9.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 352/1


VERORDENING (EU) Nr. 1286/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 november 2014

over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Retailbeleggers kunnen steeds meer kiezen uit een breed scala van verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (packaged retail and insurance-based investment products — PRIIP's) wanneer zij een belegging overwegen. Sommige van deze producten bieden specifieke, op de behoeften van retailbeleggers afgestemde oplossingen voor beleggingen, worden vaak gecombineerd met verzekeringsdekking of kunnen complex en moeilijk te begrijpen zijn. De informatie die voor retailbeleggers bestaat over deze PRIIP's, is niet gecoördineerd en blijkt vaak ontoereikend om de retailbeleggers te helpen de verschillende producten te vergelijken of de kenmerken ervan te doorgronden. Bijgevolg hebben retailbeleggers vaak beleggingen verricht zonder dat zij de risico's en kosten volledig begrepen, en soms hebben zij onvoorziene verliezen geleden.

(2)

Het verbeteren van de transparantie van PRIIP's voor retailbeleggers is een belangrijke maatregel ter bescherming van de belegger en een voorwaarde om het vertrouwen van retailbeleggers in de financiële markt te herstellen, vooral in de nasleep van de financiële crisis. De eerste stappen in die richting zijn reeds door de Unie ondernomen door de invoering van de regeling inzake essentiële beleggersinformatie bij Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

(3)

Het bestaan van verschillende regels inzake PRIIP's die variëren naar gelang van de bedrijfssector die de PRIIP's aanbiedt, en verschillen in nationale regelgeving dienaangaande brengen ongelijke concurrentievoorwaarden tussen verschillende producten en distributiekanalen teweeg, waardoor er nog meer belemmeringen worden opgeworpen voor de interne markt voor financiële diensten en producten. Lidstaten hebben reeds uiteenlopende en ongecoördineerde maatregelen genomen om tekortkomingen in de bescherming van de beleggers te verhelpen, en dergelijke ontwikkelingen zullen zich waarschijnlijk blijven voortdoen. Uiteenlopende benaderingen met betrekking tot de informatieverstrekking aangaande PRIIP's staan eraan in de weg dat gelijke concurrentievoorwaarden zich kunnen ontwikkelen tussen verschillende ontwikkelaars van PRIIP's en degenen die advies over deze producten geven of ze verkopen, en zij verstoren aldus de concurrentie en geven aanleiding tot ongelijke beschermingsniveaus van beleggers in de Unie. Deze verschillen vormen een obstakel voor de totstandbrenging en de goede werking van de interne markt.

(4)

Teneinde verschillen te voorkomen moeten op het niveau van de Unie uniforme regels inzake transparantie worden ingevoerd die van toepassing zijn op alle deelnemers aan de markt in PRIIP's, waardoor de bescherming van beleggers wordt versterkt. Daarbij is een verordening vereist die ervoor moet zorgen dat de gemeenschappelijke vereisten voor essentiële-informatiedocumenten zo worden geüniformeerd dat de vorm en de inhoud van deze documenten kunnen worden geharmoniseerd. De rechtstreeks toepasbare regels van een verordening zouden er voor moeten zorgen dat al degenen die advies geven over PRIIP's of die PRIIP's verkopen, aan uniforme voorschriften worden onderworpen wat het verstrekken van het essentiële-informatiedocument aan retailbeleggers betreft. Deze verordening heeft geen effect op het toezicht op reclamedocumenten. Bovendien heeft zij geen effect op andere productinterventiemaatregelen dan die met betrekking tot verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten.

(5)

Terwijl de informatieverstrekking aangaande PRIIP's dient te worden verbeterd om het vertrouwen van de retailbeleggers in de financiële markten te herstellen, is het even belangrijk dat de verhandelingsprocessen doeltreffend worden gereglementeerd. Deze verordening vormt een aanvulling op de maatregelen inzake distributie van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4). Tevens is zij complementair met de maatregelen inzake distributie van verzekeringsproducten van Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

(6)

Deze verordening moet van toepassing zijn op alle producten, ongeacht hun vorm of opbouw, die door de financiëledienstensector zijn ontworpen om retailbeleggers beleggingskansen te verschaffen en daarbij is het aan de retailbelegger terug te betalen bedrag onderhevig aan schommelingen in de referentiewaarden of onderhevig aan de prestaties van een of meerdere activa die niet rechtstreeks door de retailbelegger worden gekocht. Deze producten moeten voor de toepassing van deze verordening worden aangemerkt als PRIIP's en zij moeten onder andere beleggingsproducten zoals beleggingsfondsen, levensverzekeringsovereenkomsten met een beleggingscomponent, gestructureerde producten en gestructureerde deposito's omvatten. Door Special Purpose Vehicles uitgegeven financiële instrumenten zouden, indien zij aan de definitie van PRIIP's beantwoorden, eveneens binnen het toepassingsgebied van deze verordening moeten vallen. Bij al deze producten gaat het niet om beleggingen die rechtstreeks worden verricht door middel van de aankoop of het bezit van de activa zelf. Deze producten opereren veeleer tussen de retailbelegger en de markten door een proces van het verpakken, of het inpakken van activa waarbij andere vormen van risicoblootstelling en andere productkenmerken tot stand worden gebracht of andere kostenstructuren worden opgebouwd in vergelijking met een rechtstreekse participatie. Door middel van het verpakken kunnen retailbeleggers beleggingsstrategieën volgen die anders ontoegankelijk of onuitvoerbaar zouden zijn. Tegelijkertijd moet ook meer informatie worden verschaft, in het bijzonder om vergelijkingen mogelijk te maken tussen de verschillende manieren waarop deze beleggingen in een pakket worden opgenomen.

(7)

Om ervoor te zorgen dat deze verordening uitsluitend van toepassing is op dergelijke PRIIP's, moeten verzekeringsproducten die geen beleggingskansen bieden en deposito's die alleen aan rentetarieven gebonden zijn, van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. In het geval van levensverzekeringsproducten betekent de term „kapitaal” het op verzoek van de retailbelegger geïnvesteerde kapitaal. Voorts moeten alle deposito's of certificaten die voor traditionele deposito's staan, uitgezonderd de in artikel 4, lid 1, punt 43, van Richtlijn 2014/65/EU omschreven gestructureerde deposito's, van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Activa die rechtstreeks in eigendom zijn genomen, zoals bedrijfsaandelen of overheidsobligaties, zijn geen PRIIP's en moeten dan ook van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Beleggingsfondsen die zich tot institutionele beleggers richten worden van het toepassingsgebied van deze verordening uitgesloten omdat zij niet voor verhandeling aan retailbeleggers in aanmerking komen. Individuele en bedrijfspensioenproducten, die uit hoofde van het nationale recht erkend worden als producten die als primaire doelstelling hebben de belegger tijdens zijn pensioen van een inkomen te voorzien, moeten omwille van hun bijzonderheden en doelstellingen van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, terwijl andere individuele opbouwproducten in de vorm van een verzekering of spaarproducten die investeringsmogelijkheden bieden, wel binnen het toepassingsgebied van deze verordening moeten vallen.

(8)

Deze verordening laat het recht van de lidstaten om regelgeving vast te stellen voor het geven van essentiële informatie over producten die buiten het toepassingsgebied ervan vallen, onverlet. Overeenkomstig hun mandaat op het vlak van consumentenbescherming dat is vastgelegd in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6), van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (7) en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (8), dienen de bij die verordeningen opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (European Banking Authority — EBA), Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (European Investment and Occupational Pensions Authority — EIOPA) en Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority — ESMA) (Europese toezichthoudende autoriteiten — ETA's), de producten die van het toepassingsgebied van deze verordening zijn uitgesloten te monitoren en waar passend richtsnoeren uit te vaardigen om vastgestelde problemen aan te pakken. Deze richtsnoeren moeten in aanmerking worden genomen in de evaluatie die vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening zal worden uitgevoerd betreffende de mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied ervan en het opheffen van bepaalde uitsluitingen.

(9)

Om duidelijkheid te scheppen over de relatie tussen de verplichtingen uit hoofde van deze verordening en verplichtingen krachtens andere wetgevingshandelingen die het geven van informatie aan beleggers vereisen, onder meer Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) en Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), moet worden bepaald dat deze wetgevingshandelingen toepasselijk blijven naast deze verordening.

(10)

Om degelijk en doeltreffend toezicht op de naleving van de voorschriften van deze verordening te garanderen, moeten de lidstaten de bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor dat toezicht. In vele gevallen zijn de bevoegde autoriteiten reeds aangewezen voor het toezicht op andere verplichtingen van de ontwikkelaars, verkopers of adviseurs van PRIIP's die voortkomen uit andere bepalingen uit het Unierecht of het nationale recht.

(11)

Alle informatie die noodzakelijk is om de inhoud van de essentiële-informatiedocumenten na te gaan, de naleving van deze verordening te beoordelen, en de bescherming van klanten en beleggers op de financiële markten te waarborgen, dient op verzoek en zelfs ex-ante te worden verstrekt aan de bevoegde autoriteiten.

(12)

Ontwikkelaars van PRIIP's, zoals fondsbeheerders, verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, moeten het essentiële-informatiedocument opstellen voor de PRIIP's die zij ontwikkelen, omdat zij zich in de beste positie bevinden qua kennis van het product. Zij moeten ervoor verantwoordelijk worden gemaakt dat het essentiële-informatiedocument accuraat is opgesteld. Het essentiële-informatiedocument moet door de PRIIP-ontwikkelaar worden opgesteld voordat het product aan retailbeleggers kan worden verkocht. Wanneer een product niet aan retailbeleggers wordt verkocht, hoeft er echter geen verplichting te bestaan een essentiële-informatiedocument op te stellen en wanneer het voor de PRIIP-ontwikkelaar niet praktisch is het essentiële-informatiedocument op te stellen, moet het mogelijk zijn deze taak te delegeren aan anderen. De krachtens deze verordening geldende verplichtingen die zijn neergelegd in de bepalingen betreffende het opstellen van en de regels betreffende de herziening van het essentiële-informatiedocument moeten enkel van toepassing zijn op de PRIIP-ontwikkelaar en moeten blijven gelden zo lang het PRIIP op secundaire markten verhandeld wordt. Met het oog op een brede verspreiding en beschikbaarheid van essentiële-informatiedocumenten moet deze verordening bepalen dat een ontwikkelaar van PRIIP's essentiële-informatiedocumenten op zijn website publiceert.

(13)

Om te voldoen aan de behoeften van retailbeleggers moet de informatie over PRIIP's accuraat, eerlijk en duidelijk zijn en mag zij niet misleidend zijn voor deze retailbeleggers. Deze verordening moet ervoor zorgen dat het essentiële-informatiedocument door retailbeleggers kan worden begrepen en moet derhalve voorzien in gemeenschappelijke normen voor het opstellen van het document. Aangezien een groot aantal retailbeleggers moeilijkheden ondervindt bij het begrijpen van gespecialiseerde financiële terminologie, moet bijzondere aandacht uitgaan naar het woordgebruik en de redactionele stijl van het document. Er moeten ook regels worden opgesteld voor de taal waarin het document moet worden opgesteld. Bovendien moeten retailbeleggers in staat zijn het informatiedocument op zichzelf te begrijpen zonder dat naar andere niet-marketing-informatie wordt verwezen.

(14)

Wanneer de ETA's de technische normen voor de inhoud van het essentiële-informatiedocument ontwikkelen met het oog op het accuraat weergeven van het beleggingsbeleid en de beleggingsdoelstellingen van het product overeenkomstig deze verordening, moeten zij ervoor zorgen dat de PRIIP-ontwikkelaar duidelijke en begrijpelijke taal hanteert, die voor de retailbeleggers toegankelijk is en dat bij het beschrijven van de wijze waarop de beleggingsdoelstellingen worden behaald, en ook van de gebruikte financiële instrumenten, financieel jargon en terminologie die niet meteen duidelijk is voor retailbeleggers wordt vermeden.

(15)

Retailbeleggers moeten beschikken over de nodige informatie om een doordachte beleggingsbeslissing te nemen en om verschillende PRIIP's te vergelijken. Als deze informatie niet kort en bondig is, bestaat het gevaar dat zij er geen gebruik van maken. Het essentiële-informatiedocument moet daarom alleen de belangrijke informatie bevatten, in het bijzonder over de aard en de kenmerken van het product, alsook betreffende de mogelijkheid van verlies van kapitaal, de kosten en het risicoprofiel van het product, alsmede relevante informatie over prestaties en bepaalde andere specifieke gegevens die nodig kunnen zijn om de eigenschappen van afzonderlijke soorten producten te doorgronden.

(16)

Rekentools voor beleggingsproducten worden reeds op nationaal niveau ontwikkeld. Om zo nuttig mogelijk voor consumenten te zijn, moeten deze rekentools echter ook rekening houden met de kosten en vergoedingen die door de diverse PRIIP-ontwikkelaars in rekening worden gebracht, alsmede alle andere kosten en vergoedingen die door intermediairs of andere actoren in de beleggingsketen in rekening worden gebracht en die niet al door de PRIIP-ontwikkelaars zijn opgenomen. De Commissie moet rapporteren over de vraag of deze tools in elke lidstaat online beschikbaar zijn, en of zij betrouwbare en accurate berekeningen aanbieden van de totale kosten en vergoedingen voor alle producten die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

(17)

Het essentiële-informatiedocument moet worden opgesteld in een gestandaardiseerd format dat retailbeleggers toestaat verschillende PRIIP's te vergelijken. Het gedrag en de capaciteiten van de consument zijn immers van dien aard dat het format, de presentatie en de inhoud van de informatie zorgvuldig daarop moeten worden afgestemd om een optimaal begrip en gebruik van de informatie mogelijk te maken. Voor elk document moet dezelfde volgorde worden aangehouden voor de rubrieken en de titels waaronder deze rubrieken verschijnen. Daarnaast moeten de detailgegevens die voor verschillende PRIIP's in het essentiële-informatiedocument worden vermeld, alsmede de presentatie daarvan verder worden geharmoniseerd door middel van technische reguleringsnormen. Hierbij moet rekening worden gehouden met bestaande en lopende onderzoeken naar het gedrag van de consumenten, inclusief door de verschillende manieren waarop de informatie aan de consument wordt gepresenteerd, te toetsen op hun doeltreffendheid. Sommige PRIIP's bieden de retailbelegger bovendien de keuze tussen een aantal onderliggende beleggingen, zoals interne fondsen van verzekeringsondernemingen. Met die producten moet rekening worden gehouden bij het kiezen van het format.

(18)

Aangezien sommige onder deze verordening vallende beleggingsproducten niet eenvoudig zijn en mogelijk moeilijk door retailbeleggers te begrijpen zijn, moet het essentiële-informatiedocument in voorkomend geval een begrijpelijkheidswaarschuwing bevatten voor de retailbelegger. Een product dient in het bijzonder als niet eenvoudig en moeilijk te begrijpen te worden beschouwd indien het belegt in onderliggende activa waarin retailbeleggers gewoonlijk niet beleggen, indien het een aantal verschillende mechanismen gebruikt om het uiteindelijke rendement op de belegging te berekenen, waardoor er een hoger risico op een verkeerd begrip door de retailbelegger ontstaat of indien de uitbetaling van de belegging de irrationele gedragspatronen van de gebruiker benut, bijvoorbeeld door het aanbieden van een vaste rente als lokkertje gevolgd door een veel hogere variabele voorwaardelijke rente, of een iteratieve formule.

(19)

Het gebeurt steeds vaker dat retailbeleggers met hun belegging, naast financieel rendement, ook aanvullende doelstellingen nastreven, zoals sociale of ecologische doelen. Informatie over maatschappelijke of ecologische resultaten, zoals door de PRIIP-ontwikkelaar nagestreefd, kan echter moeilijk vergelijkbaar zijn of gewoon ontbreken. De te verwachten ontwikkelingen inzake ecologische en maatschappelijke duurzaamheid in financiële beleggingen, alsmede de toepassing van Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11), zouden het derhalve mogelijk kunnen maken dat dergelijke aspecten beter worden geïntegreerd in en worden bevorderd door het Unierecht. Er bestaan echter geen vaste criteria en er is geen formele procedure om dergelijke sociale of milieucriteria objectief te verifiëren, zoals dat in de voedselmarkt wel reeds het geval is. Het is derhalve wenselijk dat de Commissie bij de evaluatie van deze verordening ontwikkelingen in verband met sociale en milieuvriendelijke beleggingsproducten, en de uitkomsten van de evaluatie van Verordening (EU) nr. 346/2013, nauwgezet in overweging neemt.

(20)

Het essentiële-informatiedocument moet duidelijk te onderscheiden zijn, en gescheiden worden van, marketingmededelingen.

(21)

Om zeker te stellen dat de informatie in het essentiële-informatiedocument betrouwbaar is, moeten ontwikkelaars van PRIIP's verplicht worden het essentiële-informatiedocument up-to-date te houden. Daartoe moeten nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden en de frequentie voor het bijwerken van deze informatie alsmede de herziening van het essentiële-informatiedocument bij door de Commissie vast te stellen technische reguleringsnormen.

(22)

Essentiële-informatiedocumenten zijn de grondslag waarop retailbeleggers hun investeringsbeslissingen nemen. Daarom hebben ontwikkelaars van PRIIP's ten aanzien van retailbeleggers een aanzienlijke verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat zij niet misleidend of niet-accuraat zijn, en dat zij stroken met de toepasselijke delen van de contractuele documenten van het PRIIP. Het is dan ook belangrijk ervoor te zorgen dat retailbeleggers over een doeltreffend verhaalrecht beschikken. Voorts moet worden zekergesteld dat alle retailbeleggers in de hele Unie hetzelfde recht hebben om vergoed te worden voor schade die zij hebben geleden omdat deze verordening niet is nageleefd. Daarom moeten de regels aangaande de civielrechtelijke aansprakelijkheid van ontwikkelaars van PRIIP's worden geharmoniseerd. Retailbeleggers moeten de mogelijkheid hebben om de PRIIP-ontwikkelaar aansprakelijk te stellen voor een inbreuk op deze verordening indien de geleden schade veroorzaakt is doordat hij vertrouwd heeft op een essentiële-informatiedocument dat niet strookt met de precontractuele of contractuele documenten onder de verantwoordelijkheid van de PRIIP-ontwikkelaar, of dat misleidend of niet-accuraat is.

(23)

Aangelegenheden inzake de civielrechtelijke aansprakelijkheid van een PRIIP-ontwikkelaar die niet door deze verordening bestreken worden moeten onder het toepasselijke nationale recht vallen. Welke rechterlijke instantie bevoegd is inzake een vordering aangaande civielrechtelijke aansprakelijkheid van een retailbelegger moet bepaald worden middels de toepasselijke regels inzake internationale jurisdictie.

(24)

Met deze verordening wordt geen paspoort ingevoerd, welke de grensoverschrijdende verkoop van of handel in PRIIP's aan retailbeleggers mogelijk zou maken, noch wordt er iets mee veranderd aan bestaande paspoortregelingen voor het grensoverschrijdend verkopen of verhandelen van PRIIP's, voor zover deze bestaan. Deze verordening laat de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de bestaande bevoegde autoriteiten uit hoofde van de bestaande paspoortregelingen onverlet. De voor de toepassing van deze verordening door de lidstaten aangewezen bevoegde autoriteiten moeten daarom consistent zijn met de autoriteiten die bevoegd zijn voor het verhandelen van PRIIP's uit hoofde van een bestaand paspoort, voor zover dit bestaat. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het PRIIP op de markt gebracht wordt, dient verantwoordelijk te zijn voor het toezicht op het verhandelen van dat PRIIP. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het product op de markt wordt gebracht, moet altijd het recht hebben het verhandelen van een PRIIP op zijn grondgebied te schorsen wanneer niet aan deze verordening wordt voldaan.

(25)

De bevoegdheden van EIOPA en van de relevante bevoegde autoriteiten moeten worden aangevuld met een expliciet mechanisme voor het verbieden of beperken van het op de markt brengen, verspreiden en verkopen van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten die aanleiding geven tot ernstige zorgen over de beleggersbescherming, het ordelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financiële stelsel of een deel daarvan, in combinatie met passende coördinatie- en noodbevoegdheden voor EIOPA. Deze bevoegdheden moeten ook beantwoorden aan de bevoegdheden zoals deze aan ESMA en EBA zijn toegekend uit hoofde van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (12), om ervoor te zorgen dat dergelijke interventiemechanismen bij alle beleggingsproducten kunnen worden toegepast, ongeacht hun rechtsvorm. De uitoefening van dergelijke bevoegdheden door de bevoegde autoriteiten en, in uitzonderlijke gevallen, door EIOPA, moet gebonden zijn aan de naleving van een aantal specifieke voorwaarden. Als aan deze voorwaarden is voldaan, moet de bevoegde autoriteit of, in uitzonderlijke gevallen, EIOPA de mogelijkheid hebben om uit voorzorg een verbod of beperking op te leggen voordat een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct op de markt is gebracht, is verspreid of aan beleggers is verkocht. Deze bevoegdheden houden niet in dat een productgoedkeuring moet worden ingevoerd of toegepast of dat een vergunning moet worden verleend door de bevoegde autoriteit of door EIOPA, en ontslaan de ontwikkelaar van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten niet van zijn verantwoordelijkheid om te voldoen aan alle relevante voorschriften van deze verordening. Bovendien mogen deze bevoegdheden uitsluitend worden gebruikt in het openbaar belang en mogen zij geen aanleiding geven tot civielrechtelijke aansprakelijkheid van de bevoegde autoriteiten.

(26)

Opdat de retailbelegger in staat zou zijn de beleggingsbeslissing met kennis van zaken te nemen, moeten personen die advies geven over PRIIP's of die PRIIP's verkopen worden verplicht het essentiële-informatiedocument tijdig te verstrekken voordat de transactie wordt gesloten. Deze verplichting dient van toepassing te zijn ongeacht waar of hoe de transactie plaatsvindt. Wanneer de transactie echter via communicatie op afstand plaatsvindt, kan het essentiële-informatiedocument onmiddellijk na het sluiten van de transactie verstrekt worden, zolang het onmogelijk is het essentiële-informatiedocument vooraf ter beschikking te stellen, en dat de retailbelegger daarmee instemt. Tot de personen die advies over PRIIP's geven of die PRIIP's verkopen, behoren zowel de tussenpersonen als de PRIIP-ontwikkelaars zelf, wanneer de PRIIP-ontwikkelaars ervoor kiezen rechtstreeks advies te geven aan retailbeleggers over het product, of het rechtstreeks aan hen te verkopen. Deze verordening laat Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (13), en Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (14), onverlet.

(27)

Er moeten uniforme regels worden vastgesteld om de persoon die advies geeft over het PRIIP of die het PRIIP verkoopt, enige keuzevrijheid te laten met betrekking tot de drager waarop het essentiële-informatiedocument aan de retailbelegger wordt verstrekt. De mogelijkheid moet bestaan om elektronische communicatie te gebruiken wanneer dat, gezien de omstandigheden van de transactie, passend is. De retailbelegger moet echter de keuze worden gelaten het essentiële-informatiedocument op papier te ontvangen. In het belang van de toegang tot informatie voor de consument moet het essentiële-informatiedocument altijd gratis worden verstrekt.

(28)

Het vertrouwen van retailbeleggers in PRIIP's en in de financiële markten in hun geheel, moet worden gegarandeerd. Daarom moeten voorschriften worden bepaald voor passende interne procedures waarmee retailbeleggers antwoord op hun klachten ontvangen van de ontwikkelaar van het PRIIP.

(29)

Aangezien de essentiële-informatiedocumenten voor PRIIP's moeten worden opgesteld door instanties die actief zijn in de bank-, de verzekerings-, de effecten en de fondsensector van de financiële markten, moet er absoluut voor worden gezorgd dat de verschillende autoriteiten die toezicht houden op de ontwikkelaars van PRIIP's en op de personen die advies over PRIIP's geven of PRIIP's verkopen, goed met elkaar samenwerken met het oog op een gemeenschappelijke aanpak bij de toepassing van deze verordening.

(30)

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 betreffende het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector en ter waarborging van de nakoming van de voorschriften van deze verordening moeten de lidstaten de nodige stappen ondernemen om op overtredingen van deze verordening passende bestuursrechtelijke sancties en maatregelen te stellen. Sancties moeten een ontradend effect hebben en beleggers moeten beter worden beschermd door waarschuwingen wanneer PRIIP's in strijd met deze verordening op de markt worden gebracht. Daarom moeten deze sancties en maatregelen normalerwijze worden gepubliceerd, uitgezonderd in welbepaalde omstandigheden.

(31)

Hoewel de lidstaten regels voor zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke sancties voor dezelfde inbreuken vast kunnen stellen, mag van de lidstaten niet worden verlangd dat zij regels voor bestuursrechtelijke sancties vaststellen voor de inbreuken op deze verordening die onder hun nationale strafrecht vallen. Overeenkomstig hun nationale wetgeving zijn de lidstaten niet verplicht zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke sancties op te leggen voor hetzelfde strafbare feit, maar moeten zij dat kunnen doen indien hun nationale wetgeving het toestaat. Het handhaven van strafrechtelijke sancties in plaats van bestuursrechtelijke sancties voor inbreuken op deze verordening mag de bevoegde autoriteiten evenwel niet beperken of anderszins beïnvloeden in hun vermogen om voor de toepassing van deze verordening tijdig met bevoegde autoriteiten in andere lidstaten samen te werken, toegang te hebben tot informatie en informatie uit te wisselen, ook nadat de betrokken inbreuken naar de bevoegde rechterlijke instanties zijn verwezen voor strafrechtelijke vervolging.

(32)

Teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen wat betreft het specificeren van de procedures die gebruikt worden om vast te stellen of een PRIIP specifieke milieu- of sociale doelstellingen op het oog heeft, en de voorwaarden voor de interventiebevoegdheden van EIOPA en de bevoegde autoriteiten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(33)

De Commissie moet in overeenstemming met de respectieve artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010 ontwerpen van technische reguleringsnormen vaststellen die door de ETA's, middels het Gemengd Comité, zijn ontwikkeld met betrekking tot de presentatie en de inhoud van het essentiële-informatiedocument, het gestandaardiseerde format van het essentiële-informatiedocument, de methodes die ten grondslag liggen aan de voorstelling van risico en rendement en de berekening van kosten, alsmede de voorwaarden en de minimale frequentie voor de herziening van de informatie in het essentiële-informatiedocument en de voorwaarden ter vervulling van het vereiste betreffende het verschaffen van het essentiële-informatiedocument aan retailbeleggers De Commissie moet het technische werk van de ETA's aanvullen door het uitvoeren van op consumenten gerichte tests van de presentatie van het essentiële-informatiedocument als voorgesteld door de ETA's.

(34)

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) regelt de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten in de context van deze verordening en onder het toezicht van de bevoegde autoriteiten. Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (16) regelt de verwerking van persoonsgegevens door de ETA overeenkomstig deze verordening en onder het toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening, zoals bij de uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten, moet plaatsvinden in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG en iedere uitwisseling of doorgifte van informatie door de ETA's moet plaatsvinden in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001.

(35)

Hoewel instellingen voor collectieve belegging in effecten(icbe's) beleggingsproducten in de zin van deze verordening vormen, zou het ten gevolge van de recente invoering van de voorschriften inzake essentiële beleggersinformatie overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG evenredig zijn om voor deze icbe's na de inwerkingtreding van deze verordening een overgangsperiode van vijf jaar toe te kennen; tijdens die periode zouden icbe's niet aan deze verordening onderworpen zijn. Na het verstrijken van deze overgangsperiode, en zonder enige verlenging, zouden zij aan deze verordening worden onderworpen, indien de overgangsperiode niet verder wordt verlengd. Deze overgangsperiode moet ook gelden voor beheermaatschappijen, beleggingsmaatschappijen en personen die advies over rechten van deelneming in niet-icbe-fondsen geven of deze verkopen, wanneer een lidstaat op dergelijke fondsen regels betreffende het format en de inhoud van het essentiële-informatiedocument, zoals vastgelegd in artikelen 78 tot en met 81 van Richtlijn 2009/65/EG, toepast.

(36)

Vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening moet een evaluatie daarvan plaatsvinden om rekening te houden met marktontwikkelingen, zoals de opkomst van nieuwe soorten PRIIP's, ontwikkelingen op andere gebieden van het Unierecht en de ervaringen van de lidstaten. Bij de evaluatie moeten ook de haalbaarheid, de kosten en de potentiële voordelen van de invoering van een label voor sociale en ecologische investeringen worden beoordeeld. Voorts moet ermee worden nagegaan of het begrip dat de gemiddelde retailbelegger heeft van de PRIIP's, door de ingevoerde maatregelen is verbeterd en of de PRIIP's beter vergelijkbaar zijn geworden. Ook moet worden nagegaan of de overgangsperiode voor de icbe's of bepaalde niet-icbe's moet worden verlengd dan wel of andere opties voor de behandeling van zulke fondsen kunnen worden overwogen. Voorts moet worden beoordeeld of de vrijstelling van deze verordening voor bepaalde producten wel dient te worden gehandhaafd, met het oog op degelijke normen voor consumentenbescherming, waaronder vergelijkingen tussen financiële producten. De Commissie dient, als onderdeel van de evaluatie, ook een marktonderzoek uit te voeren om na te gaan of er op de markt online rekentools beschikbaar zijn die het de retailbelegger mogelijk maken de totale kosten en vergoedingen van PRIIP's te berekenen, en of deze tools kosteloos ter beschikking worden gesteld. Op basis van deze evaluatie dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor te leggen dat, zo nodig, vergezeld gaat van wetgevingsvoorstellen.

(37)

Met inachtneming van de lopende werkzaamheden van EIOPA betreffende het vrijgeven van productinformatie-eisen voor persoonlijke pensioenproducten en rekening houdend met de specifieke kenmerken van die producten, moet de Commissie binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordelen of de uitsluiting van pensioenproducten die naar nationaal recht worden geacht voornamelijk tot doel te hebben de belegger van een pensioeninkomen te voorzien, en die de belegger het recht op bepaalde uitkeringen geven, moet worden gehandhaafd. De Commissie moet bij haar beoordeling in overweging nemen of deze verordening het beste wetgevingsinstrument is om informatieverstrekking over pensioenen zeker te stellen, dan wel of andere mechanismen voor het openbaar maken van informatie passender zouden zijn.

(38)

Om de ontwikkelaars van PRIIP's en de personen die advies over PRIIP's geven of PRIIP's verkopen voldoende tijd te geven voor de voorbereiding van de praktische uitvoering van de voorschriften van de verordening, dient zij niet van toepassing te zijn tot twee jaar na de datum van inwerkingtreding ervan.

(39)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

(40)

Daar de doelstellingen van deze verordening, te weten een betere bescherming van de retailbeleggers en een groter vertrouwen van deze beleggers in PRIIP's, met inbegrip van de grensoverschrijdende verhandeling van deze producten, niet voldoende door de onafhankelijk van elkaar optredende lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(41)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en bracht een advies uit (17),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Bij deze verordening worden uniforme regels vastgesteld aangaande de vorm en de inhoud van het door PRIIP-ontwikkelaars op te stellen essentiële-informatiedocument alsmede aangaande de verstrekking van het essentiële-informatiedocument aan retailbeleggers teneinde retailbeleggers in staat te stellen de essentiële kenmerken en risico's van een PRIIP te begrijpen en te vergelijken.

Artikel 2

1.   Deze verordening is van toepassing op PRIIP-ontwikkelaars en op personen die advies geven over PRIIP's of PRIIP's verkopen.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op de volgende producten:

a)

schadeverzekeringsproducten als opgesomd in bijlage I bij Richtlijn 2009/138/EG;

b)

levensverzekeringscontracten waarbij de contractuele verplichtingen enkel uitbetaald worden in geval van overlijden of bij onvermogen te wijten aan letsels, ziekte of invaliditeit;

c)

deposito's, uitgezonderd gestructureerde deposito's als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 43, van Richtlijn 2014/65/EU;

d)

effecten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b) tot en met g), i) en j), van Richtlijn 2003/71/EG;

e)

pensioenproducten die krachtens de nationale wetgeving worden geacht voornamelijk tot doel te hebben de belegger van een pensioeninkomen te voorzien, en die de belegger het recht geven op bepaalde uitkeringen;

f)

officieel erkende bedrijfspensioenregelingen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (18) of Richtlijn 2009/138/EG vallen;

g)

individuele pensioenproducten waarvoor in de nationale wetgeving een financiële bijdrage van de werkgever vereist is en waarbij de werkgever of de werknemer geen vrijheid heeft in de keuze van het pensioenproduct of de aanbieder.

Artikel 3

1.   Wanneer PRIIP-ontwikkelaars die aan deze verordening zijn onderworpen, eveneens aan Richtlijn 2003/71/EG zijn onderworpen, zijn deze verordening en Richtlijn 2003/71/EG beide van toepassing.

2.   Wanneer PRIIP-ontwikkelaars die aan deze verordening zijn onderworpen, eveneens aan Richtlijn 2009/138/EG zijn onderworpen, zijn deze verordening en Richtlijn 2009/138/EG beide van toepassing.

Artikel 4

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„verpakt retailbeleggingsproduct” (PRIP): beleggingen, inclusief instrumenten die worden uitgegeven door Special Purpose Vehicles zoals omschreven in artikel 13, punt 26, van Richtlijn 2009/138/EG, en door voor een bijzonder doel opgerichte securitiseringsentiteiten zoals omschreven in artikel 4, lid 1, onder an), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (19), waarbij, ongeacht de rechtsvorm van de beleggingen, het aan de retailbelegger te betalen bedrag onderhevig is aan schommelingen ten gevolge van de blootstelling aan referentiewaarden of aan de prestaties van een of meer activa die niet rechtstreeks door de retailbelegger zijn aangekocht;

2.

„verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct” een verzekeringsproduct waarmee een waarde op vervaldag of een afkoopwaarde wordt aangeboden, waarbij die waarde op vervaldag of afkoopwaarde geheel of gedeeltelijk is blootgesteld, direct of indirect, aan marktfluctuaties;

3.

„verpakt retail- en verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct (packaged retail and insurance-based investment product)” of „PRIIP”: een product dat één of beide van de volgende vormen aanneemt:

a)

een PRIP;

b)

een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct;

4.

„ontwikkelaar van verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten” (PRIIP-ontwikkelaar):

a)

elke entiteit die PRIIP's ontwikkelt;

b)

elke entiteit die veranderingen aanbrengt in een bestaand PRIIP, onder meer, doch niet uitsluitend, in het risico- en rendementsprofiel ervan of in de kosten die aan een belegging in een PRIIP zijn verbonden;

5.

„persoon die een PRIIP verkoopt”: een persoon die een overeenkomst voor een PRIIP aanbiedt aan of afsluit met een retailbelegger;

6.

„retailbelegger”:

a)

een niet-professionele cliënt als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 11, van Richtlijn 2014/65/EU;

b)

een klant in de zin van Richtlijn 2002/92/EG, indien die klant niet kan worden beschouwd als een professionele cliënt als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 10, van Richtlijn 2014/65/EU;

7.

„duurzame drager”: een duurzaam hulpmiddel als omschreven in artikel 2, lid 1, onder m), van Richtlijn 2009/65/EG;

8.

„bevoegde autoriteiten”: de nationale autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de voorschriften waaraan PRIIP-ontwikkelaars, en personen die PRIIP's verkopen of er advies over geven, krachtens deze verordening zijn gehouden.

HOOFDSTUK II

ESSENTIËLE-INFORMATIEDOCUMENT

AFDELING I

Opstellen van het essentiële-informatiedocument

Artikel 5

1.   Voordat een PRIIP aan retailbeleggers ter beschikking wordt gesteld, stelt de PRIIP-ontwikkelaar een essentiële-informatiedocument voor dat product op in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening, en maakt hij het document op zijn website bekend.

2.   Elke lidstaat kan van de PRIIP-ontwikkelaar of van de persoon die een PRIIP verkoopt vereisen dat deze het essentiële-informatiedocument vooraf verstrekt aan de voor de in die lidstaat verhandelde PRIIP's bevoegde autoriteit.

AFDELING II

Vorm en inhoud van het essentiële-informatiedocument

Artikel 6

1.   Het essentiële-informatiedocument vormt precontractuele informatie. Het document moet accuraat, eerlijk en duidelijk zijn en mag niet misleidend zijn. Het bevat essentiële informatie en moet stroken met alle bindende contractuele documenten, met de ter zake doende delen van de documenten houdende het aanbod en met de voorwaarden van het PRIIP.

2.   Het essentiële-informatiedocument is een op zichzelf staand document dat duidelijk verschilt van marketingmaterialen. Het bevat geen verwijzingen naar marketingmaterialen. Het kan verwijzen naar andere documenten zoals een prospectus, indien van toepassing, en alleen wanneer de verwijzing te maken heeft met de informatie die uit hoofde van deze verordening in het essentiële-informatiedocument moet staan.

3.   In afwijking van lid 2 van dit artikel, geeft het essentiële-informatiedocument, wanneer een PRIIP de retailbelegger een variëteit aan beleggingsopties biedt, waardoor alle in artikel 8, lid 3 verlangde informatie met betrekking tot elke onderliggende beleggingsoptie niet in één beknopt, op zich zelf staand document kan worden verstrekt, op zijn minst een generieke beschrijving van de onderliggende beleggingsopties en geeft het aan waar en hoe meer gedetailleerde precontractuele informatiedocumentatie over de beleggingsproducten ter ondersteuning van de onderliggende beleggingsopties, kan worden gevonden.

4.   Het essentiële-informatiedocument wordt opgesteld als een kort document, beknopt geformuleerd en van maximaal drie afgedrukte bladzijden van A4-formaat, waardoor de vergelijkbaarheid groter wordt. Het wordt:

a)

op zodanige wijze gepresenteerd en vormgegeven dat het gemakkelijk leesbaar is, met gebruik van tekens van leesbare grootte;

b)

toegespitst op de essentiële informatie die retailbeleggers nodig hebben;

c)

op duidelijke wijze verwoord en geschreven in een taal en een stijl die de boodschap op zodanige wijze overbrengen dat de informatie gemakkelijk kan worden begrepen, meer bepaald in een taalgebruik dat duidelijk, bondig en begrijpelijk is.

5.   Wanneer in het essentiële-informatiedocument kleuren worden gebruikt, doen deze geen afbreuk aan de begrijpelijkheid van de informatie als het essentiële-informatiedocument in zwart-wit wordt afgedrukt of gefotokopieerd.

6.   Wanneer de bedrijfsnaam of het logo van de PRIIP-ontwikkelaar of de groep waarvan hij deel uitmaakt, in het essentiële-informatiedocument wordt gebruikt, mag dat niet de aandacht van de retailbelegger van de informatie in de tekst afleiden of de leesbaarheid van de tekst bemoeilijken.

Artikel 7

1.   Het essentiële-informatiedocument wordt opgesteld in de officiële talen of in één van de officiële talen, welke wordt gebruikt in het deel van de lidstaat waar het PRIIP wordt gedistribueerd, of in een andere taal die door de bevoegde autoriteiten van deze lidstaat wordt aanvaard, of het wordt, indien het in een andere taal is opgesteld, in één van deze talen vertaald.

Deze vertaling vormt een getrouwe en accurate weergave van het oorspronkelijke essentiële-informatiedocument.

2.   Wanneer een PRIIP in een lidstaat gepromoot wordt met marketingdocumenten die zijn opgesteld in één of meer van de officiële talen van die lidstaat, wordt het essentiële-informatiedocument ten minste in dezelfde officiële talen opgesteld.

Artikel 8

1.   De titel „essentiële-informatiedocument” staat duidelijk zichtbaar bovenaan de eerste bladzijde van het essentiële-informatiedocument.

Het essentiële-informatiedocument wordt opgesteld zoals in de leden 2 en 3 is vastgelegd.

2.   Onmiddellijk onder de titel van het essentiële-informatiedocument staat een toelichting en die luidt als volgt:

„Dit document geeft u belangrijke informatie over dit beleggingsproduct. Het is geen marketingmateriaal. Deze informatie is wettelijk voorgeschreven om u te helpen de aard, de risico's, de kosten, de mogelijke winsten en verliezen van dit product te begrijpen en u te helpen het met andere producten te vergelijken.”.

3.   Het essentiële-informatiedocument bevat de volgende gegevens:

a)

aan het begin van het document, de naam van het PRIIP, de identiteit en contactgegevens van de PRIIP-ontwikkelaar, informatie over de bevoegde autoriteit van de PRIIP-ontwikkelaar en de datum van het document;

b)

indien van toepassing een begrijpelijkheidswaarschuwing die luidt als volgt: „U staat op het punt een product te kopen dat niet eenvoudig en misschien moeilijk te begrijpen is.”;

c)

onder de titel „Wat is dit voor een product?”, de aard en de voornaamste kenmerken van het PRIIP, waaronder:

i)

het soort PRIIP;

ii)

de doelstellingen ervan en de middelen om die te bereiken, in het bijzonder de vraag of de doelstellingen worden bereikt via directe of indirecte blootstelling aan de onderliggende beleggingsactiva, inclusief een beschrijving van de onderliggende instrumenten, of referentiewaarden, met een specificatie van de markten waarin de PRIIP's beleggen, met, indien van toepassing, specifieke door het product beoogde milieudoelstellingen of sociale doelstellingen van het product, en de manier waarop het rendement wordt bepaald;

iii)

een beschrijving van de groep retailbeleggers op wie het PRIIP wordt gericht wanneer het op de markt komt, met name qua vermogen om beleggingsverlies te dragen en de beleggingshorizon;

iv)

indien het PRIIP verzekeringsuitkeringen biedt, nadere gegevens over die verzekeringsuitkeringen en over de omstandigheden die aanleiding zijn tot uitkering;

v)

de termijn van het PRIIP, indien bekend;

d)

onder de titel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?”, een korte beschrijving van het risico- en rendementsprofiel dat de volgende elementen bevat:

i)

een samenvattende risico-indicator, aangevuld met een beschrijvende toelichting van die indicator, de voornaamste beperkingen ervan, en een beschrijvende toelichting van de voor het PRIIP materieel relevante risico's die niet op afdoende wijze gevat worden door de samenvattende risico-indicator;

ii)

het mogelijke maximale verlies aan belegd vermogen, en informatie over:

de vraag of de retailbelegger het gehele bedrag aan belegd vermogen kan kwijtraken,

de vraag of de retailbelegger het risico draagt op verdere financiële verbintenissen of verplichtingen, met inbegrip van voorwaardelijke verplichtingen bovenop het vermogen dat in het PRIIP is belegd, en

indien van toepassing, de vraag of het PRIIP een kapitaalbescherming biedt tegen marktrisico, en nadere gegevens over de dekking en de beperkingen ervan, in het bijzonder wat betreft het tijdstip waarop het van toepassing is;

iii)

passende prestatiescenario's en de aannames waarop zij gebaseerd zijn;

iv)

indien van toepassing informatie over de voorwaarden voor rendement aan de retailbeleggers of ingebouwde prestatiebeperkingen;

v)

een verklaring dat de belastingwetgeving van de lidstaat van herkomst van de retailbelegger invloed kan hebben op de daadwerkelijke uitbetaling;

e)

onder de titel „Wat gebeurt er als [naam van de PRIIP-ontwikkelaar] niet kan uitbetalen?”, een korte beschrijving van de vraag of het verlies wordt gedekt door een compensatie- of waarborgregeling voor beleggers, en zo ja, welke regeling het betreft, de naam van de garantsteller en van de risico's die er wel of niet door worden gedekt;

f)

onder de titel „Wat zijn de kosten?”, de kosten die aan de belegging in het PRIIP zijn verbonden, waaronder de door de retailbelegger te dragen directe en indirecte kosten, met eenmalige en vaste kosten, gepresenteerd door middel van samenvattende indicatoren van deze kosten en, ter wille van de vergelijkbaarheid, vermelding van de totale kosten, uitgedrukt in geldelijke en in procentuele termen, om alle gevolgen van de totale kosten voor de belegging te tonen;

Het essentiële-informatiedocument geeft duidelijk aan dat adviseurs, distributeurs of andere personen die over het PRIIP advies geven of het verkopen, uitgebreide informatie zullen geven over distributiekosten die niet al in de hierboven gespecificeerde kosten zitten, zodat de retailbelegger het cumulatief effect van deze totale kosten op het rendement van de belegging kan begrijpen.

g)

onder de titel „Hoe lang moet ik het houden en kan ik er eerder geld uit halen?”

i)

indien van toepassing vermelding of er een afkoelingsperiode of annuleringsperiode voor het PRIIP is;

ii)

een aanduiding van de aanbevolen en, indien van toepassing, vereiste minimumperiode van bezit;

iii)

de mogelijkheid tot en de voorwaarden voor desinvestering vóór de vervaldatum, inclusief alle geldende vergoedingen en sancties, rekening houdende met het risico- en rendementsprofiel van het PRIIP, en de door het PRIIP beoogde marktevolutie;

iv)

informatie over de potentiële gevolgen van geld innen voor het eind van de periode of de aanbevolen periode van bezit, zoals verlies van de kapitaalbescherming of bijkomende voorwaardelijke vergoedingen;

h)

onder de titel „Hoe kan ik een klacht indienen?”, informatie over hoe en bij wie een retailbelegger een klacht kan indienen over het product of het gedrag van de PRIIP-ontwikkelaar of van een persoon die over het product advies geeft of het product verkoopt;

i)

onder de titel „Andere nuttige informatie”, een korte aanduiding van bijkomende informatiedocumenten die aan de retailbelegger moeten worden geleverd in de pre- en/of postcontractuele fase, met uitzondering van marketingmateriaal.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de details worden gespecificeerd van de procedures die worden gebruikt om te bepalen of een PRIIP specifieke milieudoelstellingen of sociale doelstellingen nastreeft.

5.   Om de coherente toepassing van dit artikel zeker te stellen, stellen de ETA's, via het gemengd comité van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten („het gemengd comité”), ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van:

a)

de bijzonderheden van de presentatie en de inhoud van elk van de in lid 3 bedoelde informatiecomponenten;

b)

de methodologie voor de presentatie van de in lid 3, onder d), i) en iii), bedoelde risico's en rendement, en

c)

de methodologie voor de kostenberekening, met specificatie van samenvattende indicatoren, bedoeld onder f) van lid 3.

Bij de ontwikkeling van de ontwerpen van technische reguleringsnormen houden de ETA's rekening met de diverse soorten PRIIP's, de verschillen ertussen en de capaciteiten van de retailbeleggers alsmede met de kenmerken van de PRIIP's op basis waarvan de retailbelegger een keuze kan maken tussen verschillende onderliggende beleggingen of andere opties waarin het product voorziet, onder meer wanneer de keuze op verschillende tijdstippen kan worden verricht of in de toekomst kan worden gewijzigd.

De ETA's dienen deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 31 maart 2015 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 9

Marketingcommunicatie die specifieke informatie met betrekking tot het PRIIP geeft, bevat geen uitspraken die in strijd zijn met de informatie van het essentiële-informatiedocument of die de betekenis van het essentiële-informatiedocument aantasten. In marketingcommunicatie wordt vermeld dat er een essentiële-informatiedocument beschikbaar is en wordt aangegeven hoe en waar dit kan worden verkregen, en wordt ook de website van de PRIIP-ontwikkelaar vermeld.

Artikel 10

1.   De PRIIP-ontwikkelaar evalueert op gezette tijdstippen de in het essentiële-informatiedocument vermelde informatie en herziet het document wanneer uit de evaluatie blijkt dat er veranderingen moeten worden aangebracht. De herziene versie wordt snel beschikbaar gesteld.

2.   Om de consequente toepassing van dit artikel zeker te stellen, stellen de ETA's, via het gemengd comité, ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van:

a)

de voorwaarden voor de evaluatie van de informatie in het essentiële-informatiedocument;

b)

de omstandigheden waarin het essentiële-informatiedocument moet worden herzien;

c)

de specifieke voorwaarden waaronder de informatie in het essentiële-informatiedocument moet worden aangepast en of het essentiële-informatiedocument moet worden herzien wanneer een PRIIP op niet-continue wijze ter beschikking wordt gesteld van retailbeleggers;

d)

de omstandigheden waarin, alsmede de middelen waarmee, retailbeleggers op de hoogte moeten worden gebracht over een herzien essentiële-informatiedocument voor een door hen gekocht PRIIP.

De ETA's dienen deze technische reguleringsnormen uiterlijk op 31 december 2015 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 11

1.   De PRIIP-ontwikkelaar kan niet civielrechtelijk aansprakelijk worden gesteld enkel op basis van het essentiële-informatiedocument of van een vertaling daarvan, tenzij het misleidend is, niet-accuraat is, of niet strookt met de ter zake doende gedeelten van juridisch bindende precontractuele en contractuele documenten of met de in artikel 8 opgenomen vereisten.

2.   Een retailbelegger die aantoont verlies te hebben geleden omdat hij heeft vertrouwd op een essentiële-informatiedocument, onder de in lid 1 genoemde omstandigheden, op het moment van beleggen in het PRIIP waarvoor dat essentiële-informatiedocument is opgesteld, kan overeenkomstig nationaal recht van de PRIIP-ontwikkelaar voor dat verlies een schadevergoeding vorderen.

3.   Elementen zoals „verlies” of „schadevergoeding” als bedoeld in lid 2 en welke niet worden gedefinieerd, worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht zoals aangewezen door de betreffende regels van internationaal privaatrecht.

4.   Dit artikel staat nadere vorderingen voor civielrechtelijke aansprakelijkheid overeenkomstig het nationale recht niet in de weg.

5.   De verplichtingen uit hoofde van dit artikel mogen niet door contractuele bedingen worden beperkt of worden uitgesloten.

Artikel 12

Wanneer het essentiële-informatiedocument een verzekeringscontract behelst, gelden de verplichtingen van de verzekeringsondernemers uit hoofde van deze verordening uitsluitend ten aanzien van de polishouder van het verzekeringscontract en niet ten aanzien van de begunstigde van het verzekeringscontract.

AFDELING III

Verstrekking van het essentiële-informatiedocument

Artikel 13

1.   Een persoon die advies geeft over een PRIIP of een PRIIP verkoopt, verstrekt retailbeleggers tijdig het essentiële-informatiedocument voordat deze retailbeleggers door een overeenkomst of aanbod met betrekking tot dat PRIIP zijn gebonden.

2.   Een persoon die advies geeft over een PRIIP of een PRIIP verkoopt, kan aan de vereisten in lid 1 voldoen door het essentiële-informatiedocument te verstrekken aan een persoon met een schriftelijke volmacht om namens de retailbelegger beleggingsbesluiten te nemen met betrekking tot transacties die uit hoofde van die schriftelijke volmacht worden gesloten.

3.   In afwijking van lid 1 en behoudens artikel 3, lid 1, artikel 3, lid 3, onder a), en artikel 6 van Richtlijn 2002/65/EG, kan een persoon die een PRIIP verkoopt het essentiële-informatiedocument zonder onnodige vertraging aan de retailbelegger verstrekken, na het verrichten van de transactie indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de retailbelegger kiest er op eigen initiatief voor contact op te nemen met de persoon die een PRIIP verkoopt en de transactie te verrichten door middel van communicatie op afstand;

b)

het is niet mogelijk het essentiële-informatiedocument overeenkomstig lid 1 van dit artikel te verstrekken;

c)

de persoon die advies geeft over de PRIIP of de PRIIP verkoopt, heeft de retailbelegger ervan op de hoogte gesteld dat het verstrekken van het essentiële-informatiedocument niet mogelijk is, en heeft duidelijk verklaard dat de retailbelegger de transactie mag uitstellen zodat hij het essentiële-informatiedocument kan ontvangen en lezen voordat de transactie wordt uitgevoerd;

d)

de retailbelegger stemt ermee in het essentiële-informatiedocument onmiddellijk na de verrichting van de transactie te ontvangen in plaats van de transactie uit te stellen om het document van tevoren te kunnen ontvangen.

4.   Wanneer opeenvolgende transacties met betrekking tot hetzelfde PRIIP namens een retailbelegger worden verricht volgens instructies die deze retailbelegger vóór de eerste transactie aan de verkoper van het PRIIP heeft gegeven, is de bij lid 1 vastgestelde verplichting inzake het verstrekken van een essentiële-informatiedocument uitsluitend van toepassing op de eerste transactie en op de eerste transactie die plaatsvindt nadat het essentiële-informatiedocument overeenkomstig artikel 10 is herzien.

5.   Om de coherente toepassing van dit artikel te waarborgen ontwikkelen de ETA's, via het gemengd comité, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de voorwaarden voor het voldoen aan de verplichting het essentiële-informatiedocument te verstrekken overeenkomstig lid 1.

De ETA's dienen deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 31 december 2015 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 14

1.   De persoon die advies over een PRIIP geeft of die een PRIIP verkoopt, verstrekt het essentiële-informatiedocument kosteloos aan retailbeleggers.

2.   De persoon die advies over een PRIIP geeft of die een PRIIP verkoopt, verstrekt het essentiële-informatiedocument aan de retailbelegger middels een van de volgende media:

a)

op papier, hetgeen de standaardwijze is indien het PRIIP op een persoonlijke basis wordt aangeboden, tenzij de retailbelegger anders verlangt;

b)

op een andere duurzame drager dan papier, mits aan de voorwaarden van lid 4 wordt voldaan, of

c)

via een website, mits aan de voorwaarden van lid 5 wordt voldaan.

3.   Wanneer het essentiële-informatiedocument op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt, wordt op verzoek kosteloos een papieren versie daarvan aan de retailbeleggers verstrekt. Retailbeleggers worden op de hoogte gebracht van hun recht om kosteloos een exemplaar op papier te verlangen.

4.   Het essentiële-informatiedocument mag op een andere duurzame drager dan papier worden verstrekt indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

het gebruik van de duurzame drager is geschikt voor de dienstverlening die plaatsvindt tussen de persoon die advies over een PRIIP geeft of die een PRIIP verkoopt, en de retailbelegger, en

b)

de retailbelegger heeft kunnen kiezen tussen informatie op papier of op een duurzame drager en heeft aantoonbaar gekozen voor de andere drager.

5.   Het essentiële-informatiedocument mag worden verstrekt door middel van een website die niet aan de definitie van een duurzaam medium voldoet, als voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden:

a)

het verstrekken van het essentiële-informatiedocument via een website is geschikt voor de dienstverlening die plaatsvindt tussen de persoon die advies over een PRIIP geeft of die een PRIIP verkoopt, en de retailbelegger;

b)

de retailbelegger heeft kunnen kiezen tussen informatie op papier of via een website, en heeft aantoonbaar voor het laatste medium gekozen;

c)

de retailbelegger is elektronisch of schriftelijk op de hoogte gebracht van het adres van de website en van de plaats op de website waar toegang tot het essentiële-informatiedocument kan worden verkregen;

d)

het essentiële-informatiedocument blijft op de website toegankelijk, en kan worden gedownload en op een duurzame drager worden opgeslagen, gedurende de periode waarin de retailbelegger behoefte zou kunnen hebben om het te raadplegen.

Wanneer het essentiële-informatiedocument overeenkomstig artikel 10 is herzien, worden eerdere versies ook ter beschikking gesteld op verzoek van de retailbelegger;

6.   Voor de toepassing van de leden 4 en 5 wordt het geven van informatie via een andere duurzame drager dan papier geschikt geacht tussen de persoon die advies over een PRIIP geeft of een PRIIP verkoopt en de retailbelegger, indien is bewezen dat de retailbelegger regelmatig toegang tot internet heeft. De opgave door de retailbelegger van een e-mailadres ten behoeve van deze dienstverlening wordt geacht een bewijs daarvoor te vormen.

HOOFDSTUK III

BEVOEGDHEDEN VOOR MARKTTOEZICHT EN PRODUCTINTERVENTIE

Artikel 15

1.   Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 houdt EIOPA toezicht op de markt voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten die in de Unie op de markt worden gebracht, worden verspreid of worden verkocht.

2.   De bevoegde autoriteiten houden toezicht op verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten die in of vanuit hun lidstaat op de markt worden gebracht, worden verspreid of worden verkocht.

Artikel 16

1.   EIOPA kan in overeenstemming met artikel 9, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 het volgende tijdelijk verbieden of beperken in de Unie, mits aan de voorwaarden van de leden 2 en 3 van dit artikel is voldaan:

a)

het op de markt brengen, distribueren of verkopen van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten of verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten met bepaalde specifieke kenmerken, of

b)

een soort financiële activiteit of praktijk van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

Een verbod of beperking kan gelden in omstandigheden of gebonden zijn aan voorwaarden die door EIOPA worden gespecificeerd.

2.   EIOPA neemt alleen een besluit op grond van lid 1 als aan alle hiernavolgende voorwaarden is voldaan:

a)

de voorgestelde maatregel heeft tot doel een significante reden tot bezorgdheid over de bescherming van beleggers of een bedreiging voor het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan af te wenden;

b)

de vereisten op grond van het recht van de Unie die van toepassing zijn op het betreffende verzekeringsgebaseerde beleggingsproduct of de betreffende activiteit wenden de bedreiging niet af;

c)

een bevoegde autoriteit heeft of bevoegde autoriteiten hebben geen maatregelen genomen om de bedreiging af te wenden of de maatregelen die zijn genomen wenden de bedreiging niet adequaat af.

Als aan de voorwaarden van de eerste alinea wordt voldaan, kan EIOPA het verbod of de beperking als bedoeld in lid 1 uit voorzorg opleggen voordat een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct op de markt is gebracht of aan beleggers is verkocht.

3.   Wanneer EIOPA uit hoofde van dit artikel maatregelen neemt, ziet zij erop toe dat die maatregel:

a)

geen nadelig effect heeft op de efficiëntie van de financiële markten of op de beleggers dat onevenredig is in vergelijking met de voordelen van de maatregel, of

b)

niet het risico van regelgevingsarbitrage creëert.

Indien een bevoegde autoriteit of bevoegde autoriteiten een maatregel heeft of hebben genomen op grond van artikel 17, kan EIOPA elk van de in lid 1 van dit artikel genoemde maatregelen nemen zonder het in artikel 18 bedoelde advies uit te brengen.

4.   Voordat zij besluit maatregelen te nemen op grond van dit artikel, stelt EIOPA de bevoegde autoriteiten van de voorgenomen maatregel in kennis.

5.   EIOPA plaatst op haar website een bericht inzake elk besluit tot het nemen van maatregelen op grond van dit artikel. In dat bericht worden de bijzonderheden van het verbod of de beperking vermeld en wordt aangegeven op welk tijdstip na de publicatie van de kennisgeving de maatregelen in werking zullen treden. Een verbod of beperking geldt alleen voor handelingen die zijn verricht na de inwerkingtreding van de maatregelen.

6.   EIOPA heroverweegt een verbod of beperking op grond van lid 1 na passende termijnen en ten minste elke drie maanden. Als het verbod of de beperking na die periode van drie maanden niet wordt verlengd, loopt het verbod of de beperking af.

7.   Maatregelen die door EIOPA worden genomen op grond van dit artikel, krijgen voorrang boven eerdere maatregelen van een bevoegde autoriteit.

8.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast waarin de criteria en factoren worden gespecificeerd waarmee EIOPA rekening moet houden om te bepalen wanneer er sprake is van een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren of de integriteit van financiële markten of van de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan, zoals bedoeld in lid 2, eerste alinea, onder a).

Deze criteria en factoren omvatten:

a)

de complexiteit van het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct en de relatie tot de soort belegger aan wie het wordt aangeboden en verkocht;

b)

de omvang of de nominale waarde van het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct;

c)

het innovatiegehalte van het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct of van de verzekeringsgebaseerde activiteit of praktijk, en

d)

de hefboomratio van een product of praktijk.

Artikel 17

1.   Een bevoegde autoriteit kan de volgende zaken in of van de betreffende lidstaat verbieden of beperken:

a)

het op de markt brengen, distribueren of verkopen van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten of verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten met bepaalde specifieke kenmerken, of

b)

een soort financiële activiteit of praktijk van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

2.   Een bevoegde autoriteit kan een in lid 1 bedoelde maatregel nemen indien zij op redelijke gronden heeft geconcludeerd dat:

a)

een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct of een verzekeringsgebaseerde activiteit of praktijk een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming vormt of een bedreiging vormt voor het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of voor de stabiliteit van het financiële stelsel of een deel daarvan in ten minste één lidstaat;

b)

de bestaande vereisten op grond van het Unierecht die van toepassing zijn op het betreffende verzekeringsgebaseerde beleggingsproduct of op de verzekeringsgebaseerde activiteit of praktijk onvoldoende zijn om de onder a) bedoelde bedreiging af te wenden, en dat de kwestie niet beter zou kunnen worden aangepakt met beter toezicht of handhaving van de bestaande vereisten;

c)

de maatregel evenredig is als rekening wordt gehouden met de aard van het gesignaleerde risico, het kennisniveau van de betreffende beleggers of marktdeelnemers en het te verwachten effect van de maatregel op de beleggers en marktdeelnemers die het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct of de verzekeringsgebaseerde activiteit of praktijk bezitten of er gebruik van maken of ervan profiteren;

d)

de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten die een aanzienlijk effect kunnen ondervinden van de maatregel, voldoende heeft geraadpleegd, en

e)

de maatregel geen discriminerend effect heeft op diensten of activiteiten die vanuit een andere lidstaat worden verricht.

De bevoegde autoriteit kan, indien aan de in de eerste alinea vervatte voorwaarden is voldaan, het in lid 1 bedoelde verbod of de daarin bedoelde beperking uit voorzorg opleggen voordat een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct op de markt is gebracht of aan beleggers is verkocht. Een verbod of beperking kan gelden in omstandigheden of onderworpen zijn aan uitzonderingen die door de bevoegde autoriteit worden gespecificeerd.

3.   De bevoegde autoriteit mag alleen een verbod of beperking uit hoofde van dit artikel opleggen als zij minimaal een maand voordat de maatregel van kracht moet worden alle andere betrokken bevoegde autoriteiten en EIOPA schriftelijk of op een andere door de autoriteiten overeengekomen wijze in kennis heeft gesteld van de bijzonderheden van:

a)

het verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct of de verzekeringsgebaseerde activiteit of praktijk waarop de voorgestelde maatregel betrekking heeft;

b)

de precieze aard van het voorgestelde verbod of de voorgestelde beperking en het geplande tijdstip waarop de maatregel van kracht moet worden, en

c)

de gegevens waarop zij haar besluit heeft gebaseerd en op grond waarvan is vastgesteld dat aan alle in lid 2 genoemde voorwaarden is voldaan.

4.   In uitzonderlijke gevallen waarin de bevoegde autoriteit een snel optreden uit hoofde van dit artikel noodzakelijk acht om schade veroorzaakt door de in lid 1 bedoelde verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten, activiteiten of praktijken te voorkomen, kan de bevoegde autoriteit op tijdelijke basis maatregelen nemen met schriftelijke kennisgeving, ten minste 24 uur voordat de maatregel van kracht moet worden, aan alle andere bevoegde autoriteiten en EIOPA, op voorwaarde dat aan alle criteria in dit artikel is voldaan en duidelijk is aangetoond dat een kennisgevingstermijn van één maand niet volstaat om de specifieke reden tot bezorgdheid of de specifieke bedreiging adequaat aan te pakken. De bevoegde autoriteit neemt geen voorlopige maatregelen voor een periode langer dan drie maanden.

5.   De bevoegde autoriteit plaatst op haar website een bericht van elk besluit om een verbod of een beperking als bedoeld in lid 1 op te leggen. In dat bericht worden de bijzonderheden van het verbod of de beperking gespecificeerd en wordt aangegeven op welk tijdstip na de bekendmaking van het bericht de maatregelen in werking zullen treden en op grond van welke gegevens is vastgesteld dat aan alle voorwaarden in lid 2 is voldaan. Een verbod of beperking geldt alleen voor maatregelen die zijn genomen na de publicatie van de kennisgeving.

6.   De bevoegde autoriteit trekt verboden of beperkingen in indien de voorwaarden in lid 2 niet langer van toepassing zijn.

7.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast waarin de criteria en factoren worden gespecificeerd waarmee de bevoegde autoriteiten rekening moeten houden om te bepalen wanneer er sprake is van een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren of de integriteit van financiële markten en van de stabiliteit van het financiële stelsel in ten minste één lidstaat, zoals bedoeld in lid 2, eerste alinea, onder a).

Deze criteria en factoren omvatten:

a)

de complexiteit van een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct en de verhouding tot de soort belegger aan wie het wordt aangeboden en verkocht;

b)

het innovatiegehalte van een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct, een activiteit of een praktijk;

c)

de hefboomratio van een product of praktijk;

d)

met betrekking tot het ordelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten, de omvang of de nominale waarde van een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct.

Artikel 18

1.   EIOPA vervult een faciliterende en coördinerende rol met betrekking tot de maatregelen die de bevoegde autoriteiten op grond van artikel 17 nemen. EIOPA ziet er in het bijzonder op toe dat de maatregelen die door een bevoegde autoriteit worden genomen, gerechtvaardigd en evenredig zijn en dat de bevoegde autoriteiten indien nodig een consistente aanpak hanteren.

2.   Na ontvangst van een kennisgeving krachtens artikel 17 van een maatregel die op grond van dat artikel wordt opgelegd, stelt EIOPA een advies op waarin zij aangeeft of het verbod of de beperking gerechtvaardigd en evenredig is. Indien EIOPA van mening is dat het voor het afwenden van het risico noodzakelijk is dat ook andere bevoegde autoriteiten maatregelen nemen, wordt dit in het advies vermeld. Het advies wordt op de website van EIOPA gepubliceerd.

3.   Als een bevoegde autoriteit voorstelt maatregelen te nemen of maatregelen neemt die in strijd zijn met een door EIOPA aangenomen advies als bedoeld in lid 2 of ondanks dit advies weigert maatregelen te nemen, dient zij op haar website onmiddellijk een kennisgeving te publiceren waarin de redenen hiervoor volledig uiteen worden gezet.

HOOFDSTUK IV

KLACHTEN, BEROEP, SAMENWERKING EN TOEZICHT

Artikel 19

PRIIP-ontwikkelaars en personen die adviseren over een PRIIP of deze verkopen, voeren passende procedures en regelingen in om ervoor te zorgen dat:

a)

retailbeleggers op doeltreffende wijze een klacht kunnen indienen tegen de PRIIP-ontwikkelaar;

b)

retailbeleggers die een klacht met betrekking tot het essentiële-informatiedocument hebben ingediend, tijdig een passend antwoord krijgen, en

c)

doeltreffende vergoedingsprocedures eveneens beschikbaar zijn voor retailbeleggers in het geval van grensoverschrijdende geschillen, in het bijzonder wanneer de PRIIP-ontwikkelaar in een andere lidstaat of een derde land is gevestigd.

Artikel 20

1.   Voor de toepassing van deze verordening werken de bevoegde autoriteiten samen en verstrekken ze elkaar zonder onnodige vertraging de informatie die voor het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening en voor het uitoefenen van hun bevoegdheden relevant is.

2.   De bevoegde autoriteiten beschikken in overeenstemming met het nationale recht over alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functies in het kader van deze verordening.

Artikel 21

1.   De lidstaten passen Richtlijn 95/46/EG toe op de verwerking van persoonsgegevens die op hun grondgebied overeenkomstig deze verordening plaatsvindt.

2.   Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de ETA's.

HOOFDSTUK V

BESTUURSRECHTELIJKE SANCTIES EN ANDERE MAATREGELEN

Artikel 22

1.   Onverminderd de toezichtsbevoegdheden van bevoegde autoriteiten en het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties in te voeren en op te leggen, stellen de lidstaten regels vast om te voorzien in passende bestuursrechtelijke sancties en maatregelen die van toepassing zijn op situaties waarin inbreuk wordt gepleegd op deze verordening, en treffen zij alle noodzakelijke maatregelen om de uitvoering van deze sancties en maatregelen te waarborgen. Deze sancties en maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

De lidstaten kunnen besluiten geen voorschriften voor bestuursrechtelijke sancties als bedoeld in de eerste alinea vast te stellen wanneer ten aanzien van deze inbreuken reeds strafrechtelijke sancties krachtens hun nationale recht gelden.

Uiterlijk op 31 december 2016 stellen de lidstaten de Commissie en het Gemengd Comité in kennis van de in de eerste alinea bedoelde regels. Zij stellen de Commissie en het Gemengd Comité onverwijld in kennis van alle daaropvolgende wijzigingen.

2.   Bij de uitoefening van de in artikel 24 bedoelde bevoegdheden werken de bevoegde autoriteiten nauw samen om ervoor te zorgen dat de bestuursrechtelijke sancties en maatregelen leiden tot de met deze verordening nagestreefde resultaten en coördineren zij hun optreden om mogelijke duplicering of overlapping bij het toepassen van bestuursrechtelijke sancties en maatregelen in grensoverschrijdende gevallen te voorkomen.

Artikel 23

De bevoegde autoriteiten oefenen hun bevoegdheden om sancties op te leggen uit in overeenstemming met deze verordening en het nationaal recht, en wel op een van de volgende wijzen:

a)

rechtstreeks;

b)

in samenwerking met andere autoriteiten;

c)

op hun verantwoordelijkheid door middel van delegatie aan dergelijke autoriteiten;

d)

door middel van een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

Artikel 24

1.   Dit artikel is van toepassing op inbreuken op artikel 5, lid 1, de artikelen 6 en 7, artikel 8, leden 1 tot en met 3, artikel 9, artikel 10, lid 1, artikel 13, leden 1, 3 en 4, en de artikelen 14 en 19.

2.   De bevoegde autoriteiten zijn gemachtigd ten minste de volgende bestuursrechtelijke sancties en bestuursrechtelijke maatregelen op te leggen, overeenkomstig hun nationaal recht:

a)

een bevel waarbij het aanbieden op de markt van een PRIIP wordt verboden;

b)

een bevel waarbij het aanbieden op de markt van een PRIIP wordt opgeschort;

c)

een publieke waarschuwing waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon en de aard van de inbreuk worden vermeld;

d)

een bevel waarbij het verstrekken van een essentiële-informatiedocument dat niet aan de voorschriften van de artikelen 6, 7, 8 of 10 voldoet, wordt verboden en opdracht wordt gegeven tot de publicatie van een nieuwe versie van een essentiële-informatiedocument;

e)

bestuursrechtelijke boeten van ten minste:

i)

voor een rechtspersoon,

maximaal 5 000 000 EUR, of in de lidstaten die niet de euro als munt hebben, de overeenkomstige waarde in hun nationale munt op 30 december 2014, of maximaal 3 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan goedgekeurde jaarrekening, of

maximaal twee keer de waarde van de als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen, indien deze kunnen worden bepaald;

ii)

voor een natuurlijke persoon:

maximaal 700 000 EUR, of in de lidstaten die niet de euro als munt hebben, de overeenkomstige waarde in hun nationale munt op 30 december 2014, of

maximaal twee keer de waarde van de als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen, indien deze kunnen worden bepaald.

Indien de eerste alinea, onder e), i) bedoelde rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van de moederonderneming die overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (20) een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de desbetreffende totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet of de soort inkomsten die daar overeenkomstig de toepasselijke wetgevingshandelingen inzake jaarrekeningen mee overeenstemt volgens de meest recente door het leidinggevende orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening.

3.   Lidstaten kunnen aanvullende sancties of maatregelen vaststellen en in hogere bestuursrechtelijke boetes voorzien dan die waarin deze verordening voorziet.

4.   Wanneer de bevoegde autoriteiten krachtens lid 2 een of meerdere bestuursrechtelijke sancties of maatregelen hebben opgelegd, deze gemachtigd zijn de persoon die het PRIIP ontwikkelt, verkoopt of er advies over geeft, ertoe te verplichten een directe mededeling tot de betrokken retailbelegger te richten waarin hem informatie over de bestuursrechtelijke sanctie of maatregel wordt gegeven en hem wordt meegedeeld waar klachten of schadevorderingen kunnen worden ingediend.

Artikel 25

Bij het toepassen van de in artikel 24, lid 2, bedoelde bestuursrechtelijke sancties en maatregelen houden de bevoegde autoriteiten rekening met alle relevante omstandigheden, waaronder, in voorkomend geval:

a)

de ernst en de duur van de inbreuk;

b)

de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;

c)

de impact van de inbreuk op de belangen van retailbeleggers;

d)

de wil tot samenwerking van de persoon die verantwoordelijk is voor de inbreuk;

e)

eventuele eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;

f)

maatregelen die na de inbreuk door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon zijn genomen om herhaling ervan te voorkomen.

Artikel 26

Tegen besluiten tot het opleggen van sancties en maatregelen die worden genomen uit hoofde van deze verordening, staat beroep open.

Artikel 27

1.   Wanneer de bevoegde autoriteit bestuursrechtelijke sancties of maatregelen openbaar heeft gemaakt, doet zij van deze bestuursrechtelijke sancties of maatregelen gelijktijdig verslag bij de bevoegde ETA.

2.   De bevoegde autoriteit verstrekt de bevoegde ETA jaarlijks geaggregeerde informatie met betrekking tot alle bestuursrechtelijke sancties en maatregelen die in overeenstemming met artikel 22 en artikel 24, lid 2, zijn opgelegd.

3.   De ETA's maken de in dit artikel bedoelde informatie in hun jaarverslagen bekend.

Artikel 28

1.   De bevoegde autoriteiten stellen doeltreffende mechanismen in om het melden van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op deze verordening aan hen mogelijk te maken.

2.   De in lid 1 bedoelde mechanismen omvatten ten minste:

a)

specifieke procedures voor het ontvangen en in behandeling nemen van meldingen van daadwerkelijke of potentiële inbreuken;

b)

passende regelingen ter bescherming van werknemers die melding doen van inbreuken die bij hun werkgever hebben plaatsgevonden, tegen op zijn minst vergelding, discriminatie en andere soorten onbillijke behandeling;

c)

bescherming, in elke procedurefase, van de identiteit van zowel de persoon die de inbreuken meldt, als de voor een inbreuk verantwoordelijk geachte natuurlijke persoon, tenzij openbaarmaking krachtens het nationale recht is vereist in het kader van verder onderzoek of een daarop volgende gerechtelijke procedure.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat de bevoegde autoriteiten krachtens het nationale recht aanvullende mechanismen kunnen instellen.

4.   De lidstaten kunnen van werkgevers die zich bezighouden met vanuit het oogpunt van financiële diensten gereglementeerde activiteiten verlangen passende procedures in te stellen die hun werknemers in staat stellen daadwerkelijke of potentiële inbreuken intern via een specifiek, onafhankelijk en autonoom kanaal te melden.

Artikel 29

1.   Een besluit op grond waarvan een bestuursrechtelijke sanctie of maatregel wordt opgelegd voor inbreuken als bedoeld in artikel 24, lid 1, en die in kracht van gewijsde is gegaan, wordt door de bevoegde autoriteiten zonder onnodige vertraging op hun officiële website bekendgemaakt nadat de persoon aan wie de sanctie of de maatregel werd opgelegd van dat besluit in kennis is gesteld.

De bekendmaking omvat ten minste de volgende informatie:

a)

het soort en de aard van de inbreuk;

b)

de identiteit van de verantwoordelijke personen.

Deze verplichting geldt niet voor besluiten waarbij onderzoeksmaatregelen worden vastgesteld.

Indien de bekendmaking van de identiteit van de rechtspersonen, of van de identiteit of de persoonlijke gegevens van de natuurlijke personen na een per geval uitgevoerde beoordeling van de evenredigheid van die bekendmaking door de bevoegde autoriteit onevenredig wordt geacht, of indien bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar brengt, handelen de bevoegde autoriteiten als volgt:

a)

zij stellen de bekendmaking van het besluit waarbij een sanctie of maatregel wordt opgelegd, uit totdat de redenen voor niet-bekendmaking vervallen, of

b)

zij maken het besluit waarbij de sanctie of maatregel wordt opgelegd, op basis van anonimiteit en in overeenstemming met het nationale recht bekend indien de betrokken persoonlijke gegevens door een dergelijke anonieme bekendmaking doeltreffend worden beschermd, of

c)

zij maken het besluit om een sanctie of maatregel op te leggen in het geheel niet bekend als de onder a) en b) vermelde opties als ontoereikend worden beschouwd om te waarborgen:

i)

dat de stabiliteit van de financiële markten niet in gevaar wordt gebracht;

ii)

dat de bekendmaking van dergelijke besluiten evenredig is met de maatregelen die als weinig ingrijpend worden beschouwd.

2.   De bevoegde autoriteiten brengen de ETA's op de hoogte van alle bestuursrechtelijke sancties of maatregelen die overeenkomstig lid 1, derde alinea, onder c), zijn opgelegd, maar niet bekend zijn gemaakt, met inbegrip van een eventueel ingesteld beroep en het resultaat van de behandeling daarvan.

In het geval van een besluit tot bekendmaking van een sanctie of maatregel op basis van anonimiteit kan de bekendmaking van de betrokken gegevens voor een redelijke periode worden uitgesteld indien verwacht wordt dat de redenen voor bekendmaking op basis van anonimiteit binnen die periode zullen vervallen.

3.   Indien in het nationaal recht is bepaald dat het besluit om een sanctie of een maatregel op te leggen, waartegen beroep is ingesteld bij de betrokken rechterlijke of andere instanties wordt bekendgemaakt, maken de bevoegde autoriteiten die informatie en alle latere informatie over de uitkomst van dat beroep zonder onnodige vertraging op hun officiële website bekend. Voorts wordt elk besluit tot nietigverklaring van een eerder besluit om een eerder bekendgemaakte sanctie of een maatregel op te leggen, eveneens bekendgemaakt.

4.   De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle informatie die overeenkomstig dit artikel wordt bekendgemaakt, gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de bekendmaking op hun officiële website blijft staan. In de bekendmaking opgenomen persoonsgegevens worden op de officiële website van de bevoegde autoriteit niet langer bewaard dan uit hoofde van de toepasselijke gegevensbeschermingsvoorschriften noodzakelijk is.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 30

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De bevoegdheid om de in artikel 8, lid 4, artikel 16, lid 8, en artikel 17, lid 7, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van drie jaar met ingang van 30 december 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van drie jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 4, artikel 16, lid 8 en artikel 17, lid 7, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde, latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 8, lid 4, artikel 16, lid 8, of artikel 17, lid 7, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking als het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of wanneer zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

Artikel 31

Indien de Commissie uit hoofde van artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 2, of artikel 13, lid 5, technische reguleringsnormen vaststelt die overeenkomen met de door de ETA's ingediende ontwerpen van technische reguleringsnorm, bedraagt de termijn voor het aantekenen van bezwaar door het Europees Parlement en de Raad tegen deze ontwerpen van technische reguleringsnorm, in afwijking van artikel 13, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010, en rekening houdend met de complexiteit en de omvang van de daarin bestreken problematiek, twee maanden vanaf de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt die periode verlengd met één maand.

Artikel 32

1.   Beheermaatschappijen als omschreven in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG, beleggingsmaatschappijen als bedoeld in artikel 27 daarvan en personen die advies geven over rechten van deelneming in icbe’s, of rechten van deelneming in icbe's verkopen, als bedoeld in artikel 1, lid 2, daarvan zijn van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening vrijgesteld tot 31 december 2019.

2.   Wanneer een lidstaat voorschriften betreffende het format en de inhoud van het essentiële-informatiedocument, als vastgelegd in de artikelen 78 tot en met 81 van Richtlijn 2009/65/EG, toepast op niet-icbe-fondsen die aan retailbeleggers worden aangeboden, geldt de in lid 1 van dit artikel vervatte vrijstelling voor beheermaatschappijen, beleggingsmaatschappijen en personen die advies geven over rechten van deelneming in dergelijke fondsen aan retailbeleggers of dergelijke rechten van deelneming verkopen.

Artikel 33

1.   Binnen 31 december 2018 stelt de Commissie een evaluatie van deze verordening op. De evaluatie omvat een algemeen overzicht van het functioneren van de begrijpelijkheidswaarschuwing die is opgesteld aan de hand van door de ETA's ontvangen informatie, waarbij rekening dient te worden gehouden met de op dit gebied door de bevoegde autoriteiten uitgewerkte richtsnoeren. Voorts bevat zij een overzicht betreffende de praktische toepassing van de in deze verordening vastgestelde regels, rekening houdend met de ontwikkelingen op de markt voor retailbeleggingsproducten en de haalbaarheid, de kosten en mogelijke voordelen van de invoering van een label voor sociale en milieu-investeringen. In het kader van haar evaluatie zal de Commissie een consumententoetsing en een onderzoek naar andere mogelijkheden dan wetgeving verrichten, en rekening houden met de resultaten van de evaluatie van Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende artikel 27, lid 1, onder c), e) en g).

Met betrekking tot icbe's als omschreven in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG, wordt in de evaluatie nagegaan of de overgangsregeling krachtens artikel 32 van deze verordening wordt verlengd dan wel of de bepalingen inzake essentiële beleggersinformatie in Richtlijn 2009/65/EG na de vaststelling van eventuele noodzakelijke aanpassingen kunnen worden vervangen door of gelijkwaardig kunnen worden geacht aan het essentiële-informatiedocument krachtens deze verordening. Ook wordt in de evaluatie een mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van deze verordening tot andere financiële producten in overweging genomen, en wordt erin beoordeeld of de vrijstelling van deze verordening voor bepaalde producten dient te worden gehandhaafd, met het oog op degelijke normen voor consumentenbescherming, waaronder vergelijkingen tussen financiële producten. Tevens wordt in de evaluatie nagegaan of het passend is gemeenschappelijke regels in te voeren betreffende de noodzaak voor alle lidstaten om in bestuursrechtelijke sancties te voorzien voor inbreuken op deze verordening.

2.   De Commissie beoordeelt voor 31 december 2018, op basis van de door EIOPA ondernomen werkzaamheden betreffende het vrijgeven van productinformatie-eisen voor persoonlijke pensioenproducten, of een nieuwe wetgevingshandeling moet worden voorgesteld die de correcte vrijgave van productinformatie-eisen voor die producten garandeert, dan wel of pensioenproducten als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder e), in het toepassingsgebied van deze verordening moeten worden opgenomen.

Bij die beoordeling draagt de Commissie er zorg voor dat de maatregelen geen verlaging inhouden van de standaarden voor informatievoorziening in lidstaten die reeds over openbaarmakingsregelingen voor dergelijke pensioenproducten beschikken.

3.   Na raadpleging van het Gemengd Comité dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad met betrekking tot lid 1 en lid 2 een verslag in, eventueel vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

4.   De Commissie voert uiterlijk op 31 december 2018 een marktonderzoek uit om vast te stellen in hoeverre er online-berekeningsinstrumenten beschikbaar zijn waarmee de retailbelegger de totale kosten en vergoedingen van PRIIP's kan berekenen, en of deze instrumenten kosteloos ter beschikking worden gesteld. In haar verslag geeft de Commissie aan of deze instrumenten betrouwbare en accurate berekeningen verrichten voor alle onder deze verordening vallende producten.

Mocht uit het onderzoek blijken dat zulke instrumenten niet voorhanden zijn of dat retailbeleggers met behulp van de bestaande instrumenten geen inzicht kunnen krijgen in de totale kosten en vergoedingen van PRIIP's, dan onderzoekt de Commissie in hoeverre het haalbaar is dat de ETA's, via het Gemeenschappelijk Comité, ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen die specificaties bevatten voor zulke instrumenten op Unieniveau.

Artikel 34

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 31 december 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 26 november 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  PB C 70 van 9.3.2013, blz. 2.

(2)  PB C 11 van 15.1.2013, blz. 59.

(3)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(4)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(5)  Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (PB L 9 van 15.1.2003, blz. 3).

(6)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(7)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(8)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(9)  Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64).

(10)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18).

(12)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(13)  Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

(14)  Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

(15)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(16)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de EU-instellingen en -organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(17)  PB C 100 van 6.4.2013, blz. 12.

(18)  Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).

(19)  Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

(20)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).


  翻译: