20.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1371/2013 VAN DE RAAD

van 16 december 2013

tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaalde open weefsels van glasvezels verzonden uit India of Indonesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Indonesië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 13,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1   Geldende maatregelen

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 (2) („de oorspronkelijke verordening”) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht van 62,9 % op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) ingesteld voor alle andere ondernemingen dan die welke in artikel 1, lid 2, en bijlage 1 bij die verordening zijn vermeld. Dat zijn de „geldende maatregelen” en het onderzoek dat tot de maatregelen heeft geleid, is het oorspronkelijke onderzoek.

(2)

De geldende maatregelen werden eerder bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 672/2012 van de Raad (3) tot Maleisië en bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 21/2013 van de Raad (4) tot Taiwan en Thailand uitgebreid.

1.2   Verzoek

(3)

Op 25 februari 2013 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) uit hoofde van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening een verzoek ontvangen om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld op de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de VRC, en om de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels verzonden uit India of Indonesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Indonesië, te registreren.

(4)

Het verzoek werd ingediend door Saint Gobain Adfors CZ s.r.o., Tolnatext Fonalfeldolgozo es Muszakiszovet-gyarto Bt., Valmieras „Stikla Skiedra” AS en Vitrulan Technical Textiles GmbH, vier producenten in de Unie van bepaalde open weefsels van glasvezels.

(5)

Het verzoek bevatte voldoende voorlopig bewijsmateriaal om aan te tonen dat zich na het instellen van de geldende maatregelen een aanzienlijke verandering in de structuur van het handelsverkeer met betrekking tot de uitvoer uit de VRC, India en Indonesië naar de Unie heeft voorgedaan waarvoor, afgezien van de instelling van de geldende maatregelen, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond. Deze verandering in de structuur van het handelsverkeer was klaarblijkelijk te wijten aan de verzending uit India of Indonesië van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de VRC en/of door valse verklaringen van oorsprong van de Chinese producten.

(6)

Voorts waren er aanwijzingen dat de corrigerende werking van de geldende maatregelen, zowel wat de hoeveelheden als de prijs betreft, werd ondermijnd. Uit het bewijsmateriaal bleek dat de toegenomen invoer uit India en Indonesië plaatsvond tegen prijzen die lager lagen dan de geen schade veroorzakende prijs die in het oorspronkelijke onderzoek was vastgesteld.

(7)

Tot slot bleek uit het bewijsmateriaal dat de prijzen van bepaalde open weefsels van glasvezels verzonden uit India en Indonesië dumpingprijzen waren ten opzichte van de normale waarde die in het oorspronkelijke onderzoek voor het soortgelijke product was vastgesteld.

1.3   Opening van het onderzoek

(8)

Daar de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal was om op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening een onderzoek te openen, heeft zij bij Verordening (EU) nr. 322/2013 van de Commissie (5) („de openingsverordening”) een onderzoek geopend. Krachtens artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie bij de openingsverordening de douaneautoriteiten de instructie gegeven de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels verzonden uit India en Indonesië te registreren.

1.4   Onderzoek

(9)

De Commissie heeft de autoriteiten van de VRC, van India en van Indonesië, de producenten-exporteurs in die landen, de haar bekende betrokken importeurs in de Unie en de bedrijfstak van de Unie officieel in kennis gesteld van de opening van het onderzoek. Er werden vragenlijsten toegezonden aan de producenten-exporteurs in de VRC, in India en in Indonesië die de Commissie bekend waren of die zich binnen de in overweging 15 van de openingsverordening vermelde termijn hadden gemeld. Er werden ook vragenlijsten verzonden naar importeurs in de Unie. Belanghebbenden werd de gelegenheid geboden om binnen de bij de openingsverordening vastgestelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord. Zij werden erover ingelicht dat het niet verlenen van medewerking tot de toepassing van artikel 18 van de basisverordening kon leiden en tot bevindingen die op de beschikbare gegevens waren gebaseerd.

(10)

Twee producenten-exporteurs in India en één niet-verbonden importeur in de Unie hebben zich gemeld en hebben antwoorden op de vragenlijsten ingediend. Later heeft de importeur in de Unie de Commissie meegedeeld dat hij andere producten invoerde en in het verleden geen van de onderzochte producten had ingevoerd. Geen van de producenten-exporteurs in Indonesië heeft een antwoord ingediend. De volgende producenten-exporteurs in India hebben een vrijstellingsaanvraag teruggestuurd:

Montex Glass Fibre Industries Pvt.Ltd. („Montex”), en

Urja Products Pvt.Ltd.

(11)

Vervolgens heeft Urja Products Pvt.Ltd. de Commissie meegedeeld dat zij het onderzochte product niet vervaardigt en dat haar producten andere technische kenmerken en een ander gebruik hebben (en onder andere GN-codes zijn ingedeeld). Daarom werd alleen bij Montex ter plaatse een controle uitgevoerd.

1.5   Onderzoektijdvak

(12)

Het onderzoektijdvak bestreek de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2013 (het „OT”). Er werden voor het OT gegevens verzameld om onder meer de beweerde verandering in de structuur van het handelsverkeer te onderzoeken. Voor de verslagperiode van 1 april 2012 tot en met 31 maart 2013 („de VP”) werden meer gedetailleerde gegevens verzameld, zodat de mogelijke ondermijning van de corrigerende werking van de geldende maatregelen en het bestaan van dumping konden worden onderzocht.

2.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

2.1   Algemene overwegingen

(13)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd beoordeeld of er sprake is van ontwijking door achtereenvolgens te onderzoeken of zich een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de VRC, India, Indonesië en de Unie heeft voorgedaan, of die verandering het gevolg was van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestond, of werd bewezen dat er sprake was van schade of dat de corrigerende werking van het recht, gezien de prijzen en/of de hoeveelheden van het onderzochte product, werd ondermijnd en of werd bewezen dat dumping plaatsvond ten aanzien van de voor het betrokken product eerder vastgestelde normale waarden, eventueel overeenkomstig artikel 2 van de basisverordening.

2.2   Betrokken product en onderzocht product

(14)

Het betrokken product is zoals gedefinieerd in het oorspronkelijke onderzoek: open weefsels van glasvezels, met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, met uitzondering van glasvezelschijven, van oorsprong uit de VRC, die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 51 00 en ex 7019 59 00.

(15)

Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd, maar verzonden uit India of Indonesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Indonesië.

(16)

Uit het onderzoek is gebleken dat de hierboven gedefinieerde uit de VRC naar de Unie uitgevoerde open weefsels van glasvezels en de uit India of Indonesië naar de Unie verzonden open weefsels van glasvezels, dezelfde fysische en technische kenmerken en dezelfde toepassingen hebben en daarom moeten worden beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3   Mate van medewerking

2.3.1   India

(17)

Zoals vermeld in overweging 10 stuurden slechts twee Indiase ondernemingen de vrijstellingsaanvraag ingevuld terug. Aangezien één van hen, Urja Products Pvt.Ltd., geen producent van het onderzochte product bleek te zijn, was er slechts één medewerkende onderneming, namelijk Montex. Die onderneming vertegenwoordigde in de VP ten opzichte van de totale uitvoer uit India slechts 1 % van de uitvoer naar de Unie. Daarom werd artikel 18 van de basisverordening toegepast en zijn aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies ten aanzien van India getrokken.

2.3.2   Indonesië

(18)

Zoals vermeld in overweging 10 zijn er geen Indonesische ondernemingen die de vragenlijst hebben beantwoord. Geen Indonesische onderneming heeft medewerking verleend. Daarom werd artikel 18 van de basisverordening toegepast en zijn aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies ten aanzien van Indonesië getrokken.

2.3.3   De VRC

(19)

Er werd geen medewerking verleend door de Chinese producenten-exporteurs. Daarom werd artikel 18 van de basisverordening toegepast en zijn aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies ten aanzien van de VRC getrokken.

2.4   Verandering in de structuur van het handelsverkeer

(20)

Om te bepalen of er sprake was van een verandering in de structuur van het handelsverkeer werd de invoer van het onderzochte product uit India en Indonesië in de Unie en de uitvoer van het onderzochte product uit de VRC naar India en Indonesië onderzocht. Die invoer werd vastgesteld op grond van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening, aangezien de Indiase, Indonesische en Chinese ondernemingen geen of een relatief geringe mate van medewerking verleenden (zie punt 2.3).

(21)

Daartoe werd voor het onderzoek gebruikgemaakt van Comext-statistieken (6), handelsstatistieken uit India en Indonesië die van de respectieve nationale autoriteiten werden ontvangen en statistieken van Global Trade Information Services (7). Om tijdvakken van twaalf maanden te kunnen gebruiken, werden boekjaren van 1 april tot en met 31 maart gehanteerd.

(22)

Het in de Comext-statistieken geregistreerde invoervolume betreft een grotere productgroep dan het betrokken product en het onderzochte product. Op grond van ramingen van de bedrijfstak van de Unie kon echter worden vastgesteld dat een aanzienlijk deel van dat invoervolume het betrokken product en het onderzochte product betrof. Die gegevens konden dus worden gebruikt om een verandering in de structuur van het handelsverkeer vast te stellen.

2.4.1   Invoer in de Unie

(23)

Uit de Comext-statistieken blijkt een aanzienlijke verandering in de structuur van het handelsverkeer in de loop van het OT (zie onderstaande tabel 1).

Tabel 1

Invoervolume (miljoen m2) (8)

April 2009/maart 2010

April 2010/maart 2011

April 2011/maart 2012

April 2012/maart 2013

VRC

288,40

385,85

110,30

85,93

India

0,35

0,28

0,89

13,13

Indonesië

0,004

0,16

3,22

33,31

Bron: Comext-statistieken

Invoer uit de VRC

(24)

Uit de Comext-statistieken blijkt dat de invoer in de Unie van het betrokken product uit de VRC na instelling van de voorlopige maatregelen in februari 2011 (9) en de definitieve maatregelen in augustus 2011 (10) sterk is gedaald. De bovenstaande tabel 1 laat zien dat de invoer in de Unie uit de VRC tussen 2010/2011 en 2011/2012 van 385,85 miljoen m2 naar 110,30 miljoen m2 daalde (dwz. met ongeveer 70 %) en tussen 2010/2011 en 2012/2013 zelfs naar 85,9 miljoen m2 (dwz. met ongeveer 80 %).

Invoer uit India

(25)

Volgens de Comext-statistieken bedroegen de in de Unie ingevoerde hoeveelheden uit India in het boekjaar 2009/2010 0,35 miljoen m2 en in het boekjaar 2010/2011 0,28 miljoen m2; tussen 2011/2012 en 2012/2013 was er sprake van een sterke stijging en in het boekjaar 2012/2013 bereikte de invoer 13,13 miljoen m2.

(26)

Zoals vermeld in overweging 17, voerde de onderneming Montex in het OT een zeer kleine hoeveelheid van het onderzochte product uit naar de Unie – zij vertegenwoordigde in de periode 2012/2013 ten opzichte van de totale uitvoer uit India slechts 1 % van de uitvoer naar de Unie. Bovendien bleek dat Montex het onderzochte product onder een verkeerde GN-code – 7019 52 – uitvoert. De uitgevoerde producten moesten daarom aan de in de in bovenstaande tabel 1 weergegeven Comext-statistieken worden toegevoegd.

Invoer uit Indonesië

(27)

Volgens de Comext-statistieken bedroegen de in de Unie ingevoerde hoeveelheden uit Indonesië in het boekjaar 2009/2010 0,004 miljoen m2 en in 2010/2011 0,16 miljoen m2; tussen 2011/2012 en 2012/2013 was er sprake van een sterke stijging, van respectievelijk 3,22 miljoen m2 naar 33,31 miljoen m2.

2.4.2   Uitvoer van de VRC naar India en Indonesië

(28)

Er kan in dezelfde periode eveneens een opvallende toename van de uitvoer uit de Volksrepubliek China naar India en Indonesië worden geconstateerd.

Tabel 2

Omvang van de invoer (miljoen m2)

April 2009/maart 2010

April 2010/maart 2011

April 2011/maart 2012

April 2012/maart 2013

India

4,80

16,35

18,38

29,28

Indonesië

5,78

4,01

8,94

11,54

Bron: VRC-douanestatistieken

Uitvoer uit de VRC naar India

(29)

Volgens de VRC-douanestatistieken steeg de invoer van het onderzochte product uit de VRC naar India van 4,8 miljoen m2 in het boekjaar 2009/2010 tot 29,3 miljoen m2 in het boekjaar 2012/2013.

Uitvoer uit de VRC naar Indonesië

(30)

Volgens de VRC-douanestatistieken, steeg de uitvoer van het onderzochte product uit de VRC naar Indonesië van 5,78 miljoen m2 in het boekjaar 2009/2010 tot 11,54 miljoen m2 in het boekjaar 2012/2013.

2.4.3   Conclusie over de verandering in de structuur van het handelsverkeer

(31)

De algemene daling van de uitvoer uit de VRC naar de Unie en de gelijktijdige toename van zowel de uitvoer uit India en Indonesië naar de Unie als van de uitvoer uit de VRC naar India en Indonesië na de instelling van de voorlopige maatregelen in februari 2011 en de definitieve maatregelen in augustus 2011 vormen een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de bovenvermelde landen enerzijds en van de uitvoer uit die landen naar de Unie anderzijds.

2.5   Aard van de ontwijkingspraktijken

(32)

Artikel 13, lid 1, van de basisverordening bepaalt dat de verandering in de structuur van het handelsverkeer het gevolg moet zijn van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat. De praktijken, processen of werkzaamheden omvatten onder andere het via derde landen verzenden van het product waarop de geldende maatregelen van toepassing zijn in de zin van artikel 13, lid 2, van de basisverordening.

(33)

Tijdens het onderzoek, is bewijsmateriaal gevonden van overladingspraktijken via Indonesië en India en/of onjuiste certificaten van oorsprong. Een deel van de invoer van het betrokken product naar de Unie werd bijvoorbeeld via Dubai of Singapore overgeladen met certificaten van oorsprong uit Indonesië/India en een deel van de invoer in de Unie werd overgeladen via een Indiase onderneming die geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek. Het gebrek aan medewerking van de producenten van het onderzochte product, behalve Montex, is eveneens een indicatie dat er geen sprake is van een daadwerkelijke productie in Indonesië en India die de omvang van de uitvoer uit Indonesië en India naar de Unie aannemelijk kan maken. Redelijkerwijs kan worden verwacht dat echte producenten, indien zij bestaan, zouden proberen om zich van ontwijkingspraktijken te distantiëren, om te beginnen door aan dit onderzoek deel te nemen. Bovendien heeft het onderzoek geen bewijsmateriaal opgeleverd dat in de twee betrokken landen daadwerkelijk productie plaatsvindt, behalve die van Montex. Verder wijst de sterke stijging van de invoer uit die twee landen erop dat de Chinese producten met de Unie als bestemming via India en Indonesië en/of met onjuiste certificaten van oorsprong zijn overgeladen.

(34)

Het bestaan van overlading van producten van oorsprong uit de VRC via India en Indonesië wordt derhalve bevestigd.

2.6   Geen andere afdoende reden of economische rechtvaardiging dan de instelling van het antidumpingrecht

(35)

Het onderzoek heeft geen andere voldoende reden of economische rechtvaardiging voor de overlading aan het licht gebracht dan de ontwijking van de geldende maatregelen ten aanzien van het betrokken product. Behalve het recht zijn geen andere elementen gevonden die konden worden beschouwd als compensatie voor de kosten van overlading, met name met betrekking tot het vervoer en het overladen, van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de VRC via India of Indonesië.

2.7   Ondermijning van de corrigerende werking van het antidumpingrecht

(36)

Vervolgens werd nagegaan of de invoer van het onderzochte product in de Unie de corrigerende werking van de geldende maatregelen wat betreft prijzen en invoervolume had ondermijnd. Hiervoor werd gebruik gemaakt van Comext-gegevens; dit waren de beste beschikbare gegevens betreffende hoeveelheden en prijzen van de uitvoer van de niet-medewerkende ondernemingen in India en Indonesië. De aldus vastgestelde prijzen werden vergeleken met de schademarge die voor de bedrijfstak van de Unie is vastgesteld in overweging 74 van de oorspronkelijke verordening.

(37)

De stijging van de invoer in de Unie uit India van 0,35 miljoen m2 in 2009/2010 tot 13,10 miljoen m2 in de VP was, qua hoeveelheden, aanzienlijk in vergelijking met het (zeer lage) volume van de invoer uit India vóór de instelling van de voorlopige maatregelen in 2009/2010. Ook de stijging van de invoer in de Unie uit Indonesië van 0,04 m2 in 2009/2010 tot 33,31 miljoen m2 in de VP werd, in termen van hoeveelheden, aanzienlijk geacht in vergelijking met het (zeer lage) volume van de invoer uit Indonesië vóór de instelling van de voorlopige maatregelen in 2009/2010.

(38)

Om te beoordelen of de corrigerende werking van de geldende maatregelen wat prijzen betreft wordt ondermijnd, werden de prijzen van de invoer uit Indonesië en India met het in de oorspronkelijke verordening vastgestelde schade opheffende prijsniveau vergeleken. Het in de oorspronkelijke verordening vastgestelde schade opheffende prijsniveau werd gecorrigeerd voor inflatie. De gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de uitvoer uit India en Indonesië werd gecorrigeerd voor kosten na invoer en kwaliteitswijzigingen die bij het oorspronkelijke onderzoek waren vastgesteld voor de invoer uit China. De vergelijking liet aanzienlijk lagere prijzen zien voor de uitvoer uit de betrokken landen naar de Unie. Daarom werd geconcludeerd dat de corrigerende werking van de geldende maatregelen zowel wat betreft de hoeveelheden als de prijzen wordt ondermijnd.

2.8   Bewijs van dumping

(39)

Ten slotte is overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening onderzocht of dumping kon worden aangetoond.

(40)

In de oorspronkelijke verordening werd de normale waarde vastgesteld op basis van de prijzen in Canada, dat bij dat onderzoek voor de VRC een geschikt referentieland met een markteconomie werd bevonden. Overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd de in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde normale waarde gebruikt.

(41)

De prijzen van de uitvoer uit India en Indonesië werden overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens. De uitvoerprijs kwam overeen met de in de Comext-statistieken gerapporteerde gemiddelde uitvoerprijs van bepaalde open weefsels van glasvezels uit elk van de twee betrokken landen tijdens de VP. De uitvoer van de Indiase onderneming Montex was niet in de statistieken terug te vinden als gevolg van de onjuiste indeling van haar producten (zie overweging 25) en werd niet gebruikt voor de berekening van de dumpingmarge.

(42)

Met het oog op een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Dienovereenkomstig werden correcties toegepast voor verschillen in vervoers-, verzekerings- en verpakkingskosten. Aangezien op grond van de beschikbare informatie het niveau van de correcties niet kon worden vastgesteld, moesten de correcties op de beste beschikbare gegevens worden gebaseerd. De correctie werd bijgevolg gebaseerd op een percentage dat werd berekend als het aandeel van de totale vervoers-, verzekerings- en verpakkingskosten in de waarde van de verkopen aan de Unie, cif geleverd, zoals door de medewerkende Chinese producenten-exporteurs in het oorspronkelijke onderzoek aangegeven.

(43)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumping berekend door de gewogen gemiddelde normale waarde die in de oorspronkelijke verordening is vastgesteld, te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijzen van de twee betrokken landen in de VP van dit onderzoek, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring.

(44)

Uit de vergelijking tussen de gewogen gemiddelde normale waarde en de aldus vastgestelde gewogen gemiddelde uitvoerprijs bleek dat er sprake was van dumping.

3.   MAATREGELEN

(45)

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het definitieve antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de VRC werd ontweken door overlading via India of Indonesië in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening.

(46)

Overeenkomstig artikel 13, lid 1, eerste zin, van de basisverordening moeten de geldende maatregelen voor de invoer van het betrokken product worden uitgebreid tot de invoer van hetzelfde product maar verzonden uit India of Indonesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Indonesië.

(47)

De uit te breiden maatregelen dienen de maatregelen te zijn die in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 791/2011 zijn vastgesteld voor „alle andere ondernemingen”, namelijk een definitief antidumpingrecht van 62,9 %, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring.

(48)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening moeten de uitgebreide maatregelen worden toegepast op goederen waarvan de invoer in de Unie overeenkomstig de openingsverordening wordt geregistreerd; daarom moeten rechten worden geheven op de geregistreerde invoer van bepaalde uit India of Indonesië verzonden open weefsels van glasvezels.

4.   VERZOEKEN OM VRIJSTELLING

4.1   India

(49)

Zoals vermeld in overweging 10, hebben zich na de inleiding van het onderzoek twee producenten-exporteurs, Montex en Urja Products, gemeld; beiden hebben antwoorden op de vragenlijst ingediend en om vrijstelling overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening verzocht.

(50)

Zoals vermeld in overweging 11, werd vastgesteld dat één van beide ondernemingen, Urja Products, het onderzochte product niet produceert. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, van de basisverordening is niet van toepassing op die onderneming.

(51)

Montex bleek niet betrokken te zijn bij de ontwijkingspraktijken die het onderwerp van dit onderzoek vormen. De onderneming toonde aan dat zij een echte producent is wiens productiecapaciteit groter is dan de omvang van de uitvoer van het onderzochte product naar de Unie. Het bedrijf diende een volledige reeks gegevens in en is ter plaatse gecontroleerd. De gecontroleerde gegevens over de oprichting van de onderneming, de aankoop van machines, het productieproces, de productiecapaciteit, voorraden, de aankoop van grondstoffen en de productiekosten ondersteunen deze conclusie. Voorts kon deze producent aantonen dat hij geen banden heeft met de Chinese producenten-exporteurs die aan de bestaande maatregelen zijn onderworpen of aan bedrijven die betrokken zijn bij de ontwijkingspraktijken. Daarom kan aan deze onderneming vrijstelling van de uitgebreide invoerrechten worden verleend.

4.2   Indonesië

(52)

Zoals vermeld in overweging 10 heeft geen producent-exporteur in Indonesië om vrijstelling overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening verzocht. Uit het onderzoek bleek dat er in Indonesië geen echte producenten van het onderzochte product actief zijn.

4.3   Nieuwkomers

(53)

Producenten in India en Indonesië die niet aan dit onderzoek hebben deelgenomen en/of het onderzochte product in de VP niet naar de Unie hebben uitgevoerd, kunnen op grond van artikel 11, leden 3 en 4, en artikel 13, lid 4, van de basisverordening om vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht verzoeken. De aanvragers zal worden verzocht een vragenlijst te beantwoorden, zodat de Commissie kan vaststellen of een vrijstelling gerechtvaardigd is. Een dergelijke vrijstelling kan worden verleend na de beoordeling van de marktsituatie van het betrokken product, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad, de aan- en verkoop en de waarschijnlijkheid van voortzetting van de praktijken waarvoor onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en het bewijsmateriaal inzake dumping. De Commissie verricht doorgaans ook een controle ter plaatse. Het verzoek dient aan de Commissie te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en verkoop.

(54)

Wanneer vrijstelling gerechtvaardigd is, zal de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, een voorstel indienen om de geldende uitgebreide maatregelen dienovereenkomstig te wijzigen. Ten aanzien van vrijstellingen zal toezicht worden uitgeoefend om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden ervan wordt voldaan.

5.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(55)

Alle belanghebbenden werden op de hoogte gebracht van de belangrijkste feiten en overwegingen die tot voornoemde conclusies hebben geleid, en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden onderzocht. Geen van de aangevoerde argumenten gaf aanleiding tot wijziging van de definitieve bevindingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het definitieve antidumpingrecht voor „alle andere ondernemingen” dat bij artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 791/2011 is ingesteld op open weefsels van glasvezels met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, met uitzondering van glasvezelschijven, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt uitgebreid tot open weefsels van glasvezels met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, met uitzondering van glasvezelschijven, verzonden uit India of Indonesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Indonesië, die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 51 00 en ex 7019 59 00 (Taric-codes 7019510014, 7019510015, 7019590014 en 7019590015), met uitzondering van de open weefsels van glasvezels die zijn geproduceerd door Montex Glass Fibre Industries Pvt.Ltd. (aanvullende Taric-code B942).

2.   De vrijstelling voor Montex Glass Fibre Industries Pvt.Ltd. geldt alleen indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage bij deze verordening, wordt overgelegd. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, geldt het bij lid 1 van dit artikel ingestelde antidumpingrecht.

3.   Het bij lid 1 van dit artikel uitgebreide recht wordt geïnd op ingevoerde producten verzonden uit India of Indonesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Indonesië, die worden geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 322/2013 en artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 1 uitgebreide recht moeten schriftelijk worden ingediend in een van de officiële talen van de Europese Unie en zijn ondertekend door een persoon die gemachtigd is om de entiteit die om de vrijstelling verzoekt, te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N-105 8/20

1049 Brussel

België

Fax +32 2 295 65 05

2.   Invoer van ondernemingen die de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontwijken, kunnen worden vrijgesteld van het bij artikel 1 uitgebreide recht, overeenkomstig de relevante bepalingen van de basisverordening.

Artikel 3

De douaneautoriteiten wordt opdracht gegeven de bij artikel 2 van Verordening (EU) nr. 322/2013 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

V. JUKNA


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 204 van 9.8.2011, blz. 1.

(3)  PB L 196 van 24.7.2012, blz. 1.

(4)  PB L 11 van 16.1.2013, blz. 1.

(5)  PB L 101 van 10.4.2013, blz. 1.

(6)  Comext is een databank van buitenlandse handelsstatistieken die door Eurostat wordt beheerd.

(7)  Global Trade Information Services zijn handelsstatistieken van een commerciële aanbieder van databases.

(8)  Het Comext-volume wordt in metrische tonnen weergegeven en overeenkomstig de UI-omrekeningskoers omgerekend naar vierkante meters; dwz. voor GN 70 195 100: 1 m2 = 0,05 kg, voor GN 70 195 900: 1 m2 = 0,14 kg.

(9)  PB L 43 van 17.2.2011, blz. 9.

(10)  PB L 204 van 9.8.2011, blz. 1.


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 2, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1.

de naam en functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2.

de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”;

3.

datum en handtekening.


  翻译: