020") is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4). Deze verordening dient te worden aangevuld met regels voor de deelname aan acties onder contract uit hoofde van Horizon 2020 en voor de exploitatie en de de verspreiding van de resultaten van deze acties.

(2)

De tenuitvoerlegging van Horizon 2020 moet rechtstreeks bijdragen tot de totstandbrenging van industrieel leiderschap, groei en werkgelegenheid en tot het welzijn van de burgers in Europa, en het pakket dient uiting te geven aan de strategische visie zoals vervat in de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2010 getiteld "Europa 2020 - kerninitiatief Innovatie-Unie", waarin de Commissie zich ertoe verbindt de toegang voor de deelnemers sterk te vereenvoudigen.

(3)

Horizon 2020 moet ondersteuning bieden voor de totstandbrenging en het functioneren van de Europese Onderzoeksruimte waarbinnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologie vrij circuleren, door de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten en tussen de lidstaten onderling te versterken, met name via de toepassing van samenhangende regels.

(4)

De in deze verordening neergelegde regels voor deelname, exploitatie en verspreiding in Horizon 2020 ("de regels") moeten op passende wijze rekening houden met de aanbevelingen van het Europees Parlement in zijn resolutie van 11 november 2010 over de vereenvoudiging van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek (5), en de aanbevelingen van de Raad met het oog op de vereenvoudiging van de administratieve en financiële vereisten van de kaderprogramma's voor onderzoek. De regels moeten voortbouwen op de vereenvoudigingen die reeds zijn doorgevoerd op grond van Besluit nr. 1982/2006/EG (6). In deze regels moet rekening worden gehouden met de aanbevelingen in het eindverslag van de deskundigengroep met als titel "Ttussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma" van 12 november 2010 en zij moeten het mogelijk maken de administratieve lasten voor de deelnemers verder te verminderen en de financiële bepalingen te vereenvoudigen teneinde de deelname te vergemakkelijken en het aantal financiële fouten terug te schroeven. De regels moeten tevens een adequate weerspiegeling zijn van de zorgpunten en aanbevelingen van de onderzoekswereld die tot uiting zijn gekomen in het debat rond de mededeling van de Commissie van 29 april 2010 met als titel "Vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek" en het daaropvolgende Groenboek van 9 februari 2011 met als titel "Van uitdagingen naar kansen: naar een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie".

(5)

De tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 moet een evaluatie van het nieuwe financieringsmodel bevatten, onder meer van het effect ervan op de financieringsniveaus, op de deelname aan Horizon 2020 en op de aantrekkelijkheid van Horizon 2020.

(6)

De Commissie of het relevante financieringsorgaan moet ervoor zorgen dat aan alle potentiële deelnemers richtsnoeren en informatie worden verstrekt op het ogenblik dat de uitnodiging tot het indienen van voorstellen wordt bekendgemaakt.

(7)

Om de coherentie met andere financieringsprogramma's van de Unie te waarborgen, moet Horizon 2020 worden uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7), en gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (8), en moet daarbij naar behoren rekening worden gehouden met de specifieke aard van onderzoeks- en innovatieactiviteiten.

(8)

Er moet voor een geïntegreerde aanpak worden gezorgd waarbij activiteiten die onder het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), zoals ingesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, zoals ingesteld bij Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), en het Europees Instituut voor innovatie en technologie (het EIT), zoals opgericht bij Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad (10) vallen, worden gebundeld om de deelname te vergemakkelijken, de samenhang tussen de diverse instrumenten te bevorderen, het wetenschappelijk en economisch effect te vergroten en tegelijkertijd dubbel werk en versnippering te voorkomen. Er moeten gemeenschappelijke regels worden toegepast teneinde een coherent kader tot stand te brengen dat de deelname aan programma's die in aanmerking komen voor EU-financiering uit de begroting voor Horizon 2020 moet vergemakkelijken, inclusief de deelname aan programma's die beheerd worden door het EIT, gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren als bedoeld in artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en de deelname aan programma's die krachtens artikel 185 VWEU door lidstaten ten uitvoer worden gelegd.

Anderzijds moet echter worden voorzien in de nodige flexibiliteit, zodat specifieke regels kunnen worden aangenomen wanneer de specifieke kenmerken van de verschillende acties dit vereisen. Teneinde rekening te houden met de specifieke operationele behoeften die zijn vastgesteld in het kader van de desbetreffende basishandeling inzake de krachtens artikel 187 VWEU opgerichte organen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op gepaste wijze worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(9)

De acties die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten in overeenstemming zijn met de grondrechten en de beginselen van met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dergelijke acties moeten voldoen aan alle wettelijke verplichtingen, met inbegrip van het internationale recht en relevante besluiten van de Commissie zoals het bericht van de Commissie van 28 juni 2013 (11), en aan ethische beginselen, onder meer het voorkomen van elke inbreuk op de integriteit van het wetenschappelijk onderzoek.

(10)

Conform de doelstellingen van internationale samenwerking zoals bepaald in de artikelen 180 en 186 VWEU moet de deelname van rechtspersonen die in derde landen zijn gevestigd en van internationale organisaties worden gestimuleerd. De uitvoering van de regels dient in overeenstemming te zijn met de maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 75 en 215 VWEU, alsook met het internationale recht. Bovendien moet bij de uitvoering van de regels op passende wijze rekening worden gehouden met de voorwaarden voor deelname van entiteiten uit de Unie aan overeenkomstige programma's van derde landen.

(11)

De regels moeten zorgen voor een coherent, alomvattend en transparant kader, zodat garanties worden geboden voor een zo doeltreffend mogelijke tenuitvoerlegging, met inachtneming van de noodzaak om te voorzien in een gemakkelijke toegang voor alle deelnemers via de toepassing van vereenvoudigde procedures, in het bijzonder ten aanzien van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen ("kmo's"). De financiële bijstand van de Unie kan in verschillende vormen worden verleend.

(12)

Overeenkomstig het transparantiebeginsel en naast het in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012 bedoelde bekendmakingsvereiste dient de Commissie via specifieke informatiekanalen open uitnodigingen tot het indienen van voorstellen aan te kondigen op de internetpagina's van Horizon 2020, en te zorgen voor ruime verspreiding daarvan via onder meer de nationale contactpunten en op verzoek, waar mogelijk in toegankelijke formaten.

(13)

De in deze verordening vastgestelde selectie- en gunningscriteria dienen op transparante wijze te worden toegepast en gebaseerd te zijn op objectieve en meetbare parameters, rekening houdend met het algemene streven van Horizon 2020 naar een goed functionerende Europese Onderzoeksruimte.

(14)

In het algemeen dient de periode tussen de uiterste indieningsdatum van volledige voorstellen en de ondertekening van subsidieovereenkomsten met aanvragers, of de toezending aan aanvragers van subsidiebesluiten, korter te zijn dan die waarin Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voorziet. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen en voor acties van de Europese Onderzoeksraad dient een langere periode te worden toegestaan.

(15)

De Commissie dient te blijven streven naar een vereenvoudiging van de procedures die door verbetering van de IT-systemen mogelijk is, bijvoorbeeld door de verdere uitbreiding van het deelnemersportaal dat dient te functioneren als enig toegangspunt vanaf het ogenblik, van de bekendmaking van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen, over de indiening van voorstellen tot aan de uitvoering van de actie, met als doel een één-loketsysteem op te zetten. Het systeem zou ook vragen van aanvragers over de voortgang en het tijdpad van hun aanvragen kunnen beantwoorden.

(16)

De behandeling van vertrouwelijke gegevens en gerubriceerde informatie moet worden onderworpen aan al het relevante Unie recht, inclusief de interne regels van de instellingen, zoals Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (12), waarin de veiligheidsvoorschriften van de Europese Unie voor gerubriceerde informatie zijn vastgesteld.

(17)

Er moeten minimumvoorwaarden voor deelname worden vastgesteld, op zowel algemeen gebied als met betrekking tot de specifieke kenmerken van de acties op grond van Horizon 2020. Er is met name behoefte aan regels betreffende het aantal deelnemers en hun plaats van vestiging. Bij een actie waaraan geen in een lidstaat gevestigde organisatie deelneemt, moet worden gestreefd naar de verwezenlijking van de doelstellingen van de artikelen 173 en 179 VWEU.

(18)

Overeenkomstig Besluit 2001/822/EG van de Raad (13) komen rechtspersonen uit landen en gebieden overzee in aanmerking voor deelname aan Horizon 2020 onder de daarin vermelde specifieke voorwaarden.

(19)

Bij het vaststellen van de tijdschema's voor uitnodigingen en verzoeken om informatie, dient de Commissie waar mogelijk rekening te houden met de normale vakantieperiodes.

(20)

Bij niet-succesvolle voorstellen dient de Commissie de betrokken aanvragers een terugkoppeling over hun voorstel te geven.

(21)

Duidelijke en transparante mechanismen voor het opstellen van uitnodigingen inzake specifieke onderwerpen moeten zorgen voor een gelijk speelveld, moeten Horizon 2020 aantrekkelijker maken en leiden tot een grotere participatie.

(22)

De Commissie dient voor elk aspect van Horizon 2020 te handelen volgens de beginselen van de Europese bestuurlijke gedragscode in de bijlage bij Besluit 2000/633/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (14).

(23)

Het is dienstig voorwaarden vast te stellen met betrekking tot het toekennen van financiering door de Unie aan deelnemers van acties op grond van Horizon 2020. Om de bestaande financieringsregels te vereenvoudigen moet een vereenvoudigd model voor de vergoeding van kosten worden aangenomen waarin meer wordt gewerkt met forfaitaire bedragen, vaste tarieven en eenheidskosten.

(24)

De vergoedingspercentages in deze verordening zijn aangemerkt als maxima teneinde te voldoen aan het non-profitvereiste en het medefinancieringsbeginsel, en om deelnemers in staat te stellen om een lager percentage te verzoeken. De vergoedingspercentages dienen in beginsel evenwel 100 % of 70 % te zijn.

(25)

Bij de classificatie van technologisch onderzoek, productontwikkeling en demonstratie-activiteiten moeten de OESO-definities betreffende het niveau van technologische paraatheid (Technological Readiness Level - TRL) in acht worden genomen.

(26)

Specifieke uitdagingen op het gebied van onderzoek en innovatie moeten worden aangepakt door middel van nieuwe financieringsvormen zoals prijzen, precommerciële inkoop, overheidsopdrachten met betrekking tot innovatieve oplossingen, het kmo-instrument en de Innovatiesnelwegacties, die specifieke regels vereisen.

(27)

Om gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen op de interne markt te handhaven, moet de subsidiëring in het kader van Horizon 2020 worden opgezet overeenkomstig de regelgeving inzake staatssteun, teneinde de doelmatigheid van de overheidsinvesteringen te waarborgen en marktverstoringen, zoals de verdringing van private financiering, het creëren van ineffectieve marktstructuren of de instandhouding van inefficiënte bedrijven, te voorkomen. Er dient te worden gewaarborgd dat de financiering van innovatieacties niet tot concurrentievervalsing of marktverstoring zonder gegronde reden leidt.

(28)

Om de financiële belangen van de Unie te beschermen moeten er tijdens de gehele uitgavencyclus proportionele maatregelen worden genomen, zodat een passend evenwicht tussen vertrouwen en controle wordt bereikt.

(29)

Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 moeten de regels de basis vormen voor een bredere acceptatie van de gangbare kostenboekhoudpraktijken van de begunstigden.

(30)

Zoals gebleken, is het garantiefonds voor de deelnemers dat is opgezet krachtens Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad (15) en dat door de Commissie wordt beheerd, een belangrijk vrijwaringsmechanisme om de risico's te beperken die verbonden zijn aan verschuldigde bedragen die niet worden terugbetaald door in gebreke blijvende deelnemers. Het is derhalve noodzakelijk om voor de deelnemers een nieuw garantiefonds in te stellen ("het Fonds"). Om te zorgen voor een efficiënter beheer en een betere dekking van het risico van deelnemers, moet het Fonds acties omvatten uit hoofde van het programma dat is opgezet krachtens Besluit nr. 1982/2006/EG, het programma opgezet bij Besluit 2006/970/Euratom van de Raad (16), het programma opgezet bij Besluit 2012/93/Euratom van de Raad (17), alsmede acties uit hoofde van Horizon 2020 en Verordening (Euratom) nr. 1314/2013 van de Raad (18). Programma's van instanties die geen financieringsorganen van de Unie zijn, mogen niet in aanmerking komen voor dekking door het Fonds.

(31)

Ter wille van de transparantie moeten de namen van de deskundigen die de Commissie of relevante financieringsorganen bij de toepassing van deze verordening hebben bijgestaan, worden bekendgemaakt. Wanneer deze bekendmaking een gevaar inhoudt voor de veiligheid of integriteit van de deskundigen of hun privacy onnodig schaadt, moeten de Commissie en de financieringsorganen de mogelijkheid hebben af te zien van de bekendmaking van de namen.

(32)

De persoonsgegevens van de deskundigen moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (19).

