9.4.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 93/82 |
RICHTSNOER (EU) 2015/571 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 6 november 2014
tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/15 betreffende monetaire en financiële statistieken (ECB/2014/43)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 5.1, artikel 12.1 en artikel 14.3,
Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1),
Gezien Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (2),
Gezien Richtsnoer ECB/2010/20 van 11 november 2010 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europese Stelsel van centrale banken (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is noodzakelijk om de opstelling van statistieken betreffende de uitgifte van effecten te actualiseren om rekening te kunnen houden met actualiseringen van het Europees systeem van rekeningen 2010 en om te beginnen met de opstelling van statistieken betreffende de uitgifte van effecten door lege financiële instellingen („LFI's”) die securitisatietransacties binnen dit kader verrichten. |
(2) |
Voorts moeten de rapportageverplichtingen gewijzigd worden voor betalingstransacties waarbij niet-monetaire financiële instellingen zijn betrokken zoals vastgelegd in Richtsnoer ECB/2014/15 (4), waarbij de juiste registratie gegarandeerd wordt van bepaalde nationale betalingsinstrumenten en -diensten die niet expliciet vermeld zijn in of vallen onder Richtlijn 2007/64/EG van het Europees parlement en de Raad (5), |
HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van bijlage II bij Richtsnoer ECB/2014/15
Bijlage II bij Richtsnoer ECB/2014/15 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Deel 12 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit richtsnoer. |
2) |
In deel 16 wordt tabel 3 als volgt vervangen:
|
3) |
In deel 16 wordt de volgende definitie toegevoegd: „Overige diensten (niet opgenomen in de richtlijn betalingsdiensten) — betalingsdiensten met uitzondering van in artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2007/64/EG vermelde diensten.” . |
Artikel 2
Inwerkingtreding en implementatie
1. Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.
2. De nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten nemen de maatregelen om te voldoen aan de bijlage bij dit richtsnoer en passen die met ingang van de datum van vaststelling toe.
3. De nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten nemen de maatregelen om te voldoen aan artikel 1, lid 2, van dit richtsnoer en passen die vanaf 1 januari 2015 toe.
Artikel 3
Geadresseerden
Dit besluit is gericht tot de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.
Gedaan te Frankfurt am Main, 6 november 2014.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.
(2) PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.
(3) PB L 35 van 9.2.2011, blz. 31.
(4) Richtsnoer ECB/2014/15 van 4 april 2014 betreffende monetaire en financiële statistieken (PB L 340 van 26.11.2014, blz. 1).
(5) Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1).
BIJLAGE
„DEEL 12
Statistieken betreffende effectenemissies
Sectie 1: Inleiding
Statistieken betreffende effectenemissies voor het eurogebied leveren twee belangrijke aggregaten op:
— |
alle emissies door ingezetenen van het eurogebied in elke valuta, en |
— |
alle wereldwijd gedane emissies in euro, zowel nationaal als internationaal. |
Een belangrijk onderscheid moet worden gemaakt op basis van het ingezetenschap van de emittent, waarbij de NCB's van het Eurosysteem tezamen alle emissies door ingezetenen van het eurogebied rapporteren (1). De Bank voor internationale betalingen (BIB) rapporteert emissies door de „rest van de wereld” (hierna aangeduid als RW), d.w.z. door alle niet tot het eurogebied behorende ingezetenen (met inbegrip van internationale organisaties die niet in het eurogebied gevestigd zijn).
In de hiernavolgende tabel worden de rapportagevereisten samengevat.
|
Effectenemissies |
||
Door ingezetenen van het eurogebied (elke NCB rapporteert over haar binnenlandse ingezetenen) |
Door RW-ingezetenen (BIB/NCB) |
||
Niet-eurogebiedlidstaten |
Overige landen |
||
In euro/nationale denominaties |
Blok A |
Blok B |
|
In overige valuta's (2) |
Blok C |
Blok D niet vereist |
Sectie 2: Rapportagevereisten
Tabel 1
Blok A-rapportageformulier voor NCB's
|
BINNENLANDSE INGEZETEN EMITTENTEN//EURO/NATIONALE DENOMINATIES |
|||
Uitstaande bedragen |
Bruto-emissies |
Aflossingen |
Netto-emissies (4) |
|
|
A1 |
A2 |
A3 |
A4 |
1. KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN (3) |
||||
Totaal |
S1 |
S68 |
S135 |
S202 |
ECB/NCB |
S2 |
S69 |
S136 |
S203 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S3 |
S70 |
S137 |
S204 |
OFI's |
S4 |
S71 |
S138 |
S205 |
waarvan LFI |
S5 |
S72 |
S139 |
S206 |
Financiële hulpbedrijven |
S6 |
S73 |
S140 |
S207 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S7 |
S74 |
S141 |
S208 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S8 |
S75 |
S142 |
S209 |
Niet-financiële vennootschappen |
S9 |
S76 |
S143 |
S210 |
Centrale overheid |
S10 |
S77 |
S144 |
S211 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S11 |
S78 |
S145 |
S212 |
Socialezekerheidsfondsen |
S12 |
S79 |
S146 |
S213 |
|
|
|
|
|
2. LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN (3) |
||||
Totaal |
S13 |
S80 |
S147 |
S214 |
ECB/NCB |
S14 |
S81 |
S148 |
S215 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S15 |
S82 |
S149 |
S216 |
OFI's |
S16 |
S83 |
S150 |
S217 |
waarvan LFI |
S17 |
S84 |
S151 |
S218 |
Financiële hulpbedrijven |
S18 |
S85 |
S152 |
S219 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S19 |
S86 |
S153 |
S220 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S20 |
S87 |
S154 |
S221 |
Niet-financiële vennootschappen |
S21 |
S88 |
S155 |
S222 |
Centrale overheid |
S22 |
S89 |
S156 |
S223 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S23 |
S90 |
S157 |
