6.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 111/10


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 7/2008

door de Raad vastgesteld op 10 maart 2008

met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad van … inzake levensmiddelenadditieven

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 111 E/02)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het vrije verkeer van veilig en gezond voedsel is een wezenlijk aspect van de interne markt, dat een aanzienlijke bijdrage levert tot de gezondheid en het welzijn van de burgers en hun sociale en economische belangen.

(2)

Bij de uitvoering van het beleid van de Gemeenschap dient een hoog niveau van bescherming van het leven en de gezondheid van de mens te worden gewaarborgd.

(3)

Deze verordening vervangt de bestaande richtlijnen en beschikkingen inzake levensmiddelenadditieven die in levensmiddelen mogen worden gebruikt, om de doeltreffende werking van de interne markt en een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en van de belangen van de consument te waarborgen door allesomvattende en gestroomlijnde procedures.

(4)

Deze verordening harmoniseert het gebruik van levensmiddelenadditieven in levensmiddelen in de Gemeenschap. Dit omvat het gebruik van levensmiddelenadditieven in levensmiddelen overeenkomstig Richtlijn 89/398/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (3) en het gebruik van bepaalde levensmiddelenkleurstoffen voor het aanbrengen van het keurmerk op vlees en voor het versieren of stempelen van eieren. Voorts harmoniseert deze verordening het gebruik van levensmiddelenadditieven in levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen om de veiligheid en kwaliteit ervan te waarborgen en de opslag en het gebruik ervan te vergemakkelijken. Hiervoor bestond nog geen regelgeving op communautair niveau.

(5)

Levensmiddelenadditieven zijn stoffen die op zichzelf gewoonlijk niet als levensmiddelen worden geconsumeerd, maar doelbewust aan levensmiddelen worden toegevoegd voor de in deze verordening omschreven technologische doeleinden, zoals de conservering van levensmiddelen. Alle levensmiddelenadditieven moeten onder deze verordening vallen, en derhalve moet de lijst van functionele klassen geactualiseerd worden in het licht van de wetenschappelijke vooruitgang en de technologische ontwikkeling. Wanneer stoffen worden gebruikt om aroma en/of smaak te geven of voor voedingsdoeleinden, bijvoorbeeld zoutvervangers, vitaminen of mineralen, dienen zij echter niet als levensmiddelenadditieven te worden beschouwd. Als levensmiddel beschouwde stoffen die voor technologische doeleinden kunnen worden gebruikt, zoals natriumchloride en als kleurstof gebruikte saffraan, en voedingsenzymen mogen evenmin binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Uit levensmiddelen en ander natuurlijk uitgangsmateriaal verkregen preparaten, waarmee beoogd wordt een technologisch effect in het eindproduct te bereiken en die bereid worden door selectieve extractie van bestanddelen (d.w.z. de kleurstoffen en niet de aromatische of voedingsbestanddelen), zijn additieven in de zin van deze verordening. Voedingsenzymen vallen onder Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad van … inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97 (4), waarbij deze verordening dus niet van toepassing is.

(6)

Stoffen die op zichzelf niet als levensmiddel worden geconsumeerd, maar doelbewust bij de verwerking van levensmiddelen worden gebruikt, en die slechts als residu in het eindproduct achterblijven en geen technologisch effect op het eindproduct hebben (technische hulpstoffen), mogen niet onder deze verordening vallen.

(7)

Levensmiddelenadditieven mogen slechts worden goedgekeurd en gebruikt indien zij aan de criteria van deze verordening voldoen. Het gebruik van levensmiddelenadditieven moet veilig zijn, moet om technologische redenen noodzakelijk zijn, mag de consument niet misleiden en moet een voordeel hebben voor de consument. Misleiding van de consument omvat, maar is niet beperkt tot, aspecten die verband houden met de aard, de versheid, de kwaliteit van de gebruikte ingrediënten, de natuurlijkheid van een product of van het productieproces, of de voedingskwaliteit van het product. Bij de goedkeuring van levensmiddelenadditieven moeten ook andere relevante factoren in aanmerking worden genomen, waaronder maatschappelijke, economische, traditionele, ethische en milieufactoren, alsmede de uitvoerbaarheid van controles. In verband met het gebruik en het maximumniveau van een levensmiddelenadditief moeten de inname van het levensmiddelenadditief uit andere bronnen en de blootstelling aan het levensmiddelenadditief van speciale groepen consumenten (bv. consumenten met een allergie) in aanmerking worden genomen.

(8)

Levensmiddelenadditieven moeten aan de goedgekeurde specificaties voldoen, diede nodige informatie bevatten om het levensmiddelenadditief en de oorsprong ervan adequaat te identificeren, alsook een omschrijving van de aanvaardbare zuiverheidscriteria. De specificaties die eerder voor levensmiddelenadditieven zijn vastgesteld bij Richtlijn 95/31/EG van de Commissie van 5 juli 1995 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor zoetstoffen die in levensmiddelen (5) mogen worden gebruikt, Richtlijn 95/45/EG van de Commissie van 26 juli 1995 houdende vaststelling van bijzondere zuiverheidseisen voor kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (6) en Richtlijn 96/77/EG van de Commissie van 2 december 1996 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (7) moeten worden gehandhaafd totdat de desbetreffende additieven in de bijlagen bij deze verordening zijn opgenomen. Dan moeten de specificaties voor die additieven in een verordening worden vastgesteld. Die specificaties moeten rechtstreeks betrekking hebben op de additieven die in de communautaire lijsten in de bijlagen bij deze verordening zijn opgenomen. Gezien de complexiteit en de inhoud van die specificaties mogen zij echter niet als dusdanig op de communautaire lijsten worden opgenomen, maar moeten zij duidelijkheidshalve in een of meer afzonderlijke verordeningen worden vastgesteld.

(9)

Sommige levensmiddelenadditieven mogen specifiek voor bepaalde toegestane oenologische procédés en behandelingen worden gebruikt. Deze levensmiddelenadditieven moeten overeenkomstig deze verordening en de specifieke bepalingen van de desbetreffende communautaire wetgeving worden gebruikt.

(10)

Met het oog op harmonisering moeten de risicobeoordeling en de goedkeuring van levensmiddelenadditieven plaatsvinden volgens de procedure van Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad van … tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (8).

(11)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (9) moet de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de Autoriteit” genoemd) worden geraadpleegd over aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op de volksgezondheid.

(12)

Een levensmiddelenadditief dat binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders valt (10), moet voor de veiligheidsbeoordeling van de genetische modificatie aan de goedkeuringsprocedure van die verordening onderworpen zijn, terwijl de definitieve goedkeuring voor het levensmiddelenadditief bij de onderhavige verordening moet worden verleend.

(13)

Een levensmiddelenadditief dat reeds overeenkomstig deze verordening is goedgekeurd en dat wordt bereid volgens productiemethoden of met gebruikmaking van uitgangsmaterialen die sterk verschillen van die welke in het kader van de risicobeoordeling van de Autoriteit zijn beoordeeld of verschillen van die welke onder de vastgestelde specificaties vallen, moet aan een beoordeling door de Autoriteit worden onderworpen. Sterk verschillend zou onder meer kunnen inhouden dat van een productiemethode waarbij het product uit planten wordt verkregen, is overgestapt op productie door gisting met behulp van een micro-organisme of door genetische modificatie van het oorspronkelijke micro-organisme, of dat er iets is veranderd in de uitgangsmaterialen of de deeltjesgrootte.

(14)

Levensmiddelenadditieven dienen een punt van voortdurende aandacht te zijn en dienen opnieuw te worden beoordeeld telkens wanneer wijzigingen in de gebruiksomstandigheden en nieuwe wetenschappelijke gegevens daartoe aanleiding geven.

(15)

Lidstaten die het verbod van 1 januari 1992 op het gebruik van bepaalde additieven in bepaalde levensmiddelen die als traditionele producten worden beschouwd en die op hun grondgebied worden vervaardigd handhaven, moeten dat kunnen blijven doen. Wat betreft producten zoals feta of „salame cacciatore” is deze verordening van toepassing onverminderd strengere voorschriften met betrekking tot het gebruik van bepaalde benamingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (11) en Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen (12).

(16)

Onder voorbehoud van verdere restricties mag een additief, behalve door directe toevoeging, aanwezig zijn in levensmiddelen omdat het afkomstig is van een ingrediënt waarin het additief was toegestaan, mits de hoeveelheid van het additief in het uiteindelijke levensmiddel niet groter is dan als het was toegevoegd met gebruik van het ingrediënt onder correcte technologische omstandigheden en volgens goede productiemethoden.

(17)

Voor levensmiddelenadditieven blijven de algemene etiketteringsvoorschriften gelden overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (13), en, in voorkomend geval, Verordening (EG) nr. 1829/2003 en Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders (14). Voorts moeten in deze verordening specifieke etiketteringsvoorschriften worden vastgesteld voor levensmiddelenadditieven die als zodanig aan de producent of aan de eindverbruiker worden verkocht.

(18)

Uit hoofde van deze verordening toegelaten zoetstoffen mogen worden gebruikt als tafelzoetstoffen die rechtstreeks aan de consument worden verkocht. De fabrikanten van dergelijke producten moeten via passende middelen informatie beschikbaar stellen aan de consument zodat deze het product op veilige wijze kan gebruiken. Dergelijke informatie kan op een aantal manieren beschikbaar worden gesteld, onder meer op productetiketten, internetwebsites, consumenteninformatielijnen of op het verkooppunt. Met het oog op een uniforme aanpak met betrekking tot de uitvoering van deze vereiste, kan het nodig zijn op communautair niveau richtsnoeren op te stellen.

(19)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (15).

(20)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de bijlagen bij deze verordening te wijzigen en passende overgangsmaatregelen te treffen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, onder meer door deze aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(21)

Om redenen van doeltreffendheid moeten de normale termijnen voor de regelgevingsprocedure met toetsing worden ingekort voor de vaststelling van bepaalde wijzigingen in bijlage II en bijlage III in verband met stoffen die reeds zijn toegelaten krachtens andere communautaire wetgeving en van passende overgangsmaatregelen inzake die stoffen.

(22)

Om de communautaire wetgeving inzake levensmiddelenadditieven op evenredige en doeltreffende wijze te ontwikkelen en aan te passen, is het noodzakelijk gegevens te verzamelen, informatie uit te wisselen en de werkzaamheden tussen de lidstaten te coördineren. Daartoe kan het nuttig zijn onderzoeken uit te voeren naar specifieke kwesties om zo het besluitvormingsproces te vergemakkelijken. De Gemeenschap dient deze onderzoeken in het kader van haar begrotingsprocedure te kunnen financieren. De financiering van dit soort maatregelen valt onder Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (16).

(23)

De lidstaten moeten officiële controles uitvoeren om deze verordening te handhaven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004.

(24)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van een communautaire regeling inzake levensmiddelenadditieven, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de eenheid van de markt en een hoog niveau van consumentenbescherming beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(25)

Na de vaststelling van deze verordening moet de Commissie, bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, alle bestaande goedkeuringen controleren op andere criteria dan veiligheid, zoals inname, technologische noodzaak en mogelijke misleiding van de consument. Alle levensmiddelenadditieven die in de Gemeenschap toegelaten moeten blijven, moeten worden ondergebracht in de communautaire lijsten in de bijlagen II en III bij deze verordening. Bijlage III bij deze verordening moet worden aangevuld met de overige levensmiddelenadditieven die in levensmiddelenadditieven en in voedingsenzymen en draagstoffen voor voedingsstoffen worden gebruikt en met de gebruiksvoorwaarden, overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/2008 (17). Om in een passende overgangsperiode te voorzien, mogen de bepalingen van bijlage III, met uitzondering van de bepalingen betreffende draagstoffen voor levensmiddelenadditieven en levensmiddelenadditieven in aroma's, niet voor 1 januari 2011 van toepassing zijn.

(26)

Tot de toekomstige communautaire lijsten van levensmiddelenadditieven zijn opgesteld, dient te worden voorzien in een vereenvoudigde procedure om de huidige lijsten van levensmiddelenadditieven in de bestaande richtlijnen te actualiseren.

(27)

Onverminderd de resultaten van de in overweging 25 genoemde controle moet de Commissie uiterlijk een jaar na de vaststelling van deze verordening een beoordelingsprogramma opzetten in het kader waarvan de Autoriteit de veiligheid van de reeds door de Gemeenschap goedgekeurde levensmiddelenadditieven opnieuw beoordeelt. In het kader van dat programma moeten worden vastgesteld volgens welke behoeften en prioriteiten de goedgekeurde levensmiddelenadditieven moeten worden onderzocht.

(28)

Bij deze verordening worden de volgende besluiten ingetrokken en vervangen: Richtlijn 62/2645/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake kleurstoffen die kunnen worden gebruikt in voor menselijke voeding bestemde waren (18), Richtlijn 65/66/EEG van de Raad van 26 januari 1965 houdende vaststelling van bijzondere zuiverheidseisen voor conserveermiddelen die mogen worden gebruikt in voor menselijke voeding bestemde waren (19), Richtlijn 78/663/EEG van de Raad van 25 juli 1978 tot vaststelling van bijzondere zuiverheidseisen voor emulgatoren, stabilisatoren, verdikkingsmiddelen en geleermiddelen waarvan het gebruik in levensmiddelen is toegestaan (20), Richtlijn 78/664/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de vaststelling van de bijzondere zuiverheidseisen voor de oxydatie tegengaande stoffen waarvan het gebruik in levensmiddelen is toegestaan (21), Eerste Richtlijn 81/712/EEG van de Commissie van 28 juli 1981 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de controle van zuiverheidseisen voor bepaalde levensmiddelenadditieven (22), Richtlijn 89/107/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren mogen worden gebruikt (23), Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (24), Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (25), Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (26), Beschikking nr. 292/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende de handhaving van nationale wetgeving die het gebruik van bepaalde additieven bij de vervaardiging van bepaalde specifieke levensmiddelen verbiedt (27) en Beschikking 2002/247/EG van de Commissie van 27 maart 2002 tot opschorting van het in de handel brengen en de invoer van geleiproducten die het levensmiddelenadditief E 425 konjac bevatten (28). Een aantal bepalingen van bovengenoemde besluiten moet echter gedurende een overgangsperiode van kracht blijven totdat de communautaire lijsten in de bijlagen bij deze verordening zijn vastgesteld,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt voorschriften voor in levensmiddelen gebruikte levensmiddelenadditieven vast met het oog op de doeltreffende werking van de interne markt en een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en de bescherming van de belangen van de consument, inclusief eerlijke praktijken in de levensmiddelenhandel, in voorkomend geval rekening houdend met de bescherming van het milieu.

Hiertoe is in deze verordening het volgende vastgesteld:

a)

communautaire lijsten van goedgekeurde levensmiddelenadditieven, opgenomen in bijlage II en bijlage III;

b)

de gebruiksvoorwaarden voor levensmiddelenadditieven in levensmiddelen, waaronder in levensmiddelenadditieven, en in voedingsenzymen zoals bepaald in Verordening (EG) nr. …/2008 (29) en voor voedingssmaakstoffen die vallen onder Verordening (EG) nr. …/2008 van het Europees Parlement en de Raad van … inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96 en Richtlijn 2000/13/EG (30);

c)

voorschriften voor de etikettering van als zodanig verkochte levensmiddelenadditieven.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op levensmiddelenadditieven.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op de volgende stoffen, tenzij deze als levensmiddelenadditieven worden gebruikt:

a)

technische hulpstoffen;

b)

stoffen die voor de bescherming van planten en plantaardige producten worden gebruikt overeenkomstig de communautaire fytosanitaire voorschriften;

c)

stoffen die als voedingsstoffen aan levensmiddelen worden toegevoegd;

d)

stoffen die voor de behandeling van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (31) vallen;

e)

aroma's die onder Verordening (EG) nr. …/2008 (32) vallen.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op enzymen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. …/2008 (29) vallen.

4.   Deze verordening is van toepassing onverminderd specifieke communautaire bepalingen inzake het gebruik van levensmiddelenadditieven:

a)

in specifieke levensmiddelen;

b)

voor andere dan de in deze verordening bedoelde doeleinden.

Artikel 3

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van de Verordeningen (EG) nr. 178/2002 en (EG) nr. 1829/2003.

2.   Voorts gelden voor de toepassing van deze verordening de volgende definities:

a)

„levensmiddelenadditief”: elke stof, met of zonder voedingswaarde, die op zichzelf gewoonlijk niet als voedsel wordt geconsumeerd en gewoonlijk niet als kenmerkend voedselingrediënt wordt gebruikt, en die voor technologische doeleinden bij het vervaardigen, verwerken, bereiden, behandelen, verpakken, vervoeren of opslaan van levensmiddelen bewust aan deze levensmiddelen wordt toegevoegd, met als gevolg of redelijkerwijs te verwachten gevolg dat de stof zelf of bijproducten ervan, direct of indirect, een bestanddeel van die levensmiddelen worden.

Als levensmiddelenadditieven worden echter niet beschouwd:

i)

monosachariden, disachariden of oligosachariden en levensmiddelen die deze stoffen bevatten en die om hun zoetkracht worden gebruikt;

ii)

levensmiddelen, gedroogd of in geconcentreerde vorm, waaronder aroma's, die wegens hun aromatische, smaakgevende of voedingseigenschappen en, in tweede instantie, wegens de kleurende eigenschappen, voor de vervaardiging van samengestelde levensmiddelen worden gebruikt;

iii)

stoffen die in bedekkings- of omhullingsmaterialen worden gebruikt maar geen deel uitmaken van levensmiddelen en niet bestemd zijn om samen met deze levensmiddelen te worden geconsumeerd;

iv)

producten die pectine bevatten en die door middel van een behandeling met verdund zuur, gevolgd door een gedeeltelijke neutralisatie met natrium- of kaliumzouten, worden verkregen uit gedroogde appelpulp, schillen van citrusvruchten of kweeperen of een mengsel daarvan („vloeibare pectine”);

v)

kauwgombasis;

vi)

witte of gele dextrine, geroost of gedextrineerd zetmeel, zetmeel dat gemodificeerd is door een behandeling met zuur of base, gebleekt zetmeel, fysisch gemodificeerd zetmeel en zetmeel dat behandeld is met enzymen die zetmeel afbreken;

vii)

ammoniumchloride;

viii)

bloedplasma, voedingsgelatine, eiwithydrolysaten en hun zouten, melkeiwit en gluten;

ix)

aminozuren en zouten daarvan die geen technologische functie hebben, met uitzondering van glutaminezuur, glycine, cysteïne en cystine en zouten daarvan;

x)

caseïnaten en caseïne;

xi)

inuline;

b)

„technische hulpstof”: elke stof die:

i)

op zichzelf niet als levensmiddel wordt geconsumeerd;

ii)

bij de verwerking van grondstoffen, levensmiddelen of voedselingrediënten bewust wordt gebruikt om tijdens de bewerking of verwerking aan een bepaald technologisch doel te beantwoorden; en

iii)

kan leiden tot de onbedoelde maar technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen van deze stof of bijproducten ervan in het eindproduct, mits deze residuen geen gevaar voor de gezondheid vormen en geen technologisch effect op het eindproduct hebben;

c)

