Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 2200/96 met betrekking tot de begindatum van de overgangsperiode voor de erkenning van telersverenigingen" (COM(2002) 252 def. — 2002/0111 (CNS))
Publicatieblad Nr. C 061 van 14/03/2003 blz. 0052 - 0053
Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 2200/96 met betrekking tot de begindatum van de overgangsperiode voor de erkenning van telersverenigingen" (COM(2002) 252 def. - 2002/0111 (CNS)) (2003/C 61/10) De Raad heeft op 15 juli 2002 besloten, overeenkomstig artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel. De afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling en milieu", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 29 augustus 2002 goedgekeurd; rapporteur was de heer de las Heras Cabañas. Tijdens zijn 393e zitting van 18 en 19 september 2002 (vergadering van 18 september) heeft het Economisch en Sociaal Comité het volgende advies met 129 stemmen vóór, bij 3 onthoudingen, goedgekeurd. 1. Inleiding 1.1. Met onderhavig voorstel voor een verordening wijzigt de Commissie artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2200/96(1), dat betrekking heeft op telersverenigingen die zijn erkend op grond van Verordening (EEG) nr. 1035/72(2), maar die bij de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2200/96 nog niet voldeden aan de criteria om onmiddellijk en definitief te worden erkend. Artikel 13 staat deze telersverenigingen toe gedurende een overgangsperiode van twee jaar te blijven functioneren. Deze periode kan worden verlengd tot vijf jaar als de telersvereniging een actieplan indient. Ingang van de overgangsperioden was de datum van de inwerkingtreding van de verordening, te weten 21 november 1996. 1.2. Dit laatste is evenwel een vergissing, die de Commissie nu wil rechtzetten. Volgens het nieuwe voorstel zouden de overgangsperioden pas moeten ingaan op de datum waarop de verordening van kracht wordt, nl. 1 januari 1997, zodat de rechten van de betrokken telersverenigingen niet in het gedrang komen en hun rechtszekerheid niet wordt aangetast. 2. Algemene opmerkingen 2.1. Het Comité wil van deze gelegenheid gebruik maken om een aantal problemen te belichten waar de telersverenigingen - toch de hoeksteen van de GMO voor groenten en fruit - mee te maken krijgen. De doelstellingen van de hervorming van 1996, nl. organisatie en groepering van het aanbod en verbetering van de doeltreffendheid van de telersverenigingen tegenover de groeiende concentratie in de distributiesector, zijn immers nog steeds niet helemaal bereikt. 2.2. Daarom zouden de boeren ertoe moeten worden aangezet telersorganisaties op te richten en samenwerkingsverbanden tussen telersorganisaties of fusies tussen telersorganisaties en hun verenigingen te bewerkstelligen. 2.3. Om de verenigingsgeest te stimuleren en de efficiëntie van de telersverenigingen te verbeteren moeten de criteria voor erkenning worden aangepast en moeten de telers de kans krijgen een actieve rol te spelen in hun verenigingen en daarop een democratische controle uit te oefenen. 2.4. Vandaar dat het nuttig zou zijn na te gaan welke belemmeringen in de productiegebieden bestaan en hoe meer boeren er via specifieke programma's toe kunnen worden gebracht zich vrijwillig aan te sluiten bij telersorganisaties. 3. Bijzondere opmerkingen 3.1. Het Comité kan zich vinden in de teneur van het Commissievoorstel, maar wijst erop dat beide overgangsperioden zijn afgesloten. Het betreurt dan ook dat de Commissie niet eerder heeft ingegrepen en nu pas de juiste begindatum opgeeft van de overgangsperioden voor telersverenigingen die zijn erkend op grond van Verordening (EEG) nr. 1035/72, maar die bij de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2200/96 nog niet voldeden aan de criteria om onmiddellijk te worden erkend. 3.2. Deze wijziging van de verordening a posteriori heeft terugwerkende kracht en kan ertoe leiden dat de telersverenigingen die zich aan de vigerende bepalingen hielden en ervan afzagen bepaalde producten uit de markt te nemen, terwijl ze daartoe volgens het nieuwe voorstel het recht hadden, worden gediscrimineerd t.o.v. telersverenigingen die hun producten wél van de markt hebben genomen. 3.3. Bovendien biedt de rechtzetting geen tegenwicht voor mogelijke negatieve effecten op de pogingen van telersverenigingen om binnen de toegestane termijn in aanmerking te komen voor erkenning, noch voor eventuele logistieke problemen vanwege het gebrek aan continuïteit tussen de actieprogramma's en de operationele programma's. 4. Conclusies 4.1. Het Comité kan zich vinden in de gedachte achter het Commissievoorstel, maar plaatst vraagtekens bij het feit dat een en ander tot discriminatie van bepaalde telersverenigingen leidt en geen compensatie wordt geboden aan telersverenigingen die door de laattijdige rechtzetting worden benadeeld. 4.2. Het Comité verzoekt de Commissie dringend de problemen van de telersverenigingen aan te pakken en zo snel mogelijk een reeks voorstellen voor de aanpassing van de GMO op tafel te leggen, daarbij rekening houdend met de in dit advies vervatte suggesties. Brussel, 18 september 2002. De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité G. Frerichs (1) PB L 297 van 21.11.1996. (2) PB L 118 van 20.5.1972.