S224 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S24 |
S91 |
S158 |
S225 |
|
|
|
|
|
2.1. waarvan vastrentende emissies: |
||||
Totaal |
S25 |
S92 |
S159 |
S226 |
ECB/NCB |
S26 |
S93 |
S160 |
S227 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S27 |
S94 |
S161 |
S228 |
OFI's |
S28 |
S95 |
S162 |
S229 |
waarvan LFI |
S29 |
S96 |
S163 |
S230 |
Financiële hulpbedrijven |
S30 |
S97 |
S164 |
S231 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S31 |
S98 |
S165 |
S232 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S32 |
S99 |
S166 |
S233 |
Niet-financiële vennootschappen |
S33 |
S100 |
S167 |
S234 |
Centrale overheid |
S34 |
S101 |
S168 |
S235 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S35 |
S102 |
S169 |
S236 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S36 |
S103 |
S170 |
S237 |
|
|
|
|
|
2.2 waarvan emissies met variabele rente: |
||||
Totaal |
S37 |
S104 |
S171 |
S238 |
ECB/NCB |
S38 |
S105 |
S172 |
S239 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S39 |
S106 |
S173 |
S240 |
OFI's |
S40 |
S107 |
S174 |
S241 |
waarvan LFI |
S41 |
S108 |
S175 |
S242 |
Financiële hulpbedrijven |
S42 |
S109 |
S176 |
S243 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S43 |
S110 |
S177 |
S244 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S44 |
S111 |
S178 |
S245 |
Niet-financiële vennootschappen |
S45 |
S112 |
S179 |
S246 |
Centrale overheid |
S46 |
S113 |
S180 |
S247 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S47 |
S114 |
S181 |
S248 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S48 |
S115 |
S182 |
S249 |
|
|
|
|
|
2.3. waarvan nulcouponobligaties: |
||||
Totaal |
S49 |
S116 |
S183 |
S250 |
ECB/NCB |
S50 |
S117 |
S184 |
S251 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S51 |
S118 |
S185 |
S252 |
OFI's |
S52 |
S119 |
S186 |
S253 |
waarvan LFI |
S53 |
S120 |
S187 |
S254 |
Financiële hulpbedrijven |
S54 |
S121 |
S188 |
S255 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S55 |
S122 |
S189 |
S256 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S56 |
S123 |
S190 |
S257 |
Niet-financiële vennootschappen |
S57 |
S124 |
S191 |
S258 |
Centrale overheid |
S58 |
S125 |
S192 |
S259 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S59 |
S126 |
S193 |
S260 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S60 |
S127 |
S194 |
S261 |
|
|
|
|
|
3. BEURSGENOTEERDE AANDELEN (5) |
||||
Totaal |
S61 |
S128 |
S195 |
S262 |
ECB/NCB's, |
S62 |
S129 |
S196 |
S263 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S63 |
S130 |
S197 |
S264 |
OFI's |
S64 |
S131 |
S198 |
S265 |
Financiële hulpbedrijven |
S65 |
S132 |
S199 |
S266 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S66 |
S133 |
S200 |
S267 |
Niet-financiële vennootschappen |
S67 |
S134 |
S201 |
S268 |
|
|
|
|
|
Tabel 2
Blok C-rapportageformulier voor NCB's
|
BINNENLANDSE INGEZETEN EMITTENTEN/OVERIGE VALUTA'S |
|||
Uitstaande bedragen |
Bruto-emissies |
Aflossingen |
Netto-emissies |
|
|
C1 |
C2 |
C3 |
C4 |
4. KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN |
||||
Totaal |
S269 |
S335 |
S401 |
S467 |
ECB/NCB |
S270 |
S336 |
S402 |
S468 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S271 |
S337 |
S403 |
S469 |
OFI's |
S272 |
S338 |
S404 |
S470 |
waarvan LFI |
S273 |
S339 |
S405 |
S471 |
Financiële hulpbedrijven |
S274 |
S340 |
S406 |
S472 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S275 |
S341 |
S407 |
S473 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S276 |
S342 |
S408 |
S474 |
Niet-financiële vennootschappen |
S277 |
S343 |
S409 |
S475 |
Centrale overheid |
S278 |
S344 |
S410 |
S476 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S279 |
S345 |
S411 |
S477 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S280 |
S346 |
S412 |
S478 |
|
|
|
|
|
5. LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN |
||||
Totaal |
S281 |
S347 |
S413 |
S479 |
ECB/NCB |
S282 |
S348 |
S414 |
S480 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S283 |
S349 |
S415 |
S481 |
OFI's |
S284 |
S350 |
S416 |
S482 |
waarvan LFI |
S285 |
S351 |
S417 |
S483 |
Financiële hulpbedrijven |
S286 |
S352 |
S418 |
S484 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S287 |
S353 |
S419 |
S485 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S288 |
S354 |
S420 |
S486 |
Niet-financiële vennootschappen |
S289 |
S355 |
S421 |
S487 |
Centrale overheid |
S290 |
S356 |
S422 |
S488 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S291 |
S357 |
S423 |
S489 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S292 |
S358 |
S424 |
S490 |
|
|
|
|
|
5.1. waarvan vastrentende emissies: |
||||
Totaal |
S293 |
S359 |
S425 |
S491 |
ECB/NCB |
S294 |
S360 |
S426 |
S492 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S295 |
S361 |
S427 |
S493 |
OFI's |
S296 |
S362 |
S428 |
S494 |
waarvan LFI |
S297 |
S363 |
S429 |
S495 |
Financiële hulpbedrijven |
S298 |
S364 |
S430 |
S496 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S299 |
S365 |
S431 |
S497 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S300 |
S366 |
S432 |
S498 |
Niet-financiële vennootschappen |
S301 |
S367 |
S433 |
S499 |
Centrale overheid |
S302 |
S368 |
S434 |
S500 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S303 |
S369 |
S435 |
S501 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S304 |
S370 |
S436 |
S502 |
|
|
|
|
|
5.2. waarvan emissies met variabele rente: |
||||
Totaal |
S305 |
S371 |
S437 |
S503 |
ECB/NCB |
S306 |
S372 |
S438 |
S504 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S307 |
S373 |
S439 |
S505 |
OFI's |
S308 |
S374 |
S440 |
S506 |
waarvan LFI |
S309 |
S375 |
S441 |
S507 |
Financiële hulpbedrijven |
S310 |
S376 |
S442 |
S508 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S311 |
S377 |
S443 |
S509 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S312 |
S378 |
S444 |
S510 |
Niet-financiële vennootschappen |
S313 |
S379 |
S445 |
S511 |
Centrale overheid |
S314 |
S380 |
S446 |
S512 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S315 |
S381 |
S447 |
S513 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S316 |
S382 |
S448 |
S514 |
|
|
|
|
|
5.3. waarvan nulcouponobligaties: |
||||
Totaal |
S317 |
S383 |
S449 |
S515 |
ECB/NCB |
S318 |
S384 |
S450 |
S516 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S319 |
S385 |
S451 |
S517 |
OFI's |
S320 |
S386 |
S452 |
S518 |
waarvan LFI |
S321 |
S387 |
S453 |
S519 |
Financiële hulpbedrijven |
S322 |
S388 |
S454 |
S520 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S323 |
S389 |
S455 |
S521 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S324 |
S390 |
S456 |
S522 |
Niet-financiële vennootschappen |
S325 |
S391 |
S457 |
S523 |
Centrale overheid |
S326 |
S392 |
S458 |
S524 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S327 |
S393 |
S459 |
S525 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S328 |
S394 |
S460 |
S526 |
|
|
|
|
|
6. BEURSGENOTEERDE AANDELEN |
||||
Totaal |
S329 |
S395 |
S461 |
S527 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S330 |
S396 |
S462 |
S528 |
OFI's |
S331 |
S397 |
S463 |
S529 |
Financiële hulpbedrijven |
S332 |
S398 |
S464 |
S530 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S333 |
S399 |
S465 |
S531 |
Niet-financiële vennootschappen |
S334 |
S400 |
S466 |
S532 |
Tabel 3
Blok A-rapportageformulier van pro-memoriepostenvoor NCB's
|
BINNENLANDSE INGEZETEN EMITTENTEN//EURO/NATIONALE DENOMINATIES |
|||
Uitstaande bedragen |
Bruto-emissies |
Aflossingen |
Netto-emissies |
|
|
A1 |
A2 |
A3 |
A4 |
6. BEURSGENOTEERDE AANDELEN |
||||
Financiële instellingen binnen concernverband |
S533 |
S544 |
S555 |
S566 |
|
|
|
|
|
7. NIET-BEURSGENOTEERDE AANDELEN |
||||
Totaal |
S534 |
S545 |
S556 |
S567 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S535 |
S546 |
S557 |
S568 |
OFI's |
S536 |
S547 |
S558 |
S569 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S537 |
S548 |
S559 |
S570 |
Niet-financiële vennootschappen |
S538 |
S549 |
S560 |
S571 |
|
|
|
|
|
8. OVERIGE DEELNEMINGEN |
||||
Totaal |
S539 |
S550 |
S561 |
S572 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S540 |
S551 |
S562 |
S573 |
OFI's |
S541 |
S552 |
S563 |
S574 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S542 |
S553 |
S564 |
S575 |
Niet-financiële vennootschappen |
S543 |
S554 |
S565 |
S576 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Ingezetenschap van de emittent
Emissies door dochterondernemingen van niet-ingezetenen van het rapporterende land die actief zijn in het economisch gebied van het rapporterende land, moeten worden ingedeeld als emissies door ingezeten eenheden van het rapporterende land.
Emissies door hoofdkantoren die gevestigd zijn in het economisch gebied van het rapporterende land en internationaal actief zijn, moeten eveneens worden beschouwd als emissies door ingezeten eenheden. Emissies door hoofdkantoren of dochterondernemingen die gevestigd zijn buiten het economisch gebied van het rapporterende land, maar eigendom zijn van ingezetenen van het rapporterende land, moeten worden beschouwd als emissies door niet-ingezetenen. Bijvoorbeeld, emissies door Volkswagen Brazil worden beschouwd als te zijn gedaan door ingezeten eenheden van Brazilië en niet van het gebied van het rapporterende land. Indien een onderneming geen fysieke dimensie heeft, wordt de vestigingsplaats ervan bepaald volgens het economische gebied waarvan de wetgeving van toepassing is op de oprichting of registratie van de onderneming (6).
Om dubbeltellingen of hiaten te voorkomen, moet de rapportage van emissies door entiteiten voor specifieke doeleinden (special purpose entities — SPE's) bilateraal plaatsvinden, met betrokkenheid van de betreffende rapporteurs. De NCB's en niet de BIB moeten emissies rapporteren door SPE's die voldoen aan de criteria van ingezetenschap van het ESR 2010 en worden ingedeeld als ingezetenen van het eurogebied.
2. Sectoruitsplitsing van emittenten
Emissies moeten worden ingedeeld naar de sector die de aansprakelijkheid voor de uitgegeven effecten op zich neemt. De sectorindeling omvat de volgende twaalf categorieën emittenten:
— |
ECB/NCB's, |
— |
overige MFI's, |
— |
OFI's, |
— |
waarvan lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten, |
— |
financiële hulpbedrijven, |
— |
financiële instellingen binnen concernverband, |
— |
verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (7), |
— |
niet-financiële vennootschappen, |
— |
centrale overheid, |
— |
deelstaatoverheid en lagere overheid, |
— |
socialezekerheidsfondsen, |
— |
internationale instellingen. |
In het geval van effecten die uitgegeven worden via SPE's waarbij niet de SPE aansprakelijk is voor de emissie maar de moederorganisatie, moet de emissie worden toegeschreven aan de moederorganisatie en niet aan de SPE. Bijvoorbeeld, emissies door een SPE van „Ajax Electronics”, een niet-financiële vennootschap gevestigd in „land A” van het eurogebied, zouden moeten worden toegerekend aan de sector niet-financiële vennootschappen en worden gerapporteerd door land A. De SPE en zijn moeder moeten echter ingezetenen in hetzelfde land zijn. Dus, indien de moedermaatschappij geen ingezetene is van het rapporterende land, moet de SPE worden beschouwd als een fictieve ingezetene van het rapporterende land, en moet de uitgevende sector afgestemd worden op de economische functie van de SPE. Bijvoorbeeld, indien „ACME Motors” een niet-financiële vennootschap, ingezetene in Japan is, die auto's produceert en „ACME Motor Finance” een in „land B” van het eurogebied gevestigde dochteronderneming, moeten emissies door ACME Motor Finance worden toegerekend aan financiële instellingen binnen concernverband in land B, omdat de moedermaatschappij ACME Motors geen ingezetene in hetzelfde land is. De enige uitzondering hierop vormen SPE's van de overheid, in welk geval de effecten worden geregistreerd als zijnde uitgegeven door de overheid in het land van de moedermaatschappij (8).
Een overheidsonderneming die wordt geprivatiseerd door de emissie van beursgenoteerde aandelen moet tot de sector niet-financiële vennootschappen worden gerekend. Evenzo, een overheidskredietinstelling die geprivatiseerd wordt, moet worden gerekend tot de MFI's m.u.v. de centralebankensector. Emissies door huishoudens of instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens moeten worden ingedeeld als emissies door „niet-financiële vennootschappen”.
3. Looptijd van emissies
Kortlopende schuldbewijzen omvatten effecten met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar, zelfs indien zij worden uitgegeven onder faciliteiten met een langere looptijd.
Langlopende schuldbewijzen omvatten effecten met een oorspronkelijke looptijd van langer dan één jaar. Emissies met verschillende opties ten aanzien van de datum van aflossing, waarvan de laatste na minstens één jaar, en emissies met onbepaalde looptijd worden ingedeeld bij de langlopende emissies.
Een looptijduitsplitsing bij twee jaar, zoals in de MFI-balansstatistieken, wordt niet vereist.
4. Indeling van langlopende schuldbewijzen op basis van rentevoet
Langlopende schuldbewijzen worden onderverdeeld in:
|
Schuldbewijzen met vaste rente, d.w.z. schuldbewijzen die worden uitgegeven en afgelost tegen nominale waarde en schuldbewijzen die met disagio of agio worden uitgegeven. |
|
Schuldbewijzen met variabele rente, d.w.z. schuldbewijzen waar de coupon en/of de onderliggende hoofdsom wordt gekoppeld aan een algemene prijsindex voor goederen en diensten (zoals de consumptieprijsindex), een rentevoet, of een activaprijs die resulteert in een variabele nominale couponbetaling gedurende de looptijd van de emissie. Binnen het kader van statistieken betreffende schuldbewijzenemissies worden schuldbewijzen met gemengde rente ingedeeld als variabele rentevoet (9). |
|
Nulcouponobligaties uitgegeven met disagio, d.w.z. instrumenten zonder rentebetalingen die ver beneden de nominale waarde worden uitgegeven. Het grootste deel van het disagio is het equivalent van de rente die tijdens de looptijd van de obligatie wordt opgebouwd. |
5. Indeling van emissies
Emissies worden geanalyseerd in twee brede categorieën: a) schuldbewijzen (10), en b) beursgenoteerde aandelen (11). Schuldbewijzen uitgegeven door middel van onderhandse plaatsingen worden zoveel mogelijk opgenomen. Geldmarktpapier wordt zonder onderscheid opgenomen als onderdeel van schuldbewijzen. Niet-beursgenoteerde aandelen (12) en overige deelnemingen (13) mogen vrijwillig worden gerapporteerd als twee aparte pro-memorieposten. Uitgegeven aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen en andere beleggingsfondsen worden niet opgenomen.
Het volgende is een niet-uitputtende lijst van in de statistieken van effectenemissies gedekte instrumenten:
a) |
Schuldbewijzen
|
b) |
Beursgenoteerde aandelen Beursgenoteerde aandelen omvatten het volgende:
Beursgenoteerde aandelen omvatten geen:
|
6. Valuta van emissie
Obligaties met dubbele valuta moeten worden ingedeeld volgens de denominatie van de obligatie. Obligaties met dubbele valuta worden gedefinieerd als obligaties die volgens plan worden afgelost of als coupon die wordt uitbetaald in een andere valuta dan de denominatie van de obligatie. Indien een global bond wordt uitgegeven in meer dan één valuta, moet elk gedeelte worden gerapporteerd als een afzonderlijke emissie, volgens de valuta van emissie. In het geval van emissies die in twee valuta's luiden, bijvoorbeeld 70 % in euro en 30 % in US-dollar, moeten de betreffende componenten van de emissie waar mogelijk afzonderlijk worden gerapporteerd volgens de valutadenominatie. Dus, in het gegeven voorbeeld wordt 70 % van de emissie gerapporteerd als een emissie in euro/nationale denominaties (14) en 30 % als een emissie in overige valuta's. Indien het niet mogelijk is de valutacomponenten van een emissie afzonderlijk vast te stellen, moet in de nationale toelichting worden aangegeven welke feitelijke indeling het rapporterende land heeft gemaakt.
7. Tijdstip van registratie van emissie
Een emissie wordt geacht te hebben plaatsgevonden wanneer de emittent betaling ontvangt, en niet wanneer het syndicaat de verplichting op zich neemt.
8. Afstemming van standen en stromen
NCB's moeten informatie verschaffen over uitstaande bedragen, bruto-emissies, aflossingen en netto-emissies van kortlopende en langlopende schuldbewijzen en over beursgenoteerde aandelen.
De hiernavolgende tabel illustreert de koppeling tussen standen (d.w.z. uitstaande bedragen) en stromen (d.w.z. bruto-emissies, aflossingen en netto-emissies). In de praktijk is deze koppeling complexer vanwege prijs- en wisselkoersschommelingen, herbelegde (d.w.z. opgelopen) rente, herindelingen, herzieningen en andere aanpassingen.
i) |
Uitstaande emissies aan het einde van de verslagperiode |
≈ |
Uitstaande emissies aan het einde van de vorige verslagperiode |
+ |
Bruto-emissies in de verslagperiode |
– |
Aflossingen in de verslagperiode |
+ |
Herindelingen en overige aanpassingen |
ii) |
Uitstaande emissies aan het einde van de verslagperiode |
≈ |
Uitstaande emissies aan het einde van de vorige verslagperiode |
+ |
Netto-emissies in de verslagperiode |
|
|
+ |
Herindelingen en overige aanpassingen |
a) Bruto-emissies
Bruto-emissies in de verslagperiode omvatten alle emissies van schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen waarbij de emittent nieuw gecreëerde effecten contant verkoopt. Ze hebben betrekking op de normale creatie van nieuwe instrumenten. Het tijdstip waarop emissies zijn afgesloten, wordt gedefinieerd als het tijdstip waarop de betaling plaatsvindt; de registratie van emissies moet daarom zo goed mogelijk het tijdstip van betaling voor de onderliggende emissie weerspiegelen.
Voor beursgenoteerde aandelen omvatten bruto-emissies de nieuw gecreëerde aandelen die tegen contante betaling worden uitgegeven door vennootschappen die voor het eerst op de beurs genoteerd worden, met inbegrip van nieuw opgerichte bedrijven of besloten vennootschappen die naamloze vennootschappen worden. Bruto-emissies omvatten eveneens de nieuw gecreëerde aandelen die tegen contante betaling worden uitgegeven tijdens de privatisering van overheidsbedrijven wanneer die een beursnotering krijgen. De emissie van bonusaandelen is hierbij niet inbegrepen (15). Bruto-emissies hoeven niet te worden gerapporteerd indien het enkel een notering van een onderneming betreft waarbij geen nieuw kapitaal wordt aangetrokken.
De uitwisseling of overdracht van bestaande effecten tijdens een overname of fusie is niet inbegrepen (16) in de gerapporteerde bruto-emissies of aflossingen, behalve voor de nieuwe instrumenten die worden gecreëerd en uitgegeven tegen contante betaling door een entiteit ingezeten in het eurogebied.
Emissies van effecten die later omgezet kunnen worden in andere instrumenten, moeten worden geregistreerd als emissies in hun oorspronkelijke categorie; bij omzetting moet worden geregistreerd dat zij uit die categorie zijn verwijderd en vervolgens voor hetzelfde brutobedrag zijn opgenomen in een nieuwe categorie (17).
b) Aflossingen
Aflossingen in de verslagperiode omvatten alle terugkopen van schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen door de emittent, waarbij de belegger contanten voor de effecten ontvangt. Het betreft het normale intrekken van instrumenten. Het bestrijkt alle schuldbewijzen die vervallen, alsook voortijdige aflossingen. Het omvat ook de terugkoop van bedrijfsaandelen, indien het bedrijf alle aandelen tegen contanten terugkoopt voorafgaande aan een wijziging van zijn juridische vorm, of een gedeelte van zijn aandelen tegen contanten terugkoopt en die vervolgens intrekt, hetgeen tot een kapitaalverlaging leidt. Het betreft niet de terugkoop van bedrijfsaandelen indien het gaat om beleggingen door een bedrijf in eigen aandelen (18).
Aflossingen hoeven niet te worden gerapporteerd indien het enkel een beëindiging van de beursnotering betreft.
c) Netto-emissies
Netto-emissies zijn de saldi van alle emissies minus alle aflossingen die zich in de verslagperiode hebben voorgedaan.
De uitstaande bedragen aan beursgenoteerde aandelen moeten worden opgenomen tegen de marktwaarde van alle beursgenoteerde aandelen van de ingezeten entiteiten. De door een land in het eurogebied gerapporteerde uitstaande bedragen aan beursgenoteerde aandelen kunnen derhalve toenemen of afnemen na een verplaatsing van een beursgenoteerde entiteit. Dit geldt ook in het geval van een overname of fusie waarbij geen instrumenten worden gecreëerd en uitgegeven tegen contante betaling en/of afgelost tegen contante betaling en ingetrokken. Om dubbeltellingen of hiaten te voorkomen voor schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen in het geval van een verplaatsing van een emittent naar een ander land van ingezetenschap, moeten de NCB's de timing van de rapportage van een dergelijke gebeurtenis onderling afstemmen.
9. Waardering
De waarde van een effectenemissie omvat een koerscomponent en, indien een emissie luidt in een andere valuta dan die van het rapporterende land, een wisselkoerscomponent.
NCB's moeten schuldbewijzen tegen faciale waarde (19) noteren en beursgenoteerde aandelen tegen marktwaarde. Voor langlopende schuldbewijzen kunnen verschillende waarderingsmethoden worden gebruikt, afhankelijk van de soort rentevoet, hetgeen resulteert in een gemengde waardering van het geheel. Bijvoorbeeld, emissies met vaste en variabele rente worden doorgaans gewaardeerd tegen faciale waarde, en nulcouponobligaties tegen nominale waarde. In het algemeen gaat het bij nulcouponobligaties om relatief kleine bedragen, zodat de codelijst geen voorziening heeft voor een gemengde waarderingswaarde; het totaalbedrag aan langlopende effecten wordt tegen faciale waarde gerapporteerd. In gevallen waarin het bedrag van het verschijnsel toch significant is, wordt de waarde „Z” voor „niet gespecificeerd” gebruikt. In het algemeen, indien zich een situatie voordoet met gemengde waardering, zorgen de NCB's voor een gedetailleerde toelichting op het niveau van eigenschappen volgens de eigenschappen in bijlage III.
a) |
Koerswaardering Standen en stromen van beursgenoteerde aandelen moeten worden gerapporteerd tegen hun marktwaarde. Wat betreft de registratie van standen en stromen van schuldbewijzen tegen faciale waarde wordt een uitzondering gemaakt voor obligaties die met groot disagio worden uitgegeven („deep-discounted”) en nulcouponobligaties, waarvoor de uitstaande bedragen en bruto-emissies worden geregistreerd tegen nominale waarde, d.w.z. de disagiokoers op het ogenblik van uitgifte en de aflossingen op de vervaldag tegen faciale waarde. De nominale waarde van het uitstaande bedrag van nulcouponobligaties kan worden berekend zoals hierna wordt aangegeven. waarbij:
De in verschillende landen gehanteerde koerswaarderingsprocedures kunnen enigszins verschillen. Koerswaardering volgens het ESR 2010, waarbij vereist wordt dat voor schuldbewijzen en aandelen stromen worden geregistreerd tegen de transactiewaarde en dat standen worden geregistreerd tegen de marktwaarde, geldt niet in deze context. Voor „deep-discounted”-obligaties en nulcouponobligaties wordt de lopende rente waar mogelijk berekend door de rapporterende NCB. |
b) |
Rapportagevaluta en wisselkoerswaardering NCB's moeten alle gegevens in euro aan de ECB rapporteren, met inbegrip van historische reeksen. Voor de omrekening in euro van door binnenlandse ingezetenen in overige valuta's uitgegeven effecten (blok C) (20), moeten NCB's zo goed mogelijk de op het ESR 2010 gebaseerde beginselen van wisselkoerswaardering volgen (21), en wel als volgt:
|
10. Begripsmatige consistentie
Statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken worden gekoppeld ten behoeve van emissies van verhandelbare instrumenten door MFI's. De registratie van instrumenten is begripsmatig consistent met de MFI's die ze uitgeven, evenals de toewijzing van instrumenten aan looptijdcategorieën en de uitsplitsing naar valuta. Er zijn verschillen tussen statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken wat betreft de waarderingsbeginselen (d.w.z. met betrekking tot schuldbewijzen, faciale waarde voor de eerste en marktwaarde voor de laatste). Afgezien van waarderingsverschillen en de saldering van door henzelf aangehouden effecten op de balans van MFI's komt het uitstaande bedrag van door MFI's uitgegeven effecten dat wordt gerapporteerd ten behoeve van statistieken betreffende effectenemissies, voor ieder land overeen met post 11 („uitgegeven schuldbewijzen”) aan de passiefzijde van de MFI-balans. Kortlopende effecten zoals gedefinieerd voor statistieken betreffende effectenemissies, komen overeen met uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met één jaar. Langlopende effecten zoals gedefinieerd voor statistieken betreffende effectenemissies, zijn gelijk aan de som van uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd van meer dan één jaar en tot en met twee jaar en van uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd van meer dan twee jaar.
NCB's moeten de dekking van de statistieken betreffende effectenemissies en van MFI-balansstatistieken controleren en eventuele conceptuele verschillen aan de ECB melden. Drie soorten consistentiecontroles worden uitgevoerd voor emissies door: a) NCB's in euro/nationale denominaties; b) MFI's m.u.v. centrale banken in euro/nationale denominaties; en c) MFI's m.u.v. centrale banken in overige valuta's. Conceptuele verschillen kunnen optreden tussen statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken, aangezien de statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken worden verkregen uit nationale rapportagesystemen die uiteenlopende doeleinden dienen.
11. Gegevensvereisten
Van ieder land worden statistische rapportages verwacht voor iedere tijdreeks die van toepassing is. Indien een bepaalde post in een bepaald land niet van toepassing is, moeten NCB's de ECB daarvan prompt schriftelijk in kennis stellen en een toelichting geven. Indien het onderliggende verschijnsel niet bestaat, kunnen NCB's tijdelijk vrijgesteld worden van het rapporteren van een tijdreeks. In dat geval, of als er andere wijzigingen zijn in het in bijlage III beschreven rapportagekader, moeten NCB's dat eveneens melden. Voorts moeten zij de ECB op de hoogte brengen wanneer herzieningen worden toegezonden, met een toelichting op de aard van deze herzieningen.
Sectie 3: Nationale toelichting
Iedere NCB moet een rapport indienen met een beschrijving van de in dit kader verstrektegegevens die. Het rapport moet de hierna beschreven onderwerpen bestrijken en zo nauw mogelijk de voorgestelde lay-out volgen. NCB's moeten aanvullende informatie verschaffen indien de gerapporteerde gegevens niet conform dit richtsnoer zijn, of indien de gegevens niet verschaft worden, en de redenen hiervoor. Het rapport wordt tegelijkertijd met de gegevens ingediend.
1. Gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling: er moet gedetailleerde informatie worden gegeven over de gegevensbronnen die werden geraadpleegd om de statistieken betreffende effectenemissies samen te stellen: administratieve bronnen voor emissies door de overheid, directe rapportage van MFI's en andere instellingen, kranten en andere gegevensbronnen zoals de International Financial Review enz. NCB's moeten aangeven of de gegevens worden verzameld en opgeslagen per emissie, en de criteria daarvoor. Als alternatief moeten NCB's aangeven of de gegevens zonder onderscheid worden verzameld en opgeslagen als door individuele emittenten gedurende een verslagperiode uitgegeven bedragen, bijvoorbeeld voor systemen voor directe gegevensverzameling. NCB's moeten informatie verschaffen over de criteria die werden gebruikt om de informatieplichtigen en de in te dienen informatie te identificeren.
2. Compilatieprocedures: er moet een korte beschrijving worden gegeven van de methode die werd gebruikt om de gegevens in dit kader samen te stellen, bijvoorbeeld samenvoeging van informatie betreffende individuele effectenemissies, regelingen voor bestaande tijdreeksen en of ze al dan niet zijn gepubliceerd.
3. Ingezetenschap van de emittent: NCB's moeten aangeven of het mogelijk is de definitie van het ESR 2010 (en het IMF) met betrekking tot ingezetenschap volledig toe te passen bij de indeling van emissies. Indien dit niet mogelijk is, of slechts gedeeltelijk mogelijk is, moeten NCB's uitgebreid toelichten welke criteria feitelijk zijn gehanteerd.
4. Sectoruitsplitsing van emittenten: NCB's moeten afwijkingen aangeven van de in punt 2 van sectie 2 gedefinieerde sectoruitsplitsing van emittenten. De geïdentificeerde afwijkingen en eventuele andere onduidelijke aspecten moeten worden verklaard.
5. Valuta van emissie: indien het niet mogelijk is de valutacomponenten van een emissie afzonderlijk te identificeren, moeten NCB's afwijkingen van de regels toelichten. Voorts moeten NCB's die niet voor alle effecten een onderscheid kunnen maken tussen emissies in lokale denominaties, in overige euro/nationale denominaties en in overige valuta's, beschrijven waar dergelijke emissies zijn ingedeeld, en het totaalbedrag aangeven van de emissies die niet correct zijn toegerekend om de omvang van de vertekening aan te geven.
6. Indeling van emissies: NCB's moeten uitvoerige informatie verstrekken over de soort effecten die door de nationale gegevens worden bestreken, met inbegrip van de nationale benamingen ervan. Indien bekend is dat de dekking onvolledig is, moeten NCB's bestaande hiaten toelichten. In het bijzonder moeten de NCB's de hieronder opgesomde informatie verstrekken:
— onderhandse plaatsingen: NCB's moeten aangeven of deze al dan niet in de gerapporteerde gegevens zijn opgenomen;
— bankaccepten: indien ze verhandelbaar zijn en zijn opgenomen in de gerapporteerde gegevens voor kortlopende schuldbewijzen, moet de rapporterende NCB in de nationale toelichting de nationale procedures voor het rapporteren van deze instrumenten en hun aard toelichten;
— beursgenoteerde aandelen: NCB's moeten aangeven of niet-beursgenoteerde aandelen of overige deelnemingen zijn opgenomen in de gerapporteerde gegevens met een raming van het bedrag aan niet-beursgenoteerde aandelen en/of overige deelnemingen om de omvang van de vertekening te illustreren. NCB's moeten in de nationale toelichting eventuele bekende hiaten aangeven in de dekking van beursgenoteerde aandelen.
7. Instrumentenanalyse van langlopende schuldbewijzen: indien de som van de obligaties met vaste rente, met variabele rente en met nulcoupon niet gelijk is aan het totale bedrag voor langlopende schuldbewijzen, moeten NCB's de soort en het bedrag aangeven van langlopende effecten waarvoor een dergelijke uitsplitsing niet beschikbaar is.
8. Looptijd van emissies: indien de definities van kortlopende en langlopende schuldbewijzen niet strikt kunnen worden gevolgd, moeten de NCB's aangeven waar de gerapporteerde gegevens afwijken.
9. Aflossingen: NCB's moeten specificeren hoe ze de informatie over aflossingen afleiden en of de informatie wordt verzameld door directe rapportage of berekend op basis van de restwaarde.
10. Koerswaardering: NCB's moeten in de nationale toelichting in detail de waarderingsprocedure specificeren die gebruikt wordt voor a) kortlopende schuldbewijzen; b) langlopende schuldbewijzen; c) „discounted bonds”; en d) beursgenoteerde aandelen. Een verschil in de waardering voor standen en stromen moet worden toegelicht.
11. Rapportagefrequentie, tijdigheid en tijdschaal: NCB's moeten specificeren in hoeverre de gegevens die in dit kader zijn samengesteld, voldoen aan de eisen van de gebruikers, d.w.z. voor maandelijkse gegevens, met een tijdigheid van vijf weken. De lengte van de tijdreeksen die worden verschaft, moet ook worden vermeld. Eventuele reeksbreuken moeten worden gerapporteerd, bijvoorbeeld verschillen die in de loop der tijd optreden in de registratie van effecten.
12. Herzieningen: NCB's moeten een korte toelichting voor eventuele herzieningen verschaffen en de reden en omvang ervan verduidelijken.
13. Geraamde dekking per instrument uitgegeven door binnenlandse ingezetenen: NCB's moeten nationale ramingen geven van de dekking van effecten voor elke categorie emissies door binnenlandse ingezetenen, d.w.z. emissies van kortlopende effecten, langlopende effecten, en beursgenoteerde aandelen, in lokale valuta's, in overige euro/nationale denominaties inclusief de ECU, en in overige valuta's volgens de onderstaande tabel. De ramingen voor de „dekking in %” moeten voor iedere instrumentcategorie het aandeel aangeven van de effecten als percentage van de totale emissie dat volgens de rapportageregels in de overeenkomstige rubrieken moet worden gerapporteerd. In het veld „commentaar” kan een korte beschrijving worden opgenomen. NCB's moeten ook eventuele wijzigingen in de dekking aangeven als gevolg van het toetreden tot de Monetaire Unie.
|
Dekking in % |
Commentaar |
|||||||||||
Emissies in euro/nationale denominaties |
Lokale denominatie |
KS |
|
|
|||||||||
LS |
|
|
|||||||||||
BA |
|
|
|||||||||||
Euro/nationale denominaties m.u.v. de lokale valuta inclusief ECU |
KS |
|
|
||||||||||
LS |
|
|
|||||||||||
In overige valuta's |
KS |
|
|
||||||||||
LS |
|
|
|||||||||||
|
Sectie 4: Vereisten voor de Bank voor internationale betalingen
De rapportageverplichtingen voor de BIB zijn gelijk aan die van de NCB's zoals uiteengezet in de secties 1 tot en met 3, met uitzondering van het volgende:
Tabel 4
Blok B-rapportageformulier voor de BIB
|
RW-INGEZETEN EMITTENTEN//EURO/NATIONALE DENOMINATIES |
||
Uitstaande bedragen |
Bruto-emissies |
Aflossingen |
|
|
B1 |
B2 |
B3 |
9. KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN |
|||
Totaal |
S577 |
S642 |
S707 |
NCB |
S578 |
S643 |
S708 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S579 |
S644 |
S709 |
OFI's |
S580 |
S645 |
S710 |
waarvan LFI |
S581 |
S646 |
S711 |
Financiële hulpbedrijven |
S582 |
S647 |
S712 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S583 |
S648 |
S713 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S584 |
S649 |
S714 |
Niet-financiële vennootschappen |
S585 |
S650 |
S715 |
Centrale overheid |
S586 |
S651 |
S716 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S587 |
S652 |
S717 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S588 |
S653 |
S718 |
Internationale organisaties |
S589 |
S654 |
S719 |
|
|
|
|
10. LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN |
|||
Totaal |
S590 |
S655 |
S720 |
NCB |
S591 |
S656 |
S721 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S592 |
S657 |
S722 |
OFI's |
S593 |
S658 |
S723 |
waarvan LFI |
S594 |
S659 |
S724 |
Financiële hulpbedrijven |
S595 |
S660 |
S725 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S596 |
S661 |
S726 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S597 |
S662 |
S727 |
Niet-financiële vennootschappen |
S598 |
S663 |
S728 |
Centrale overheid |
S599 |
S664 |
S729 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S600 |
S665 |
S730 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S601 |
S666 |
S731 |
Internationale organisaties |
S602 |
S667 |
S732 |
|
|
|
|
10.1. waarvan vastrentende emissies: |
|||
Totaal |
S603 |
S668 |
S733 |
NCB |
S604 |
S669 |
S734 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S605 |
S670 |
S735 |
OFI's |
S606 |
S671 |
S736 |
waarvan LFI |
S607 |
S672 |
S737 |
Financiële hulpbedrijven |
S608 |
S673 |
S738 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S609 |
S674 |
S739 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S610 |
S675 |
S740 |
Niet-financiële vennootschappen |
S611 |
S676 |
S741 |
Centrale overheid |
S612 |
S677 |
S742 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S613 |
S678 |
S743 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S614 |
S679 |
S744 |
Internationale organisaties |
S615 |
S680 |
S745 |
|
|
|
|
10.2. waarvan emissies met variabele rente: |
|||
Totaal |
S616 |
S681 |
S746 |
NCB |
S617 |
S682 |
S747 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S618 |
S683 |
S748 |
OFI's |
S619 |
S684 |
S749 |
waarvan LFI |
S620 |
S685 |
S750 |
Financiële hulpbedrijven |
S621 |
S686 |
S751 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S622 |
S687 |
S752 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S623 |
S688 |
S753 |
Niet-financiële vennootschappen |
S624 |
S689 |
S754 |
Centrale overheid |
S625 |
S690 |
S755 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S626 |
S691 |
S756 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S627 |
S692 |
S757 |
Internationale organisaties |
S628 |
S693 |
S758 |
|
|
|
|
10.3. waarvan nulcouponobligaties: |
|||
Totaal |
S629 |
S694 |
S759 |
NCB |
S630 |
S695 |
S760 |
MFI's m.u.v. centrale banken |
S631 |
S696 |
S761 |
OFI's |
S632 |
S697 |
S762 |
waarvan LFI |
S633 |
S698 |
S763 |
Financiële hulpbedrijven |
S634 |
S699 |
S764 |
Financiële instellingen binnen concernverband |
S635 |
S700 |
S765 |
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen |
S636 |
S701 |
S766 |
Niet-financiële vennootschappen |
S637 |
S702 |
S767 |
Centrale overheid |
S638 |
S703 |
S768 |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
S639 |
S704 |
S769 |
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen |
S640 |
S705 |
S770 |
Internationale organisaties |
S641 |
S706 |
S771 |
|
|
|
|
Looptijd van emissies
Met betrekking tot de looptijd beschouwt de BIB alle euro commercial paper (ECP) en overig in euro luidend papier in een kortlopend programma als kortlopende instrumenten, en alle instrumenten uitgegeven in een langlopend programma als langlopende instrumenten, ongeacht hun oorspronkelijke looptijd.
Sectoruitsplitsing van emittenten
De BIB volgt de identificatie tussen de uitsplitsing naar sectoren van emittenten die beschikbaar zijn in de BIB-database en die welke gevraagd worden in de rapportageformulieren, zoals in de tabel hierna wordt aangegeven.
Sectoruitsplitsing in BIB-database |
|
Classificatie in rapportageformulieren |
Centrale bank |
→ |
NCB en ECB |
Handelsbanken |
→ |
MFI's |
OFI |
→ |
OFI's |
Centrale overheid |
→ |
Centrale overheid |
Overige overheid Overheidsinstellingen |
→ |
Deelstaatoverheid en lagere overheid |
Vennootschappen |
→ |
Niet-financiële vennootschappen |
Internationale instellingen |
→ |
Internationale instellingen (rest van de wereld) |
Indeling van emissies
De volgende instrumenten in de BIB-database worden ingedeeld als schuldbewijzen in de statistieken van effectenemissies:
— |
depositocertificaten, |
— |
commercial paper, |
— |
schatkistbiljetten, |
— |
obligaties, |
— |
euro commercial paper, |
— |
medium-term notes, |
— |
overig kortlopend papier. |
Waardering
De bestaande waarderingsregels van de BIB zijn faciale waarde voor schuldbewijzen en uitgiftekoers voor beursgenoteerde aandelen.
De BIB rapporteert aan de ECB alle in euro/nationale denominaties luidende emissies door RW-ingezetenen (blok B) in US-dollar met behulp van de wisselkoers aan het einde van de periode voor uitstaande bedragen en de periodegemiddelde wisselkoers voor emissies en aflossingen. De ECB rekent alle gegevens om in euro met behulp van hetzelfde beginsel zoals in eerste instantie door de BIB toegepast. Met betrekking tot perioden vóór 1 januari 1999 moet de wisselkoers tussen de ECU en de US-dollar als substituut worden gebruikt.”
(1) Indien rapporteurs een methodologische kwestie tegenkomen die niet expliciet in dit richtsnoer is opgenomen, moeten zij het herziene Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 2010) toepassen, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).
(2) „Overige valuta's” heeft betrekking op alle overige valuta's, met inbegrip van de nationale valuta's van niet-eurogebiedlidstaten.
(3) Schuldbewijzen m.u.v. aandelen hebben betrekking op „effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten”.
(4) Netto-emissies zijn alleen vereist indien NCB's geen bruto-emissies of aflossingen kunnen indienen.
(5) Beursgenoteerde aandelen hebben betrekking op „beursgenoteerde aandelen, exclusief aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen en geldmarktfondsen”.
(6) Zie punt 2.07 van het ESR 2010.
(7) In de praktijk worden schuldbewijzen niet door pensioenfondsen uitgegeven.
(8) Zie punt 2.17 tot en met punt 2.20 van het ESR 2010.
(9) Zie punt 5.102 van het ESR 2010.
(10) Categorie F.3 van het ESR 2010.
(11) Categorie F.511 van het ESR 2010.
(12) Categorie F.512 van het ESR 2010.
(13) Categorie F.519 van het ESR 2010.
(14) Blok A voor NCB's en blok B voor de BIB.
(15) Niet gedefinieerd als een financiële transactie; zie punt 5.158 en 6.59 van het ESR 2010, en sectie 5 b) van dit deel.
(16) Transactie op een secundaire markt die een wijziging van houder inhoudt wordt niet bestreken door deze statistieken.
(17) Beschouwd als twee financiële transacties; zie punt 5.96 en 6.25 van het ESR 2010, en sectie 5 a), ii) van dit deel.
(18) Transacties op een secundaire markt die een wijziging van houder inhoudt, wordt niet bestreken door deze statistieken.
(19) Voor meer details over de definitie van „faciale waarde”, „marktwaarde” en „nominale waarde” zie punt 5.90, 7.38 en 7.39 van het ESR 2010.
(20) Sinds 1 januari 1999 is geen wisselkoerswaardering vereist voor in euro luidende effecten uitgegeven door binnenlandse ingezetenen (onderdeel van blok A), en worden in euro/nationale denominaties luidende effecten uitgegeven door binnenlandse ingezetenen (resterende deel van blok A) volgens de onherroepelijke omrekeningskoersen van 31 december 1998 omgezet in euro.
(21) Zie punt 6.64 van het ESR 2010.