„functionele klasse”: een van de categorieën in bijlage I, op basis van de technologische functie die een levensmiddelenadditief vervult in het levensmiddel;

d)

„onverwerkt levensmiddel”: een levensmiddel dat geen behandeling heeft ondergaan die een ingrijpende wijziging veroorzaakt in de oorspronkelijke staat van het levensmiddel, waarbij de volgende behandelingen worden geacht geen ingrijpende wijziging te veroorzaken: verdelen, breken, hakken, uitbenen, fijnhakken, villen, schillen, pellen, malen, snijden, schoonmaken, opmaken, diepvriezen, invriezen, koelen, doppen, verpakken en uitpakken;

e)

„levensmiddel zonder toegevoegde suikers”: een levensmiddel zonder:

i)

toegevoegde monosachariden of disachariden;

ii)

toegevoegde levensmiddelen die monosachariden of disachariden bevatten en die om hun zoetkracht worden gebruikt;

f)

„levensmiddel met verminderde verbrandingswaarde”: een levensmiddel waarvan de verbrandingswaarde met ten minste 30 % is verminderd ten opzichte van het oorspronkelijke levensmiddel of een soortgelijk product;

g)

„tafelzoetstof”: bereiding van toegelaten zoetstoffen die eventueel andere levensmiddelenadditieven en/of voedselingrediënten kan bevatten en die bestemd is om als vervangingsmiddel voor suikers aan de eindverbruiker te worden verkocht;

h)

quantum satis”: er is geen numerieke maximumhoeveelheid vastgesteld en de stoffen worden gebruikt overeenkomstig goede productiemethoden, in hoeveelheden die niet groter zijn dan voor het beoogde doel nodig is en op voorwaarde dat de consument niet wordt misleid.

HOOFDSTUK II

COMMUNAUTAIRE LIJSTEN VAN GOEDGEKEURDE LEVENSMIDDELENADDITIEVEN

Artikel 4

Communautaire lijsten van levensmiddelenadditieven

1.   Alleen levensmiddelenadditieven die in de communautaire lijst in bijlage II zijn opgenomen, mogen als zodanig in de handel gebracht en in levensmiddelen gebruikt worden, mits zij voldoen aan de in de lijst gestelde voorwaarden.

2.   De lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage III wordt opgesteld op basis van de levensmiddelenadditieven, enzymen, levensmiddelenaroma's en voedingsstoffen of categorieën daarvan waaraan zij mogen worden toegevoegd.

3.   De lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II wordt opgesteld op basis van de categorieën levensmiddelen waaraan zij mogen worden toegevoegd.

4.   De lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage III wordt opgesteld op basis van de levensmiddelenadditieven, enzymen en levensmiddelenaroma's en voedingsstoffen of categorieën daarvan waaraan zij mogen worden toegevoegd.

5.   Levensmiddelenadditieven moeten voldoen aan de specificaties als bedoeld in artikel 13.

Artikel 5

Verbod op levensmiddelenadditieven en/of levensmiddelen die niet aan de verordening voldoen

Niemand mag een levensmiddelenadditief of een levensmiddel dat een dergelijk additief bevat, in de handel brengen, indien het gebruik van het levensmiddelenadditief niet aan deze verordening voldoet.

Artikel 6

Algemene voorwaarden voor de opneming in de communautaire lijsten en het gebruik van levensmiddelenadditieven

1.   Een levensmiddelenadditief mag slechts in de communautaire lijsten in de bijlagen II en III worden opgenomen indien het aan de volgende voorwaarden voldoet en, waar dat relevant is, andere ter zake dienende factoren in aanmerking neemt:

a)

het levert volgens de beschikbare wetenschappelijke gegevens bij de voorgestelde hoeveelheden geen gevaar voor de gezondheid van de consument op; en

b)

er is een aanvaardbare technische behoefte waarin niet met andere economisch en technisch bruikbare methoden kan worden voorzien; en

c)

de consument wordt er niet mee misleid.

2.   Om in de communautaire lijsten in de bijlagen II en III te worden opgenomen, moet een levensmiddelenadditief voordelen voor de consument hebben en dus aan een of meer van de volgende doeleinden beantwoorden:

a)

instandhouding van de voedingskwaliteit van het levensmiddel;

b)

levering van de benodigde ingrediënten of bestanddelen van levensmiddelen die voor groepen consumenten met speciale dieetbehoeften worden vervaardigd;

c)

verhoging van de houdbaarheid of stabiliteit van een levensmiddel of verbetering van de organoleptische eigenschappen, mits dit de aard, substantie of kwaliteit van het levensmiddel niet zodanig verandert dat de consument daardoor kan worden misleid;

d)

vergemakkelijking van het vervaardigen, verwerken, bereiden, behandelen, verpakken, vervoeren of opslaan van levensmiddelen, met inbegrip van levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's, mits het levensmiddelenadditief niet wordt gebruikt om de gevolgen van het gebruik van ondeugdelijke grondstoffen of van ongewenste (en ook onhygiënische) methoden tijdens een van deze activiteiten te verhullen.

3.   In afwijking van lid 2, onder a), mag een levensmiddelenadditief dat de voedingskwaliteit van een levensmiddel vermindert, in de communautaire lijst in bijlage II worden opgenomen mits:

a)

het levensmiddel geen wezenlijk onderdeel van een normaal voedingspatroon vormt; of

b)

het levensmiddelenadditief nodig is voor de vervaardiging van levensmiddelen voor groepen consumenten met speciale dieetbehoeften.

Artikel 7

Specifieke voorwaarden voor zoetstoffen

Een levensmiddelenadditief mag slechts in de communautaire lijst in bijlage II in de functionele klasse „zoetstoffen” worden opgenomen indien het, naast een of meer van de in artikel 6, lid 2, vermelde doeleinden, ook aan een of meer van de volgende doeleinden beantwoordt:

a)

vervanging van suikers bij de vervaardiging van levensmiddelen met verminderde verbrandingswaarde, niet-cariogene levensmiddelen of levensmiddelen zonder toegevoegde suikers; of

b)

vervanging van suikers wanneer dit zorgt voor een langere houdbaarheid van levensmiddelen; of

c)

vervaardiging van voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen zoals omschreven in artikel 1, lid 2, onder a), van Richtlijn 89/398/EEG.

Artikel 8

Specifieke voorwaarden voor kleurstoffen

Een levensmiddelenadditief mag slechts in de communautaire lijst in bijlage II in de functionele klasse „kleurstoffen” worden opgenomen indien het, naast een of meer van de in artikel 6, lid 2, vermelde doeleinden, aan een van de volgende doeleinden beantwoordt:

a)

een levensmiddel waarvan de kleur door verwerking, opslag, verpakking en distributie is aangetast, waardoor het er minder aanvaardbaar kan uitzien, zijn oorspronkelijke voorkomen teruggeven;

b)

levensmiddelen er aantrekkelijker doen uitzien en om aroma's die normaal met een bepaald levensmiddel worden geassocieerd, te helpen herkennen;

c)

levensmiddelen die anders kleurloos zouden zijn, kleur geven.

Artikel 9

Functionele klassen van levensmiddelenadditieven

1.   Levensmiddelenadditieven kunnen in bijlagen II en III in een van de functionele klassen in bijlage I worden ingedeeld op basis van hun voornaamste technologische functie.

Dat een levensmiddelenadditief in een functionele klasse wordt ingedeeld, sluit niet uit dat het voor verscheidene functies kan worden gebruikt.

2.   Wanneer de wetenschappelijke vooruitgang of de technologische ontwikkeling het vereist, worden de maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening betreffende extra functionele klassen die in bijlage I kunnen worden toegevoegd, vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 26, lid 3.

Artikel 10

Inhoud van de communautaire lijsten van levensmiddelenadditieven

1.   Een levensmiddelenadditief dat voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 6, 7 en 8 kan volgens de procedure van Verordening (EG) nr. …/2008 (17) worden opgenomen in:

a)

de communautaire lijst in bijlage II bij deze verordening; en/of

b)

de communautaire lijst in bijlage III bij deze verordening.

2.   Bij een in de communautaire lijsten in de bijlagen II en III opgenomen levensmiddelenadditief wordt het volgende vermeld:

a)

de naam van het levensmiddelenadditief en het E-nummer;

b)

de levensmiddelen waaraan het levensmiddelenadditief mag worden toegevoegd;

c)

de voorwaarden waaronder het levensmiddelenadditief mag worden gebruikt;

d)

in voorkomend geval, mogelijke beperkingen op de rechtstreekse verkoop van het levensmiddelenadditief aan de eindgebruiker.

3.   De communautaire lijsten in de bijlagen II en III worden gewijzigd volgens de procedure van Verordening (EG) nr. …/2008 (17).

Artikel 11

Te gebruiken hoeveelheden levensmiddelenadditieven

1.   Bij de vaststelling van de gebruiksvoorwaarden als bedoeld in artikel 10, lid 2, onder c):

a)

wordt de te gebruiken hoeveelheid vastgesteld op de kleinste hoeveelheid die nodig is om het gewenste effect te bereiken;

b)

wordt de te gebruiken hoeveelheid vastgesteld met inachtneming van:

i)

de aanvaardbare dagelijkse inname of een gelijkwaardig gegeven dat voor het levensmiddelenadditief is vastgesteld en de waarschijnlijke dagelijkse inname van het levensmiddelenadditief uit alle voedselbronnen;

ii)

indien het levensmiddelenadditief bestemd is om te worden gebruikt in levensmiddelen voor speciale groepen consumenten, de mogelijke dagelijkse inname van het additief door consumenten van die groepen.

2.   In voorkomend geval wordt voor een levensmiddelenadditief geen numerieke maximumhoeveelheid vastgesteld (quantum satis). In dat geval wordt het levensmiddelenadditief gebruikt overeenkomstig het quantum satis-beginsel.

3.   Tenzij anders is vermeld, zijn de maximale hoeveelheden levensmiddelenadditieven in bijlage II van toepassing op levensmiddelen in de vorm waarop zij in de handel worden gebracht. In afwijking van dit beginsel zijn bij gedroogde en/of geconcentreerde levensmiddelen die gereconstitueerd moeten worden de maximale hoeveelheden levensmiddelenadditieven van toepassing op levensmiddelen die zijn gereconstitueerd volgens de aanwijzingen op het etiket, rekening houdend met de op het etiket aangegeven minimale verdunningsfactor.

4.   Tenzij anders is vermeld, zijn de maximaal te gebruiken hoeveelheden kleurstoffen in bijlage II van toepassing op de hoeveelheden kleurgevende bestanddelen in het kleurstofpreparaat.

Artikel 12

Levensmiddelenadditieven die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1829/2003 vallen

Een levensmiddelenadditief dat onder Verordening (EG) nr. 1829/2003 valt, mag conform deze verordening slechts in de communautaire lijsten in de bijlagen II en III worden opgenomen indien daarvoor goedkeuring is verleend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1829/2003.

Artikel 13

Specificaties van levensmiddelenadditieven

De specificaties van levensmiddelenadditieven, met wat oorsprong, zuiverheidscriteria en eventuele andere noodzakelijke informatie betreft, worden vastgesteld wanneer het levensmiddelenadditief voor het eerst in de communautaire lijsten in de bijlagen II en III wordt opgenomen, volgens de procedure van Verordening (EG) nr. …/2008 (17).

HOOFDSTUK III

GEBRUIK VAN LEVENSMIDDELENADDITIEVEN IN LEVENSMIDDELEN

Artikel 14

Gebruik van levensmiddelenadditieven in onverwerkte levensmiddelen

Levensmiddelenadditieven mogen niet worden gebruikt in onverwerkte levensmiddelen, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald in bijlage II.

Artikel 15

Gebruik van levensmiddelenadditieven in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters

Levensmiddelenadditieven mogen niet worden gebruikt in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters als bedoeld in Richtlijn 89/398/EEG, met inbegrip van dieetvoeding voor zuigelingen en peuters voor medisch gebruik, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald in bijlage II van deze verordening.

Artikel 16

Gebruik van kleurstoffen voor merktekens

Alleen levensmiddelenkleurstoffen die in bijlage II bij deze verordening zijn opgenomen, mogen worden gebruikt voor het aanbrengen van het keurmerk overeenkomstig Richtlijn 91/497/EEG van de Raad van 29 juli 1991 tot wijziging en codificatie van Richtlijn 64/433/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees ten einde deze uit te breiden tot de produktie en het in de handel brengen van vers vlees (33) en andere verplichte merktekens op vleesproducten, voor het versieren van eierschalen of voor het stempelen van eierschalen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (34).

Artikel 17

„Carry-over”-beginsel

1.   De aanwezigheid van een levensmiddelenadditief is toegestaan:

a)

in samengestelde levensmiddelen die niet in bijlage II zijn vermeld, mits het levensmiddelenadditief is toegestaan in een van de ingrediënten van het samengestelde levensmiddel;

b)

in een levensmiddel waaraan een levensmiddelenadditief, voedingsenzym of levensmiddelenaroma is toegevoegd, mits het levensmiddelenadditief:

i)

in het levensmiddelenadditief, voedingsenzym of levensmiddelenaroma overeenkomstig deze verordening is toegestaan; en

ii)

via het levensmiddelenadditief, voedingsenzym of levensmiddelenaroma in het levensmiddel terechtgekomen is; en

iii)

geen technologische functie heeft in het eindproduct;

c)

in een levensmiddel dat uitsluitend bestemd is voor gebruik bij de bereiding van een samengesteld levensmiddel, mits het samengestelde levensmiddel aan deze verordening voldoet.

2.   Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, is lid 1 niet van toepassing op volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding, bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding, en dieetvoeding voor zuigelingen en peuters voor medisch gebruik zoals bedoeld in Richtlijn 89/398/EEG.

3.   Indien een levensmiddelenadditief in een levensmiddelenaroma, levensmiddelenadditief of voedingsenzym wordt toegevoegd aan een levensmiddel en een technologische functie in dat levensmiddel heeft, wordt het beschouwd als een levensmiddelenadditief van dat levensmiddel, en niet als een levensmiddelenadditief van het toegevoegde aroma, levensmiddelenadditief of voedingsenzym, en moet het derhalve voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik van dat levensmiddel.

4.   Onverminderd lid 1 is de aanwezigheid van een als zoetstof gebruikt levensmiddel toegestaan in samengestelde levensmiddelen zonder toegevoegde suikers, samengestelde levensmiddelen met verminderde verbrandingswaarde, samengestelde dieetvoeding bestemd voor een caloriearm dieet, in niet-cariogene samengestelde levensmiddelen en samengestelde levensmiddelen met een verlengde houdbaarheid, mits de zoetstof in een van de ingrediënten van deze samengestelde levensmiddelen is toegestaan.

Artikel 18

Interpretatiebesluiten

Zo nodig kan volgens de regelgevingsprocedure van artikel 26, lid 2, worden besloten of:

a)

een bepaald levensmiddel tot een categorie levensmiddelen in bijlage II behoort; of

b)

een in de bijlagen II en III opgenomen en volgens de quantum satis-regel toegestaan levensmiddelenadditief wordt gebruikt overeenkomstig de criteria van artikel 11, lid 2;

c)

een bepaalde stof voldoet aan de definitie van levensmiddelenadditief van artikel 3.

Artikel 19

Traditionele levensmiddelen

De in bijlage IV vermelde lidstaten mogen het gebruik van bepaalde categorieën levensmiddelenadditieven in op hun grondgebied vervaardigde en in die bijlage opgenomen traditionele levensmiddelen blijven verbieden.

HOOFDSTUK IV

ETIKETTERING

Artikel 20

Etikettering van levensmiddelenadditieven die niet bestemd zijn voor verkoop aan de eindverbruiker

1.   Niet voor verkoop aan de eindverbruiker bestemde levensmiddelenadditieven die afzonderlijk of gemengd met elkaar en/of met ingrediënten als omschreven in artikel 6, lid 4, van Richtlijn 2000/13/EG worden verkocht, mogen slechts in de handel worden gebracht met de in artikel 21 van deze verordening voorgeschreven etikettering, die op een duidelijk zichtbare plaats en in duidelijk leesbare en onuitwisbare letters is aangebracht. De informatie wordt in een voor de koper gemakkelijk te begrijpen taal gesteld.

2.   Op zijn eigen grondgebied mag de lidstaat waar het product in de handel wordt gebracht, overeenkomstig het Verdrag voorschrijven dat de in artikel 21 bedoelde informatie in een of meer door die lidstaat vast te stellen officiële talen wordt vermeld. Dit vormt geen beletsel om deze informatie in verscheidene talen te vermelden.

Artikel 21

Algemene etiketteringsvoorschriften voor levensmiddelenadditieven die niet bestemd zijn voor verkoop aan de eindverbruiker

1.   Indien niet voor verkoop aan de eindverbruiker bestemde levensmiddelenadditieven afzonderlijk of gemengd met elkaar en/of andere voedselingrediënten worden verkocht en/of indien er andere stoffen aan zijn toegevoegd, wordt op de verpakking of de recipiënten ervan de volgende informatie over ieder levensmiddelenadditief vermeld:

a)

de in deze verordening vastgestelde naam en/of E-nummer van elk levensmiddelenadditief of een verkoopbenaming die de naam en/of het E-nummer van elk levensmiddelenadditief bevat;

b)

de vermelding „voor gebruik in levensmiddelen” of „voor levensmiddelen, beperkt gebruik” of een meer specifieke aanduiding inzake het beoogde gebruik ervan in levensmiddelen;

c)

zo nodig de bijzondere voorwaarden voor opslag en/of gebruik;

d)

een vermelding aan de hand waarvan de partij kan worden geïdentificeerd;

e)

een gebruiksaanwijzing indien een behoorlijk gebruik van het levensmiddelenadditief zonder gebruiksaanwijzing onmogelijk is;

f)

de naam of de firmanaam en het adres van de fabrikant, van de verpakker of van de verkoper;

g)

een vermelding van de maximumhoeveelheid van ieder bestanddeel of iedere groep van bestanddelen waarvoor een kwantitatieve beperking in levensmiddelen geldt en/of adequate duidelijke en begrijpelijke informatie, zodat de koper in staat wordt gesteld deze verordening of andere relevante communautaire wetgeving na te leven; indien dezelfde kwantitatieve beperking geldt voor een groep van bestanddelen die afzonderlijk of in combinatie worden gebruikt, mag het gecombineerde percentage met één getal worden aangegeven; de kwantitatieve beperking wordt hetzij in getallen uitgedrukt, hetzij door het quantum satis-beginsel;

h)

de nettohoeveelheid;

i)

de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste gebruiksdatum;

j)

in voorkomend geval, informatie over een levensmiddelenadditief of andere stoffen overeenkomstig dit artikel en zoals vermeld in bijlage III bis bij Richtlijn 2000/13/EG wat betreft de vermelding van de ingrediënten van levensmiddelen.

2.   Indien levensmiddelenadditieven gemengd met elkaar en/of met andere voedselingrediënten verkocht worden, wordt op de verpakking of de recipiënten van de levensmiddelenadditieven een lijst van alle bestanddelen in aflopende volgorde van het aandeel ervan in het totaalgewicht vermeld.

3.   Indien stoffen (met inbegrip van levensmiddelenadditieven of andere voedselingrediënten) worden toegevoegd aan levensmiddelenadditieven om het opslaan, verkopen, standaardiseren, verdunnen of oplossen ervan te vergemakkelijken, worden al die stoffen op de verpakking of de recipiënten van de levensmiddelenadditieven opgesomd in aflopende volgorde van het aandeel ervan in het totaalgewicht.

4.   In afwijking van de leden 1, 2 en 3, hoeft de in lid 1, onder e) tot en met g), en de leden 2 en 3, genoemde informatie alleen in de voor of bij levering te verstrekken documenten betreffende de partij te worden vermeld, mits de aanduiding „niet voor de verkoop in de detailhandel” op een goed zichtbare plaats van de verpakking of de recipiënt van het desbetreffende product voorkomt.

5.   In afwijking van de leden 1, 2 en 3 hoeft, wanneer de levensmiddelenadditieven in tankwagens worden geleverd, alle informatie alleen te worden vermeld in de bij levering te verstrekken begeleidende documenten betreffende de partij.

Artikel 22

Etikettering van levensmiddelenadditieven die bestemd zijn voor verkoop aan de eindverbruiker

1.   Onverminderd Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 89/396/EEG van de Raad van 14 juni 1989 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren (35) en Verordening (EG) nr. 1829/2003, mogen voor verkoop aan de eindverbruiker bestemde levensmiddelenadditieven die afzonderlijk of gemengd met elkaar en/of met andere voedselingrediënten slechts in de handel worden gebracht indien de verpakking de volgende informatie bevat:

a)

de in deze verordening vastgestelde naam en het E-nummer van elk levensmiddelenadditief of een verkoopbenaming die de naam en het E-nummer van elk levensmiddelenadditief bevat;

b)

de vermelding „voor gebruik in levensmiddelen” of „voor levensmiddelen, beperkt gebruik” of een meer specifieke aanduiding inzake het beoogde gebruik ervan in levensmiddelen.

2.   In afwijking van lid 1, onder a), bevat de verkoopbenaming van tafelzoetstoffen de vermelding „tafelzoetstof op basis van …”, gevolgd door de naam van de zoetstof(fen) die voor de samenstelling ervan is (zijn) gebruikt.

3.   Op de etikettering van tafelzoetstoffen die polyolen en/of aspartaam en/of aspartaam-acesulfaamzout bevatten, worden de volgende waarschuwingen vermeld:

a)

polyolen: „overmatig gebruik kan een laxerend effect hebben”;

b)

aspartaam-acesulfaamzout: „Bevat een bron van fenylalanine”.

4.   De fabrikanten van tafelzoetstoffen moeten via passende middelen de nodige informatie beschikbaar stellen zodat de consument deze op veilige wijze kan gebruiken. Er kunnen richtsnoeren voor de uitvoering van dit lid worden aangenomen overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 26, lid 3.

5.   Op de in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel bedoelde informatie is artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2000/13/EG van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23

Overige etiketteringsvoorschriften

De artikelen 20, 21 en 22 gelden onverminderd meer gedetailleerde of uitgebreidere wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake metrologie of inzake de presentatie, indeling, verpakking en etikettering van gevaarlijke stoffen en preparaten of het vervoer ervan.

HOOFDSTUK V

PROCEDURELE BEPALINGEN EN UITVOERING

Artikel 24

Informatieverplichting

1.   Producenten en gebruikers van een levensmiddelenadditief stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van alle nieuwe wetenschappelijke of technische informatie die van invloed zou kunnen zijn op de beoordeling van de veiligheid van het levensmiddelenadditief.

2.   Voor een levensmiddelenadditief dat reeds overeenkomstig deze verordening is goedgekeurd en dat is bereid met productiemethoden of met gebruikmaking van uitgangsmaterialen die significant verschillen van die welke in het kader van de risicobeoordeling van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de Autoriteit” genoemd) worden beoordeeld, verstrekt een producent of gebruiker voor het in de handel brengen van het levensmiddelenadditief de Commissie de noodzakelijke gegevens ten behoeve van een door de Autoriteit te verrichten evaluatie van het levensmiddelenadditief in het licht van de gewijzigde productiemethode of de gewijzigde kenmerken.

3.   Producenten en gebruikers van een levensmiddelenadditief stellen de Commissie op haar verzoek in kennis van het feitelijk gebruik van het levensmiddelenadditief. Die informatie wordt door de Commissie beschikbaar gesteld aan de lidstaten.

Artikel 25

Monitoring van de inname van levensmiddelenadditieven

1.   De lidstaten zorgen voor systemen om het verbruik en gebruik van levensmiddelenadditieven op grond van risico's te monitoren, en rapporteren zo vaak als nodig is hun bevindingen aan de Commissie en de Autoriteit.

2.   Na raadpleging van de Autoriteit wordt volgens de regelgevingsprocedure van artikel 26, lid 2, een gemeenschappelijke methode voor de verzameling van informatie door de lidstaten over de inname van levensmiddelenadditieven via de voeding in de Gemeenschap vastgesteld.

Artikel 26

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4 en 5, onder b), en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5 bis, lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijnen worden vastgesteld op respectievelijk 2 maanden, 2 maanden en 4 maanden.

Artikel 27

Communautaire financiering van geharmoniseerd beleid

De rechtsgrondslag voor de financiering van de maatregelen die uit deze verordening voortvloeien is artikel 66, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 882/2004.

HOOFDSTUK VI

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Opstelling van communautaire lijsten van levensmiddelenadditieven

1.   Levensmiddelenadditieven die overeenkomstig de Richtlijnen 94/35/EG, 94/36/EG en 95/2/EG, zoals gewijzigd op grond van artikel 29 van deze verordening, in levensmiddelen mogen worden gebruikt, alsook de desbetreffende gebruiksvoorwaarden worden opgenomen in bijlage II bij deze verordening nadat volgens is gecontroleerd of zij in overeenstemming zijn met de artikelen 6, 7 en 8 daarvan. De maatregelen met betrekking tot het opnemen van dergelijke additieven in bijlage II, bedoeld om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 26, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. De controle omvat geen nieuwe risicobeoordeling door de Autoriteit. De controle wordt uiterlijk … (36) afgerond.

Levensmiddelenadditieven en gebruiksvormen die niet langer nodig zijn, worden niet in bijlage II opgenomen.

2.   Levensmiddelenadditieven die in Richtlijn 95/2/EG in levensmiddelenadditieven mogen worden gebruikt, alsook de desbetreffende gebruiksvoorwaarden worden opgenomen in deel 1 van bijlage III bij deze verordening nadat is gecontroleerd of zij in overeenstemming zijn met artikel 6 van deze verordening. De maatregelen met betrekking tot het opnemen van dergelijke additieven in bijlage II, bedoeld om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 26, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. De controle omvat geen nieuwe risicobeoordeling door de Autoriteit. De controle wordt uiterlijk … (36) afgerond.

Levensmiddelenadditieven en gebruiksvormen die niet langer nodig zijn, worden niet in bijlage III opgenomen.

3.   Levensmiddelenadditieven die in Richtlijn 95/2/EG in levensmiddelenaroma's mogen worden gebruikt, alsook de desbetreffende gebruiksvoorwaarden worden opgenomen in deel 4 van bijlage III bij deze verordening nadat is gecontroleerd of zij in overeenstemming zijn met artikel 6 van deze verordening. De maatregelen met betrekking tot het opnemen van dergelijke additieven in bijlage II, bedoeld om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 26, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. De controle omvat geen nieuwe risicobeoordeling door de Autoriteit. De controle wordt uiterlijk … (36) afgerond.

Levensmiddelenadditieven en gebruiksvormen die niet langer nodig zijn, worden niet in bijlage III opgenomen.

4.   De specificaties van de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel bedoelde levensmiddelenadditieven worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/2008 (17) vastgesteld wanneer deze levensmiddelenadditieven overeenkomstig die leden in de bijlagen worden opgenomen.

5.   De maatregelen met betrekking tot passende overgangsmaatregelen, bedoeld om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door aanvulling ervan, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 26, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 29

Overgangsmaatregelen

Totdat de communautaire lijsten van levensmiddelenadditieven zijn opgesteld als bepaald in artikel 28, worden de bijlagen bij de Richtlijnen 94/35/EG, 94/36/EG en 95/2/EG zo nodig aangevuld met maatregelen, bedoeld om niet-essentiële onderdelen van deze verordeningen te wijzigen, die door de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 26, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Levensmiddelen die uiterlijk … (37) in de handel zijn gebracht of geëtiketteeerd, en die niet voldoen aan artikel 21, lid 1, onder i), en artikel 21, lid 4, van deze verordening, kunnen in de handel worden gebracht tot de datum van hun minimale houdbaarheid of hun uiterste gebruiksdatum.

Artikel 30

Herbeoordeling van goedgekeurde levensmiddelenadditieven

1.   Levensmiddelenadditieven die voor … (38) toegestaan waren, worden onderworpen aan een nieuwe risicobeoordeling, die door de Autoriteit wordt verricht.

2.   Na raadpleging van de Autoriteit wordtuiterlijk … (39) een beoordelingsprogramma voor deze additieven vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 26, lid 2. Dit beoordelingsprogramma wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 31

Intrekking

1.   De volgende besluiten worden ingetrokken:

a)

Richtlijn 62/2645/EEG;

b)

Richtlijn 65/66/EEG;

c)

Richtlijn 78/663/EEG;

d)

Richtlijn 78/664/EEG;

e)

Richtlijn 81/712/EEG;

f)

Richtlijn 89/107/EEG;

g)

Richtlijn 94/35/EG;

h)

Richtlijn 94/36/EG;

i)

Richtlijn 95/2/EG;

j)

Beschikking nr. 292/97/EG;

k)

Beschikking 2002/247/EG.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 32

Overgangsbepalingen

In afwijking van artikel 31 blijven de volgende bepalingen van toepassing totdat de overdracht uit hoofde van artikel 28, leden 1, 2 en 3, van deze verordening, van levensmiddelenadditieven die reeds in de Richtlijnen 94/35/EG, 94/36/EG en 95/2/EG waren toegestaan, is voltooid:

a)

artikel 2, leden 1, 2 en 4, van Richtlijn 94/35/EG en de bijlage bij die richtlijn;

b)

artikel 2, leden 1 tot en met 6, 8, 9 en 10 van Richtlijn 94/36/EG en de bijlagen I tot en met V bij die richtlijn;

c)

de artikelen 2 en 4 van Richtlijn 95/2/EG en de bijlagen I tot en met VI bij die richtlijn.

In afwijking van punt c) wordt de goedkeuring voor E 1103 invertase en E 1105 lysozym overeenkomstig Richtlijn 95/2/EG ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van de communautaire lijst van voedingsenzymen overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. …/2008 (29).

Artikel 33

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van … (39).

Artikel 4, lid 2, is echter met ingang van 1 januari 2011 van toepassing op de delen 2, 3 en 5 van bijlage III en artikel 22, lid 4, is van toepassing met ingang van … (36). Artikel 29 is van toepassing vanaf … (38).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 168 van 20.7.2007, blz. 34.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 10 juli 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Gemeenschappelijk Standpunt van 10 maart 2008, standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet in het PB bekendgemaakt) en besluit van de Raad van …

(3)  PB L 186 van 30.6.1989, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(4)  Zie bladzijde 32 van dit Publicatieblad.

(5)  PB L 178 van 28.7.1995, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/128/EG (PB L 346 van 9.12.2006, blz. 6).

(6)  PB L 226 van 22.9.1995, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/33/EG (PB L 82 van 21.3.2006, blz. 10).

(7)  PB L 339 van 30.12.1996, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/129/EG (PB L 346 van 9.12.2006, blz. 15).

(8)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(9)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 575/2006 (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 3).

(10)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(11)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(12)  PB L 208 van 24.7.1992, blz. 9. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 509/2006 (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1).

(13)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/68/EG (PB L 310 van 28.11.2007, blz. 11).

(14)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.

(15)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(16)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1. Rectificatie in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad.

(17)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(18)  PB 115 van 11.11.1962, blz. 2645/62. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/45/EG (PB L 226 van 22.9.1995, blz. 1).

(19)  PB 22 van 9.2.1965, blz. 373/65. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/77/EG van de Commissie (PB L 339 van 30.12.1996, blz. 1).

(20)  PB L 223 van 14.8.1978, blz. 7. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 92/4/EEG van de Commissie (PB L 55 van 29.2.1992, blz. 96).

(21)  PB L 223 van 14.8.1978, blz. 30. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/77/EG.

(22)  PB L 257 van 10.9.1981, blz. 1.

(23)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad.

(24)  PB L 237 van 10.9.1994, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/52/EG (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 10).

(25)  PB L 237 van 10.9.1994, blz. 13. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(26)  PB L 61 van 18.3.1995, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/52/EG.

(27)  PB L 48 van 19.2.1997, blz. 13.

(28)  PB L 84 van 28.3.2002, blz. 69.

(29)  Zie bladzijde 32 van dit Publicatieblad.

(30)  Zie bladzijde 46 van dit Publicatieblad.

(31)  PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad.

(32)  Zie bladzijde 46 van dit Publicatieblad.

(33)  PB L 268 van 24.9.1991, p. 69. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(34)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55. Rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1243/2007 van de Commissie (PB L 281 van 25.10.2007, blz. 8).

(35)  PB L 186 van 30.6.1989, blz. 21. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/11/EEG (PB L 65 van 11.3.1992, blz. 32).

(36)  Twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(37)  12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(38)  De datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(39)  Een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.


BIJLAGE I

FUNCTIONELE KLASSEN VAN LEVENSMIDDELENADDITIEVEN IN LEVENSMIDDELEN EN VAN LEVENSMIDDELENADDITIEVEN IN LEVENSMIDDELENADDITIEVEN EN VOEDSELENZYMEN

1.

„Zoetstoffen”: stoffen die worden gebruikt om levensmiddelen een zoete smaak te geven of in tafelzoetstoffen.

2.

„Kleurstoffen”: stoffen die aan een levensmiddel kleur geven of teruggeven en die natuurlijke bestanddelen van levensmiddelen en andere natuurlijke bronnen bevatten die gewoonlijk noch op zich als levensmiddelen worden geconsumeerd, noch als kenmerkende voedselingrediënten worden gebruikt. Preparaten die uit levensmiddelen en ander eetbaar natuurlijk uitgangsmateriaal zijn verkregen door een fysische en/of chemische behandeling die resulteert in een selectieve extractie van de kleurstof (en niet van de aromatische of voedingsbestanddelen) zijn kleurstoffen in de zin van deze verordening.

3.

„Conserveermiddelen”: stoffen die de houdbaarheid van levensmiddelen verlengen door ze te beschermen tegen bederf door micro-organismen en/of tegen de groei van pathogene micro-organismen.

4.

„Antioxidanten”: stoffen die de houdbaarheid van levensmiddelen verlengen door ze te beschermen tegen bederf door oxidatie, zoals het ranzig worden van vet en kleurveranderingen.

5.

„Draagstoffen”: stoffen die worden gebruikt om een levensmiddelenadditief, een aroma, een voedingsenzym, een voedingsstof en/of een andere stof die voor voedings-of fysiologische doeleinden aan een levensmiddel is toegevoegd, op te lossen, te verdunnen, te dispergeren of op een andere wijze fysisch te wijzigen zonder de technologische functie ervan te veranderen (en zonder zelf een technologisch effect uit te oefenen), om de verwerking, de toepassing of het gebruik van de stof te vergemakkelijken.

6.

„Voedingszuren”: stoffen die de zuurgraad van levensmiddelen verhogen en/of levensmiddelen een zure smaak geven.

7.

„Zuurteregelaars”: stoffen die de zuurgraad of alkaliteit van levensmiddelen wijzigen of regelen.

8.

„Antiklontermiddelen”: stoffen die de neiging van afzonderlijke levensmiddelendeeltjes om aan elkaar te kleven, verkleinen.

9.

„Antischuimmiddelen”: stoffen die schuimvorming verhinderen of verminderen.

10.

„Vulstoffen”: stoffen die het volume van een levensmiddel vergroten zonder noemenswaardig tot de beschikbare energiewaarde ervan bij te dragen.

11.

„Emulgatoren”: stoffen die een homogene menging van twee of meer onmengbare fasen, zoals olie en water, in een levensmiddel mogelijk maken of in stand houden.

12.

„Smeltzouten”: stoffen die kaaseiwitten in gedispergeerde vorm omzetten om een homogene verdeling van vet en andere bestanddelen te bewerkstelligen.

13.

„Verstevigingsmiddelen”: stoffen die fruit of groente stevig of knapperig maken of houden, of met geleermiddelen reageren om een gel te vormen of te verstevigen.

14.

„Smaakversterkers”: stoffen die de bestaande smaak en/of geur van een levensmiddel versterken.

15.

„Schuimmiddelen”: stoffen die het mogelijk maken een homogene dispersie van een gasvormige fase in een vloeibaar of vast levensmiddel te vormen.

16.

„Geleermiddelen”: stoffen die een levensmiddel vorm geven door een gel te vormen.

17.

„Glansmiddelen” (met inbegrip van glijmiddelen): stoffen die op het oppervlak van een levensmiddel worden aangebracht om het een glanzend uiterlijk te geven of om een beschermende deklaag te vormen.

18.

„Bevochtigingsmiddelen”: stoffen die uitdroging van levensmiddelen beletten door de gevolgen van een lage luchtvochtigheid tegen te gaan, of een poeder makkelijker oplosbaar maken in een waterig medium.

19.

„Gemodificeerde zetmelen”: stoffen die door een of meer chemische behandelingen uit eetbare zetmelen worden verkregen, eventueel een fysische behandeling of een behandeling met enzymen hebben ondergaan en eventueel met zuur of loog verdund of gebleekt zijn.

20.

„Verpakkingsgasssen”: gassen, met uitzondering van lucht, die vóór, tijdens of na het verpakken van een levensmiddel in de verpakking worden gebracht.

21.

„Drijfgassen”: gassen, met uitzondering van lucht, die een levensmiddel uit een recipiënt drukken.

22.

„Rijsmiddelen”: stoffen of combinaties van stoffen die gas vrijmaken en daardoor het volume van deeg of beslag vergroten.

23.

„Complexvormers”: stoffen die chemische complexen vormen met metaalionen.

24.

„Stabilisatoren”: stoffen die het mogelijk maken de fysisch-chemische toestand van een levensmiddel te handhaven; stabilisatoren omvatten stoffen die het mogelijk maken een homogene dispersie van twee of meer onmengbare stoffen in een levensmiddel te handhaven, stoffen die een bestaande kleur van een levensmiddel stabiliseren, fixeren of intensifiëren en stoffen die het bindend vermogen van het levensmiddel vergroten, onder meer door de vorming van crosslinks tussen eiwitten waardoor afzonderlijke deeltjes tot een gereconstitueerd levensmiddel worden gebonden.

25.

„Verdikkingsmiddelen”: stoffen die de viscositeit van een levensmiddel vergroten.

26.

„Meelverbeteraars”: stoffen, met uitzondering van emulgatoren, die aan meel of deeg worden toegevoegd om de bakeigenschappen ervan te verbeteren.


BIJLAGE II

Communautaire lijst van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en gebruiksvoorwaarden.


BIJLAGE III

Communautaire lijst van voor gebruik in levensmiddelenadditieven voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's goedgekeurde levensmiddelenadditieven en gebruiksvoorwaarden

Communautaire lijst van draagstoffen in voedingsstoffen en gebruiksvoorwaarden

Deel 1

Draagstoffen in levensmiddelenadditieven

Deel 2

Andere voedingsadditieven dan draagstoffen in levensmiddelenadditieven

Deel 3

Voedingsadditieven, met inbegrip van draagstoffen, in voedingsenzymen

Deel 4

Voedingsadditieven, met inbegrip van draagstoffen, in levensmiddelenaroma's

Deel 5

Draagstoffen in voedingsstoffen en andere stoffen die voor voedings- en/of andere fysiologische doeleinden zijn toegevoegd


BIJLAGE IV

TRADITIONELE LEVENSMIDDELEN WAARIN DE LIDSTATEN HET GEBRUIK VAN BEPAALDE CATEGORIEËN LEVENSMIDDELENADDITIEVEN MOGEN BLIJVEN VERBIEDEN

Lidstaat

Levensmiddel

Categorieën additieven die verboden mogen blijven

Duitsland

Traditioneel Duits bier („Bier nach deutschem Reinheitsgebot gebraut”)

Alle, behalve drijfgassen

Frankrijk

Traditioneel Frans brood

Alle

Frankrijk

Traditionele Franse geconserveerde truffels

Alle

Frankrijk

Traditionele Franse geconserveerde slakken

Alle

Frankrijk

Traditionele Franse ganzen- en eendenvleesconserven („confit”)

Alle

Oostenrijk

Traditionele Oostenrijkse „Bergkäse”

Alle, behalve conserveermiddelen

Finland

Traditionele Finse „Mämmi”

Alle, behalve conserveermiddelen

Zweden

Finland

Traditionele Zweedse en Finse vruchtensiroop

Kleurstoffen

Denemarken

Traditionele Deense „Kødboller”

Conserveermiddelen en kleurstoffen

Denemarken

Traditionele Deense „Leverpostej”

Conserveermiddelen (behalve sorbinezuur) en kleurstoffen

Spanje

Traditionele Spaanse „Lomo embuchado”

Alle, behalve conserveermiddelen en antioxidanten

Italië

Traditionele Italiaanse „Mortadella”

Alle, behalve conserveermiddelen, antioxidanten, zuurteregelaars, smaakversterkers, stabilisatoren en verpakkingsgassen

Italië

Traditionele Italiaanse „Cotechino e zampone”

Alle, behalve conserveermiddelen, antioxidanten, zuurteregelaars, smaakversterkers, stabilisatoren en verpakkingsgassen


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

Op 28 juli 2006 heeft de Commissie een voorstel voor een verordening inzake levensmiddelenadditieven aangenomen (1). Dit voorstel is gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Het Europees Parlement heeft op 10 juli 2007 zijn advies in eerste lezing aangenomen (2).

Naar aanleiding van het advies in eerste lezing van het Europees Parlement heeft de Commissie op 24 oktober 2007 een gewijzigd voorstel ingediend (3).

Op 10 maart 2008 heeft de Raad overeenkomstig artikel 251, lid 2, van het Verdrag zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

De Raad heeft bij zijn werkzaamheden tevens rekening gehouden met het op 25 april 2007 aangenomen advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (4).

II.   DOEL

Met de voorgestelde verordening, die een van de vier voorstellen tot herziening van de communautaire voorschriften betreffende voedselverbeteraars is, wordt de bestaande communautaire wetgeving inzake levensmiddelenadditieven geactualiseerd en vereenvoudigd.

De voorgestelde verordening voorziet in communautaire lijsten van levensmiddelenadditieven en van voor gebruik in levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's goedgekeurde levensmiddelenadditieven, met de desbetreffende gebruiksvoorwaarden. Ook worden in de voorgestelde verordening etiketteringsvoorschriften voor levensmiddelenadditieven vastgesteld.

Doel van de voorgestelde verordening is, de goede werking van de interne markt, inclusief eerlijke praktijken in de levensmiddelenhandel, en een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid, de belangen van de consument en het milieu te waarborgen.

III.   ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

1.   Inleidende opmerkingen

Het gemeenschappelijk standpunt geeft het resultaat van de behandeling van het Commissievoorstel door de Raad weer. De Raad heeft een aantal wijzigingen in de tekst aangebracht, waarvan sommige zijn geïnspireerd op de amendementen van het Europees Parlement. De Raad heeft op eigen initiatief sommige amendementen van het Europees Parlement in elk van de drie sectorale voorstellen opgenomen, om de bepalingen daarvan met elkaar in overeenstemming te brengen. De door de Raad aangebrachte wijzigingen kunnen als volgt worden samengevat:

—   „Misleiden van de consument”(in overeenstemming met de amendementen 3 en 26)

De Raad heeft in overweging 7 en artikel 6 zinsneden opgenomen waarmee het begrip „misleiden van de consument” wordt ingevoerd.

—   „Bescherming van het milieu”(in overeenstemming met de amendementen 1 en 7)

De Raad is van mening dat bij de toelating van levensmiddelenadditieven, behalve met wetenschappelijk bewijs, ook rekening moet worden gehouden met andere relevante factoren, zoals de bescherming van het milieu. De Raad heeft ook de bescherming van het milieu opgenomen bij de doelstellingen van de voorgestelde verordening.

—   Bescherming van de consumenten met een voedselintolerantie of -allergie (in overeenstemming met amendement 1)

De Raad is van oordeel dat bij het gebruik en de maximumgehalten van levensmiddelenadditieven de blootstelling daaraan van speciale groepen consumenten, bijvoorbeeld consumenten met een allergie, in aanmerking moet worden genomen.

—   Regelgevingsprocedure met toetsing (in overeenstemming met de amendementen 48, 51, 64/rev, 67/rev, 68/rev, 79 en 80)

De Raad heeft het voorstel aangepast aan de nieuwe regels van de comitologieprocedure, volgens welke de regelgevingsprocedure met toetsing moet worden toegepast voor de aanneming van maatregelen ter aanvulling van de voorgestelde verordening.

De Raad heeft omwille van de efficiëntie besloten de regelgevingsprocedure met toetsing te gebruiken met ingekorte termijnen voor het opstellen van de communautaire lijsten van additieven en voor overgangsmaatregelen, in afwachting van de communautaire lijsten, tot wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 94/35/EG, 94/36/EG en 95/2/EG.

—   Interpretatiebesluiten

De Raad heeft alle bepalingen over interpretatiebesluiten samengebracht in één nieuw artikel; omdat deze bepalingen geen aanvulling op de verordening vormen, blijft daarvoor de regelgevingsprocedure zonder toetsing gelden.

—   Bepaling houdende een verbod op het in de handel brengen van levensmiddelenadditieven die niet aan de verordening voldoen (in overeenstemming met de amendementen 9 en 22)

Ten behoeve van de duidelijkheid, de rechtszekerheid en de goede werking van de markt heeft de Raad een artikel opgenomen met het verbod op het in de handel brengen van levensmiddelenadditieven die niet aan de verordening voldoen. Dat komt overeen met de voorstellen inzake levensmiddelenaroma's en voedingsenzymen.

—   Toelating van levensmiddelenadditieven die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (5) vallen (in overeenstemming met amendement 4)

De Raad is het erover eens dat de twee toelatings/vergunningsprocedures voor een stof tegelijk kunnen worden uitgevoerd, hoewel de definitieve toelating op grond van de additievenverordening moet worden verleend. De Raad heeft dat beginsel redactioneel enigszins gewijzigd, om de bepaling beter verenigbaar te maken met Verordening (EG) nr. 1829/2003.

—   Overgangsmaatregelen voor producten die reeds in de handel zijn (in overeenstemming met amendement 56)

De Raad heeft een overgangsperiode van 1 jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de verordening bepaald. Levensmiddelen die gedurende dat jaar wettig in de handel zijn gebracht of geëtiketteerd, kunnen in de handel worden gebracht tot de datum van hun minimale houdbaarheid.

—   Etikettering

De Raad heeft de etiketteringsbepalingen gestroomlijnd door de bepalingen over te nemen die reeds zijn vastgelegd in Richtlijn 2000/13/EG, en daarbij het onderscheid gerespecteerd tussen etikettering in de handel tussen bedrijven, en etiketteringsvoorschriften voor producten die bestemd zijn voor verkoop aan de eindverbruiker. Hoewel de Raad het etiketteringshoofdstuk anders heeft gestructureerd dan voorgesteld door het Europees Parlement, zijn de inhoudelijke beginselen in overeenstemming met de amendementen 42 en 44.

—   Nanotechniek (in overeenstemming met amendement 35)

De Raad is van mening, net zoals het Europees Parlement in zijn voorstel, dat een nieuwe evaluatie van een levensmiddelenadditief nodig is wanneer dat levensmiddelenadditief wordt geproduceerd met productiemethoden die significant verschillen van die welke in het kader van de eerdere risicobeoordeling zijn opgenomen. Er kunnen naar aanleiding van de nieuwe evaluatie andere gebruiksvoorwaarden worden voorgeschreven.

De Commissie heeft het door de Raad overeengekomen gemeenschappelijk standpunt aanvaard.

2.   De amendementen van het Europees Parlement

Tijdens zijn plenaire vergadering van 10 juli 2007 heeft het Europees Parlement 59 amendementen op het voorstel aangenomen.

De Raad heeft in zijn gemeenschappelijk standpunt 33 amendementen geheel of in beginsel opgenomen.

a)   In het gemeenschappelijk standpunt opgenomen amendementen

Naast de reeds in deel 1 genoemde amendementen zijn in het gemeenschappelijk standpunt nog andere amendementen van het Europees Parlement in eerste lezing, die van technische of redactionele aard zijn of gericht op verduidelijking van de tekst van het voorstel, geheel of ten dele opgenomen (amendementen 8, 13, 14, 18, 19, 21, 36, 37, 39, 46, 55, 57, 58, 59, 60).

b)   Niet opgenomen amendementen (6)

De Raad kon niet alle amendementen aanvaarden, en wel om de volgende redenen:

—   Voorzorgsbeginsel (amendement 78 — overweging 10)

Het voorzorgsbeginsel is een van de algemene beginselen die ten grondslag liggen aan de levensmiddelenwetgeving (7). Het is derhalve van toepassing op de voorgestelde verordening zonder dat het specifiek vermeld behoeft te worden. In het risicoanalysekader kan het voorzorgsbeginsel voorts alleen in aanmerking worden genomen in het kader van risicomanagement, en nooit in de fase van de risicobeoordeling, zoals voorgesteld door het Europees Parlement.

—   Levensmiddelenadditieven die niet mogen worden gebruikt in combinatie met andere levensmiddelenadditieven (amendement 34 — artikel 10, lid 2)

In artikel 1 en in artikel 10, lid 2, punt c), is al bepaald dat de gebruiksvoorwaarden van levensmiddelenadditieven in de communautaire lijst moeten worden gespecificeerd, amendement 34 is derhalve overbodig.

—   Nieuw beoordelingsprogramma om de toegelaten additieven opnieuw te beoordelen (amendementen 5, 54 — overweging 14, artikel 30, lid 2 bis (nieuw))

Voor de Raad is een systeem van voortdurende observatie en herbeoordeling telkens wanneer wijzigingen in de omstandigheden en nieuwe wetenschappelijke gegevens daartoe aanleiding geven, een waarborg voor voedselveiligheid. Een bijkomende herbeoordeling zou een onnodige administratieve belasting voor producenten, gebruikers, de EFSA, de Commissie en de lidstaten betekenen.

—   Herbeoordeling van toegelaten additieven (amendementen 6, 52, 69 rev — overweging 21, artikel 30, leden 1 en 2)

De Raad houdt eraan vast dat reeds toegelaten additieven worden overgebracht naar de lijst van toegelaten additieven nadat zij op andere criteria dan veiligheid zijn gecontroleerd. Aan de EFSA is echter opgedragen de thans toegelaten levensmiddelenadditieven te onderwerpen aan een herbeoordeling met betrekking tot de veiligheid ervan. Deze twee controles dienen niet gekoppeld te worden.

—   Definitie van levensmiddelenadditieven en toepassingsgebied van de voorgestelde

verordening producten die gewassen na de oogst beschermen worden opgenomen in de werkingssfeer (amendement 10 — artikel 2, punt b)): Gewasbeschermingsmiddelen voor behandeling na de oogst vallen onder Richtlijn 91/414/EEG, waarin reeds is bepaald dat, indien een beschermingsproduct onder de definitie van andere communautaire regelgeving valt, die regelgeving van toepassing is;

microbiële cultures uitsluiting worden uitgesloten van de werkingssfeer van (amendement 11 — artikel 2, punt d bis) (nieuw)): Sommige culturen worden tegen het eind van het productieproces aan levensmiddelen toegevoegd voor conserveringsdoeleinden en moeten dus als levensmiddelenadditieven worden beschouwd. Daarom mogen zij niet van de werkingssfeer van de voorgestelde verordening worden uitgesloten;

bloedeiwitten worden niet als additief beschouwd (amendement 16 — artikel 3, lid 2, punt a), sub viii)): Momenteel worden stoffen die uit bloedeiwitten bestaan, geacht onder het toepassingsgebied van de communautaire regelgeving inzake levensmiddelenadditieven te vallen. De Raad acht het niet juist om in artikel 3, lid 2, bloedeiwitten als additief uit te sluiten.

—   Aan de regelgevingsprocedure te onderwerpen besluiten (amendementen 12, 40, 47 — artikel 2, lid 5, artikel 18, inleiding, en artikel 25, lid 2)

Besluiten over de vraag of een bepaalde stof al dan niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, zijn van louter interpreterende aard. Derhalve komen zij niet in aanmerking voor de regelgevingsprocedure met toetsing.

—   Definities en uitsluitingen (bijkomende technologische functie) (amendement 15 — artikel 3, lid 2, punt a), sub ii))

De Raad is van mening dat de toevoeging van „een bijkomende technologische functie” in artikel 3, lid 2, punt a), sub ii) te ruim is, en stoffen die als levensmiddelenadditieven worden gebruikt, van de definitie zou kunnen uitsluiten.

—   Suikerarme levensmiddelen (amendementen 20, 29 — artikel 3, lid 2, punt i) en artikel 7, punt a))

De invoering van dit begrip in de verordening zou leiden tot een toename van de verscheidenheid aan producten waarin zoetstoffen mogen worden gebruikt en zou kunnen leiden tot een toename van het gebruik van zulke additieven, hetgeen de consument niet ten goede zou komen.

—   Voordelen voor de consument (amendement 24 — artikel 6, lid 1, punt b))

In amendement 24 is bepaald dat een van de voorwaarden voor de opneming van een levensmiddelenadditief op de communautaire lijst moet zijn dat er een aanvaardbare technologische behoefte is in de zin van voordelen voor de consument. In artikel 6, lid 2, is echter reeds bepaald dat een levensmiddelenadditief voordelen voor de consument moet hebben om op de communautaire lijsten te worden opgenomen. Amendement 24 is derhalve overbodig.

—   Uiteenzetting van de basis waarop het definitieve besluit berust (amendement 28 — artikel 6, lid 3 bis (nieuw))

Het besluit of een levensmiddelenadditief al dan niet op de communautaire lijst wordt opgenomen, wordt genomen via de regelgevingsprocedure met toetsing, op basis van het voorstel van de Commissie. De voorstellen behelzen overwegingen met de motivering, en amendement 28 is dus overbodig.

—   Specifieke voorwaarden voor zoetstoffen (amendement 73 — artikel 7, punt b))

De Raad is van mening dat schrapping van de zin te restrictief zou zijn.

—   Additieven die de consument zouden kunnen misleiden (bijv. kleurstoffen) (amendement 30 — artikel 8, eerste alinea bis (nieuw))

In artikel 6 betreffende de algemene voorwaarden voor toelating van levensmiddelenadditieven is bepaald dat een additief de consument niet mag misleiden. Voorts heeft de Raad het begrip „misleiding van de consument” in overweging 7 nader omschreven.

—   Specificaties in de communautaire lijsten:

Identificatie van de additievengroep (amendement 33 — artikel 10, lid 2, punt a)): In artikel 9 is bepaald dat een levensmiddelenadditief in een functionele klasse zal worden ingedeeld. Aangezien een additief onder verscheidene functionele klassen kan vallen, kan de Raad geen amendement steunen dat vereist dat alle klassen waartoe een additief kan behoren, worden geïdentificeerd.

Specificatie van de stoffen waaraan additieven mogen worden toegevoegd (amendement 33 — artikel 10, lid 2, punt b)): Het amendement is overbodig, omdat enzymen, aroma's en additieven als levensmiddelen worden beschouwd.

—   Etikettering van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) (amendement 38 en 63 — artikel 12)

Zoals vermeld in overweging 16 blijven voor levensmiddelenadditieven de etiketteringsvoorschriften gelden als bepaald in Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (8), en Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (9). (De etikettering van voedselingrediënten, met inbegrip van levensmiddelenadditieven, die met GGO's zijn geproduceerd of geheel of gedeeltelijk uit GGO's bestaan, is geregeld in de artikelen 12 en 13 van Verordening (EG) nr. 1829/2003). De Raad heeft een voorzichtige aanpak gekozen door geen amendementen te aanvaarden die de werkingssfeer van de vigerende horizontale verordeningen zouden kunnen doorkruisen.

—   Etikettering (amendementen 43 en 45 — artikel 21, lid 4, en artikel 22, lid 3 bis (nieuw))

Ten eerste is de Raad van mening dat in de vóór of bij levering te verstrekken documenten slechts bepaalde gegevens kunnen worden verstrekt. Ten tweede zijn er al bepalingen over de etikettering van allergenen, die zijn opgesomd in bijlage III bis van Richtlijn 2000/13/EG, en de Raad is derhalve van mening dat het niet zinvol is verder te gaan dan die bepalingen in dat wetgevingsbesluit.

IV.   CONCLUSIES

De Raad is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt een evenwicht tussen zorgpunten en belangen heeft gevonden dat strookt met de doelstellingen van de verordening. Hij ziet uit naar constructieve besprekingen met het Europees Parlement met het oog op een snelle aanneming van de verordening, waarmee een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en de consument zal worden gewaarborgd.


(1)  COM(2006) 428 def.

(2)  Doc. 11640/07 CODEC 776.

(3)  COM(2007) 673 def.

(4)  PB C 168 van 20.7.2007, blz. 29.

(5)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(6)  De artikelnummers in dit deel hebben betrekking op de tekst van het gemeenschappelijk standpunt.

(7)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 575/2006 (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 34).

(8)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/68/EG (PB L 310 van 28.11.2007, blz. 11).

(9)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 575/2006 (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 34).


  翻译: