Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën /* COM/2004/0775 def. - COD 2004/0270 */
Brussel, 6.12.2004 COM(2004) 775 definitief 2004/0270 (COD) . Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën . (door de Commissie ingediend) TOELICHTING Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën[1] (de TSE-verordening) bevat bepalingen inzake alle risico's voor de diergezondheid en de volksgezondheid als gevolg van TSE's bij dieren en bestrijkt de hele keten van de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong. Deze verordening is sinds 1 juli 2001 van toepassing. Met de verordening werd een groot deel van de al bestaande wetgeving betreffende BSE en TSE's geconsolideerd, zoals de voorschriften voor het toezicht op TSE's bij runderen, schapen en geiten en voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal en een aantal verbodsbepalingen met betrekking tot het voederen van dieren. Ook bevatte de verordening nieuwe voorschriften, bijvoorbeeld voor de uitroeiing van TSE en op het gebied van de binnenlandse en intracommunautaire handel en de in- en uitvoer. Verder zijn in de verordening de procedure, criteria en categorieën voor de indeling van landen naar BSE-status vastgelegd. Dit voorstel beoogt de TSE-verordening op een aantal punten te wijzigen in het licht van de nieuwe ontwikkelingen die zich sinds de goedkeuring ervan hebben voorgedaan. 1. BEPALING VAN DE BSE-STATUS Dankzij Verordening (EG) nr. 1128/2003 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de TSE-verordening wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur van overgangsmaatregelen[2] kunnen overgangsmaatregelen die zijn vastgesteld krachtens artikel 23 van de TSE-verordening twee jaar langer geldig blijven, namelijk tot en met 30 juni 2005. Die verlenging met twee jaar was bedoeld om de Commissie in staat te stellen haar streven naar overeenstemming op internationaal niveau over de bepaling van de BSE-status van landen voort te zetten zonder aan het huidige niveau van gezondheidsbescherming af te doen. Het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) heeft op de algemene vergadering van mei 2004 een discussievoorstel ingediend om de bestaande criteria voor het indelen van landen naar BSE-risico te vereenvoudigen. Aangezien de leden geen ernstige bezwaren tegen het voorstel naar voren hebben gebracht, zal het ter goedkeuring aan de algemene vergadering van het OIE worden voorgelegd, wat op zijn vroegst in mei 2005 zal gebeuren. Het is de bedoeling het aantal categorieën – eventueel stapsgewijs – te beperken. Om te voorkomen dat in de artikelen van de TSE-verordening herhaaldelijk wijzigingen moeten worden aangebracht zolang het aantal categorieën nog wordt gewijzigd, wordt voorgesteld om de verwijzingen naar de categorieën te verplaatsen van de artikelen naar de bijlagen. Verder is op de algemene vergadering van het OIE van mei 2003 een resolutie goedgekeurd die inhoudt dat alle landen in een categorie zullen worden ingedeeld. Er mag van uitgegaan worden dat het OIE de definitieve indeling van alle landen naar BSE-risico niet vóór 1 juli 2005 zal afronden. Daarom wordt voorgesteld de geldigheidsduur van de overgangsmaatregelen tot 1 juli 2007 te verlengen. 2. PREVENTIE VAN TSE'S In zijn advies van 6 en 7 maart 2003 heeft de Wetenschappelijke Stuurgroep aanbevolen om met een toezichtprogramma voor TSE's onder hertachtigen te beginnen. De TSE-verordening bevat een toezichtprogramma voor BSE en scrapie. Voorgesteld wordt om deze bepaling uit te breiden tot andere TSE's, met name naar aanleiding van de aanbeveling van de Wetenschappelijke Stuurgroep wat betreft hertachtigen. Bij Beschikking 2003/100/EG van de Commissie[3] is als overgangsmaatregel een geharmoniseerd fokprogramma ingevoerd om schapen te selecteren op resistentie tegen TSE's. Nu wordt voorgesteld om in de TSE-verordening een permanente rechtsgrond voor het fokprogramma op te nemen. De TSE-verordening verbiedt het vervoederen van bepaalde verwerkte dierlijke eiwitten aan bepaalde dieren; uitbreidingen en afwijkingen van dat verbod kunnen in bijlage IV worden opgenomen. Om in die bijlage een aantal ingrijpende wijzigingen te kunnen aanbrengen wordt voorgesteld om de formulering van de desbetreffende artikelen aan te passen, zodat de bijlage beter gestructureerd wordt. Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten[4] bevat voorschriften voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal en met een TSE besmette dieren. Voorgesteld wordt om de huidige voorschriften van de TSE-verordening betreffende de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal en met een TSE besmette dieren te vervangen door een verwijzing naar Verordening (EG) nr. 1774/2002. Verder moet de desbetreffende bijlage ingrijpend gewijzigd worden naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van gespecificeerd risicomateriaal. Voorgesteld wordt om de formulering van de desbetreffende artikelen aan te passen, zodat de bijlage beter gestructureerd wordt. Bedwelming door injectie van gas in de schedelholte is in de Europese Unie weliswaar niet toegestaan, maar ook na het bedwelmen kan gasinjectie plaatsvinden. Daarom wordt voorgesteld om de huidige bepalingen betreffende slachtmethoden te herzien zodat het injecteren van gas in de schedelholte in samenhang met bedwelming wordt verboden. Verder wordt voorgesteld om de definitie van separatorvlees in overeenstemming te brengen met de definitie die daarvoor in andere communautaire voedselveiligheidswetgeving wordt gehanteerd. 3. BESTRIJDING EN UITROEIING VAN TSE'S Om te voorkomen dat dieren van bedrijven worden afgevoerd als er een officieel vermoeden van scrapie bestaat, wordt voorgesteld om voor dat geval dezelfde verplaatsingsbeperkingen vast te stellen als gelden voor runderen wanneer een vermoeden van BSE is gerezen. 4. IN DE HANDEL BRENGEN In verband met de mogelijkheid dat er zich ook bij andere diersoorten TSE's voordoen wordt voorgesteld dat de huidige maatregelen betreffende het in de handel brengen en uitvoeren van runderen, schapen en geiten en van sperma, embryo's en eicellen daarvan tot andere diersoorten kunnen worden uitgebreid. De Wetenschappelijke Stuurgroep heeft in zijn advies van 26 juni 1998 aangegeven dat er bepaalde beperkingen in acht moeten worden genomen wat betreft de grondstoffen die bij de bereiding van dicalciumfosfaat worden gebruikt. Daarom wordt voorgesteld om dicalciumfosfaat te schrappen van de lijst van producten die volgens de huidige bepalingen van de verordening zonder beperkingen in de handel mogen worden gebracht. Aangezien er geen beperkingen gelden voor melk voor menselijke consumptie moet die afwijking ook gelden voor niet voor menselijke consumptie bestemde melk in de zin van Verordening (EG) nr. 1774/2002. De lijst van producten die volgens de verordening zonder beperkingen in de handel mogen worden gebracht, moet aldus aangepast worden. 5. Controles De TSE-verordening biedt alleen een rechtsgrond voor inspecties van het Voedsel- en Veterinair Bureau in de lidstaten. Beschikking 98/140/EG van de Commissie van 4 februari 1998 houdende enige bepalingen inzake de door deskundigen van de Commissie in derde landen op veterinair gebied verrichte controles ter plaatse[5] voorziet weliswaar in een algemene rechtsgrond voor communautaire inspecties in derde landen, maar het zou beter zijn als ook de TSE-verordening bepalingen daarvoor bevat. Daarom wordt voorgesteld dergelijke bepalingen in die verordening op te nemen. Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Gemeenschappen. 2004/0270 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 152, lid 4, onder b), Gezien het voorstel van de Commissie[6], Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7], Na raadpleging van het Comité van de Regio's[8], Overwegende hetgeen volgt: (1) Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën[9] beoogt één juridisch kader te bieden voor overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) in de Gemeenschap. (2) Bij Verordening (EG) nr. 1128/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur van overgangsmaatregelen[10] is de geldigheidsduur van overgangsmaatregelen vastgesteld krachtens Verordening (EG) nr. 999/2001 verlengd tot uiterlijk 1 juli 2005. Vóór die datum moeten enkele wijzigingen in de permanente bepalingen van die verordening worden aangebracht. (3) Op de algemene vergadering van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten van mei 2003 is een resolutie goedgekeurd om de bestaande internationale criteria voor het indelen van landen naar BSE-risico (boviene spongiforme encefalopathie) te vereenvoudigen. In mei 2005 zal een voorstel hieromtrent ter goedkeuring aan de algemene vergadering worden voorgelegd. Beoogd wordt het aantal categorieën te beperken, eventueel stapsgewijs. Om te voorkomen dat de artikelen van Verordening (EG) nr. 999/2001 daardoor herhaaldelijk gewijzigd moeten worden, dienen de verwijzingen naar de verschillende categorieën in die verordening van de artikelen naar de bijlagen te worden verplaatst. (4) Bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet in verband met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bemonstering en analyses ingrijpend gewijzigd worden. Daarom moeten er enkele technische wijzigingen worden aangebracht in de huidige definitie van "snelle tests" in Verordening (EG) nr. 999/2001, zodat de structuur van die bijlage later gemakkelijker gewijzigd kan worden. (5) Voor de duidelijkheid moet worden gepreciseerd dat in de context van TSE-uitroeiingsmaatregelen voor "separatorvlees" in Verordening (EG) nr. 999/2001 de definitie geldt die ook in andere communautaire wetgeving op het gebied van de voedselveiligheid wordt gehanteerd. (6) In Verordening (EG) nr. 999/2001 is een toezichtprogramma voor BSE en scrapie vastgesteld. In zijn advies van 6 en 7 maart 2003 heeft de Wetenschappelijke Stuurgroep aanbevolen een toezichtprogramma voor TSE's onder hertachtigen in te voeren. Daarom moet het systeem van toezicht van die verordening worden uitgebreid tot andere TSE's en moet de mogelijkheid worden geschapen om in een later stadium nadere maatregelen vast te stellen om dat systeem toe te passen. (7) Er moet een geharmoniseerd fokprogramma worden ingevoerd om schapen te selecteren op resistentie tegen TSE's. Zo'n programma is bij wijze van overgangsmaatregel al ingevoerd bij Beschikking 2003/100/EG van de Commissie van 13 februari 2003 tot vaststelling van minimumeisen voor fokprogramma's ter verkrijging van resistentie tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen[11]. Verordening (EG) nr. 999/2001 moet worden gewijzigd om dat programma een permanente rechtsgrond te geven. (8) Verordening (EG) nr. 999/2001 verbiedt het vervoederen van bepaalde dierlijke eiwitten aan bepaalde dieren en voorziet in afwijkingen van dat verbod. Nieuwe ontwikkelingen betreffende voederverboden kunnen ertoe leiden dat bijlage IV bij die verordening gewijzigd moet worden. In de formulering van het desbetreffende artikel moeten bepaalde technische wijzigingen worden aangebracht zodat die bijlage later beter gestructureerd kan worden. (9) Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten[12] bevat voorschriften voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal en met een TSE besmette dieren. Er zijn inmiddels ook voorschriften vastgesteld voor de doorvoer van producten van dierlijke oorsprong door de Gemeenschap. Daarom moeten met het oog op de consistentie van de communautaire wetgeving de bestaande voorschriften van Verordening (EG) nr. 999/2001 inzake de verwijdering van materiaal en dieren als hierboven bedoeld worden vervangen door een verwijzing naar Verordening (EG) nr. 1774/2002 en moet de verwijzing naar de voorschriften inzake doorvoer in Verordening (EG) nr. 999/2001 worden geschrapt. (10) In verband met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van gespecificeerd risicomateriaal zal ook bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 ingrijpend gewijzigd moeten worden. In de formulering van de desbetreffende bepalingen van die verordening moeten bepaalde technische wijzigingen worden aangebracht zodat die bijlage later beter gestructureerd kan worden. (11) Bedwelming door injectie van gas in de schedelholte is in de Gemeenschap weliswaar verboden, maar ook na het bedwelmen kan gasinjectie plaatsvinden. Daarom moeten de bepalingen betreffende slachtmethoden in Verordening (EG) nr. 999/2001 worden herzien zodat het injecteren van gas in de schedelholte na bedwelming wordt verboden. (12) Verordening (EG) nr. 999/2001 is bij Verordening (EG) nr. 1915/2003 van de Commissie[13] gewijzigd wat betreft de handel in en invoer van schapen en geiten en te nemen maatregelen zodra de aanwezigheid van overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij runderen, schapen en geiten is vastgesteld; daarbij zijn nieuwe bepalingen betreffende de uitroeiing van scrapie bij schapen en geiten vastgesteld. Daarom moet worden verboden dat schapen en geiten worden vervoerd vanaf bedrijven waar een officieel vermoeden van scrapie bestaat. (13) Op grond van de ontwikkelingen in de wetenschappelijke kennis moet in de verordening de mogelijkheid worden geschapen om de voorschriften voor het in de handel brengen en de uitvoer van runderen, schapen en geiten en van sperma, embryo's en eicellen van die dieren ook op andere diersoorten toe te passen. (14) In zijn advies 26 juni 1998 heeft de Wetenschappelijke Stuurgroep aangegeven dat er bepaalde beperkingen in acht moeten worden genomen wat betreft de grondstoffen die bij de bereiding van dicalciumfosfaat worden gebruikt. Daarom moet dicalciumfosfaat worden geschrapt van de lijst van producten waarvoor Verordening (EG) nr. 999/2001 geen beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen vastlegt. Er moet verduidelijkt worden dat er geen beperkingen gelden voor melk en zuivelproducten. (15) Niettegenstaande de mogelijkheid om vrijwaringsmaatregelen te treffen moet Verordening (EG) nr. 999/2001 het mogelijk maken om naar aanleiding van de ontwikkelingen in de wetenschappelijke kennis en de risico-indeling volgens de comitéprocedure specifiekere voorschriften vast te stellen voor het in de handel brengen en de uitvoer van producten van dierlijke oorsprong uit lidstaten of derde landen met een hoog TSE-risico. (16) Verordening (EG) nr. 999/2001 voorziet niet in controles ter plaatse in derde landen om de criteria voor indeling te verifiëren en na te gaan of de voorschriften voor de uitvoer van dieren en dierlijke producten naar de Gemeenschap worden nageleefd. Verordening (EG) nr. 999/2001 moet worden gewijzigd om die controles mogelijk te maken totdat Verordening (EG) nr. 882/2004[14] van toepassing is. (17) Gezien de ontwikkelingen bij het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten zal de definitieve indeling van landen naar BSE-risico naar verwachting niet op 1 juli 2005 afgerond zijn. Daarom moet de geldigheidsduur van de overgangsmaatregelen in Verordening (EG) nr. 999/2001 nogmaals worden verlengd. (18) Verordening (EG) nr. 999/2001 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt als volgt gewijzigd: 1) Artikel 3, lid 1, wordt als volgt gewijzigd: a) letter l) wordt vervangen door: "l) snelle tests: de in bijlage X vermelde screeningsmethoden, waarvan de resultaten binnen 24 uur bekend zijn;"; b) de volgende letter n) wordt toegevoegd: "n) separatorvlees: vlees als omschreven in punt 1.14 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad[15].". 2) In artikel 5 wordt lid 4 vervangen door: "4. Lidstaten en derde landen die niet overeenkomstig lid 1, tweede alinea, een verzoek hebben ingediend, houden zich wat de verzending vanaf hun grondgebied van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong betreft aan de invoervoorschriften voor landen met een hoog BSE-risico, totdat zij een dergelijk verzoek hebben ingediend en een definitieve beslissing over hun BSE-status is genomen.". 3) Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 wordt vervangen door: "1. De lidstaten voeren overeenkomstig bijlage III een jaarlijks programma voor toezicht op TSE's uit. Dit programma omvat indien nodig een screeningsprocedure waarbij gebruik wordt gemaakt van snelle tests. Die snelle tests worden volgens de procedure van artikel 24, lid 2, erkend en aan de in bijlage X opgenomen lijst toegevoegd."; b) het volgende lid 5 wordt toegevoegd: "5. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden volgens de procedure van artikel 24, lid 2, vastgesteld.". 4) Het volgende artikel 6 bis wordt ingevoegd: "Artikel 6 bis Fokprogramma's 1. Elke lidstaat voert een fokprogramma in om te selecteren op resistentie tegen TSE's in zijn schapenpopulatie. Die programma's omvatten een regeling voor de erkenning van de TSE-resistente status van bepaalde koppels. 2. De in lid 1 bedoelde fokprogramma's kunnen tot andere diersoorten worden uitgebreid op grond van wetenschappelijke gegevens waaruit blijkt dat bepaalde genotypes van die diersoorten resistent zijn tegen TSE's. 3. Nadere voorschriften voor de in de leden 1 en 2 bedoelde programma's worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2. In die voorschriften wordt een geharmoniseerd kader voor die programma's vastgesteld. Ook kan daarin worden bepaald dat bepaalde lidstaten op grond van epidemiologische factoren van de voorschriften van de leden 1 en 2 worden vrijgesteld.". 5) In artikel 7 worden de leden 2, 3 en 4 vervangen door: "2. Het verbod van lid 1 wordt uitgebreid tot dieren en producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig bijlage IV. 3. De leden 1 en 2 gelden onverminderd het bepaalde in bijlage IV. 4. Volgens de procedure van artikel 24, lid 2, kan worden besloten beperkingen te stellen aan het in de handel brengen of de uitvoer van van zoogdieren afkomstige eiwitten, indien dat nodig is om de overdracht van TSE's te voorkomen.". 6) In artikel 8 worden de leden 1, 2 en 3 vervangen door: "1. Gespecificeerd risicomateriaal wordt verwijderd overeenkomstig bijlage V en Verordening (EG) nr. 1774/2002. Het wordt niet in de Gemeenschap ingevoerd. 2. Lid 1 is niet van toepassing op weefsels van dieren die negatief gereageerd hebben op een voor dit specifieke doel volgens de procedure van artikel 24, lid 2, erkende alternatieve test die in bijlage X is opgenomen en volgens de voorwaarden van bijlage V is uitgevoerd. De lidstaten die krachtens dit lid een dergelijke alternatieve test toestaan, stellen de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis. 3. In lidstaten of gebieden daarvan waar gespecificeerd risicomateriaal moet worden verwijderd zoals aangegeven in bijlage V, mag vernietiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel, na bedwelming, met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht, of door injectie van gas in de schedelholte in samenhang met bedwelming, niet worden toegepast bij runderen, schapen en geiten waarvan het vlees voor menselijke of dierlijke consumptie bestemd is.". 7) In artikel 8 wordt lid 5 vervangen door: "5. In afwijking van de leden 1 tot en met 4 kan er volgens de procedure van artikel 24, lid 2, een besluit worden genomen over de datum van de daadwerkelijke toepassing van het in artikel 7, lid 1, bedoelde voederverbod of, voorzover van toepassing in derde landen of gebieden daarvan waar een BSE-risico bestaat, de datum van de daadwerkelijke toepassing van het verbod op het gebruik van van zoogdieren afkomstige eiwitten in de voeding van herkauwers, teneinde de verplichting tot verwijdering en vernietiging van gespecificeerd risicomateriaal te beperken tot dieren die daar vóór die datum geboren zijn.". 8) In artikel 9 worden de leden 1 en 2 vervangen door: "1. De in bijlage VI vermelde producten van dierlijke oorsprong worden vervaardigd met productieprocessen die volgens de procedure van artikel 24, lid 2, zijn goedgekeurd. 2. Kopbeenderen en wervelkolommen van runderen, schapen en geiten uit landen of gebieden waar een BSE-risico bestaat, mogen niet gebruikt worden voor de productie van separatorvlees.". 9) Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 wordt vervangen door: "1. Een van besmetting met een TSE verdacht dier wordt aan een officiële verplaatsingsbeperking onderworpen in afwachting van het resultaat van een klinisch en epidemiologisch onderzoek door de bevoegde autoriteit, of het wordt gedood om onder officieel toezicht in een laboratorium te worden onderzocht. Indien bij een rund, schaap of geit op een bedrijf in een lidstaat een TSE wordt vermoed, geldt voor alle andere runderen, schapen of geiten op dat bedrijf een officiële verplaatsingsbeperking totdat de resultaten van het onderzoek beschikbaar zijn. Indien echter uit bewijsmateriaal blijkt dat het bedrijf waarop het dier zich bevond toen de TSE er werd vermoed, waarschijnlijk niet het bedrijf is waar het dier aan de TSE kon zijn blootgesteld, kan de bevoegde autoriteit besluiten dat alleen het van besmetting verdachte dier aan een officiële verplaatsingsbeperking wordt onderworpen. Indien zij zulks noodzakelijk acht mag de bevoegde autoriteit, afhankelijk van de beschikbare epidemiologische informatie, ook besluiten andere bedrijven, of alleen het bedrijf waar de blootstelling heeft plaatsgevonden, onder officieel toezicht te plaatsen. Een lidstaat kan in afwijking van de officiële verplaatsingsbeperkingen van dit lid, volgens de procedure van artikel 24, lid 2, vrijgesteld worden van de toepassing van die verplaatsingsbeperkingen indien hij maatregelen toepast die gelijkwaardige garanties bieden."; b) lid 3 wordt vervangen door: "3. Alle delen van het kadaver van het van besmetting verdachte dier worden onder officieel toezicht bewaard totdat er een negatieve diagnose gesteld is, of worden verwijderd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002.". 10) Artikel 13, lid 1, wordt als volgt gewijzigd: a) letter a) wordt vervangen door: "a) alle delen van het kadaver van het dier worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 verwijderd, behalve het materiaal dat overeenkomstig bijlage III, hoofdstuk B, bij deze verordening voor de registers bewaard wordt;"; b) letter c) wordt als volgt gewijzigd: "c) alle dieren en producten daarvan, vermeld in bijlage VII, punt 2, die bij het onder b) bedoelde onderzoek zijn geïdentificeerd als zijnde een risico, worden gedood en verwijderd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002.". 11) In artikel 15 wordt lid 3 vervangen door: "3. Volgens de procedure van artikel 24, lid 2, kunnen de leden 1 en 2 worden uitgebreid tot andere diersoorten en kunnen uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld.". 12) Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1, letter b), wordt vervangen door: "b) melk en zuivelproducten, huid, en uit huid vervaardigde gelatine en collageen."; b) de leden 2 en 3 worden vervangen door: "2. Producten van dierlijke oorsprong uit derde landen waar een BSE-risico bestaat, zijn afkomstig van gezonde runderen, schapen en geiten die niet de in artikel 8, lid 3, bedoelde vernietiging van weefsel van het centrale zenuwstelsel of injectie van gas in de schedelholte hebben ondergaan. 3. Nadere voorschriften voor het in de handel brengen en de uitvoer van producten van dierlijke oorsprong uit een lidstaat of een derde land, of gebied daarvan, waar een hoog BSE-risico bestaat, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2.". 13) Artikel 21 wordt gelezen: "Artikel 21 Communautaire controles 1. Deskundigen van de Commissie kunnen, voorzover dat voor een uniforme toepassing van deze verordening noodzakelijk is, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten controles ter plaatse uitvoeren. De lidstaat op het grondgebied waarvan die controles worden verricht, verleent de deskundigen alle nodige bijstand bij het uitvoeren van hun taken. De Commissie stelt de bevoegde autoriteit in kennis van het resultaat van de controles. Deskundigen van de Commissie en de lidstaten kunnen in derde landen controles ter plaatse uitvoeren om na te gaan of aan de voorwaarden voor de uitvoer uit het betrokken land wordt voldaan. De met deze controles belaste deskundigen van de lidstaten worden aangewezen door de Commissie op voordracht van de lidstaten. De controles worden uitgevoerd in opdracht van de Gemeenschap, die de ermee gemoeide kosten draagt. 2. De communautaire controles ten aanzien van derde landen worden overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG verricht. 3. De uitvoeringsbepalingen van lid 1 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2.". 14) Artikel 23, tweede alinea, wordt vervangen door: "Volgens die procedure worden voor een periode die uiterlijk op 1 juli 2007 afloopt ook overgangsmaatregelen vastgesteld voor de overgang van de huidige regeling naar de bij deze verordening vastgestelde regeling.". Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, op […] Voor het Europees Parlement Voor de Raad De voorzitter De voorzitter [1] PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1492/2004 van de Commissie (PB L 274 van 24.8.2004, blz. 3). [2] PB L 160 van 28.6.2003, blz. 1. [3] PB L 41 van 14.2.2003, blz. 41. [4] PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. [5] PB L 38 van 12.2.1998, blz. 14. [6] PB C [...] van [...], blz. [...]. [7] PB C [...] van [...], blz. [...]. [8] PB C [...] van [...], blz. [...]. [9] PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1492/2004 van de Commissie (PB L 274 van 24.8.2004, blz. 3). [10] PB L 160 van 28.6.2003, blz. 1. [11] PB L 41 van 14.2.2003, blz. 41. [12] PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 668/2004 van de Commissie (PB L 112 van 19.4.2004, blz. 1). [13] PB L 283 van 31.10.2003, blz. 29. [14] PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1. Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn. [15] PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.