52003IE0289

Resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité ten behoeve van de "Voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad op 21 maart 2003"

Publicatieblad Nr. C 095 van 23/04/2003 blz. 0059 - 0061


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over "De Lissabon-strategie en duurzame ontwikkeling"

(2003/C 95/14)

Op 24 oktober 2002 heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité besloten, overeenkomstig artt. 19, eerste alinea, en 29, tweede alinea, van het reglement van orde, een advies op te stellen over "De Lissabon-strategie en duurzame ontwikkeling".

Het subcomité "Duurzame ontwikkeling", dat belast was met de voorbereidende werkzaamheden, heeft zijn advies goedgekeurd op 5 februari 2003; rapporteur was de heer Ehnmark; co-rapporteur was de heer Ribbe.

Tijdens zijn 397e zitting van 26 en 27 februari 2003 (vergadering van 27 februari) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 98 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 4 onthoudingen werd goedgekeurd.

1. Samenvatting

1.1. Duurzame ontwikkeling was bedoeld als overkoepelende prioriteit voor de Europese Unie. De laatste jaren is duurzame ontwikkeling als beleidsaanpak steeds urgenter geworden om het evenwicht te handhaven waar het gaat om economische groei, welzijn, sociale rechtvaardigheid en milieukennis. Deze urgentie zou haar neerslag moeten vinden in de beleidsbesluiten van de Unie. Momenteel is dit echter niet het geval. Duurzame ontwikkeling is nog steeds een heel algemeen concept in plaats van een geïntegreerd beleidsinstrument.

1.2. De wereld plaatst ons voor veranderingen die sneller gaan dan verwacht. Veranderingen in het klimaat, bezorgdheid over de energievoorziening op lange termijn en de vervoersinfrastructuur, de uitdagingen van sociale uitsluiting, onhoudbare productie- en consumptiepatronen zijn aspecten die het toekomstige duurzame welzijn van de EU bepalen. Er zijn door de burgers ondersteunde besluiten nodig, die door gedreven politieke leiders ten uitvoer worden gelegd.

1.3. Duurzame ontwikkeling, gelanceerd tijdens de Europese Top van Göteborg in juni 2001, is tot dusverre als leidraad voor EU-beleidsbesluiten niet goed uit de verf gekomen. In plaats van fors te worden ontwikkeld, zoals besloten is tijdens de Top van Göteborg, wordt duurzame ontwikkeling maar al te vaak gezien als een zaak voor met name het milieu, en niet ingebed in een alomvattende beleidsmix voor economische, sociale en milieukwesties. Duurzame ontwikkeling werd gepresenteerd als een nieuwe beleidsaanpak. In dit opzicht moet er nog veel werk worden verzet.

1.4. Het EESC betreurt het dat duurzame ontwikkeling nog steeds niet volledig is opgenomen in de Lissabon-strategie en niet wordt erkend als één van de belangrijkste en vèrreikendste uitdagingen van de EU, een die moeilijke beleidskeuzes zal vergen.

1.5. Het EESC verlangt derhalve dat tijdens de Voorjaarstop in maart 2003 duurzame ontwikkeling als overkoepelende doelstelling van de Europese Unie wordt bevestigd. Het EESC wil dat tijdens de top de vereiste aanzet wordt gegeven om duurzame ontwikkeling geheel in de Lissabon-strategie op te nemen. Het EESC doet een beroep op het Griekse en Italiaanse voorzitterschap van de Unie om deze integratie van duurzame ontwikkeling handen en voeten te geven.

1.6. De tijd is rijp om duurzame ontwikkeling als cruciale doelstelling voor de Europese Unie een duidelijker profiel te geven. Hiertoe dient ook consensus te worden bereikt over de inhoud van duurzame ontwikkeling en over de te nemen beleidsmaatregelen. Op duurzame ontwikkeling gebaseerd beleid zal gevolgen hebben voor het dagelijks leven van de burgers. Daarom is het des te belangrijker dat er een continue dialoog is tussen Europese burgers en hun politieke leiders.

1.7. Het is nu ook het moment om duidelijk te maken dat duurzame ontwikkeling in de discussie over de toekomst van Europa centraal dient te staan. Deze visie dient onomwonden in het nieuwe Verdrag te worden vastgelegd.

1.8. De Lissabon-strategie verkeert in moeilijkheden omdat de implementatie van de stoutmoedige doelstellingen en in 2000 gelanceerde acties te wensen overlaat. De strategie dient nieuw leven te worden ingeblazen. Het EESC suggereert dat er een bijzondere inspanning wordt geleverd om de strategie in 2003 te evalueren, om zo de grondslag te leggen voor conclusies die tijdens de Europese voorjaarstop in maart 2004 kunnen worden getrokken. Het EESC is bereid aan zo'n evaluatie zijn bijdrage te leveren.

1.9. Het EESC wil aangeven in welke aspecten van de Lissabon-strategie duurzame ontwikkeling geïntegreerd zou moeten worden en waar economische, sociale en milieu-overwegingen zouden moeten worden gebundeld, in plaats van ontkoppeld.

1.10. Het EESC wijst in het bijzonder op drie aspecten: versterkte ondersteuning van particuliere en publieke investeringen in nieuwe en schone technologie en apparatuur, nieuwe pogingen om de kwaliteit van het werk te verbeteren, en een nieuwe, breed opgezette raadpleging over de prijs van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

1.11. Een aantal belangrijke kwesties betreffende duurzame ontwikkeling vloeit voort uit het gebruik van niet-hernieuwbare energiebronnen, zoals fossiele brandstoffen, voor de productie van energie en voor het vervoer. Hoewel op deze gebieden enkele initiatieven zijn ontwikkeld, stelt het EESC voor dat tijdens de Europese voorjaarstop het startsein gegeven wordt voor coherente actie om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen.

1.12. Duurzame ontwikkeling is een visie met duidelijke gevolgen voor bestuur, politiek leiderschap en beleidssamenhang, zowel op nationaal als op EU-niveau. De dialoog met de burger is geen eenmalige inspanning, maar een zaak van continue inzet. De recente overeenstemming over publieke deelname aan de uitstippeling van milieubeleid is een positieve ontwikkeling. De verwezenlijking van beleidscoherentie is een uitdaging voor de EU-instellingen, alsook voor de nationale regeringen. Zowel de Commissie als het Europees Parlement dienen nadere stappen te ondernemen om beleidscoherentie te waarborgen.

1.13. De nieuwe EU-lidstaten zullen automatisch partners worden bij de Lissabon-strategie en de strategie voor duurzame ontwikkeling. Deze aspecten zijn bij de toetredingsonderhandelingen evenwel niet ter sprake gekomen omdat zij geen deel uitmaken van het acquis communautaire. Het zal essentieel zijn om de nieuwe lidstaten passende assistentie te kunnen bieden, met name bij de tenuitvoerlegging van de strategie voor duurzame ontwikkeling.

1.14. De benadering waartoe de EU zich heeft verplicht op de Wereldtop in Johannesburg in 2002 geeft de EU een unieke en historische kans om voor de hele wereld een voorbeeld te stellen en het voortouw te nemen als het gaat om het uitstippelen van praktisch beleid voor de implementatie van duurzame ontwikkeling. Naast de krachtige ontwikkeling van haar eigen strategie voor duurzame ontwikkeling dient de EU duidelijk initiatief te tonen, ook via partnerschappen, om te waarborgen dat andere landen en regio's het voorbeeld volgen.

1.15. In een aantal adviezen, en door de organisatie van raadplegingen van betrokken partijen, heeft het EESC een zeer actieve bijdrage geleverd aan de vormgeving van de strategie voor duurzame ontwikkeling. Het EESC zal deze inspanningen voortzetten.

1.16. In het huidige economische en politieke tijdsgewricht komt het er des te meer op aan dat de EU geen twijfel laat bestaan over het belang van verdere inspanningen voor duurzame ontwikkeling. Deze visie biedt geen soelaas voor alle problemen. Bovendien schort het nog aan een welomschreven beleidskader. Maar ze is een leidraad met een sterke aantrekkingskracht, die belangrijke aspecten betreft van onze gemeenschappelijke levenskwaliteit in de toekomst in economische, sociale en milieutermen. Duurzame ontwikkeling moet niet worden opgevat als iets dat beperkt blijft tot economische groei en werkgelegenheid, maar veeleer als een aantrekkelijke investeringsmogelijkheid in welvaart, welzijn en sociale rechtvaardigheid.

2. Een strategie met averij

2.1. De Lissabon-strategie voor economische, sociale en milieuvernieuwing is één van de meest ambitieuze projecten die die Europese Unie is gestart. Drie jaar na de lancering kampt de strategie echter met tegenslag. De doelstelling om de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te worden, die tot duurzame economische groei met meer en betere banen en grotere sociale cohesie leidt, blijft onveranderd van groot belang, maar de tenuitvoerlegging dreigt ernstige vertraging op te lopen. De Europese Commissie heeft in haar verslag voor de Europese Voorjaarsraad 2003 gewezen op de tekortkomingen in de implementatie van de Lissabon-strategie.

2.2. Het valt vooral te betreuren dat tegelijk met de stagnerende Lissabon-strategie, ook de planning en uitvoering van het concept "duurzame ontwikkeling" achterstand oploopt. Het Voorjaarsverslag slaagt er niet in samenhangend verslag te doen van de vooruitgang van duurzame ontwikkeling, met name op de gebieden die tijdens de Europese Raad van Göteborg als prioritair zijn aangeduid. Het Voorjaarsverslag gaat slechts terloops in op duurzame ontwikkeling. De Commissie vervalt dus in de gebruikelijke fout door duurzame ontwikkeling hoofdzakelijk te beschouwen als een milieukwestie. Het Europees Economisch en Sociaal Comité had graag gezien dat het verslag een grondiger analyse zou bevatten van de vooruitgang en tekortkomingen in de tenuitvoerlegging van duurzame ontwikkeling als overkoepelende prioriteit.

2.3. Tijdens de Europese Top van Göteborg in juni 2001 is overeenstemming bereikt over een strategie voor duurzame ontwikkeling, waarmee een derde, te weten de milieudimensie aan de Lissabon-strategie werd toevoegd; hiermee kregen milieu-aspecten dezelfde politieke prioriteit als economische en sociale kwesties. De feitelijke betekenis van het besluit bestond in een nieuwe benadering van beleidsontwikkeling voor de EU, en de bepaling dat er bij de besluitvorming acht moest worden geslagen op de economische, sociale en milieu-effecten van alle beleidsgebieden, die in hun samenhang moesten worden onderzocht. Hiertoe zouden alle EU-acties beoordeeld worden op hun duurzaamheidseffect, waartoe de potentiële economische, sociale en milieugevolgen behoren.

2.4. Het ontbreken van duurzame ontwikkeling als voorwerp van reflectie tijdens de Conventie voor de toekomst van Europa toont nog eens aan dat het concept duurzame ontwikkeling nog moet worden verankerd in het reguliere politieke denken en de besluitvorming.

2.5. Duurzame ontwikkeling speelde geen rol van betekenis in de 31 hoofdstukken die de grondslag vormden voor de onderhandelingen met de nieuwe lidstaten. Het is van wezenlijk belang dat de nieuwe lidstaten ondersteund worden bij hun aanpassing aan en overname van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling om ongewenste processen te vermijden. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van de vervoerssector, waarop het EESC al herhaaldelijk heeft gewezen. Het EESC ging ervan uit dat de Commissie in haar Voorjaarsverslag het debat zou openen over de introductie van duurzaamheidscriteria in de implementatie van financiële steun van de EU in de uitgebreide Unie.

2.6. De EU speelde een belangrijke rol tijdens de Wereldtop over duurzaamheid in Johannesburg in 2002, waar zij aandrong op ambitieuzere verplichtingen en acties om duurzame ontwikkeling te verwezenlijken. De EU dient de kans om wereldwijd het voortouw te nemen voor deze vraagstukken, niet te laten voorbijgaan. Zij dient overtuigd op te treden om, ook in de vorm van partnerschappen, te waarborgen dat andere landen en regio's haar voorbeeld volgen.

3. De uitdagingen van de visie van Göteborg voor het beleid

3.1. Het belang van de besluiten van de Europese Raad van Göteborg is niet gelegen in de details ervan, maar in de totstandkoming van een geheel nieuwe benadering van de beleidsvorming: alle belangrijke beleidsvoorstellen zouden worden beoordeeld op hun duurzaamheidsgehalte. De tenuitvoerlegging van dit besluit blijkt geen sinecure. Tot nu toe is slechts een beperkt aantal Commissievoorstellen op hun effect beoordeeld. De gehanteerde criteria dienen te worden verfijnd, met name wat betreft het milieu. In de nieuwe indicatoren zouden beperkingen kunnen worden opgenomen voor de bestemming van onontwikkeld land voor bebouwing, milieubeperkingen in verband met urbanisatie, het aandeel van beschermde natuurgebieden en implementatie van beschermingsbeleid.

3.2. Voorafgaand aan de Top van Göteborg bracht de Commissie een korte consultatieronde over duurzame ontwikkeling op gang, inclusief een mede door het EESC georganiseerde hoorzitting om het publiek bij de besluitvorming te betrekken. Sindsdien zijn er in samenwerking met het EESC twee Stakeholder Forums georganiseerd.

3.3. Tijdens het Stakeholder Forum in september 2002 is ingegaan op de vooruitgang en de toekomstige prioriteiten van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling; bezorgdheid werd met name uitgesproken over drie centrale aspecten:

- het concept duurzame ontwikkeling moet uitgebouwd worden, vooral vanuit een langetermijnperspectief. Er zijn nog steeds tegenstrijdige opvattingen over de betekenis van de term, zowel binnen als buiten de EU;

- duurzame ontwikkeling moet in concrete bewoordingen worden geformuleerd, zodat het concept bij de burgers onder de aandacht kan worden gebracht en duidelijk wordt wat het voor de huidige en toekomstige generaties inhoudt;

- het schort aan politiek leiderschap voor dit thema, en duurzame ontwikkeling maakt nog geen deel uit van een samenhangende benadering van beleidsvorming op EU-niveau. Economische, sociale en milieu-overwegingen dienen binnen de strategie voor duurzame ontwikkeling niet te worden versnipperd, maar gebundeld om te komen tot win-win-situaties. De strategie zou een unieke gelegenheid zijn voor de EU om tot een nieuwe benadering van de economische ontwikkeling te komen, uitgaande van duurzame productie- en consumptiepatronen en nieuwe innovatiemodellen voor de technologische ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling dient een aantrekkelijke investeringsmogelijkheid te worden voor milieu en welvaart, gebaseerd op concurrentievermogen, werkgelegenheid en bestrijding van sociale uitsluiting.

4. Naar een gemeenschappelijk concept van duurzame ontwikkeling

4.1. Duurzame ontwikkeling als overkoepelende visie en prioriteit voor de Unie heeft duidelijk een zwakke plek: het is nooit een volwaardig onderwerp geweest waarover stelselmatig en breed overleg heeft plaatsgevonden met de regeringen van de (kandidaat-)lidstaten of met het maatschappelijk middenveld. Ten gevolge hiervan is duurzame ontwikkeling een soms moeilijk te vatten begrip.

4.2. De inhoud van het voorjaarsverslag 2003, alsmede de discussies tijdens het Stakeholder Forum leiden tot de slotsom dat er nog geen consensus is bereikt over de betekenis van de term "duurzame ontwikkeling", over de noodzakelijke veranderingen en over de manier hoe deze tot stand te brengen. Het is niet zo moeilijk om mondeling overeen te stemmen over de noodzaak van duurzame ontwikkeling. Maar het is al heel wat lastiger om concrete maatregelen in te voeren en toe te passen die in sommige gevallen ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor het dagelijks leven, zeker als er nog geen gemeenschappelijk doel vaststaat. Dit is duidelijk naar voren gekomen uit de politieke discussies van de afgelopen maanden bij kwesties als het visserijbeleid of de hervorming van het landbouwbeleid.

4.3. Het wordt steeds duidelijker dat er nog geen algemeen aanvaarde interpretatie van "duurzame ontwikkeling" bestaat. Pas als de soms lijnrecht tegenover elkaar staande standpunten op één lijn kunnen worden gebracht, zullen verdere stappen mogelijk zijn.

4.4. Duurzame ontwikkeling berust op drie pijlers. Volgens sommigen betekent dit dat economische, sociale en milieu-aspecten alle even belangrijk zijn. Anderen staan op het standpunt dat het niet om een gelijkstelling gaat, maar om een "evenwichtige aandacht" voor economische, sociale en milieu-aspecten; nuanceverschillen tussen de drie pijlers zijn dus mogelijk. Beide uitgangspunten hebben ingewikkelde politieke besluiten tot gevolg.

4.5. Brede kringen van de maatschappij zijn zich niet bewust van de toekomstige gevolgen van de huidige, niet duurzame trends. Sommigen beseffen deze gevolgen, maar zijn meer beducht voor de gevolgen van veranderingen op korte en middellange termijn; de gevolgen op lange termijn van het huidige, niet duurzame systeem zullen zij immers niet meer meemaken. De vereiste politieke besluiten voor de ombuiging van alle niet duurzame ontwikkelingen in industrielanden zijn tot nog toe niet getroffen, en het is nog slechter gesteld met onze bereidheid om na te denken over de gevolgen van de industriële ontwikkeling in andere delen van de wereld.

4.6. Het staat buiten kijf: in het algemeen moet het concurrentievermogen worden gehandhaafd en dienen veranderingen behoedzaam te worden doorgevoerd. Er zijn tegenwoordig wel duurzame sectoren, maar ze zijn niet concurrerend (bijv. hernieuwbare energie), terwijl niet duurzame sectoren op grond van de bestaande randvoorwaarden de huidige economie ondersteunen. Hier moet de verandering beginnen.

4.7. De randvoorwaarden voor de ontwikkeling van markten en arbeidsplaatsen dienen dus opnieuw te worden geformuleerd. Het concurrentievermogen moet sterk toenemen om te komen tot een concurrerende, sociaal rechtvaardige en duurzame economie. Dit zal onvermijdelijk vraagtekens zetten bij sommige van de huidige activiteiten en een breed opgezette openbare discussie vergen. De betrokken groepen hebben een forum nodig voor het beslechten van geschillen en om beleidsmakers te adviseren bij moeilijke besluiten die in het belang zijn van de mensheid en toekomstige generaties, maar wellicht indruisen tegen de kortetermijnbelangen van individuen, groepen of complete regio's.

4.8. Op basis van het voorgaande stelt het EESC voor om duurzame ontwikkeling vanuit drie invalshoeken te benaderen:

- de Commissie dient bij te dragen aan de totstandkoming van een consensus over de concrete betekenis van duurzame ontwikkeling;

- op korte termijn tot 2010 is het zaak tot concrete acties te komen, die aansluiten op de besluiten van de Europese Raad van Göteborg, onder meer met het oog op de prioriteiten klimaatbescherming, de waarborging van duurzaamheid in het vervoer, maatregelen tegen gevaren voor de volksgezondheid, het bewuster beheer van natuurlijke rijkdommen en het integreren van het milieu in de communautaire beleidsgebieden, alsmede de integratie van het concept duurzame ontwikkeling in de Lissabon-strategie;

- op de lange termijn, dat will zeggen de komende 25 à 30 jaar komt het erop aan vast te stellen welke problemen moeten worden aangepakt, zodat onze generatie genoeg speelruimte laat aan de volgende generaties voor behoud en verbetering van een hoge levensstandaard. De belangrijkste vraagstukken in dit verband zijn de ontkoppeling van economische groei en het verbruik van natuurlijke rijkdommen en het terugdringen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.

5. Integratie van de Lissabon-strategie in de visie van duurzame ontwikkeling

5.1. Overeengekomen is dat duurzame ontwikkeling integraal deel uitmaakt van de Lissabon-strategie. Door deze toevoeging zouden de economische, sociale en milieu-aspecten in alle beleidsbesluiten van de strategie gebundeld moeten zijn. De Lissabon-strategie is dus een kans om duurzame ontwikkeling op korte en middellange termijn operationeel te maken. Maar tot nu toe is deze gelegenheid niet overtuigend aangegrepen. Het Voorjaarsverslag 2003 van de Europese Commissie is vergeleken met het verslag van vorig jaar een stap voorwaarts, maar het voldoet bij lange na niet aan de verwachtingen die de besluiten van de Europese Raad van Göteborg hebben gewekt.

5.2. Benadrukt moet echter worden dat duurzame ontwikkeling op de lange termijn een overkoepelende prioriteit voor het gehele EU-beleid dient te worden. Voor het beleid behelst dit dat de Lissabon-strategie deel moet gaan uitmaken van de visie van duurzame ontwikkeling, en dat acties beoordeeld moeten worden op hun duurzaamheidseffect, zoals is besloten tijdens de Europese Raad van Göteborg.

5.3. Bij tijd en wijle is het moeilijk gebleken om de Lissabon-strategie operationeel te maken en te doen sporen met duurzame ontwikkeling. In een aantal adviezen hierover heeft het EESC ervoor gepleit om de doelstellingen van de Lissabon-strategie concreter te maken om aan te tonen hoe de strategie en de doelstellingen van duurzame ontwikkeling kunnen worden gecombineerd. Volgens het EESC is het van cruciaal belang om ideeën over duurzame ontwikkeling te vertalen in praktisch beleid voor de burgers. Anders blijft duurzame ontwikkeling een vage visie voor de lange termijn.

5.4. Het EESC zou een aantal gebieden willen noemen waar een samenhangende en geïntegreerde benadering essentieel is. Investeringen in nieuwe en schone technologie en apparatuur dienen bijvoorbeeld te worden gestimuleerd en ondersteund; tevens zou dit het concurrentievermogen van de EU op de langere termijn ten goede komen. Een ander voorbeeld is de kwaliteit van arbeid, waar nog geen praktische actie ondernomen wordt. Ten derde moet er een brede publieke discussie worden gevoerd over niet duurzame productie- en consumptiepatronen.

5.5. Het EESC bepekt zich tot drie voorbeelden. Samen met andere zouden zij onderdeel moeten zijn van een ingrijpende herziening van de drie jaar geleden gelanceerde Lissabon-strategie. De strategie is ontworpen onder bijzondere economische omstandigheden, maar de context is sindsdien veranderd. Het EESC stelt voor dat de Lissabon-strategie in 2003 wordt herzien, zodat tijdens de Voorjaarsraad van 2004 de nodige besluiten kunnen worden genomen voor de verdere tenuitvoerlegging ervan.

6. Coherente beleidsvorming voor duurzame ontwikkeling

6.1. De gekozen indicatoren voor de duurzaamheidsbeoordeling van nieuwe EU-acties en programma's zijn van fundamenteel belang voor de samenhang van het beleid en het scheppen van win-win-situaties. Momenteel verwijzen de meeste indicatoren slechts naar één van de drie dimensies, in plaats van stelselmatig het onderlinge verband en de voor duurzame ontwikkeling geboekte vooruitgang te beoordelen. Het EESC zou graag zien dat de voor het Voorjaarsverslag 2003 gekozen indicatoren worden verfijnd met het oog op het verslag voor de Europese Voorjaarstop in 2004.

6.2. Specifieke overeenkomsten tussen de instellingen zijn van groot belang om tot samenhang t.a.v. duurzame ontwikkeling te komen. Het EESC heeft herhaaldelijk onderstreept dat de EU-instellingen, en dan vooral de Commissie, maatregelen moeten treffen ten behoeve van een doeltreffende interne coördinatie en beleidssamenhang voor duurzame ontwikkeling. De voorzitter van de Commissie dient nog meer initiatief te nemen voor duurzame ontwikkeling, en ervoor te zorgen dat versnipperde en elkaar beconcurrerende beleidsdoelstellingen op één lijn gebracht worden.

6.3. De Europese Raad van Göteborg gaf de Raad Algemene Zaken de volledige verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de horizontale voorbereiding van de strategie voor duurzame ontwikkeling. Eén van de initiatieven van de Raad Algemene Zaken was het verzoek aan alle andere Raadsformaties om eind 2002 verslag uit te brengen over de vooruitgang op het gebied van duurzame ontwikkeling. Hoewel de verslagen vaak nogal beperkt van opzet waren, zijn zij een belangrijke stap op weg naar beleidssamenhang. Het EESC schaart zich achter dit initiatief en stelt voor dat de Raad Algemene Zaken deze verslaglegging op de voet volgt en zich verdiept in nadere specifieke vraagstukken met het oog op de voorbereiding van de Voorjaarstop 2004.

6.4. De totstandbrening van beleidssamenhang voor duurzame ontwikkeling is een uitdaging, zowel voor de EU-instellingen als voor de nationale regeringen. De Commissie en het Europees Parlement dienen verdere maatregelen te nemen om interne beleidssamenhang te waarborgen.

6.5. Diverse lidstaten hebben in VN-verband nationale plannen voor duurzame ontwikkeling voorgelegd en nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling opgezet in vervolg op de Europese Raad van Göteborg hierover. Het EESC stelt de Europese Raad voor om de lidstaten te verzoeken jaarlijks verslag uit te brengen over hun strategieën voor duurzame ontwikkeling als onderdeel van de voorbereiding van de Europese Voorjaarstop.

6.6. Het besluit van de Europese Raad van Göteborg indachtig om een milieudimensie toe te voegen aan de Lissabon-strategie meent het EESC dat, naast het verslag over de richtsnoeren voor het economisch beleid en de werkgelegenheidsrichtsnoeren - dat ook serieus dient in te gaan op de integratie van duurzame ontwikkeling - voor de Europese Voorjaarstop eveneens een jaarlijks beleidsverslag over dit onderwerp dient te worden voorbereid.

7. Rol van het EESC

7.1. Het EESC heeft zeer veel moeite gedaan om ervoor te zorgen dat duurzame ontwikkeling de aandacht krijgt die het verdient, in de eerste plaats gelet op de ingrijpende gevolgen die maatregelen op dit gebied voor het dagelijks leven in Europa zullen hebben. Uit een aantal EESC-adviezen en allerlei bijeenkomsten van betrokken partijen blijkt duidelijk het belang dat het EESC aan discussies over deze onderwerpen hecht.

7.2. Het EESC staat klaar om zijn bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een EU-strategie voor duurzame ontwikkeling. Het is bereid om verdere taken in dit verband op zich te nemen om te komen tot een volledige integratie van duurzame ontwikkeling in de Lissabon-strategie.

7.3. Het EESC roept de Commissie op jaarlijks of elke twee jaar een scorebord op te stellen over de vooruitgang van duurzame ontwikkeling, samen met een jaarlijks of tweejaarlijks te houden Stakeholder Forum, zoals dit tussen de Commissie en het EESC al overwogen is.

Brussel, 27 februari 2003.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. Briesch

  翻译: