25.11.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 396/1 |
RICHTLIJN (EU) 2020/1756 VAN DE RAAD
van 20 november 2020
tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat de identificatie van belastingplichtigen in Noord-Ierland betreft
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft zich op 31 januari 2020 uit de Europese Unie teruggetrokken op basis van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie (“het terugtrekkingsakkoord”). Het terugtrekkingsakkoord voorziet in een overgangsperiode die op 31 december 2020 zal eindigen. Tot die datum zullen de bepalingen van het recht van de Unie inzake belasting over de toegevoegde waarde (btw) op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing blijven. Na die overgangsperiode zullen de bepalingen van het recht van de Unie inzake btw niet langer van toepassing zijn op of in het Verenigd Koninkrijk. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 8 van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (“het protocol”), dat integrerend deel uitmaakt van het terugtrekkingsakkoord, zullen bepalingen van het btw-recht van de Unie, zoals opgesomd in bijlage 3 van het protocol, die betrekking hebben op goederen, na de overgangsperiode echter van toepassing blijven in Noord-Ierland (3) om een harde grens tussen Ierland en Noord-Ierland te vermijden. |
(3) |
Daarom worden belastingplichtigen en bepaalde niet-belastingplichtige rechtspersonen voor goederentransacties in Noord-Ierland aan bepalingen van het btw-recht van de Unie onderworpen, terwijl zij voor alle andere transacties in het Verenigd Koninkrijk aan de bepalingen van de btw-wetgeving van het Verenigd Koninkrijk onderworpen zullen zijn, ook ten aanzien van Noord-Ierland. |
(4) |
Om het btw-stelsel van de Unie goed te laten functioneren, is het essentieel dat een afzonderlijk btw-identificatienummer wordt toegekend aan elke belastingplichtige die goederen levert in Noord-Ierland en elke belastingplichtige of elke niet-belastingplichtige rechtspersoon die intracommunautaire verwervingen van goederen verricht als opgesomd in artikel 214, lid 1, onder a), b), en c), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (4), of aan een belastingplichtige die een beroep doet op de facultatieve bijzondere regelingen voor belastingplichtigen die afstandsverkopen verrichten. |
(5) |
Daarom moeten afzonderlijke btw-identificatienummers met een specifiek prefix worden ingevoerd in Noord-Ierland, om een onderscheid te maken tussen enerzijds belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen wier transacties van goederen die in Noord-Ierland plaatsvinden aan bepalingen van het btw-recht van de Unie worden onderworpen, en anderzijds personen die andere transacties verrichten waarvoor zij voor btw-doeleinden in het Verenigd Koninkrijk worden geïdentificeerd. |
(6) |
In het algemeen zijn de prefixen van btw-identificatienummers in de Unie gebaseerd op ISO-landcode 3166 alpha 2, die aangeeft welke lidstaat het nummer heeft toegekend. Noord-Ierland heeft in dit systeem geen specifieke code, maar de ISO voorziet in de mogelijkheid om X‐codes voor gebieden zonder specifieke code te gebruiken. Daarom wordt het gebruik van de code “XI” voor Noord-Ierland voorgesteld. |
(7) |
Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Aan artikel 215 van Richtlijn 2006/112/EG wordt de volgende alinea toegevoegd:
“Voor Noord-Ierland wordt het prefix “XI” gebruikt.”.
Artikel 2
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2020 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 20 november 2020.
Voor de Raad
De voorzitter
M. ROTH
(1) Standpunt van 11 november 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Standpunt van 29 oktober 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) Onder voorbehoud van de democratische instemming in Noord-Ierland met de voortgezette toepassing van de artikelen 5 tot en met 10, als bedoeld in artikel 18, lid 1, van het protocol.
(4) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).