18.8.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 195/104 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Voorrang voor Afrika: de visie van het Europese maatschappelijk middenveld”
(2006/C 195/25)
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 14 juli 2005 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een advies op te stellen over „Voorrang voor Afrika: de visie van het Europese maatschappelijk middenveld”.
De gespecialiseerde afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 mei 2006 goedgekeurd; rapporteur was de heer BEDOSSA.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 mei 2006 gehouden 427e zitting (vergadering van 18 mei 2006) het volgende advies uitgebracht, dat met 125 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd:
Samenvatting
Dit initiatiefadvies is door het Europees Economisch en Sociaal Comité opgesteld op basis van de bevindingen van het follow-upcomité ACS/EU van het Comité, dat de afgelopen jaren is nagegaan of de Overeenkomst van Cotonou correct ten uitvoer wordt gelegd en dat, evenals de maatschappelijke organisaties van de ACS-landen, actief betrokken is bij het opstellen en uitvoeren van de economische partnerschapsovereenkomsten.
Een Mededeling (1) van de Europese Commissie is voor het EESC aanleiding om een balans op te maken van deze beleidsonderdelen, en in kaart te brengen in hoeverre niet-gouvernementele actoren betrokken zijn bij de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Cotonou en bij het ontwikkelingshulpbeleid van de EU. Het Europees Economisch en Sociaal Comité betreurt het dat ten aanzien van deze beleidsonderdelen vaak beloften zijn gedaan die zowel van Europese als van Afrikaanse zijde niet zijn ingelost. Er viel in het verleden een zekere discrepantie tussen de verkondigde intenties en de dagelijkse praktijk waar te nemen; ontwikkelingsbeleid is evenwel zinloos wanneer het niet „in het veld” wordt voorbereid.
De Overeenkomst van Cotonou is een overeenkomst tussen staten die te weinig ruimte laat voor initiatieven van het maatschappelijk middenveld. De in het kader van deze overeenkomst voorziene steun en instrumenten hebben de beloften zelden ingelost.
Om deze reden, en omdat de maatschappelijke organisaties een grote achterstand hebben waar het gaat om het opbouwen van zelfstandige en efficiënte structuren, mag het geen verbazing wekken dat ten aanzien van de economische partnerschapsovereenkomsten ernstige twijfels rijzen.
Voor ogen moet worden gehouden dat de Afrikaanse samenleving is georganiseerd volgens diepgewortelde sociale en politieke tradities. Hiermee dient rekening te worden gehouden om vooruitgang te kunnen boeken met de door het Europees Economisch en Sociaal Comité geformuleerde doelstellingen. In dit verband ziet het EESC het als zijn taak om de positie van het maatschappelijk middenveld (dat een voortrekkersrol speelt in het ontwikkelingsbeleid) te versterken door in te zetten op twee belangrijke terreinen waarop maatschappelijke organisaties van grote betekenis kunnen zijn:
— |
Een bestuur dat de menselijke ontwikkeling op dit continent ten goede komt. Zo'n bestuur moet beantwoorden aan een aantal criteria, in het bijzonder:
Om een en ander te verwezenlijken, pleit het EESC er met name voor om de Afrikaanse middenveldorganisaties bredere en gemakkelijkere toegang tot communautaire financiering te verlenen en om te zorgen voor een meer systematische rol voor het maatschappelijk middenveld bij het uitwerken en uitvoeren van ontwikkelingsbeleid en –strategieën. |
— |
AIDS-bestrijding |
De rol van maatschappelijke organisaties in de strijd tegen AIDS is cruciaal omdat ze ter plaatse gemakkelijk toegang hebben tot zieken: preventie, diagnostiek, zorgverlening etc. Een geïntegreerde aanpak van de drie pandemieën is noodzakelijk, en hierin vormen patiëntenorganisaties een essentiële schakel.
Door de opbouw van technische capaciteit en de scholing van alle betrokkenen moet de Europese Unie helpen om de crisis op het gebied van menselijke hulpbronnen te bezweren. Het Europees Economisch en Sociaal Comité roept alle leidinggevenden op politiek, economisch en sociaal gebied op om in deze strijd de handen ineen te slaan.
Het EESC wijst erop dat dringend medicijnen (in de vorm van een cocktail) beschikbaar moeten worden gesteld en dat de kosten hiervan door internationale organisaties binnen de perken moeten worden gehouden. De Europese Unie moet haar invloed aanwenden om het onderzoek naar een universeel vaccin te bespoedigen.
1. Inleiding
1.1 |
Op 12 oktober 2005 heeft de Europese Commissie haar Mededeling aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité „EU-strategie voor Afrika: naar een Europees-Afrikaans pact voor snellere ontwikkeling van Afrika” goedgekeurd. |
1.2 |
Het EESC stemt in met het algemene uitgangspunt en het streven naar samenhang van dit ambitieuze Europees-Afrikaanse project. Het project is door Afrikaanse niet-gouvernementele organisaties (ngo's) verschillend ontvangen. In hun ontgoocheling vragen zij zich af waarom dit plan zou slagen waar andere plannen faalden. |
1.3 |
In de Mededeling, die het resultaat is van een lange voorbereiding die Eurocommissaris Louis Michel in gang had gezet nadat hij in november 2004 was aangetreden, worden de 25 lidstaten van de Europese Unie opgeroepen tot een gemeenschappelijk beleid voor samenwerking met Afrika. Daarbij wordt gewezen op de veelheid aan politieke achtergronden en ontwikkelingsniveaus die stoelen op oude betrekkingen en een nieuwe aanpak vergen. |
1.4 |
De voorgestelde strategie is juist daarom ambitieus omdat zij vele (maar niet alle) prioritaire actiegebieden beschrijft die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het continent. |
1.5 |
De strategie is in deze zin zeer inspirerend en maakt de politieke pijler weer tot spil van de ontwikkeling. Ook zou de Europese Unie dankzij deze strategie de meest invloedrijke partner van Afrika kunnen blijven. |
1.6 |
De voorgestelde werkwijze is tevens bevorderlijk voor een betere coördinatie van EU- maatregelen, waarmee deze meer inhoud zouden krijgen in een tijd waarin de Europese Unie gebrek aan diepgang wordt verweten. |
2. Algemene opmerkingen
2.1 |
Volgens velen staat Afrika het ergste te wachten wanneer Europa en de rest van de wereld niet snel ingrijpen. |
2.2 |
Indien Afrika zich niet zelfstandig ontwikkelt, zullen de migratie-, gezondheids- en milieuproblemen hoe dan ook steeds ernstiger worden. |
2.3 |
Er moet derhalve worden geconcludeerd dat de geïndustrialiseerde landen hun hulp aan Afrika moeten heroverwegen. Dit is niet de eerste keer dat alarm wordt geslagen, en sommige politici en economen beweren openlijk dat de geïndustrialiseerde landen „hypocrisie” aan de dag leggen. |
2.4 |
Met betrekking tot de alsmaar groeiende migratiestromen valt te verwachten dat „deze druk de komende jaren zal toenemen. De Afrikaanse bevolking zal sterk groeien, en de vooruitzichten op economische vooruitgang blijven ongunstig”. Mensen hebben het recht om een zekere mate van welvaart na te streven zolang de problemen op het gebied van water, gezondheid, onderwijs en een minimale voedselzekerheid niet structureel worden opgelost. Ook de voorzitter van de Commissie deelt deze bezorgdheid, getuige zijn uitspraak dat „de onderliggende oorzaken van de onderontwikkeling in Afrika moeten worden aangepakt”. De bekendmaking van deze nieuwe strategie, die al enkele maanden geleden werd aangekondigd, viel samen met de crisis in Ceuta en Melilla. |
2.5 |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité neemt goede nota van de doelstellingen van de betreffende Mededeling, namelijk:
|
2.6 |
Het Comité vraagt zich echter af of dit niet een beetje te ambitieus is, met name in het licht van:
|
2.7 |
Om de eigenlijke ambitie te kunnen waarmaken, moet dan ook aan drie voorwaarden worden voldaan:
|
2.8 |
Om deze doelstellingen te bereiken zullen de middelen van de EU en de G8 tezamen aanzienlijk worden verhoogd. De komende tien jaar zullen deze middelen worden verdubbeld, en van deze toename zal de helft worden toegewezen aan Afrika. In het verleden is het — wellicht van beide kanten — heel wat keren bij mooie woorden gebleven, zodat voorzichtigheid geboden is. Hoewel er méér toezeggingen worden gedaan, moet worden vastgesteld dat het feitelijke bedrag aan steun dat de afgelopen jaren door sommige industrielanden beschikbaar is gesteld, is teruggelopen. |
2.9 |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité staat achter de geest van de Mededeling, met name wat het mensenrechtenbeleid betreft. Sinds 2001 heeft een aantal landen volgens de criteria van de mensenrechten en het democratiseringsproces vooruitgang geboekt, maar er dient te worden benadrukt dat de mensenrechten en de democratie nog verder moeten worden versterkt. Ter bevordering van het recht en de rechtsstaat moet steun worden verleend aan het versterken en organiseren van maatschappelijke organisaties, met name de sociale partners. Bij de dialoog met de sociale partners moeten de regels van de IAO in acht worden genomen. |
2.10 |
Desondanks stelt het Comité vast dat er prioriteiten moeten worden gesteld. Dit vereist een diepgaandere analyse van de kernvraagstukken, namelijk:
|
2.11 |
Verder wijst het Comité er nogmaals op dat plattelandsontwikkeling een vaak onderschatte kwestie is die absolute voorrang verdient en niet uit het oog mag worden verloren. In Afrika is de landbouw van groot belang, en wel om vaak genoemde redenen: zelfvoorziening op voedselgebied is belangrijk voor ontwikkeling en om ontvolking tegen te gaan. Een zeer groot deel van de beroepsbevolking bestaat uit akkerbouwers en veehouders. Bij het formuleren van het plattelandsbeleid dient dan ook rekening te worden gehouden met hun mening. Ook moeten zij worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van dit beleid, zodat het meer kans van slagen heeft. |
2.12 |
Het Comité wijst erop dat infrastructuurvoorzieningen nog dikwijls tekortschieten en dat het in dit verband soms ook ontbreekt aan verbeeldingskracht op dit terrein. Dit geldt zowel voor nationale en interregionale communicatiemiddelen als voor toegang tot water, die van grote geopolitieke betekenis zijn. |
2.13 |
Het Comité roept op tot stopzetting van alle vormen van directe begrotingssteun. |
2.14 |
Een en ander is niet mogelijk zonder intensievere participatie van het maatschappelijk middenveld binnen een verbeterd kader voor mondiale governance, waarbij alle overheden en economische en maatschappelijke sectoren worden betrokken. |
3. Bijzondere opmerkingen
Binnen deze algemene context stond Afrika in 2005 boven aan de internationale agenda. Tijdens de Top van de G8 in Schotland in juli jl., de vieringen van de 60e verjaardag van de VN in New York en de recente jaarlijkse vergadering van de instellingen van Bretton Woods was iedereen — van Tony Blair tot Horst Kohler en zelfs Paul Wolfowitz, de nieuwe voorzitter van de Wereldbank, — het erover eens dat Afrika uit de put moet worden gehaald.
Het Comité wil hier nog eens wijzen op de heikele vraagstukken waarover het zich reeds herhaaldelijk heeft uitgesproken:
— |
Afrika moet zeker voorrang krijgen, maar dan moet het maatschappelijk middenveld in al zijn geledingen wel bij de nieuwe governance worden betrokken; |
— |
AIDS-bestrijding moet absolute prioriteit krijgen, aangezien zich momenteel onder onze ogen en in een sfeer van betrekkelijke onverschilligheid een nieuwe tragedie voltrekt. |
3.1 Voorrang voor Afrika
3.1.1 |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité onderschrijft de wens van de Europese Commissie om op het gebied van de communautaire ontwikkelingshulp prioriteit te verlenen aan Afrika bezuiden de Sahara. Deze maatregel kan echter alleen doeltreffend zijn wanneer tegelijkertijd het bestuur in deze regio — op zowel nationaal als regionaal niveau — wordt verbeterd. Het Comité denkt daarbij niet alleen aan de Afrikaanse interstatelijke organisaties en de nationale overheden, maar ook aan de organisaties uit het maatschappelijk middenveld. Dankzij hun onafhankelijkheid (die moet worden vergroot), het feit dat zij dicht bij de bevolking staan en hun reactievermogen kunnen deze ervoor zorgen dat de direct betrokken burgers nauwer bij het ontwikkelingsbeleid worden betrokken. Voor het achteropraken van Afrika zijn weliswaar vele oorzaken aan te wijzen, maar het ontbreken van een onafhankelijk maatschappelijk middenveld en van een toereikende verankering daarvan zijn hier zeker debet aan en hebben niet te onderschatten gevolgen. Het concept van delegatie, dat met dit doel expliciet in de Cotonou-overeenkomst was opgenomen, werkt niet. Het is immers problematisch gebleken om in het kader van het oplossen van deze problematiek directe — hoewel voorwaardelijke — steun te verlenen aan de betreffende verenigingen, zoals was vastgelegd in de Overeenkomst van Cotonou. |
3.1.2 |
Het Comité doet dan ook de aanbeveling om:
|
3.1.3 |
De mensenrechten zijn voor de Europese Unie onaantastbaar. Het Comité roept ertoe op om daadwerkelijk communautaire steun te verlenen aan het maatschappelijk middenveld, en is van mening dat in het licht van de mensenrechtenproblematiek:
|
3.1.4 |
Dezelfde problemen zullen zich waarschijnlijk voordoen bij de tenuitvoerlegging van de economische partnerschapsovereenkomsten. Om een echt programma voor de verwezenlijking van een interne markt en een echt hervormingsprogramma ten uitvoer te kunnen leggen, moeten we voor ogen houden dat:
|
3.1.5 |
Het Comité heeft vastgesteld dat de onderhandelingen voor het afsluiten van economische partnerschapsovereenkomsten met diverse regio's van start zijn gegaan, en hoopt dat een en ander zal leiden tot een opleving van de handel die bevorderlijk is voor duurzame ontwikkeling en de armoede helpt uit te bannen. Om ervoor te zorgen dat deze overeenkomsten daadwerkelijk ten goede komen aan de bevolking, roept het Comité op tot het volgende:
|
3.1.6 |
Om te waarborgen dat de economische ontwikkeling ten goede komt aan zo veel mogelijk mensen en niet leidt tot misbruik, zou het Comité evenwel graag zien dat bij communautaire activiteiten in het kader van ontwikkelingshulp aan Afrika rekening wordt gehouden met de beginselen inzake sociale samenhang en fatsoenlijk werk voor iedereen. De naleving van deze beginselen zal beter worden gegarandeerd wanneer er een echte sociale dialoog op gang komt en — meer in het algemeen — wanneer er een dialoog tussen de actoren van het maatschappelijk middenveld wordt aangezwengeld. |
3.1.7 |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité stelt dan ook voor om: samen te werken met de Afrikaanse economische, sociale en culturele raden om kennis en ervaring uit te wisselen, overeenkomstig de door de Europese Commissie in haar Mededeling (2) gedane oproep. Aldus kunnen deze raden efficiënte partners worden bij het bepalen van de sectoren of geografische gebieden waarop investeringen en steunmaatregelen worden gericht;
Wellicht wordt de Europese Unie zich er hier van bewust dat het maatschappelijk middenveld in geringe mate bij de ontwikkeling is betrokken en dat in het kader van deze nieuwe strategie meer naar het maatschappelijk middenveld moet worden geluisterd. |
3.2 Bestrijding van pandemieën
3.2.1 |
Wat betreft het AIDS-vraagstuk roept het Europees Economisch en Sociaal Comité alle politieke, economische en sociale leidinggevenden op om de handen ineen te slaan. Het Comité is ingenomen met de inspanningen van de Internationale Werkgeversorganisatie en het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen, die het Comité hebben verzocht om steun te verlenen aan de diverse actieplannen die zij in 2003 hebben gelanceerd in acht landen in zuidelijk Afrika. |
3.2.2 |
Overal, tijdens regionale en lokale seminars en tijdens zittingen, moet het Europees Economisch en Sociaal Comité optreden als pleitbezorger voor deze strijd. Dankzij het onderwijssysteem en dankzij de mobilisatie van familieleden door de actoren van het maatschappelijk middenveld gloort wat dit betreft hoop, aangezien voor het eerst een afname van het aantal HIV-geïnfecteerden en een stijging van de levensverwachting zijn waar te nemen in Senegal, Oeganda en Zimbabwe. We mogen echter niet achterover leunen. De Commissie kondigt richtsnoeren aan voor het plannen van de strijd tegen AIDS, die ter beschikking zullen worden gesteld aan de nationale partners. |
3.2.3 |
Het Comité wijst erop dat substantiële financiële middelen zijn vereist om HIV/AIDS te bestrijden door middel van een permanent preventiebeleid en een beleid inzake behandelingen in de vorm van doeltreffende en vereenvoudigde therapieën, waarvan de kosten volledig moeten worden geregeld in het kader van de TRIP's (verdragen inzake handelsgerelateerde intellectuele eigendomsrechten) van de Wereldhandelsorganisatie. Ook moet het onderzoek naar een betrouwbaar en universeel vaccin worden gesteund. |
3.2.4 |
De menselijke, maatschappelijke en economische gevolgen van grote pandemieën voor ontwikkelingslanden — met name de HIV/AIDS-pandemie in Afrika bezuiden de Sahara — zijn inmiddels rampzalig, en vergen enorme inspanningen van deze landen om hieraan het hoofd te bieden. De urgentie is groot, aangezien in sommige landen met een hoog percentage HIV-besmettingen (45-49 %) zich hongersnoden beginnen af te tekenen. Het Europees Economisch en Sociaal Comité pleit er dan ook voor dat de Europese Unie op twee niveaus optreedt:
|
3.2.5 |
Het Comité is van mening dat ngo's, sociale partners en politieke leiders hun krachten moeten bundelen en dat het Comité in deze cruciale strijd een coördinerende rol moet spelen tussen al deze partijen. Het Comité wil fungeren als baken in deze strijd, die voor alle betrokken landen van levensbelang is. We moeten er ons immers terdege van bewust zijn dat achter de AIDS-epidemie alweer hongersnoden opdoemen wanneer niet wordt ingegrepen. |
3.2.6 |
De Europese Unie moet ijveren voor verlaging van de kosten van farmaceutische producten door een speciaal partnerschap aan te gaan met de WTO. Het Comité roept de lidstaten van de Unie ertoe op, zich te scharen achter het initiatief om geneesmiddelen uitgebreid en langdurig te financieren (Conferentie van Parijs, februari 2006). Het EESC meent dat de participatie van de nationale sociaal-economische raden zou worden vergroot door ze te betrekken bij de tenuitvoerlegging en evaluatie van dit nieuwe instrument, alsook bij de controle daarop. Dit kan helpen om de traceerbaarheid te verbeteren. |
Brussel, 18 mei 2006
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
A.-M. SIGMUND
(1) „EU-strategie voor Afrika: naar een Europees-Afrikaans pact voor snellere ontwikkeling van Afrika”, COM(2005) 489 final.
(2) COM(2005) 132: „Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken – De bijdrage van de Europese Unie”, april 2005.