(33)

Er moeten regels worden vastgesteld voor de exploitatie en verspreiding van resultaten om te waarborgen dat de deelnemers die resultaten op passende wijze beschermen, exploiteren en verspreiden, en om te voorzien in mogelijke aanvullende exploitatievoorwaarden om de strategische Europese belangen te beschermen. Deelnemers die Uniefinanciering hebben ontvangen en die van plan zijn de via die financiering gegenereerde resultaten voornamelijk te exploiteren in derde landen die niet bij Horizon 2020 betrokken zijn, dienen duidelijk te maken hoe die Uniefinanciering het algemene concurrentievermogen van Europa ten goede zal komen (wederkerigheidsbeginsel), zoals vastgelegd in de subsidieovereenkomst.

(34)

Indien onderzoek mogelijkheden biedt voor verdere ontwikkeling van nieuwe medische technologieën (bijvoorbeeld geneesmiddelen, vaccins en medische diagnostiek), moeten er maatregelen worden genomen om, waar passend, de onderzoeksresultaten onmiddellijk te exploiteren en te verspreiden.

(35)

Ondanks het succes van de op schuld- en eigenvermogenfinanciering gebaseerde financiële instrumenten van de Unie voor onderzoek, ontwikkeling, innovatie en groei, blijft de toegang tot risicokapitaal, met name voor innovatieve kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, een essentieel punt. Om het gebruik daarvan te optimaliseren moet worden toegestaan dat op schuld- en eigenvermogenfinanciering gebaseerde financiële instrumenten onderling en met uit de Uniebegroting gefinancierde subsidies worden gecombineerd, onder meer in het kader van Horizon 2020. Bovendien moet de Commissie met name zorgen voor continuïteit van de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF), die is ingesteld krachtens Besluit nr. 1982/2006/EG, en van het op de aanloopfase gerichte deel van de faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve bedrijven uit het MKB (FSIM), die is ingesteld krachtens Besluit nr. 1639/2006/EG, met de opvolgende financiële instrumenten voor schuld- en eigenvermogenfinanciering uit hoofde van Horizon 2020, respectievelijk de "krediet- en garantiedienst voor onderzoek en innovatie van de Unie" en de "vermogensinstrumenten voor onderzoek en innovatie van de Unie". In dat verband moeten ontvangsten en terugbetalingen die door deze financiële instrumenten worden gegenereerd rechtstreeks ten goede komen aan de financiële instrumenten die zijn opgezet krachtens Horizon 2020.

(36)

De Commissie dient te zorgen voor voldoende complementariteit tussen het MKB-instrument in het kader van Horizon 2020, de financiële instrumenten in het kader van Horizon 2020 en het COSME programma zoals ingesteld krachtens Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad (20), en regelingen en instrumenten die gezamenlijk met de lidstaten zijn ingesteld, zoals het gezamenlijk programma Eurostars (21).

(37)

Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid, dient Verordening (EG) nr. 1906/2006 te worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening zijn specifieke regels vastgesteld voor de deelname aan acties onder contract die worden uitgevoerd op grond van Verordening (EU) nr. 1291/2013 of het, met inbegrip van de deelname aan acties onder contract die overeenkomstig artikel 9, lid 2, van die verordening door financieringsorganen worden gesubsidieerd.

In deze verordening zijn ook de regels vastgesteld die van toepassing zijn op de exploitatie en de verspreiding van resultaten.

2.   Met inachtneming van de specifieke regels zoals vastgesteld in deze verordening, zijn de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012 van toepassing.

3.   Krachtens Verordening (EG) nr. 294/2008 of elke basishandeling op grond waarvan een financieringsorgaan uit hoofde van artikel 185 VWEU wordt belast met taken op het gebied van begrotingsuitvoering, kunnen regels worden vastgesteld die afwijken van de regels in onderhavige verordening. Teneinde rekening te houden met hun specifieke operationele behoeften die zijn vastgesteld in het kader van de desbetreffende basishandeling, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 56 handelingen vast te stellen inzake de krachtens artikel 187 VWEU opgerichte financieringsorganen, met betrekking tot:

a)

de voorwaarden voor deelname aan uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die uitgaan van financieringsorganen op het gebied van de luchtvaart, teneinde het in artikel 9, lid 1, genoemde minimumaantal deelnemers te verminderen;

b)

de in artikel 10 genoemde subsidiabiliteit, waarbij financieringsorganen op het gebied van de bio-industrie en innovatieve geneesmiddelen worden gemachtigd om de subsidiabiliteit tot specifieke soorten deelnemers te beperken;

c)

de regels inzake de exploitatie en verspreiding van resultaten, waarbij financieringsorganen op het gebied van innovatieve geneesmiddelen worden gemachtigd:

i)

de mogelijkheden uit te breiden om resultaten en background aan gelieerde entiteiten, kopers en opvolgingsentiteiten over te dragen of in licentie te geven, overeenkomstig de subsidieovereenkomst en zonder toestemming van andere in artikel 44, leden 1 en 2, genoemde deelnemers;

ii)

specifieke overeenkomsten tot stand te brengen voor toegangsrechten tot background, teneinde resultaten voor verdere commercialisering te ontwikkelen of die zelf te commercialiseren (directe exploitatie), als bedoeld in artikel 48, leden 2, 3 en 4;

iii)

de regels aan te vullen met bepalingen inzake eigendom van en toegang tot gegevens, kennis en informatie die buiten de doelstellingen van een actie vallen en die niet nodig zijn voor de uitvoering en exploitatie van de actie (sideground), als bedoeld in artikel 41, lid 2, en de artikelen 45 tot en met 48;

iv)

de exploitatieregels uit te breiden tot andere doeleinden dan de uitvoering van acties (gebruik voor onderzoeksdoeleinden) of resultaten te ontwikkelen voor verdere commercialisering of die zelf te commercialiseren (directe exploitatie), als bedoeld in artikel 48;

v)

specifieke criteria vast te stellen om, binnen dezelfde actie, het verlenen van de in artikel 46, lid 2, bedoelde sublicenties onder deelnemers toe te staan;

vi)

de toegangsrechten van deelnemers, hun gelieerde entiteiten en licentiehoudende derden, onder de in de in artikel 24, lid 2, bedoelde consortiumovereenkomst vastgelegde voorwaarden, uit te breiden tot resultaten of background voor andere doeleinden dan de uitvoering van acties (gebruik voor onderzoeksdoeleinden) onder passende voorwaarden, waaronder financiële voorwaarden, of het ontwikkelen van resultaten voor verdere commercialisering of het zelf commercialiseren van resultaten (directe exploitatie), als bedoeld in de artikelen 46 tot 48;

vii)

de toegangsrechten tot directe exploitatieafhankelijk te maken van een akkoord tussen de betrokken deelnemers, als bedoeld in artikel 48;

viii)

de verspreiding door wetenschappelijke publicatie in de vorm van open toegang als bedoeld in artikel 43, lid 2, facultatief te maken;

d)

de financiering van de acties, waarbij financieringsorganen op het gebied van elektronische componenten en systemen andere dan de in artikel 28, lid 3, vermelde vergoedingspercentages mogen toepassen wanneer een deelnemer of een actie door een of meer lidstaten wordt meegefinancierd.

Andere dan de in de eerste en tweede alinea van dit lid bedoelde financieringsorganen die krachtens artikel 58, onder c), punt i) of punt ii), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 met taken op het gebied van begrotingsuitvoering zijn belast, kunnen, na goedkeuring door de Commissie, regels toepassen die afwijken van de bepalingen in deze verordening indien dit vanwege hun specifieke behoeften noodzakelijk is.

4.   Deze verordening is niet van toepassing op eigen acties die door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) worden uitgevoerd.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1)   'toegangsrechten': de rechten om resultaten of background te gebruiken onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden;

2)   'gelieerde entiteit': een juridische entiteit waarover een deelnemer direct of indirect zeggenschap kan uitoefenen, dan wel die onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de deelnemer of die zelf de directe of indirecte zeggenschap over een deelnemer uitoefent. Die zeggenschap kan de in artikel 8, lid 2, beschreven vormen aannemen;

3)   'geassocieerd land': een derde land dat partij is bij een internationale overeenkomst met de Unie, als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1291/2013;

4)   'background': alle gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook, materieel of immaterieel, met inbegrip van de daaraan verbonden rechten zoals intellectuele-eigendomsrechten, die i) reeds vóór hun toetreding tot de actie in het bezit van de deelnemers waren; ii) nodig zijn voor de uitvoering van de actie of voor de exploitatie van de resultaten van de actie; en iii) door de deelnemers als zodanig zijn aangemerkt overeenkomstig artikel 45;

5)   'basishandeling': een door de instellingen van de Unie vastgestelde rechtshandeling in de vorm van een verordening, een richtlijn of een besluit in de zin van artikel 288 VWEU, dat als rechtsgrondslag voor de actie geldt;

6)   'innovatieactie': actie die hoofdzakelijk bestaat uit werkzaamheden met als rechtstreeks doel het creëren van plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procédés of diensten. Het kan daarbij gaan om activiteiten als prototyping, tests, demonstraties, proefprojecten, grootschalige productvalidatie en marktreplicatie;

7)   'coördinatie- en ondersteuningsactie': een actie die voornamelijk uit begeleidende maatregelen bestaat zoals normalisatie, verspreiding, voorlichting en communicatie, netwerkactiviteiten, coördinatie en ondersteunende diensten, beleidsdialogen en wederzijdse leerervaringen en studies, met inbegrip van ontwerpstudies voor nieuwe infrastructuur en aanvullende netwerk- of coördinatieactiviteiten tussen programma's in verschillende landen;

8)   'verspreiding': het openbaar maken van de resultaten via alle geschikte kanalen (anders dan met het oogmerk om de resultaten te beschermen of te exploiteren), waaronder tevens begrepen wetenschappelijke publicaties via eender welk communicatiemiddel;

9)   'exploitatie': het gebruik van resultaten bij andere onderzoeksactiviteiten dan die welke onder de desbetreffende actie vallen, of bij het ontwikkelen, creëren en in de handel brengen van een product of werkwijze, of bij het creëren en leveren van een dienst of bij normalisatieactiviteiten;

10)   'eerlijke en redelijke voorwaarden': passende voorwaarden, met inbegrip van eventuele financiële voorwaarden of voorwaarden vrij van royalty's, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van het verzoek om toegang, bijvoorbeeld de feitelijke of potentiële waarde van de resultaten of background waarvoor om toegang is verzocht en/of de omvang, de duur en andere kenmerken van de beoogde exploitatie;

11)   'financieringsorgaan': een andere autoriteit of instantie dan de Commissie, als bedoeld in artikel 58, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, die door de Commissie is belast met taken op het gebied van de begrotingsuitvoering overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1291/2013;

12)   'internationale Europese belangenorganisatie': een internationale organisatie waarvan het merendeel van de leden lidstaten of geassocieerde landen zijn, en waarvan het hoofddoel de bevordering van de wetenschappelijke en technologische samenwerking in Europa is;

13)   'juridische entiteit': elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben;

14)   'juridische entiteit zonder winstoogmerk': een juridische entiteit die op grond van zijn rechtsvorm geen winstoogmerk heeft of een wettelijke of statutaire verplichting heeft geen winsten uit te keren aan zijn aandeelhouders of afzonderlijke leden;

15)   'deelnemer': een juridische entiteit die in het kader van Verordening (EU) nr. 1291/2013 een actie (of een deel daarvan) uitvoert en die uit hoofde van deze verordening rechten en verplichtingen ten aanzien van de Unie of een ander financieringsorgaan heeft;

16)   'medefinancieringsactie voor programma': een actie die wordt gefinancierd door middel van subsidies en die in de eerste plaats bedoeld is als aanvulling op door andere entiteiten dan financieringsorganen van de Unie gefinancierde individuele oproepen of programma's voor het beheer van onderzoeks- en innovatieprogramma's. Een medefinancieringsactie voor programma kan ook aanvullende netwerk- of coördinatieactiviteiten tussen programma's in verschillende landen omvatten;

17)   'precommerciële inkoop': de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij op basis van de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico's en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;

18)   'overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen': inkoopactiviteiten waarbij de aanbestedende diensten als initiërende klant fungeren voor innovatieve goederen of diensten die nog niet op een grootschalige commerciële basis beschikbaar zijn, met inbegrip van conformiteitstests;

19)   'resultaten': alle materiële of immateriële opbrengst van de actie, zoals in het kader van de actie gegenereerde gegevens, kennis of informatie, ongeacht de vorm of aard ervan en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, en ook alle daarmee verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

20)   'kmo': kleine, middelgrote en micro-ondernemingen als omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (22);

21)   'werkprogramma': het door de Commissie goedgekeurde document voor de uitvoering van het specifieke programma overeenkomstig artikel 5 van Besluit 2013/743/EU van de Raad (23);

22)   'werkplan': een document dat vergelijkbaar is met het werkprogramma van de Commissie en dat is goedgekeurd door de financieringsorganen die belast zijn met een deel van de uitvoering van Horizon 2020 overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1291/2013.

2.   In het kader van deze verordening wordt een entiteit die krachtens het nationale recht geen rechtspersoonlijkheid heeft, gelijkgesteld aan een juridische entiteit, mits aan de in artikel 131, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en aan de in artikel 198 van Verordening (EU) nr. 1268/2012 vervatte voorwaarden is voldaan.

3.   In het kader van deze verordening worden subsidieontvangers niet als financieringsorganen aangemerkt.

Artikel 3

Geheimhouding

Alle gegevens, kennis en informatie die in het kader van een actie als vertrouwelijk zijn meegedeeld, worden onder de in de uitvoeringsovereenkomsten, -besluiten of contracten vastgestelde voorwaarden ook als dusdanig behandeld, waarbij het Unierecht betreffende de bescherming van en toegang tot gerubriceerde informatie terdege worden nageleefd.

Artikel 4

Beschikbaar te stellen informatie

1.   Onverminderd artikel 3 verstrekt de Commissie desgevraagd aan de instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie en aan de lidstaten of geassocieerde landen alle nuttige informatie die zij in haar bezit heeft over de resultaten die zijn gegenereerd door een deelnemer in een actie waarvoor Uniefinanciering is ontvangen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de informatie in kwestie is relevant voor het overheidsbeleid;

b)

de deelnemers hebben geen deugdelijke en toereikende redenen opgegeven om de informatie in kwestie niet te verstrekken.

Met betrekking tot acties in het kader van de specifieke doelstelling "Een veilige samenleving - de vrijheid en veiligheid van Europa en haar burgers beschermen" verstrekt de Commissie desgevraagd aan de instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie of aan nationale instanties van de lidstaten alle nuttige informatie die zij in haar bezit heeft over de resultaten die door een deelnemer zijn gegenereerd in een actie waarvoor Uniefinanciering is ontvangen. De Commissie stelt de deelnemer in kennis van die informatieverstrekking. Wanneer een lidstaat of een instelling, orgaan, bureau of agentschap van de Unie om informatie verzoekt, verstrekt de Commissie die informatie ook aan alle lidstaten.

2.   In geen geval wordt het verstrekken van informatie ingevolge lid 1 geacht op de ontvanger rechten of verplichtingen van de Commissie of van de deelnemers te doen overgaan. De ontvanger dient dergelijke informatie vertrouwelijk te behandelen, tenzij deze openbaar wordt of door de deelnemers openbaar wordt gemaakt, of tenzij deze aan de Commissie is medegedeeld zonder geheimhoudingsverplichting. Met betrekking tot vertrouwelijke informatie zijn de veiligheidsregels van de Commissie van toepassing.

Artikel 5

Richtsnoeren en informatie voor potentiële deelnemers

Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012, zorgt de Commissie of het relevante financieringsorgaan ervoor dat aan alle potentiële deelnemers voldoende richtsnoeren en informatie ter beschikking wordt gesteld op het ogenblik dat de uitnodiging tot het indienen van voorstellen wordt bekendgemaakt, met name wat betreft de toepasselijke modelsubsidieovereenkomst.

TITEL II

REGELS VOOR DEELNAME

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 6

Vormen van financiering

Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 kan financiering worden verleend in een of meer van de in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vastgestelde vormen, met name via subsidies, prijzen, inkoop en financiële instrumenten.

Artikel 7

Juridische entiteiten die aan acties kunnen deelnemen

1.   Alle juridische entiteiten, waar ook gevestigd, of alle internationale organisaties kunnen aan een actie deelnemen, op voorwaarde dat voldaan is aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, inclusief alle voorwaarden in het desbetreffende werkprogramma of werkplan.

2.   Ten aanzien van juridische entiteiten die in derde landen zijn gevestigd kunnen in het desbetreffende werkprogramma beperkingen worden opgelegd inzake de deelname aan Horizon 2020 of aan onderdelen ervan, wanneer de voorwaarden voor deelname van juridische entiteiten uit lidstaten of van in derde landen gevestigde aan hen gelieerde entiteiten aan onderzoek- en innovatieprogramma's in die derde landen nadelig voor de belangen van de Unie worden geacht.

3.   In het desbetreffende werkprogramma of werkplan kunnen entiteiten van deelname worden uitgesloten die niet in staat zijn om afdoende veiligheidswaarborgen te verschaffen met name wat betreft veiligheidsmachtigingen voor personeel indien dat uit om veiligheidsredenen gerechtvaardigd is.

4.   Het GCO kan aan acties deelnemen met dezelfde rechten en verplichtingen die op een in een lidstaat gevestigde juridische entiteit van toepassing zijn.

Artikel 8

Onafhankelijkheid

1.   Twee juridische entiteiten worden geacht onafhankelijk van elkaar te zijn wanneer geen van beide onder de directe of indirecte zeggenschap van de andere entiteit staat of onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de andere entiteit.

2.   Voor de toepassing van lid 1 kan zeggenschap met name een van de twee volgende vormen aannemen:

a)

het direct of indirect bezitten van meer dan 50 % van de nominale waarde van het uitgegeven aandelenkapitaal in de desbetreffende juridische entiteit, of van een meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van die entiteit;

b)

het direct of indirect rechtens of feitelijk bezitten van beslissingsbevoegdheden in de desbetreffende juridische entiteit.

3.   Voor de toepassing van lid 1, worden de volgende verhoudingen tussen juridische entiteiten evenwel niet geacht als zodanig een zeggenschapsverhouding te vormen:

a)

dezelfde publieke beleggingsmaatschappij, institutionele belegger of hetzelfde durfkapitaalfonds bezit direct of indirect meer dan 50 % van de nominale waarde van het uitgegeven aandelenkapitaal of een meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten;

b)

de desbetreffende juridische entiteiten zijn in het bezit of staan onder toezicht van dezelfde overheidsinstantie.

HOOFDSTUK II

Subsidies

Afdeling I

Gunningsprocedure

Artikel 9

Voorwaarden voor deelname

1.   De volgende minimumvoorwaarden zijn van toepassing:

a)

er moeten minimaal drie juridische entiteiten aan een actie deelnemen;

b)

drie juridische entiteiten moeten elk in een andere lidstaat of geassocieerd land zijn gevestigd; en

c)

de onder b) bedoelde drie juridische entiteiten moeten onafhankelijk van elkaar zijn in de zin van artikel 8.

2.   Indien het GCO of een internationale Europese belangenorganisatie of een krachtens het recht van de Unie opgerichte entiteit een van de deelnemers aan een actie is, wordt hij voor de toepassing van lid 1 geacht gevestigd te zijn in een andere lidstaat of geassocieerd land dan de lidstaat of het geassocieerde land waarin een andere deelnemer aan dezelfde actie is gevestigd.

3.   In afwijking van lid 1 wordt door de deelname van één in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit geacht te zijn voldaan aan de minimumvoorwaarde in geval van:

a)

grensverleggende onderzoeksacties in het kader van de Europese Onderzoeksraad;

b)

bij acties in het kader van het MKB-instrument, wanneer de actie een duidelijke Europese toegevoegde waarde heeft;

c)

bij medefinancieringsacties voor programma's; en

d)

in andere gerechtvaardigde omstandigheden zoals voorzien in het werkprogramma of werkplan.

4.   In afwijking van lid 1 wordt bij coördinatie- en ondersteuningsacties en bij opleidings- en mobiliteitsacties de deelname van één juridische entiteit als minimumvoorwaarde gehanteerd.

5.   Indien passend en naar behoren gerechtvaardigd kunnen in de werkprogramma's of in de werkplannen aanvullende voorwaarden worden gesteld overeenkomstig specifieke beleidsvereisten of als gevolg van de aard en doelstellingen van de actie, met inbegrip van voorwaarden betreffende het aantal deelnemers, het type deelnemer en de vestigingsplaats.

Artikel 10

Subsidiabiliteit

1.   De volgende deelnemers komen in aanmerking voor Uniefinanciering:

a)

elke in een lidstaat of in een geassocieerd land gevestigde of krachtens het Unierecht opgerichte juridische entiteit;

b)

elke internationale Europese belangenorganisatie;

c)

elke in een derde land gevestigde juridische entiteit die daartoe als zodanig in het werkprogramma is aangemerkt.

2.   Aan een deelnemende internationale organisatie of een deelnemende juridische entiteit die in een derde land is gevestigd en die op grond van lid 1 niet voor financiering in aanmerking komt, kan Uniefinanciering worden verstrekt mits aan minstens één van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de deelname wordt door de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan als essentieel aangemerkt voor de uitvoering van de actie;

b)

er is in dergelijke financiering voorzien in een bilaterale wetenschappelijke en technologische overeenkomst of in een andere regeling tussen de Unie en de internationale organisatie of, in geval van in derde landen gevestigde entiteiten, het land waarin de juridische entiteit is gevestigd.

Artikel 11

Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen

1.   Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen worden uitgeschreven overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012, in het bijzonder rekening houdend met de noodzaak van transparantie en niet-discriminatie, en van flexibiliteit die inspeelt op de verschillen tussen de onderzoeks- en innovatiesectoren.

2.   Bij wijze van uitzondering en onverminderd de andere gevallen waarin Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012 voorzien, worden er geen uitnodigingen tot het indienen van voorstellen uitgeschreven voor coördinatie- en ondersteuningsacties en voor medefinancieringsacties voor programma's die door in de werkprogramma's of in de werkplannen nader bepaalde juridische entiteiten worden uitgevoerd, op voorwaarde dat de acties niet binnen het toepassingsgebied van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen vallen.

3.   Overeenkomstig de toepasselijke voorschriften van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012, wordt er voldoende tijd geboden voor het opstellen van voorstellen, worden uitnodigingen tot het indienen van voorstellen binnen een redelijke termijn bekendgemaakt door middel van de publicatie van een werkprogramma, en wordt er voldoende tijd gelaten tussen de bekendmaking van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen en de uiterste termijn voor indiening ervan.

Artikel 12

Gezamenlijke uitnodigingen met derde landen of met internationale organisaties

1.   Met het oog op een gezamenlijke financiering van acties op prioritaire gebieden van gemeenschappelijk belang met naar verwacht wederzijds profijt en een duidelijke meerwaarde voor de Unie, kunnen uitnodigingen samen met derde landen of met hun wetenschappelijke en technologische organisaties en agentschappen of met internationale organisaties worden uitgebracht. Voorstellen worden geëvalueerd en geselecteerd op basis van nader overeen te komen gezamenlijke evaluatie- en selectieprocedures. Die evaluatie- en selectieprocedures moeten sporen met de beginselen van titel VI van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, en er wordt een evenwichtige groep van door de partijen aangestelde onafhankelijke deskundigen bij betrokken.

2.   Juridische entiteiten die Uniefinanciering ontvangen, sluiten een subsidieovereenkomst met de Unie of het desbetreffende financieringsorgaan. In de subsidieovereenkomst wordt een beschrijving opgenomen van de werkzaamheden die door deze deelnemers en de deelnemende juridische entiteiten uit de betrokken derde landen zullen worden uitgevoerd.

3.   Juridische entiteiten die Uniefinanciering ontvangen, sluiten een coördinatieovereenkomst met de deelnemende juridische entiteiten die door de desbetreffende derde landen of internationale organisaties worden gefinancierd.

Artikel 13

Voorstellen

1.   De voorstellen bevatten een ontwerpplan voor de exploitatie en de verspreiding van de resultaten, indien het werkprogramma of werkplan daarin voorziet.

2.   Voorstellen voor onderzoek op menselijke embryonale stamcellen moeten, waar van toepassing, nadere bijzonderheden verstrekken betreffende de toestemmings- en toezichtmaatregelen die de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten zullen nemen, alsmede betreffende de ethische goedkeuringen die zullen worden verleend. Wat betreft afname van menselijke embryonale stamcellen zijn instellingen, organisaties en onderzoekers onderworpen aan strikte regels van toestemming en toezicht overeenkomstig de regelgeving in de betrokken lidstaten.

3.   Een voorstel dat indruist tegen ethische beginselen of toepasselijk wetgeving, of dat niet voldoet aan de voorwaarden van Besluit nr. 2013/743/EU, van het werkprogramma, van het werkplan of van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen, kan op elk moment van de evaluatie-, selectie- en gunningsprocedures worden uitgesloten.

4.   Indien van toepassing en indien zulks in het werkprogramma of het werkplan is vermeld, wordt in de voorstellen uitgelegd hoe en tot op welke hoogte genderanalyse relevant is voor de inhoud van het beoogde project.

Artikel 14

Ethische beoordeling

1.   De Commissie voert systematisch ethische beoordelingen uit van voorstellen die ethische vragen opwerpen. Bij deze beoordeling wordt onderzocht of de ethische beginselen en de wetgeving in acht zijn genomen en, in gevallen waarin onderzoek buiten de Unie wordt uitgevoerd, of hetzelfde onderzoek in een lidstaat toegestaan zou zijn.

2.   De Commissie maakt de procedure van de ethische beoordeling zo transparant mogelijk en zorgt ervoor dat ze tijdig wordt uitgevoerd en dat indien mogelijk het opnieuw indienen van documenten wordt vermeden.

Artikel 15

Selectie- en gunningscriteria

1.   De ingediende voorstellen worden geëvalueerd aan de hand van de volgende selectie- en gunningscriteria:

a)

excellentie;

b)

effect;

c)

kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering.

2.   Op voorstellen voor acties inzake grensverleggend onderzoek van de Europese Onderzoeksraad (ERC) is uitsluitend het in lid 1, onder a), bedoelde criterium van toepassing.

3.   Bij voorstellen voor innovatieacties kan men het in lid 1, onder b), bedoelde criterium zwaarder laten meewegen.

4.   In het werkprogramma of werkplan worden nadere gegevens over de in lid 1 genoemde gunningscriteria opgenomen, evenals specifieke wegingen en drempels.

5.   De Commissie neemt de mogelijkheid van een indieningsprocedure in twee stappen, zoals voorzien door Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012, waar passend en indien dit strookt met de doelstellingen van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen.

6.   Voorstellen worden gerangschikt aan de hand van de evaluatieresultaten. De selectie vindt plaats op basis van deze rangschikking.

7.   De evaluatie wordt uitgevoerd door onafhankelijke deskundigen.

8.   In het geval van een juridische entiteit als bedoeld in artikel 11, lid 2, of in andere naar behoren gerechtvaardigde uitzonderlijke gevallen, kan voor de uitvoering van de evaluatie worden afgeweken van lid 7. Voor elke dergelijke evaluatie verstrekt de Commissie de lidstaten gedetailleerde informatie over de evaluatieprocedure die is gebruikt en de resultaten ervan.

9.   In gevallen waarin de gevraagde Uniefinanciering voor de actie minimaal 500 000 EUR bedraagt, verricht de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan op een met het nationale recht verenigbare wijze een ex-antecontrole van de financiële capaciteit van uitsluitend de coördinatoren. Bovendien controleert de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan de financiële capaciteit van de coördinator of van andere deelnemers telkens wanneer er op basis van de beschikbare informatie gegronde twijfel bestaat omtrent hun financiële capaciteit.

10.   De financiële capaciteit wordt niet gecontroleerd in het geval van juridische entiteiten waarvan de levensvatbaarheid door een lidstaat of een geassocieerd land wordt gegarandeerd, of van hogere of secundaire onderwijsinstellingen.

11.   De financiële capaciteit kan worden gegarandeerd door iedere andere juridische entiteit, waarvan het financiële vermogen op zijn beurt wordt gecontroleerd overeenkomstig lid 9.

Artikel 16

Procedure voor de toetsing van evaluaties

1.   De Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan stelt een transparante procedure in voor de toetsing van evaluaties voor aanvragers die van mening zijn dat de evaluatie van hun voorstel niet is uitgevoerd in overeenstemming met de in deze verordening vervatte procedures, het desbetreffende werkprogramma, het werkplan of de uitnodiging tot het indienen van voorstellen vervatte procedures.

2.   Een verzoek om een toetsing moet op een specifiek voorstel betrekking hebben en moet door de coördinator van het voorstel binnen dertig dagen worden ingediend, gerekend vanaf de datum waarop de Commissie of het betrokken financieringsorgaan de coördinator op de hoogte heeft gesteld van de evaluatieresultaten.

3.   De Commissie of het betrokken financieringsorgaan is verantwoordelijk voor de beoordeling van het in lid 2 bedoelde verzoek. De beoordeling heeft uitsluitend betrekking op de procedurele aspecten van de evaluatie en niet op de inhoud van het voorstel.

4.   Een toetsingscomité voor evaluaties, bestaande uit medewerkers van de Commissie of van het betrokken financieringsorgaan, brengt advies uit over de procedurele aspecten van het evaluatieproces. Het comité wordt voorgezeten door een ambtenaar van de Commissie of van het betrokken financieringsorgaan, die tot een andere afdeling behoort dan de afdeling die voor de uitnodiging tot het indienen van voorstellen verantwoordelijk is. Het comité kan een van de volgende twee aanbevelingen doen:

a)

een nieuwe evaluatie van het voorstel in de eerste plaats door beoordelaars die niet betrokken waren bij de vorige evaluatie;

b)

een bekrachtiging van de oorspronkelijke evaluatie.

5.   Op basis van de in lid 4 bedoelde aanbeveling neemt de Commissie of het betrokken financieringsorgaan een besluit en stelt zij of het financieringsorgaan de coördinator van het voorstel in kennis hiervan. De Commissie of het betrokken financieringsorgaan neemt dit besluit zonder uitstel.

6.   De toetsingprocedure mag het selectieproces van voorstellen waarvoor niet om toetsing is verzocht niet vertragen.

7.   De toetsingprocedure mag andere acties die de deelnemer op grond van het Unierecht gerechtigd is te ondernemen niet verhinderen.

Artikel 17

Vragen en klachten

1.   De Commissie draagt zorg voor de instelling van een procedure op grond waarvan deelnemers vragen kunnen stellen en klachten kunnen indienenaangaande hun betrokkenheid bij Horizon 2020.

2.   De Commissie zorgt ervoor dat aan alle deelnemers informatie ter beschikking wordt gesteld over de wijze waarop bezwaren, vragen of klachten moeten worden geregistreerd, en dat deze informatie online wordt gepubliceerd.

Artikel 18

Subsidieovereenkomst

1.   De Commissie stelt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, modelsubsidieovereenkomsten tussen de Commissie of het betrokken financieringsorgaan en de deelnemers op overeenkomstig deze verordening. Indien een belangrijke wijziging van een modelsubsidieovereenkomst vereist is, herziet de Commissie de overeenkomst waar nodig, in nauwe samenwerking met de lidstaten.

2.   De Commissie of het betrokken financieringsorgaan sluit een subsidieovereenkomst met de deelnemers. De verwijdering of vervanging van een entiteit vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst moet naar behoren worden gemotiveerd.

3.   In de subsidieovereenkomst worden de rechten en verplichtingen van de deelnemers, en hetzij van de Commissie, hetzij van het betrokken financieringsorgaan vastgesteld, in overeenstemming met deze verordening. Tevens worden daarin de rechten en verplichtingen van juridische entiteiten die tijdens de uitvoering van de actie deelnemer worden, alsmede de rol en taken van een consortiumcoördinator, vastgesteld.

4.   Op basis van een voorschrift in een werkprogramma of werkplan kunnen in de subsidieovereenkomst de rechten en verplichtingen van de deelnemers met betrekking tot toegangsrechten, exploitatie en verspreiding worden vastgesteld voor zover zij niet reeds in deze verordening zijn vastgesteld.

5.   Waar passend is de subsidieovereenkomst zoveel mogelijk in overeenstemming met de algemene beginselen die zijn vastgesteld in de Aanbeveling van de Commissie betreffende het Europese Handvest voor Onderzoekers en betreffende een Gedragscode voor de Rekrutering van Onderzoekers, met de beginselen van de integriteit van het wetenschappelijk onderzoek, met de Aanbeveling van de Commissie betreffende het beheer van intellectueel eigendom bij kennisoverdracht en de code van goede praktijken voor universiteiten en andere publieke onderzoeksorganisaties, alsmede met het beginsel gendergelijkheid als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1291/2013.

6.   De subsidieovereenkomst bevat tevens, waar van toepassing, bepalingen die de eerbiediging van ethische beginselen waarborgen, met name de instelling van een onafhankelijke ethische commissie en het recht van de Commissie om door onafhankelijke deskundigen een audit op ethisch gebied te laten uitvoeren.

7.   In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kunnen specifieke subsidies voor acties deel uitmaken van een kaderpartnerschap overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012.

Artikel 19

Subsidiebesluiten

Waar van toepassing en in naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie, in overeenstemming met artikel 121, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, of het betrokken financieringsorgaan subsidiebesluiten ter kennis brengen in plaats van subsidieovereenkomsten te sluiten. Op dergelijke besluiten zijn de bepalingen inzake subsidiebesluiten van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20

Subsidietoekenningstermijn

1.   Overeenkomstig artikel 128, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, wordt in uitnodigingen tot het indienen van voorstellen de beoogde datum vermeld waarop alle aanvragers op de hoogte zullen worden gesteld van de uitkomst van de beoordeling van hun aanvraag, evenals de indicatieve datum waarop subsidieovereenkomsten worden ondertekend of subsidiebesluiten bekend worden gemaakt.

2.   De in lid 1 bedoelde data worden vastgesteld op grond van de volgende termijnen:

a)

voor wat betreft de inkennisstelling van alle aanvragers betreffende de uitkomst van de wetenschappelijke beoordeling van hun aanvraag, ten hoogste vijf maanden na de uiterste datum voor de indiening van volledige voorstellen;

b)

voor wat betreft de ondertekening van subsidieovereenkomsten met hen of de kennisgeving aan hen van subsidiebesluiten, ten hoogste drie maanden na de datum waarop aanvragers ervan in kennis zijn gesteld dat hun aanvraag geselecteerd is.

3.   De in lid 2 bedoelde termijnen kunnen worden overschreden voor acties van de Europese Onderzoeksraad en, in uitzonderlijke en naar behoren gerechtvaardigde gevallen, met name wanneer acties complex zijn, indien er een groot aantal voorstellen is of de aanvragers daarom verzoeken.

4.   Aan deelnemers wordt een redelijke termijn gegund voor het indienen van de informatie en de documentatie die nodig is voor de ondertekening van de subsidieovereenkomst. De Commissie neemt besluiten en behandelt verzoeken om informatie zo snel mogelijk. Zo mogelijk wordt het opnieuw indienen van documenten vermeden.

Artikel 21

Subsidiebetalingstermijn

Deelnemers worden tijdig betaald in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Wanneer een betaling aan de coördinator is verricht, stelt de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan de deelnemers daarvan in kennis.

Artikel 22

Beveiligd elektronisch systeem

Elke uitwisseling van informatie met deelnemers, onder meer de sluiting van subsidieovereenkomsten, de inkennisstelling van subsidiebesluiten en elke wijzing daarvan, kan geschieden door middel van een door de Commissie of het betrokken financieringsorgaan opgezet elektronisch uitwisselingssysteem als bedoeld in artikel 179 van Verordening (EU) nr. 1268/2012.

Afdeling II

Uitvoering

Artikel 23

Uitvoering van acties

1.   De deelnemers voeren de actie uit met inachtneming van alle voorwaarden en verplichtingen als vastgesteld in deze verordening, in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, in Verordening (EU) nr. 1268/2012, in Besluit 2013/743/EU, in het werkprogramma of werkplan, en in de uitnodiging tot het indienen van voorstellen en de subsidieovereenkomst.

2.   De deelnemers gaan geen verbintenissen aan die niet verenigbaar zijn met deze verordening of de subsidieovereenkomst. Indien een deelnemer zijn verplichtingen met betrekking tot de technische uitvoering van de actie niet nakomt, voldoen de andere deelnemers aan de verplichtingen zonder enige aanvullende Uniefinanciering, tenzij de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan hen uitdrukkelijk van die verplichting ontheft. Indien een deelnemer in gebreke blijft, kan de Commissie overeenkomstig artikel 39, lid 3, onder a), het verschuldigde bedrag van het in artikel 38 bedoelde Deelnemersgarantiefonds overmaken aan de coördinator van de actie. De financiële aansprakelijkheid van elke deelnemer is beperkt tot zijn eigen schulden, onverminderd de bepalingen betreffende het Deelnemersgarantiefonds. De deelnemers zorgen ervoor dat de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan tijdig op de hoogte wordt gebracht van elke gebeurtenis die aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de uitvoering van de actie of voor de belangen van de Unie.

3.   De deelnemers voeren de actie uit en nemen daartoe alle nodige en redelijke maatregelen. Zij beschikken over de noodzakelijke middelen om de actie uit te voeren. Voor zover zulks nodig is voor de uitvoering van de actie, kunnen zij een beroep doen op derden, met inbegrip van onderaannemers, om de werkzaamheden in het kader van de actie uit te voeren, of mogen zij, overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden, middelen gebruiken die derden beschikbaar hebben gesteld in de vorm van bijdragen in natura. De deelnemer zelf blijft echter tegenover de Commissie of het betrokken financieringsorgaan en tegenover de overige deelnemers aansprakelijk voor alle werkzaamheden.

4.   Het uitbesteden van bepaalde onderdelen van de actie is beperkt tot de in de subsidieovereenkomst bepaalde gevallen, en tot naar behoren gerechtvaardigde gevallen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van de subsidieovereenkomst niet duidelijk konden worden voorzien.

5.   Naast subcontractanten kunnen ook andere derden werkzaamheden in het kader van de actie uitvoeren, onder de in de subsidieovereenkomst genoemde voorwaarden. De betreffende derden en de uit te voeren werkzaamheden worden als zodanig in de subsidieovereenkomst genoemd.

Kosten die door deze derden worden gemaakt, kunnen voor subsidie in aanmerking komen indien de derden in kwestie aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij zouden voor financiering in aanmerking komen indien zij zelf deelnemer zouden zijn;

b)

zij moeten gelieerd zijn aan of een juridische band hebben met een deelnemer, hetgeen impliceert dat de samenwerking niet tot de desbetreffende actie beperkt is;

c)

zij moeten in de subsidieovereenkomst worden genoemd;

d)

zij moeten de regels in acht nemen die op grond van de subsidieovereenkomst voor de deelnemer gelden met betrekking tot de subsidiabiliteit van kosten en de controle op de uitgaven;

e)

zij moeten aanvaarden dat zij samen met de deelnemer hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de bijdrage van de Unie die overeenkomt met het door de derde opgegeven bedrag, indien de Commissie of het betrokken financieringsorgaan daarom verzoekt.

6.   Derden kunnen daarnaast middelen ter beschikking van een deelnemer stellen in de vorm van bijdragen in natura voor de actie. Kosten die door derden worden gemaakt met betrekking tot dergelijke bijdragen die zij kosteloos ter beschikking stellen, zijn subsidiabel mits zij aan de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden voldoen.

7.   In het kader van de actie kan financiële steun worden verleend aan derden onder de voorwaarden van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012. De bedragen in artikel 137, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 mogen overschreden worden indien dit noodzakelijk is om de doelstellingen van een actie te verwezenlijken.

8.   Een actie die uitgevoerd wordt door deelnemers die als aanbestedende diensten worden aangemerkt in de zin van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad (24), Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (25) en Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (26) kan de precommerciële inkoop of de inkoop van innovatieve oplossingen inhouden of als hoofddoel beogen, indien een werkprogramma of werkplan daarin voorziet en dit nodig is voor de uitvoering van de actie. In dergelijke gevallen zijn de regels als vervat in artikel 51, leden 2, 4 en 5, van deze verordening van toepassing op de inkoopprocedures die door de deelnemers worden toegepast.

9.   Deelnemers nemen de nationale wet- en regelgeving en de ethische voorschriften van de landen waarin de acties worden uitgevoerd, in acht. Waar van toepassing verzoeken deelnemers voorafgaand aan de actie om toestemming van de desbetreffende nationale of lokale ethische commissies.

10.   Activiteiten waarbij dieren betrokken zijn moeten aan de bepalingen van artikel 13 VWEU voldoen, en moeten, overeenkomstig het Unierecht en met name Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad (27), tevens voldoen aan de vereiste om het gebruik van levende dieren voor wetenschappelijke doeleinden te vervangen, te verminderen en te verfijnen.

Artikel 24

Consortium

1.   De leden van een consortium die aan een actie willen deelnemen, wijzen één van hen aan als coördinator, die in de subsidieovereenkomst als zodanig wordt aangeduid. De coördinator is de belangrijkste contactpersoon van de consortiumleden in de betrekkingen met de Commissie of het betrokken financieringsorgaan, tenzij in de subsidieovereenkomst anders is bepaald of het consortium zijn verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst niet nakomt.

2.   De leden van een consortium die aan een actie deelnemen, sluiten een interne overeenkomst ("consortiumovereenkomst") waarin hun rechten en plichten ten aanzien van de uitvoering van de actie overeenkomstig de subsidieovereenkomst zijn neergelegd, tenzij dit om gegronde, in het werkprogramma, het werkplan of de uitnodiging tot het indienen van voorstellen uiteengezette redenen niet vereist is. De Commissie maakt richtsnoeren bekend over de belangrijkste zaken die de deelnemers in de consortiumovereenkomsten kunnen regelen.

3.   In de consortiumovereenkomst kunnen onder meer de volgende zaken worden vastgelegd:

a)

de interne organisatie van het consortium;

b)

de verdeling van de financiering door de Unie;

c)

aanvullende regels voor verspreiding, gebruik en toegangsrechten naast de regels in Titel III, hoofdstuk I, van deze verordening en de bepalingen in de subsidieovereenkomst;

d)

afspraken voor de regeling van interne geschillen;

e)

afspraken inzake aansprakelijkheid, schadeloosstelling en vertrouwelijkheid tussen de deelnemers.

De leden van het consortium kunnen in het consortium alle regelingen treffen die zij geschikt achten, voor zover deze regelingen niet onverenigbaar zijn met de subsidieovereenkomst of deze verordening.

4.   Het consortium kan voorstellen doen voor de toetreding of verwijdering van een deelnemer of de verandering van de coördinator overeenkomstig de relevante bepalingen in de subsidieovereenkomst, mits de verandering in overeenstemming is met de voorwaarden voor deelname, geen negatief effect heeft op de uitvoering van de actie en niet strijdig is met het beginsel van gelijke behandeling.

Afdeling III

Subsidievormen en financieringsregelingen

Artikel 25

Subsidievormen

Subsidies kunnen worden verstrekt in de vormen als voorzien in artikel 123 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, rekening houdend met de doelstellingen van de actie.

Artikel 26

Subsidiabiliteit van de kosten

1.   De voorwaarden voor de subsidiabiliteit van de kosten zijn vastgesteld in artikel 126 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Kosten die in het kader van de actie door derden zijn gemaakt, kunnen voor subsidie in aanmerking komen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en van de subsidieovereenkomst.

2.   Voor kosten die niet aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoen, worden geen subsidies verleend, waaronder met name begrepen voorzieningen voor eventuele toekomstige verliezen of lasten, wisselkoersverliezen, kosten gerelateerd aan opbrengsten van het kapitaal, kosten die uit hoofde van een andere actie van de Unie of ander programma van de Unie zijn vergoed, schulden en rentebetaling, en buitensporige of ondoordachte uitgaven.

Artikel 27

Direct subsidiabele personeelskosten

1.   Onverminderd de voorwaarden van artikel 26, zijn direct subsidiabele personeelskosten beperkt tot de lonen en de sociale lasten en andere kosten die deel uitmaken van de bezoldiging van het aan de actie toegewezen personeel en die voortvloeien uit de nationale wetgeving of de arbeidsovereenkomst.

2.   Onverminderd de voorwaarden van artikel 26 kan aanvullende bezoldiging voor het aan de actie toegewezen personeel van deelnemers die juridische entiteiten zonder winstoogmerk zijn, met inbegrip van betalingen op basis van aanvullende contracten, ongeacht hun aard, ook worden beschouwd als direct subsidiabele personeelskosten, tot maximaal het in lid 3 genoemde bedrag, indien zij voldoet aan de volgende aanvullende voorwaarden:

a)

zij maakt deel uit van de gangbare bezoldigingspraktijken van de deelnemer en wordt op dezelfde manier betaald telkens wanneer hetzelfde soort werk of dezelfde soort deskundigheid vereist is;

b)

de criteria die voor de berekening van de aanvullende bedragen worden gebruikt, zijn objectief en worden algemeen toegepast door de deelnemer, ongeacht de gebruikte financieringsbron.

3.   Aanvullende bezoldiging is subsidiabel tot maximaal 8 000 EUR per jaar en per persoon. Ten aanzien van personen die niet uitsluitend ten behoeve van de actie werken, geldt een maximumbedrag per uur. Dat maximumbedrag per uur wordt berekend door 8 000 EUR te delen door het aantal productieve uren per jaar, berekend overeenkomstig artikel 31.

Artikel 28

Financiering van de actie

1.   De financiering van een actie mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten verminderd met de ontvangsten uit de actie.

2.   De volgende posten worden als ontvangsten uit de actie aangemerkt:

a)

middelen die door derden ter beschikking van deelnemers worden gesteld door middel van een financiële overdracht of een kosteloze bijdrage in natura, waarvan de waarde door de deelnemer is aangegeven als subsidiabele kosten, op voorwaarde dat deze middelen door die derde specifiek voor het gebruik in het kader van de actie zijn ingebracht;

b)

inkomsten die door de actie worden gegenereerd, met uitzondering van inkomsten uit de exploitatie van de resultaten van de actie;

c)

inkomsten uit de verkoop van activa die op grond van de subsidieovereenkomst zijn aangeschaft, tot de waarde van de kosten die oorspronkelijk door de deelnemer ten laste van de actie zijn gebracht.

3.   Voor alle activiteiten die in het kader van een actie worden gefinancierd, wordt één vergoedingspercentage van de subsidiabele kosten gehanteerd. Het maximumpercentage wordt in het werkprogramma of werkplan vastgesteld.

4.   De Horizon 2020-subsidie kan oplopen tot maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten van de actie, onverminderd het medefinancieringsbeginsel.

5.   De Horizon 2020-subsidie is beperkt tot maximaal 70 % van de totale subsidiabele kosten voor innovatieacties en medefinancieringsacties voor programma's.

In afwijking van lid 3 kan de Horizon 2020-subsidie voor innovatieacties oplopen tot maximaal 100 % van de totale subsidiabele kosten van de actie voor juridische entiteiten zonder winstoogmerk, onverminderd het medefinancieringsbeginsel.

6.   De in dit artikel bepaalde vergoedingspercentages zijn ook van toepassing op acties waarbij voor de gehele of een deel van de actie vaste tarieven, eenheidskosten of een forfaitaire financiering zijn vastgelegd.

Artikel 29

Indirecte kosten

1.   De indirect subsidiabele kosten worden bepaald aan de hand van een vaste omrekeningscoëfficiënt van 25 % van de totale direct subsidiabele kosten, exclusief direct subsidiabele kosten voor de uitbesteding, de kosten voor middelen die door derden beschikbaar worden gesteld, maar die niet op de locatie van de begunstigde worden gebruikt, evenals financiële steun voor derden.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen indirecte kosten in de vorm van een forfaitair bedrag of op basis van eenheidskosten worden gedeclareerd indien dat in het werkprogramma of werkplan is voorzien.

Artikel 30

Evaluatie van de financieringsniveaus

Bij de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 wordt tevens het effect beoordeeld van de verschillende elementen die zijn ingevoerd door de nieuwe, in de artikelen 27, 28 en 29 van deze verordening bepaalde financieringsniveaus; deze beoordeling is bedoeld om na te gaan of de nieuwe aanpak niet heeft geleid tot ongewenste situaties die afbreuk doen aan de aantrekkelijkheid van het Horizon 2020.

Artikel 31

Jaarlijks aantal productieve uren

1.   Subsidiabele personeelskosten hebben uitsluitend betrekking op het feitelijke aantal gewerkte uren van personen die werkzaamheden uitvoeren die direct onder de actie vallen. Het bewijs van het feitelijke aantal gewerkte uren moet door de deelnemer worden geleverd, doorgaans op basis van een systeem voor tijdsregistratie.

2.   Voor personen die uitsluitend werkzaamheden ten behoeve van de actie uitvoeren, is tijdsregistratie niet verplicht. In dergelijke gevallen moet de deelnemer een verklaring ondertekenen dat de betrokkene uitsluitend ten behoeve van de actie heeft gewerkt.

3.   De subsidieovereenkomst bevat:

a)

de minimumvoorschriften voor het tijdsregistratiesysteem;

b)

de mogelijkheid te kiezen tussen een jaarlijks aantal productieve uren en de methode voor het bepalen van het jaarlijkse aantal productieve uren aan de hand waarvan de uurtarieven van het personeel worden berekend, met inachtneming van de gebruikelijke kostenberekeningspraktijken van de deelnemer.

Artikel 32

Eigenaren van KMO's en natuurlijke personen die geen loon ontvangen

Eigenaren van KMO's en andere natuurlijke personen die geen loon ontvangen, kunnen hun personeelskosten op basis van een tabel van eenheidskosten in rekening brengen.

Artikel 33

Eenheidskosten

1.   Overeenkomstig artikel 124 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 kan de Commissie methoden vaststellen om de eenheidskosten te bepalen op basis van:

a)

statistische gegevens of vergelijkbare objectieve maatstaven, of

b)

controleerbare historische gegevens van de deelnemer.

2.   Direct subsidiabele personeelskosten kunnen gefinancierd worden op basis van eenheidskosten die zijn vastgesteld volgens de gangbare kostenberekeningspraktijken van de deelnemer, op voorwaarde dat aan elk van de volgende vier criteria is voldaan:

a)

de kosten worden berekend op basis van de totale feitelijke personeelskosten zoals die in de algemene boekhouding van de deelnemer zijn geregistreerd en die aan de hand van de gebudgetteerde of geraamde elementen door de deelnemer aangepast kunnen worden overeenkomstig de door de Commissie omschreven voorwaarden;

b)

de kosten zijn in overeenstemming met de artikelen 26 en 27;

c)

de kosten zijn in overeenstemming met het non-profitbeginsel waarbij tevens gewaarborgd wordt dat dubbele subsidiëring van kosten wordt voorkomen;

d)

de kosten worden berekend met inachtneming van artikel 31.

Artikel 34

Certificaat betreffende de financiële staten

Het certificaat betreffende de financiële staten heeft betrekking op het totale subsidiebedrag waarop de deelnemer aanspraak maakt voor de vergoeding van de feitelijk gemaakte kosten op basis van eenheidskosten als bedoeld in artikel 33, lid 2, met uitzondering van de bedragen die zijn aangegeven op basis van een forfaitair bedrag, een vast bedrag en andere eenheidskosten dan de overeenkomstig de gebruikelijke kostenboekhoudingspraktijk van de deelnemer bepaalde eenheidskosten. Een dergelijk certificaat is uitsluitend vereist indien dat bedrag ten minste 325 000 EUR bedraagt op het moment waarop de begunstigde een verzoek tot betaling van het saldo van de subsidie indient.

Artikel 35

Certificaat betreffende de methode

1.   Deelnemers die de directe personeelskosten berekenen en declareren op basis van eenheidskosten in overeenstemming met artikel 33, lid 2, kunnen de Commissie een certificaat betreffende de methode overleggen. Die methode moet voldoen aan zowel de voorwaarden van artikel 33, lid 2, als de in de subsidieovereenkomst opgenomen eisen.

2.   Indien de Commissie een certificaat betreffende de methode aanvaardt, blijft dit geldig voor alle acties die in het kader van Verordening (EU) nr. 1291/2013 worden gefinancierd, en de deelnemer dient alle kosten op basis daarvan te berekenen en te declareren. Zodra de Commissie een certificaat betreffende de methode heeft aanvaard, kan zij geen systeemfout of terugkerende fouten tegen de goedgekeurde methode inbrengen.

Artikel 36

Certificerende accountants

1.   De certificaten betreffende de financiële staten en de methode waarnaar in de artikelen 34 en 35 wordt verwezen, dienen goedgekeurd te worden door een onafhankelijke accountant die bevoegd is om wettelijke controles van boekhoudkundige documenten uit te voeren als bedoeld in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (28) of als bedoeld in soortgelijke nationale voorschriften, dan wel door een onafhankelijke ambtenaar die van de betrokken nationale instanties de wettelijke bevoegdheid heeft gekregen om een deelnemer te controleren en die niet betrokken is geweest bij het opstellen van de financiële staten.

2.   Op verzoek van de Commissie, de Rekenkamer of het Europese Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) verleent de accountant die het certificaat betreffende de financiële staten of de methode heeft afgegeven, toegang tot de ondersteunende documentatie en gecontroleerde werkdocumenten op basis waarvan het certificaat betreffende de financiële staten of de methode is afgegeven.

Artikel 37

Cumulatieve financiering

Een actie waarvoor een subsidie uit de Uniebegroting is toegekend, kan ook in aanmerking komen voor een subsidie in het kader van Verordening (EU) nr. 1291/2013, mits de betreffende subsidie geen betrekking heeft op dezelfde kostenposten.

Afdeling IV

Garanties

Artikel 38

Deelnemersgarantiefonds

1.   Er wordt een Deelnemersgarantiefonds (het "Fonds") ingesteld, ter dekking van de risico's van niet-invordering van bedragen die aan de Unie verschuldigd zijn op grond van acties die door de Commissie uit hoofde van Besluit nr. 1982/2006/EG via subsidies zijn gefinancierd, dan wel die door de Commissie of financieringsorganen van de Unie uit hoofde van Horizon 2020 overeenkomstig de regels van deze verordening zijn gefinancierd. Het Fonds is bedoeld ter vervanging en opvolging van het Deelnemersgarantiefonds dat is opgezet op grond van Verordening (EG) nr. 1906/2006.

2.   Het Fonds wordt beheerd overeenkomstig artikel 39. De renteopbrengsten van het Fonds worden aan het Fonds toegevoegd en worden uitsluitend aangewend voor de in artikel 39, lid 3, genoemde doeleinden.

3.   Indien de renteopbrengst van het Fonds ontoereikend is om de activiteiten te dekken als beschreven in artikel 39, lid 3, treedt het Fonds niet op, maar vordert de Commissie of het betrokken financieringsorgaan van de Unie alle verschuldigde bedragen rechtstreeks bij de deelnemers of derden in.

4.   Het Fonds wordt beschouwd als een toereikende garantie krachtens Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Er mag geen aanvullende garantie of zekerheid van de deelnemers worden geëist, noch aan hen worden opgelegd, met uitzondering van het in lid 3 van dit artikel bedoelde geval.

5.   De deelnemers aan een actie in het kader van Horizon 2020 waarvan het risico door het Fonds wordt gedekt, leveren een bijdrage aan het Fonds tot maximaal 5 % van de Uniefinanciering voor de actie. Aan het eind van de actie wordt het aan het Fonds bijgedragen bedrag via de coördinator aan de deelnemers terugbetaald.

6.   De hoogte van de in lid 5 bedoelde bijdrage van de deelnemers aan het Fonds kan worden verlaagd op basis van de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020.

Artikel 39

Werking van het Fonds

1.   Het Fonds wordt in overeenstemming met de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden beheerd door de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, die namens de deelnemers optreedt als uitvoerend agent.

De Commissie kan het Fonds rechtstreeks beheren of het financieel beheer van het Fonds toevertrouwen aan de Europese Investeringsbank of een geschikte financiële instelling (de "depositobank"). De depositobank beheert het Fonds overeenkomstig de door de Commissie gegeven instructies.

2.   De bijdrage van de deelnemers aan het Fonds kan op de eerste voorfinanciering worden ingehouden en namens de deelnemers in het Fonds worden gestort.

3.   Indien een deelnemer de Unie bedragen verschuldigd is, kan de Commissie, onverminderd de sancties die aan een in gebreke blijvende deelnemer kunnen worden opgelegd, de volgende maatregelen nemen:

a)

ofwel het verschuldigde bedrag overmaken of de depositobank opdracht geven het verschuldigde bedrag rechtstreeks over te maken van het Fonds naar de coördinator van de actie. Indien de actie nog loopt, geschiedt deze overboeking na beëindiging van de deelname van de in gebreke blijvende deelnemer of nadat deze zich heeft teruggetrokken en de overige deelnemers ermee instemmen de actie geheel volgens dezelfde doelstellingen uit te voeren. Uit het Fonds overgemaakte bedragen worden beschouwd als Uniefinanciering;

b)

ofwel het bedrag in kwestie daadwerkelijk bij het Fonds invorderen.

De Commissie geeft ten behoeve van het Fonds een invorderingsbevel tegen de betreffende deelnemer of derde af. De Commissie kan daartoe een invorderingsbesluit vaststellen in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

4.   De ingevorderde bedragen vormen voor het Fonds bestemde ontvangsten in de zin van artikel 21, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Zodra alle subsidies waarvan het risico wordt gedekt door het Fonds zijn afgehandeld, worden eventuele uitstaande bedragen door de Commissie ingevorderd en worden zij, bij besluiten van de wetgevende autoriteit, opgenomen in de Uniebegroting.

HOOFDSTUK III

Deskundigen

Artikel 40

Aanstelling van onafhankelijke deskundigen

1.   De Commissie en, waar van toepassing, de financieringsorganen kunnen onafhankelijke deskundigen aanstellen om voorstellen te evalueren overeenkomstig artikel 15, of om advies of bijstand te verlenen met betrekking tot:

a)

de evaluatie van voorstellen;

b)

toezicht op de uitvoering van acties in het kader van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en van eerdere onderzoeks- en/of innovatieprogramma's;

c)

de tenuitvoerlegging van het onderzoeks- en innovatiebeleid van de Unie en daaraan verbonden programma's, met inbegrip van Horizon 2020, evenals met betrekking tot het realiseren en functioneren van de Europese Onderzoeksruimte;

d)

de evaluatie van onderzoeks- en innovatieprogramma's;

e)

het ontwikkelen van het onderzoeks- en innovatiebeleid van de Unie, inclusief het opstellen van toekomstige programma's.

2.   Onafhankelijke deskundigen worden gekozen op basis van de vaardigheden, ervaring en kennis waarover zij moeten beschikken om de aan hen opgedragen taken te kunnen uitvoeren. Voorafgaand aan de aanstelling van onafhankelijke deskundigen die te maken krijgen met vertrouwelijke gegevens, is een adequaat veiligheidsonderzoek vereist.

Onafhankelijke deskundigen worden gezocht en geselecteerd op basis van uitnodigingen tot het indienen van individuele sollicitaties of uitnodigingen die aan daarvoor in aanmerking komende organisaties (zoals onderzoeksagentschappen, onderzoeksinstellingen, universiteiten, normalisatie-instellingen, organisaties uit het maatschappelijk middenveld of bedrijven) worden gericht met het oog op het samenstellen van een databank met kandidaten.

De Commissie of het betrokken financieringsorgaan kan, indien dit om gegronde redenen nodig wordt geacht, op transparante wijze een deskundige met geschikte vaardigheden buiten de databank om selecteren.

Bij de aanstelling van onafhankelijke deskundigen neemt de Commissie of het betrokken financieringsorgaan de nodige maatregelen om naar een evenwichtige samenstelling van de deskundigengroepen en evaluatiepanels te streven in termen van vaardigheden, ervaring, kennis, geografische diversiteit en geslacht, waarbij rekening wordt gehouden met het vakgebied van de actie. In voorkomend geval wordt tevens een evenwicht tussen de particuliere sector en de publieke sector nagestreefd.

De Commissie of het betrokken financieringsorgaan kan voor de aanstelling van onafhankelijke deskundigen het advies van adviesorganen inwinnen. In geval van grensverleggende ERC-onderzoek worden deskundigen door de Commissie aangesteld op basis van een voorstel van de wetenschappelijke raad van de ERC.

3.   De Commissie of het betrokken financieringsorgaan zorgt ervoor dat een deskundige die met een belangenconflict wordt geconfronteerd ten aanzien van een aangelegenheid waarover hij dient te adviseren, geen beoordeling uitvoert of advies of bijstand verstrekt met betrekking tot genoemde aangelegenheid.

4.   Elke uitwisseling van informatie met onafhankelijke deskundigen, onder meer de sluiting van contracten betreffende hun aanstelling en elke wijziging daarvan, kan gebeuren door middel van een door de Commissie of het betrokken financieringsorgaan opgezet elektronisch uitwisselingssysteem als bedoeld in artikel 287, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1268/2012.

5.   De namen en het vakgebied van deskundigen die op persoonlijke titel zijn aangesteld en die de Commissie en de financieringsorganen hebben bijgestaan bij de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en Besluit 2013/743/EU, worden minimaal één keer per jaar op de website van de Commissie of van het desbetreffende financieringsorgaan gepubliceerd. Deze informatie wordt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 verzameld, verwerkt en gepubliceerd.

TITEL III

REGELS BETREFFENDE DE EXPLOITATIE EN VERSPREIDING VAN RESULTATEN

HOOFDSTUK I

Subsidies

Afdeling I

Resultaten

Artikel 41

Eigendom van resultaten

1.   De resultaten zijn eigendom van de deelnemer die hen heeft gegenereerd.

2.   Indien deelnemers aan een actie gezamenlijk resultaten hebben gegenereerd en indien hun respectieve bijdragen tot de gezamenlijke resultaten niet kunnen worden vastgesteld, of indien het niet mogelijk is een dergelijke gezamenlijk resultaat op te splitsen voor het aanvragen, het verkrijgen of het handhaven van de betreffende octrooibescherming of enig ander intellectueel-eigendomsrecht, worden die resultaten gezamenlijk door hen in eigendom gehouden. De gezamenlijke eigenaren stellen een overeenkomst op betreffende de verdeling en de voorwaarden voor de uitoefening van dit gezamenlijke-eigendomsrecht, met inachtneming van hun verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst. Nadat de resultaten gegenereerd zijn, kunnen de gezamenlijke eigenaren overeenkomen de gezamenlijke eigendom niet voort te zetten en tot een alternatieve regeling besluiten, onder meer door hun aandelen aan één enkele eigenaar over te dragen met toegangsrechten voor de overige deelnemers.

Tenzij anderszins bepaald in de overeenkomst betreffende de gezamenlijke eigendom, heeft ieder van de gezamenlijke eigenaren onder de volgende voorwaarden het recht om niet-exclusieve licenties, zonder recht op sublicenties, aan derden te verlenen ter exploitatie van de gezamenlijk in eigendom gehouden resultaten:

a)

de andere gezamenlijke eigenaren moeten hiervan vooraf in kennis worden gesteld;

b)

de andere gezamenlijke eigenaren moeten een eerlijke en redelijke vergoeding ontvangen.

3.   Indien werknemers of partijen die voor een deelnemer werkzaam zijn, aanspraak kunnen maken op de rechten op de gegenereerde resultaten, draagt de betrokken deelnemer er zorg voor dat deze rechten uitgeoefend kunnen worden op een wijze die verenigbaar is met zijn verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst.

Artikel 42

Bescherming van resultaten

1.   Indien resultaten geschikt zijn voor commerciële of industriële exploitatie of indien dit redelijkerwijs kan worden verwacht, onderzoekt de deelnemer die eigenaar is van deze resultaten, de beschermingsmogelijkheden. De deelnemer beschermt die resultaten, indien dit redelijk is en de omstandigheden zulks rechtvaardigen, voor een gepaste periode en met een passende territoriale dekking op adequate wijze, terdege rekening houdend met zijn legitieme belangen en de legitieme, met name commerciële, belangen van de overige deelnemers aan de betrokken actie.

2.   Indien een deelnemer die Uniefinanciering heeft ontvangen, resultaten die door hem gegenereerd zijn, niet wenst te beschermen om andere redenen dan de onverenigbaarheid met de nationale wetgeving of het recht van de Unie of een ontoereikend commercieel of industrieel exploitatiepotentieel, en de betreffende deelnemer met het oog op een dergelijke bescherming niet voornemens is die resultaten aan een andere in een lidstaat of geassocieerd land gevestigde juridische entiteit over te dragen, moet hij voorafgaand aan elke verspreiding van die resultaten de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan hiervan in kennis stellen. De Commissie, namens de Unie, of het desbetreffende financieringsorgaan, kan met de toestemming van de deelnemer in kwestie, de eigendom van deze resultaten overnemen en de noodzakelijke maatregelen nemen om deze adequaat te beschermen.

De betreffende deelnemer mag zijn toestemming uitsluitend onthouden als hij kan aantonen dat zijn legitieme belangen daardoor aanzienlijk zouden worden geschaad. De resultaten mogen niet worden verspreid totdat de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan een besluit heeft genomen de eigendom van de resultaten niet over te nemen dan wel besloten heeft om de eigendom over te nemen en de noodzakelijke maatregelen heeft genomen om de bescherming ervan te waarborgen. De Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan neemt dit besluit zonder onnodige vertraging. In de subsidieovereenkomst worden dienaangaande termijnen vastgesteld.

3.   Indien een deelnemer die Uniefinanciering heeft ontvangen, binnen een periode van ten hoogste vijf jaar na de betaling van het saldo wil afzien van de bescherming van de resultaten of geen verlenging van die bescherming overweegt om andere redenen dan een ontoereikend commercieel of industrieel exploitatiepotentieel, stelt hij de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan daarvan in kennis, zodat de Commissie of het orgaan de bescherming kan voortzetten of verlengen door de eigendom van de resultaten over te nemen. De betreffende deelnemer mag zijn toestemming uitsluitend onthouden als hij kan aantonen dat zijn legitieme belangen daardoor aanzienlijk zouden worden geschaad. In de subsidieovereenkomst worden dienaangaande termijnen vastgesteld.

Artikel 43

Exploitatie en verspreiding van resultaten

1.   Elke deelnemer die Uniefinanciering heeft ontvangen, tracht naar beste vermogen de hem toebehorende resultaten te exploiteren, of die resultaten door een andere juridische entiteit te laten exploiteren, met name door de resultaten overeenkomstig artikel 44 over te dragen of in licentie te geven.

Eventuele aanvullende exploitatieverplichtingen worden vastgesteld in de subsidieovereenkomst. Voor onderzoek waarmee mogelijkerwijs grote maatschappelijke uitdagingen kunnen worden aangepakt, kan het verlenen van niet-exclusieve licenties als aanvullende exploitatieverplichting worden opgenomen. Alle aanvullende verplichtingen worden in het werkprogramma of werkplan vermeld.

2.   Met inachtneming van de beperkingen als gevolg van de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten, veiligheidsvoorschriften of legitieme belangen, verspreidt elke deelnemer de resultaten die hij in eigendom houdt, zo snel mogelijk met adequate middelen. In de subsidieovereenkomst kunnen dienaangaande termijnen worden vastgesteld.

Eventuele aanvullende verspreidingsverplichtingen worden in de subsidieovereenkomst vastgesteld en worden vermeld in het werkprogramma of werkplan.

De resultaten die via wetenschappelijke publicaties worden verspreid, zijn openbaar toegankelijk met inachtneming van de voorwaarden die in de subsidieovereenkomst zijn vastgesteld. Kosten die verband houden met open toegang tot wetenschappelijke publicaties betreffende onderzoek dat in het kader van Horizon 2020 is gefinancierd, en die tijdens een actie zijn gemaakt, komen in aanmerking voor vergoeding overeenkomstig de voorwaarden van de subsidieovereenkomst. Met inachtneming van artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1291/2013, worden in de subsidieovereenkomst geen voorwaarden in verband met open toegang tot publicaties opgenomen die tot extra publicatiekosten na afloop van een actie zouden leiden.

Wat de verspreiding van onderzoeksgegevens betreft, kunnen in de subsidieovereenkomst, in het kader van de open toegang tot en de bewaring van onderzoeksgegevens, de voorwaarden worden opgenomen om in open toegang tot die resultaten te voorzien, met name inzake grensverleggende onderzoeksprojecten van de ERC en in het kader van FET (Future and Emerging Technologies), alsmede op andere relevante gebieden, met inachtneming van de legitieme belangen van de deelnemers en de beperkingen die voortvloeien uit gegevensbeschermingsvoorschriften, beveiligingsvoorschriften of intellectuele-eigendomsrechten. In dergelijke gevallen wordt in het werkprogramma of werkplan vermeld of de verspreiding van de onderzoeksgegevens via open toegang vereist is.

De andere betrokken deelnemers dienen vooraf van elke verspreidingsactiviteit in kennis te worden gesteld. Na die kennisgeving mag een deelnemer bezwaar maken indien hij kan aantonen dat zijn legitieme belangen met betrekking tot zijn resultaten en background aanzienlijke schade zouden kunnen lijden. In dergelijke gevallen mag de verspreiding slechts plaatsvinden indien de nodige maatregelen zijn genomen om deze legitieme belangen te beschermen. In de subsidieovereenkomst worden dienaangaande termijnen vastgesteld.

3.   Met het oog op monitoring en verspreiding door de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan stellen de deelnemers alle informatie over hun exploitatie- en verspreidingsactiviteiten alsmede de nodige documenten ter beschikking, overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden. Onder voorbehoud van de legitieme belangen van de deelnemers die de informatie hebben verstrekt, wordt deze informatie openbaar gemaakt. In de subsidieovereenkomst worden onder meer termijnen voor deze rapportageverplichtingen vastgesteld.

4.   Alle octrooiaanvragen, normen, publicaties of andere verspreidingsactiviteiten, ook in elektronische vorm, die verband houden met de resultaten, bevatten, indien mogelijk, een verklaring, eventueel met gebruikmaking van visuele middelen, waaruit blijkt dat de betreffende actie Uniefinanciering heeft ontvangen. De formulering van die verklaring wordt in de subsidieovereenkomst opgenomen.

Artikel 44

Overdracht van resultaten en licentieverlening

1.   Wanneer een deelnemer de eigendom van resultaten overdraagt, draagt hij tevens de verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst aan de verkrijger over, met inbegrip van de verplichting om deze ook aan elke volgende verkrijger op te leggen.

Onverminderd de geheimhoudingsverplichtingen voortvloeiende uit de wet- en regelgeving in geval van fusies en acquisities, stelt een deelnemer die voornemens is om de resultaten over te dragen - indien er sprake is van andere deelnemers die nog steeds toegangsrechten tot de over te dragen gegevens hebben of die nog steeds om verlening van toegangsrechten kunnen verzoeken - de andere deelnemers vooraf van de overdracht in kennis en verstrekt hij voldoende informatie over de voorgenomen nieuwe eigenaar van de resultaten om de andere deelnemers in staat te stellen te analyseren wat het effect van de voorgenomen overdracht is op de mogelijke uitoefening van hun toegangsrechten.

Na de kennisgeving kan een deelnemer bezwaar maken tegen de eigendomsoverdracht als hij kan aantonen dat de voorgenomen overdracht een negatief effect zou hebben op de uitoefening van zijn rechten. In dat geval kan de overdracht pas plaatsvinden nadat overeenstemming tussen de betreffende deelnemers is bereikt. In de subsidieovereenkomst worden desbetreffend termijnen vastgesteld.

De andere deelnemers kunnen middels een voorafgaande schriftelijke toestemming afstand doen van hun recht op een voorafgaande kennisgeving en op bezwaar tegen een overdracht van eigendom door een van de deelnemers aan een specifiek genoemde derde partij.

2.   Op voorwaarde dat toegangsrechten voor de resultaten kunnen worden uitgeoefend en dat aan alle aanvullende exploitatieverplichtingen is voldaan door de deelnemer die de resultaten in eigendom houdt, kan deze deelnemer licenties verlenen of op een andere wijze juridische entiteiten het recht geven om die resultaten al dan niet op exclusieve basis te exploiteren. Er kunnen exclusieve licenties voor resultaten worden verleend mits alle andere betrokken deelnemers ermee instemmen dat zij afstand doen van hun desbetreffende toegangsrechten.

3.   Met betrekking tot resultaten die zijn gegenereerd door deelnemers die Uniefinanciering hebben ontvangen, kan in de subsidieovereenkomst worden bepaald dat de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan bezwaar kan maken tegen de overdracht van eigendom of tegen het verlenen van een exclusieve licentie aan derden die zijn gevestigd in een derde land dat niet geassocieerd is met Horizon 2020 indien zij van mening zijn dat de verlening of overdracht niet strookt met het belang van de ontwikkeling van het concurrentievermogen van de economie van de Unie of niet in overeenstemming is met ethische beginselen of veiligheidsoverwegingen.

In dergelijke gevallen vindt de overdracht van de eigendom of het verlenen van de exclusieve licentie uitsluitend plaats indien de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan ervan overtuigd is dat er adequate waarborgen gehanteerd zullen worden.

Waar van toepassing kan in de subsidieovereenkomst vastgesteld worden dat de Commissie of het desbetreffende financieringsorgaan vooraf in kennis moet worden gesteld van elke voorgenomen overdracht van eigendom of van elke voorgenomen verlening van een exclusieve licentie. In de subsidieovereenkomst worden desbetreffend termijnen vastgesteld.

Afdeling II

Toegangsrechten voor background en resultaten

Artikel 45

Background

Deelnemers leggen de met hun actie verband houdende background te allen tijde vast een schriftelijke overeenkomst.

Artikel 46

Beginselen betreffende de toegangsrechten

1.   Alle verzoeken tot het uitoefenen of afstand doen van toegangsrechten worden schriftelijk ingediend.

2.   Tenzij anders is bepaald door de eigenaar van de resultaten of de background waarvoor om toegang wordt verzocht, omvatten toegangsrechten geen recht om sublicenties te verlenen.

3.   Deelnemers aan dezelfde actie brengen elkaar voorafgaand aan de toetreding tot de subsidieovereenkomst zo spoedig mogelijk op de hoogte van alle juridische of andere beperkingen op het verlenen van toegang tot hun background. Alle overeenkomsten die daarna door deelnemers over de background worden gesloten, moeten waarborgen dat de toegangsrechten uitgeoefend kunnen blijven worden.

4.   De beëindiging van deelname aan een actie is op geen enkele wijze van invloed op de verplichting van de betreffende deelnemer om toegang te verlenen onder de voorwaarden van de subsidieovereenkomst.

5.   In de consortiumovereenkomst kan worden bepaald dat, indien een deelnemer zijn verplichtingen niet nakomt en dit verzuim niet wordt hersteld, de betrokken deelnemer niet langer aanspraak kan maken op de toegangsrechten.

Artikel 47

Toegangsrechten voor de uitvoering

1.   Een deelnemer heeft recht op toegang tot de resultaten van een andere deelnemer aan dezelfde actie indien eerstgenoemde die resultaten nodig heeft om zijn werkzaamheden in het kader van de actie uit te voeren.

Deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend.

2.   Een deelnemer heeft recht op toegang tot de background van een andere deelnemer aan dezelfde actie - met inachtneming van eventuele beperkingen op grond van artikel 46, lid 3 - indien eerstgenoemde die background nodig heeft om zijn werkzaamheden in het kader van de actie uit te voeren

Deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend, tenzij door de deelnemers voorafgaand aan hun toetreding tot de subsidieovereenkomst anders is overeengekomen.

Artikel 48

Toegangsrechten voor de exploitatie

1.   Een deelnemer heeft recht op toegang tot de resultaten van een andere deelnemer aan dezelfde actie indien eerstgenoemde die resultaten nodig heeft om zijn eigen resultaten te exploiteren.

Op basis van onderlinge overeenstemming wordt de toegang onder eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.

2.   Een deelnemer heeft recht op toegang tot de background van een andere deelnemer aan dezelfde actie - met inachtneming van eventuele beperkingen op grond van artikel 46, lid 3 - indien eerstgenoemde die background nodig heeft om zijn eigen resultaten te exploiteren.

Op basis van onderlinge overeenstemming wordt de toegang onder eerlijke en redelijke voorwaarden verleend.

3.   Een in een lidstaat of geassocieerd land gevestigde gelieerde entiteit heeft eveneens recht op toegang tot resultaten en - met inachtneming van eventuele beperkingen op grond van artikel 46, lid 3 - tot background onder eerlijke en redelijke voorwaarden indien deze resultaten en background nodig zijn om de resultaten te exploiteren die zijn gegenereerd door de deelnemer met wie zij gelieerd is, tenzij in de consortiumovereenkomst anders is bepaald. Dergelijke toegangsrechten worden rechtstreeks aangevraagd bij en verkregen van de deelnemer die de resultaten of de background in eigendom houdt, tenzij overeenkomstig artikel 46, lid 2, anders is bepaald.

4.   Een verzoek om toegangsrechten op grond van de leden 1, 2 of 3 kan tot één jaar na de beëindiging van de actie worden ingediend, tenzij de deelnemers een andere termijn overeenkomen.

Artikel 49

Toegangsrechten voor de Unie en de lidstaten

1.   De instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie hebben met als naar behoren gerechtvaardigd doel het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van het beleid en de programma's van de Unie uitsluitend toegangsrechten tot de resultaten van deelnemers die Uniefinanciering hebben ontvangen. Deze toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik.

Deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend.

2.   Met betrekking tot acties in het kader van de doelstelling "Een veilige samenleving - de vrijheid en veiligheid van Europa en haar burgers beschermen" als omschreven in deel III van bijlage I van Verordening (EU) nr. 1291/2013 hebben de instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie alsmede de nationale instanties van de lidstaten met het oog op het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van hun beleid en programma's op dit gebied de nodige toegangsrechten tot de resultaten van deelnemers die Uniefinanciering hebben ontvangen. Deze toegangsrechten hebben enkel betrekking op een niet-commercieel en niet-competitief gebruik. Deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend, en op basis van een bilaterale overeenkomst waarin de specifieke voorwaarden worden bepaald die ervoor zorgen dat deze rechten uitsluitend voor het beoogde doel worden gebruikt en dat in de passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien. Deze toegangsrechten hebben geen betrekking op de background van de deelnemer. De lidstaat die of de instelling, het orgaan, het bureau of het agentschap van de Unie die of dat daartoe een verzoek indient, stelt alle lidstaten daarvan in kennis. Met betrekking tot vertrouwelijke informatie zijn de veiligheidsregels van de Commissie van toepassing.

TITEL IV

SPECIFIEKE BEPALINGEN

Artikel 50

Prijzen

1.   Financiering door de Unie kan in de vorm van prijzen plaatsvinden overeenkomstig titel VII van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012.

2.   Prijzen kunnen uitsluitend toegekend worden indien de prijswinnaar akkoord gaat met de bijbehorende publicitaire verplichtingen. Titel III van deze verordening is van toepassing op de verspreiding van resultaten. In het werkprogramma of werkplan kunnen specifieke verplichtingen worden opgenomen met betrekking tot exploitatie en verspreiding.

Artikel 51

Inkoop, precommerciële inkoop en overheidsopdrachten inzake innovatieve oplossingen

1.   Alle aanbestedingen die door de Commissie namens haarzelf of gezamenlijk met de lidstaten worden uitgevoerd, zijn onderworpen aan de regels inzake overheidsopdrachten als vervat in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Verordening (EU) nr. 1268/2012.

2.   De financiering door de Unie kan de vorm aannemen van een precommerciële inkoop of een inkoop van innovatieve oplossingen namens de Commissie of het betrokken financieringsorgaan zelf dan wel gezamenlijk met de aanbestedende diensten van lidstaten en geassocieerde landen.

De inkoopprocedures:

a)

moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van transparantie, gelijke behandeling, goed financieel beheer en evenredigheid, met de mededingingsvoorschriften en, waar van toepassing, met de Richtlijnen 2004/17/EG, 2004/18/EG en 2009/81/EG, of, indien de Commissie voor eigen rekening optreedt, met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012;

b)

kunnen in specifieke voorwaarden voorzien, zoals dat de plaats van uitvoering van de gegunde activiteiten, bij precommerciële inkoop beperkt is tot het grondgebied van de lidstaten en de met Horizon 2020 geassocieerde landen indien dit gerechtvaardigd is uit hoofde van de doelstellingen van de actie;

c)

kunnen voorzien in de gunning van meerdere contracten binnen één en dezelfde procedure ("multiple sourcing");

d)

moeten bepalen dat de contracten worden gegund aan de inschrijver(s) die de beste prijs/kwaliteitsverhouding biedt/bieden.

3.   Tenzij anders is bepaald in de aanbestedingsoproep, zijn de gegenereerde resultaten in het kader van een actie die door de Commissie is aanbesteed, eigendom van de Unie.

4.   Met betrekking tot de precommerciële inkoop worden specifieke bepalingen in de contracten vastgesteld met betrekking tot de eigendom, de toegangsrechten en de licentieverlening om een maximaal effect van de resultaten te bewerkstelligen en oneerlijke voordelen te voorkomen. Een contractant die in het kader van een precommerciële inkoopactie resultaten genereert, is minimaal rechthebbende van de daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten. De aanbestedende dienst heeft minimaal en vrij van royalty's recht op toegang tot die resultaten voor eigen gebruik en heeft het recht om niet-exclusieve licenties aan derden te verlenen of om die licentie door de deelnemende contractant te doen verlenen, teneinde de resultaten onder eerlijke en redelijke voorwaarden te exploiteren, evenwel zonder sublicentierecht. Indien een contractant er niet in slaagt om de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in de overeenkomst, te exploiteren, draagt hij de eigendom van de resultaten over aan de aanbestedende diensten.

5.   Met betrekking tot overheidsopdrachten voor innovatieve oplossingen kunnen in de contracten specifieke bepalingen worden opgenomen met betrekking tot de eigendom, de toegangsrechten en de licentieverlening om een maximaal effect van de resultaten te bewerkstelligen en oneerlijke voordelen te voorkomen.

Artikel 52

Financiële instrumenten

1.   Financiële instrumenten kunnen de vormen aannemen als bepaald in, en worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig titel VIII van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, en kunnen onderling en met subsidies uit de Uniebegroting, met inbegrip uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1291/2013, gecombineerd worden.

2.   In afwijking van artikel 140, lid 6, tweede alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 worden ontvangsten en jaarlijkse terugbetalingen, gegenereerd door een financieel instrument dat is opgezet uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1291/2013, overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, aan dat financieel instrument toegewezen.

3.   In afwijking van artikel 140, lid 6, tweede alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 worden ontvangsten en jaarlijkse terugbetalingen, gegenereerd door de financieringsfaciliteit met risicodeling die is ingesteld op grond van Besluit nr. 1982/2006/EG, en het op de aanloopfase gerichte deel van de faciliteit voor snelgroeiende innovatieve bedrijven uit het MKB (FSIM 1) die is ingesteld krachtens Besluit nr. 1639/2006/EG, overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 toegewezen aan de opvolgende financiële instrumenten op grond van Verordening (EU) nr. 1291/2013.

Artikel 53

KMO-instrument

1.   Alleen KMO's kunnen een aanvraag indienen voor uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in het kader van het in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 bedoelde specifieke KMO-instrument. Zij kunnen samenwerken met andere ondernemingen, en met onderzoeksorganisaties of universiteiten.

2.   Wanneer een onderneming eenmaal als kleine en middelgrote onderneming is gevalideerd, wordt dit juridisch statuut geacht te gelden voor de volledige duur van het project, zelfs in gevallen waarin de onderneming ingevolge haar groei in een later stadium de maxima overschrijdt die zijn vastgelegd in de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen.

3.   Bij het KMO-instrument of bij subsidies door financieringsorganen of door de Commissie die kleine en middelgrote ondernemingen als doelgroep hebben, kunnen er in de subsidieovereenkomst specifieke bepalingen worden opgenomen, meer in het bijzonder over eigendom, toegangsrechten, exploitatie en verspreiding.

Artikel 54

Sneltraject voor innovatie

1.   Overeenkomstig artikel 7 kan elke juridische entiteit deelnemen aan een actie in het kader van het sneltraject voor innovatie ("FTI"). De in het kader van het FTI gefinancierde activiteiten betreffen innovatieacties. Het FTI staat open voor voorstellen op elk technologisch gebied dat gedefinieerd is in het kader van de specifieke doelstelling "Leiderschap in ontsluitende en industriële technologieën" als omschreven in punt 1 van deel II van bijlage I van Verordening (EU) nr. 1291/2013, of één van de doelstellingen uit hoofde van de prioriteit "Maatschappelijke uitdagingen" als omschreven in punten 1 tot en met 7 van deel III van bijlage I bij die verordening.

2.   De voorstellen kunnen te allen tijde worden ingediend. De Commissie stelt een vast tijdstip vast, drie keer per jaar, voor het evalueren van voorstellen. De periode tussen het begin van een evaluatieperiode en de ondertekening van de subsidieovereenkomst of de kennisgeving van het subsidiebesluit bedraagt niet meer dan zes maanden. De voorstellen worden gerangschikt volgens de gunningscriteria "effect", "kwaliteit en doeltreffendheid van de uitvoering" en "uitmuntendheid", waarbij het effectcriterium zwaarder wordt meegewogen. Aan een actie nemen ten hoogste vijf juridische entiteiten deel. Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste 3 miljoen EUR.

Artikel 55

Overige specifieke bepalingen

1.   Bij acties waar sprake is van veiligheidsgerelateerde activiteiten, kunnen er in de subsidieovereenkomst specifieke bepalingen worden opgenomen, in het bijzonder aangaande precommerciële inkoop en overheidsopdrachten met betrekking tot innovatieve oplossingen, wijzigingen in de samenstelling van het consortium, gerubriceerde informatie, exploitatie, verspreiding, open toegang tot onderzoekspublicaties, en de overdracht en het in licentie geven van resultaten.

2.   Bij acties die gericht zijn op de ondersteuning van bestaande of nieuwe onderzoeksinfrastructuren, kunnen er in de subsidieovereenkomst specifieke bepalingen worden opgenomen betreffende de gebruikers van de infrastructuur en hun toegang daartoe.

3.   Bij grensverleggende onderzoeksacties in het kader van de Europese Onderzoeksraad kunnen er in de subsidieovereenkomst specifieke bepalingen worden opgenomen, met name over toegangsrechten, portabiliteit en verspreiding of inzake deelnemers, onderzoekers en partijen die bij de actie betrokken zijn.

4.   Bij opleidings- en mobiliteitsacties kunnen er in de subsidieovereenkomst specifieke bepalingen worden opgenomen over inspanningsverplichtingen van onderzoekers die profijt hebben van de actie, en over eigendom, toegangsrechten en portabiliteit.

5.   Bij coördinatie- en ondersteuningsacties kunnen er in de subsidieovereenkomst specifieke bepalingen worden opgenomen, meer in het bijzonder over eigendom, toegangsrechten, en exploitatie en verspreiding van resultaten.

6.   Met betrekking tot de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT kunnen er in de subsidieovereenkomst specifieke bepalingen worden opgenomen over met name eigendom, toegangsrechten, exploitatie en verspreiding.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 56

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 1, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor de duur van het Horizon 2020-programma.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 1, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, of op een latere daarin genoemde datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 1, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 57

Intrekking en overgangsbepalingen

1.   Verordening (EG) nr. 1906/2006 wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

2.   Onverminderd lid 1 doet deze verordening geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging - met inbegrip van de gedeeltelijke of volledige beëindiging - van de betrokken acties, totdat zij worden afgesloten, of tot aan de verlening van financiële bijstand door de Commissie of de financieringsorganen op grond van Besluit nr. 1982/2006/EG of enige andere wetgeving die op 31 december 2013 op die bijstand van toepassing is, welke op de betrokken acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.

3.   Alle bedragen van het bij Verordening (EG) nr. 1906/2006 ingestelde deelnemersgarantiefonds, evenals de desbetreffende rechten en verplichtingen, worden per 31 december 2013 overgedragen aan het Fonds. Deelnemers aan acties uit hoofde van Besluit nr. 1982/2006/EG die de subsidieovereenkomst na 31 december 2013 ondertekenen, storten hun bijdrage in het Fonds.

Artikel 58

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 11 december 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

V. LEŠKEVIČIUS


(1)  PB C 318 van 20.10.2012, blz. 1.

(2)  PB C 181 van 21.6.2012, blz. 111.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 21 november 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad)

(4)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (Zie bladzijde 104 van dit Publicatieblad).

(5)  PB C 74 E van 13.3.2012, blz. 34.

(6)  Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).

(7)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(9)  Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).

(10)  Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1).

(11)  PB C 205 van 19.7.2013, blz. 9.

(12)  2001/844/EG, EGKS, Euratom: Besluit van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 317 van 3.12.2001).

(13)  Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap ("LGO-besluit") (PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1).

(14)  2000/633/EG, EGKS, Euratom: Besluit van de Commissie van 17 oktober 2000 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 267 van 20.10.2000, blz. 63).

(15)  Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (PB L 391 van 30.12.2006, blz. 1).

(16)  Besluit 2006/970/Euratom van de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2007-2011) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 60).

(17)  2012/93/Euratom: Besluit van de Raad van 19 december 2011 betreffende het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2012-2013) (PB L 47 van 18.2.2012, blz. 25).

(18)  Verordening (Euratom) nr. 1314/2013 van de Raad betreffende onderzoeks- en opleidingsfaciliteiten inzake kernenergie van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2014-2018) die een aanvulling vormen op Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Zie bladzijde 948 van dit Publicatieblad).

(19)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de EU-instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (Zie bladzijde 33 van dit Publicatieblad).

(21)  Beschikking nr. 743/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de deelneming door de Gemeenschap aan een door verscheidene lidstaten opgezet programma voor onderzoek en ontwikkeling dat gericht is op de ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling verrichtende kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 201 van 30.7.2008, blz. 58).

(22)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(23)  Besluit 2013/743/EU van de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van "Horizon 2020" - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) (Zie bladzijde 965 van dit Publicatieblad).

(24)  Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1).

(25)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).

(26)  Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).

(27)  Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).

(28)  Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).


  翻译: