15.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/44


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over sociale landbouw: groene zorgverlening en sociaal en gezondheidsbeleid (initiatiefadvies)

2013/C 44/07

Rapporteur: mevrouw WILLEMS

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 19 januari 2012 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

Sociale landbouw: groene zorgverlening en sociaal en gezondheidsbeleid.

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 22 november 2012 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 12 en 13 december 2012 gehouden 485e zitting (vergadering van 12 december) onderstaand advies uitgebracht, dat met 124 stemmen voor, bij 3 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Sociale landbouw is een nieuwe benadering waarbij multifunctionele landbouw en sociale dienstverlening/gezondheidszorg op lokaal niveau hand in hand gaan. Zo wordt in het kader van landbouwproductie bijgedragen aan het welzijn en de sociale integratie van mensen met specifieke behoeften. Aangezien de sociale landbouw steeds meer aan belang wint heeft het Comité besloten hierover een initiatiefadvies op te stellen.

1.2

Inmiddels bestaan er in heel Europa diverse vormen van sociale landbouw, die gemeenschappelijke kenmerken hebben maar ook sterk uiteen kunnen lopen qua aanpak, verhouding tot andere sectoren en financiering.

1.3

Toch is een Europese definitie van het begrip sociale landbouw nodig, zodat duidelijk kan worden gesteld om welke activiteiten het gaat, een kader kan worden uitgewerkt en criteria – ook inzake kwaliteit – kunnen worden afgebakend waaraan activiteiten moeten beantwoorden om in aanmerking te komen voor de verschillende vormen van beleidssteun. Aangezien het gaat om een fenomeen dat constant aan verandering onderhevig is, mag een dergelijke definitie niet te eng zijn.

1.4

Een regelgevingskader voor de sociale landbouw ontbreekt zowel op EU- als op nationaal niveau. Gevolg daarvan is een gebrek aan coördinatie tussen de verschillende beleidsmaatregelen en/of de betrokken instanties. De EU-instellingen en de nationale en regionale overheden en instanties zouden de sociale landbouw een duw in de rug moeten geven door een passend en gunstig regelgevend kader vast te stellen en de hieronder beschreven maatregelen te nemen.

1.5

Statistische gegevens over sociale landbouw zijn zeldzaam en onsamenhangend. Het Comité zou graag zien dat een statistisch onderzoeksprogramma wordt opgestart om het fenomeen sociale landbouw in de lidstaten in cijfers te vatten en diepgaander te analyseren, en de verschillende vormen ervan in kaart te brengen. Een dergelijke gegevensbank zou dan nog kunnen worden uitgebreid om ook de lidstaten ertoe aan te zetten onderzoekprogramma's op te zetten.

1.6

De sociale landbouw moet worden ondersteund door interdisciplinair onderzoek op verschillende gebieden, zodat empirische resultaten worden gevalideerd, een beeld wordt verkregen van de impact en voordelen vanuit verschillende hoeken (sociaal, economisch, op het vlak van gezondheid en personeel, enz.) en praktijkkennis wordt verspreid. In dit verband moet de Europese samenwerking die met het SoFar-project en COST (Europese samenwerking inzake wetenschap en technologie) is aangevat in het kader van het volgende kaderprogramma Horizon 2020 voor de periode 2014-2020, worden gestimuleerd en uitgebreid.

1.7

Daarnaast is het volgens het Comité van cruciaal belang dat sterke netwerken op het gebied van sociale landbouw worden opgericht, zodat verworven kennis kan worden gedeeld, ervaringen kunnen worden uitgewisseld en de bewustwording wordt versneld. Verder moet worden gestreefd naar gezamenlijke behartiging van de belangen van de sociale landbouw op politiek niveau en is het wenselijk dat een overkoepelende Europese organisatie wordt opgericht. Een en ander zou zowel de uitwisseling tussen alle betrokkenen als de rol van het maatschappelijk middenveld ten goede komen.

1.8

Om een hoog niveau van kwaliteit en vaardigheden te waarborgen moet in de sociale landbouw specifieke aandacht worden besteed aan opleiding, zowel voor dienstverleners als voor mensen met specifieke behoeften en gebruikers.

1.9

Voorwaarden voor de ontwikkeling van de sociale landbouw overal in Europa zijn een gunstig klimaat, nauwere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en vruchtbare samenwerking tussen de verschillende beleidsgebieden en overheden (gezondheid/sociale zaken/landbouw/werkgelegenheid), op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau. Dat betekent dat de overheid de sociale landbouw moet erkennen en gericht moet ondersteunen, door de sector blijvend toegang te verlenen tot de financiële middelen die nodig zijn voor de verschillende vormen van dit soort landbouw.

1.10

Ook zou het nuttig kunnen zijn dat de Commissie een permanente structuur met alle betrokken directoraten-generaal opricht, en dat de lidstaten dat voorbeeld volgen. Daarnaast zou de Commissie erop moeten aandringen dat een vergelijkende studie wordt gemaakt van de nationale socialebeschermingsstelsels en de kosten daarvan, zodat grotere besparingen mogelijk worden in het kader van socialelandbouwprojecten.

1.11

Het Comité stelt tot zijn genoegen vast dat de Commissievoorstellen voor 2014-2020 nieuwe vooruitzichten openen voor de sociale landbouw, wat niet wegneemt dat tijdens de volgende programmeringsperiode een nog betere ondersteuning van de sector noodzakelijk is. In dit verband zouden de EU en de lidstaten hun beleidsmaatregelen inzake sociale landbouw beter op elkaar moeten afstemmen. De lidstaten en de verschillende overheden (zowel op nationaal als op EU-niveau) die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de Europese middelen zouden nauwer moeten samenwerken, zodat de betrokkenen op het terrein gemakkelijker toegang krijgen tot de structuurfondsen.

1.12

Dankzij het gemeenschappelijk strategisch kader kan nu een beroep worden gedaan op verschillende fondsen via een strategie voor meervoudige financiering. In dit verband zou de Commissie de lidstaten moeten oproepen in hun programmering te verwijzen naar sociale landbouw en in het kader van een geïntegreerde benadering specifieke programma's uit te werken om de sector de kans te geven meer gebruik te maken van de verschillende structuurfondsen. Een andere mogelijkheid is om thematische subprogramma's voor sociale landbouw op te zetten of steun te blijven verlenen aan Leaderprojecten op dit gebied.

2.   Algemene opmerkingen

2.1

De sociale landbouw heeft sinds het eind van de 20e eeuw zowat overal op het Europese platteland opgang gemaakt als een nieuwe, economisch duurzame activiteit, en het aantal projecten op dit gebied blijft gestaag toenemen. Het geheel van deze activiteiten kan worden samengebracht onder de noemer „sociale landbouw”, maar andere gangbare termen zijn „Farming for health”, „Care Farming”, „Green care” en „Green therapies”. Al deze benamingen verwijzen naar een aantal uiteenlopende praktijken en activiteiten op het gebied van zorgverlening, maatschappelijke herintreding, opleiding en rehabilitatie van kansarmen en opleiding van mensen met specifieke behoeften. Al deze activiteiten geven mensen met problemen de kans weer te beginnen met een productieactiviteit en weer in contact te komen met de natuur, maar dragen ook bij aan hun welzijn, hun gezondheid en sociale integratie. Dergelijke projecten zetten aan tot leren, versterken het zelfvertrouwen en vergemakkelijken daarmee ook de deelname aan het maatschappelijk leven.

In die zin kan sociale landbouw worden beschouwd als een innoverende aanpak die multifunctionele landbouw en sociale dienstverlening/gezondheidszorg op lokaal niveau combineert. Enerzijds houdt de sociale landbouw nauw verband met het multifunctionele karakter van de landbouw en sluiten deze activiteiten naadloos aan bij het begrip plattelandsontwikkeling; landbouwers krijgen op deze manier immers de kans hun inkomen uit verschillende bronnen te halen. Anderzijds heeft de sociale landbouw ook voor de samenleving een aantal voordelen: er wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheden van de landbouw en het platteland, in de brede zin van het woord, om de bewoners van landelijke gebieden sociale diensten te verlenen en de bestaande dienstverlening te verbeteren.

2.2

De verschillende vormen van sociale landbouw in Europa vertonen tal van overeenkomsten, aangezien zij stuk voor stuk nauw verband houden met de traditionele activiteiten van de plattelandseconomie en plaatsvinden in landbouwbedrijven (biologische boerderijen, arbeidsintensieve activiteiten, hoge mate van multifunctionaliteit, gerichtheid op de omgeving, hoge mate van diversificatie en flexibiliteit). Toch kan de situatie van land tot land ook enorm verschillen, wat te maken heeft met de nationale geschiedenis, benaderingen en tendensen. Samengevat kunnen we drie benaderingen onderscheiden – zonder daarbij de onderlinge verschillen uit het oog te verliezen:

de institutionele benadering, met een hoofdrol voor overheidsorganisaties/instellingen voor gezondheidszorg (vooral in Duitsland, Frankrijk, Ierland en Slovenië);

de particuliere benadering, gebaseerd op zorgboerderijen (vooral in Nederland en Vlaanderen – België);

de gemengde benadering, gebaseerd op sociale coöperaties en particuliere boerderijen (vooral in Italië).

2.3

Ook de koers die wordt gevaren verschilt van land tot land: in Italië en Frankrijk richt de sociale landbouw zich voornamelijk op de sociale en zorgsector, in Nederland staat de sociale landbouw dichter bij de gezondheidszorg, in Vlaanderen bij de landbouw en in Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en Slovenië houdt de sociale landbouw het midden tussen een sociale en een gezondheidssector.

2.4

Daarnaast hanteert elk land zijn eigen financieringsmethode:

openbare projecten en liefdadigheidsacties waarbij een beroep wordt gedaan op vrijwilligersorganisaties (Italië, Frankrijk) en sociale coöperaties (Italië);

overheidsmiddelen (gezondheids-/zorgsector, onderwijs) die bestemd zijn voor openbare voorzieningen (Duitsland, Ierland, Slovenië), landbouwondernemingen (Nederland) of sociale coöperaties (Italië);

plattelandsontwikkelingsbeleid dat bedoeld is om sociale boerderijen starters- of ontwikkelingssteun verlenen tijdens de programmeringsperiode 2007-2013 (Italië);

directe toegang tot de voedingsmarkten voor ethische producten en directe verkoop (Frankrijk, Italië).

In werkelijkheid zijn er echter nog diverse andere, al dan niet gemengde vormen van financiering.

2.5

De opzet van ondernemingen in de sociale landbouw neemt verschillende vormen aan. Het kan gaan om particuliere landbouwondernemingen die worden geleid door een privé-ondernemer die via de sociale landbouw alternatieve inkomstenbronnen aanboort en zich tegelijk blijft bezighouden met de normale voor de markt bestemde productie, of om sociale ondernemingen of coöperaties, verenigingen en stichtingen, d.w.z. organisaties zonder winstoogmerk. In nog andere gevallen zijn het overheidsinstellingen of organisaties van de gezondheidssector die zich op sociale landbouw richten.

3.   Definitie van sociale landbouw

3.1

Het is geen sinecure om een definitie van sociale landbouw op te stellen, omdat het gaat om een hele waaier uiteenlopende activiteiten. Toch is een Europese definitie van het begrip sociale landbouw nodig, zodat duidelijk kan worden gesteld om welke activiteiten het gaat, een kader kan worden uitgewerkt en criteria – ook inzake kwaliteit – kunnen worden afgebakend waaraan activiteiten moeten beantwoorden om in aanmerking te komen voor de verschillende vormen van beleidssteun. Aangezien het gaat om een fenomeen dat constant aan verandering onderhevig is, mag een dergelijke definitie niet te eng zijn. Het is integendeel zaak om een voldoende flexibel kader voor te stellen dat verwijst naar het hele aanbod van activiteiten en de bottom-upbenadering van de sociale landbouw.

3.2

Hoe uiteenlopend ook, activiteiten in het kader van sociale landbouw hebben steeds twee dingen gemeen: a) zij vinden plaats in een landbouwbedrijf, en b) zij zijn gericht op mensen die tijdelijk of blijvend specifieke behoeften hebben, ook op pedagogisch vlak. De sociale landbouw draagt op die manier bij aan het welzijn en de ontplooiing van de betrokkenen, maar ook aan de ontwikkeling van plattelandsgebieden en betere betrekkingen tussen stad en platteland.

3.3

Sociale landbouw zou dus voorlopig kunnen worden gedefinieerd als het geheel van activiteiten waarbij dierlijke en plantaardige agrarische hulpbronnen gebruikt worden om in landelijke en peri-urbane gebieden sociale diensten te verlenen, waarbij te denken valt aan rehabilitatie, therapie, sociale werkplaatsen, permanente educatie en andere activiteiten die bijdragen tot maatschappelijke integratie (volgens de definitie Cost-actie 866 – Green Care – Europese samenwerking inzake wetenschap en technologie). In die zin is het o.m. de bedoeling in een landbouwonderneming de voorwaarden te creëren om mensen met specifieke behoeften de kans te geven deel te nemen aan de dagelijkse gang van zaken op de boerderij, zodat zij zich beter kunnen ontplooien en hun welzijn kunnen vergroten.

3.4

Op dit moment onderscheiden we vier verschillende hoofdcategorieën sociale landbouw:

a)

therapeutische en op herstel gerichte activiteiten

b)

integratie op de arbeidsmarkt en in de samenleving

c)

pedagogische activiteiten

d)

persoonsgebonden zorgdiensten.

4.   Het ontbreken van een juridisch kader, zowel op EU- als op nationaal niveau

4.1

Met zijn activiteiten op het gebied van therapie, pedagogie, integratie op de arbeidsmarkt en sociale integratie doet de sociale landbouw ontegenzeggelijk aan een bijzonder waardevolle vorm van openbare dienstverlening, en draagt daarmee bij aan duurzame ontwikkeling. Bovendien is de sociale landbouw dankzij de diversificatie van zijn activiteiten en de onderliggende dynamiek ook van invloed op lokale ontwikkeling.

4.2

Er hebben al heel wat proefprojecten op het gebied van sociale landbouw het licht gezien, waarbij een bottom-upaanpak wordt gevolgd en lokale netwerken de ontwikkeling van het hele gebied ten goede komen. Sociale landbouw sluit dan ook volledig aan bij het nieuwe paradigma voor het platteland („The New Rural Paradigm” is een publicatie van de OESO uit 2006) en wordt expliciet vermeld in de studies over het landbouwbeleid in de OESO-landen („Rural Policy Reviews”), zoals Italië. Ook tijdens de OESO-conferentie over plattelandsontwikkeling (Québec, 2009) stond sociale landbouw op de agenda. Initiatieven op het gebied van sociale landbouw worden gefinancierd uit hoofde van het plattelandsontwikkelingsbeleid voor 2007-2013 (pijlers III en IV van het Leader programma) en de maatregelen van het Sociaal Fonds ten behoeve van sociale integratie.

4.3

Het besef van de mogelijkheden van sociale landbouw neemt op alle niveaus toe, en zowel landbouworganisaties en lokale gemeenschappen als sociale organisaties en instellingen voor gezondheidszorg hebben hun kijk op sociale landbouw bijgesteld. Sectorale regelgeving is echter nog maar in een handvol landen ingevoerd, hetzij op nationaal, hetzij op regionaal niveau (Frankrijk, Italië, Nederland). Daarnaast is er een stelselmatig gebrek aan coördinatie tussen de verschillende beleidsmaatregelen en/of instellingen die zich bezighouden met sociale landbouw.

Wel is nu een begin gemaakt met het uitwisselen van ervaringen, en de cruciale rol die spontane netwerken van sociale landbouwers spelen mag niet worden onderschat.

4.4

De Commissie heeft de afgelopen jaren een aantal initiatieven gelanceerd om deze activiteiten te ondersteunen; we denken dan aan Cost-actie 866 – Green Care en het SoFar-project (door de Commissie gefinancierd initiatief binnen het zesde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling). Ook is in december 2009 een thematisch initiatief met zeven lidstaten gelanceerd in het kader van het Europees Netwerk voor plattelandsontwikkeling, om de nationale en regionale door het Elfpo medegefinancierde plannen voor plattelandsontwikkeling te bekijken en na te gaan welke kansen deze bieden en welke belemmeringen ze bevatten. In 2008 heeft Duitsland (prof. Thomas VAN ELSEN) een verslag over sociale landbouw voorgelegd in het kader van het SoFar-project; dit document werd in 2009 bijgewerkt.

5.   Te nemen maatregelen

5.1   Erkenning van de sociale landbouw op EU-niveau en vaststelling van een regelgevend kader

5.1.1

De sociale landbouw levert prestaties van openbaar nut en draagt bij aan duurzame ontwikkeling; het lijkt dan ook logisch dat de EU- en de nationale overheden de sector stimulansen bieden en ondersteunen. Zo is een passend en gunstig regelgevend kader voor de verschillende niveaus nodig, moet de meerwaarde van de sociale landbouw worden erkend, moet de sector beter worden beheerd, en moet een gunstig klimaat voor de sociale landbouw tot stand worden gebracht. Daarnaast moet worden toegezien op een vruchtbare samenwerking tussen de verschillende beleidsgebieden en overheden (gezondheid/sociale zaken/landbouw/werkgelegenheid), op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau. Voorts pleit het Comité voor gerichte overheidssteun en een geïntegreerde toepassing van de structuurfondsensteun ten behoeve van de sociale landbouw, alsook voor de bevordering en ondersteuning van interdisciplinair onderzoek, betere communicatie en meer uitwisseling van ervaringen.

5.1.2

Bij de vaststelling van een regelgevend kader moet specifieke aandacht uitgaan naar de kwaliteit van sociale landbouw; ook zou het nuttig zijn een aantal algemene criteria af te bakenen waaraan de acties moeten voldoen; we denken dan o.m. aan kwaliteitscriteria. Daarnaast dient te worden gezorgd voor een behoorlijke follow-up van de activiteiten in het kader van sociale landbouw.

5.1.3

Ten slotte is het aan te raden dat de Commissie samen met alle betrokken directoraten-generaal een permanente structuur opricht om de ontwikkeling van de sociale landbouw in Europa te stimuleren, te volgen en te coördineren. De lidstaten zelf zouden dan vergelijkbare structuren kunnen oprichten.

5.2   Oprichting van een gegevensbank op EU-niveau

Hoewel het aantal ondernemingen in de sociale landbouw in alle landen stijgt, vertegenwoordigen zij over het algemeen niet eens 1% van het totale aantal landbouwbedrijven. Statistische gegevens over sociale landbouw zijn evenwel zeldzaam en onvolledig. Het lijkt dan ook een goed idee een Europees programma voor statistisch onderzoek op te starten, zodat de aanwezigheid van de sociale landbouw in Europa en de tendensen op dit vlak in cijfers kunnen worden gevat en kunnen worden geanalyseerd. De Commissie zou een dergelijke gegevensbank dan nog kunnen uitbreiden om ook de lidstaten ertoe aan te zetten onderzoekprogramma's op te zetten.

5.3   Meer aandacht voor sociale landbouw in onderzoekprogramma's

5.3.1

Met de projecten SoFar en Cost-actie 866 Green Care zijn de eerste stappen gezet in de Europese samenwerking op het gebied van sociale landbouw; zaak is nu deze samenwerking verder uit te breiden. Het genereren en uitwisselen van wetenschappelijke, praktische en beroepskennis in heel Europa is van groot belang.

Om diepgaandere analyses van de sociale landbouw mogelijk te maken moet steun worden verleend aan onderzoek op gebieden als therapie en geneeskunde, sociaal werk in de landbouw en op het vlak van landbouw en opleiding. In het kader van dergelijk onderzoek moet ook goed worden gekeken naar de praktijk. Positieve empirische resultaten van planten- en dierentherapie moeten worden gevalideerd door strikte wetenschappelijke analyses, zodat zij door de medische wereld worden erkend. De lessen die worden getrokken uit proefprojecten om na te gaan of het zin heeft mensen te doen meedraaien in het dag- en jaarritme van het werk op de boerderij, moeten worden onderbouwd en gebruikt met het oog op verdere ontwikkeling van de sociale landbouw.

5.3.2

Interdisciplinair onderzoek, waarbij wordt gekeken naar de impact en voordelen van sociale landbouw vanuit verschillende hoeken (sociaal, economisch, gezondheidszorg, personeel), zorgt ervoor dat praktijkkennis wordt overgedragen, brengt alle betrokkenen samen, kan vernieuwende ideeën doen ontstaan en vergroot de betrokkenheid bij de sociale landbouw. Wetenschappelijke ondersteuning van proefprojecten kan bijdragen tot de ontwikkeling van modellen die zijn gebaseerd op afzonderlijke ondernemingen of coöperaties voor een hele regio. Er moeten studies en onderzoek op interdisciplinair niveau worden opgezet om de impact van de sociale landbouw in kaart te brengen, zodat kan worden nagegaan waar besparingen in de gezondheidszorg mogelijk zijn en anderzijds kan worden gewerkt aan de verbetering van de gezondheid en het welzijn van degenen voor wie de sociale landbouw bedoeld is. In sommige landen, waaronder m.n. Nederland, is al onderzoek verricht naar deze aspecten.

5.3.3

Dit soort onderzoek zou kunnen worden ingepast in het toekomstige kaderprogramma Horizon 2020 (2014-2020), dat immers rekening houdt met de sociale aspecten van onderzoek en innovatie. Het Comité pleit er ten stelligste voor dat Horizon 2020 zich ook gaat richten op coördinatie en ondersteuning van de sociale landbouw, zodat meer ontmoetingen en uitwisselingen mogelijk worden tussen onderzoekers uit diverse vakgebieden die verband houden met dit soort landbouw.

5.4   Meer aandacht voor sociale landbouw in opleidingsprogramma's

Om een hoog niveau van kwaliteit en vaardigheden te waarborgen moet in de sociale landbouw specifieke aandacht worden besteed aan opleiding, zowel wat de dienstverleners als de gebruikers betreft. Er moeten dus programma's voor voortgezette opleiding worden opgezet, in nauwe samenwerking met opleidings- en onderzoeksinstellingen, zodat bedrijfsleiders en hun medewerkers die zich bezighouden met de mensen die in het kader van de sociale landbouw zijn aangeworven, over een hoog niveau van kennis en kunde beschikken. Voorts moet worden bekeken welke soorten opleiding kunnen worden aangeboden aan de doelgroepen van de sociale landbouw.

5.5   Versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld en netwerkvorming

5.5.1

Innoverende projecten op het gebied van sociale landbouw staan vaak los van elkaar; initiatiefnemers zijn niet op de hoogte van vergelijkbare projecten en er worden geen ervaringen uitgewisseld. Toch is het juist van cruciaal belang om netwerken op het vlak van sociale landbouw op te richten en te versterken, zodat ervaringen kunnen worden uitgewisseld en de verschillende projecten bekendheid krijgen en goede praktijkvoorbeelden worden belicht. Een eerste stap in die richting is gezet met het Europees Netwerk voor plattelandsontwikkeling. Dit soort netwerken moet verder worden uitgebouwd.

5.5.2

Daarnaast moet meer aandacht worden besteed aan samenwerking, gemeenschappelijke publicaties en aanwezigheid op het internet.

5.5.3

Ook moet worden gestreefd naar gezamenlijke behartiging van de belangen van de sociale landbouw op politiek niveau en is het wenselijk dat een overkoepelende Europese organisatie wordt opgericht. Een dergelijke organisatie, waarvan ook maatschappelijke organisaties deel zouden uitmaken, kan alle betrokkenen met elkaar in contact brengen en technische en administratieve bijstand verlenen. Daarnaast kan zij op politiek niveau voor de belangen van de sociale landbouw opkomen. In dit verband is een belangrijke rol weggelegd voor de landbouworganisaties.

5.5.4

Al deze maatregelen zouden kunnen worden uitgevoerd in het kader van het nieuwe beleid voor plattelandsontwikkeling 2014-2020; o.m. het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling en de nationale netwerken voor plattelandsontwikkeling kunnen hierbij als uitgangspunt fungeren. Het eerder vermelde thematische initiatief voor sociale landbouw kan zo worden uitgebreid tot andere lidstaten.

5.6   Aandacht voor sociale landbouw in de strategie voor duurzame ontwikkeling en het gemeenschappelijk strategisch kader

5.6.1

In het kader van het huidige plattelandsontwikkelingsbeleid is tot op zekere hoogte steun verleend aan de sociale landbouw, vooral uit hoofde van de pijlers III (diversifiëring) en IV (Leader), en de pijler „sociale integratie” van het ESF. Wordt echter erkend dat de sociale landbouw fungeert als hefboom voor plattelandsontwikkeling, dan zou de sector in aanmerking moeten komen voor alle acties die door de structuurfondsen (Elfpo, ESF, EFRO) gefinancierd worden, wat betekent dat nieuwe financieringsbronnen kunnen worden aangeboord.

5.6.2

De Commissievoorstellen voor de volgende programmeringsperiode van de structuurfondsen bieden tot op zekere hoogte nieuwe perspectieven, aangezien armoedebestrijding, sociale integratie en diversificatie van landbouwactiviteiten uitdrukkelijk worden vermeld als doelstellingen van het structuurbeleid (die in het kader van de sociale landbouw idealiter hand in hand gaan). Toch is het noodzakelijk dat zowel in de toekomstige programmering als in het partnerschapscontract meer de klemtoon wordt gelegd op de rol van de sociale landbouw. In dit verband zouden de EU en de lidstaten hun beleidsmaatregelen die verband houden met sociale landbouw beter op elkaar moeten afstemmen. De lidstaten en de verschillende overheden (zowel op nationaal als op EU-niveau) die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de Europese middelen zouden nauwer moeten samenwerken, zodat de betrokkenen op het terrein gemakkelijker toegang krijgen tot de structuurfondsen.

5.6.3

Het nieuwe programmeringskader biedt de sociale landbouw de mogelijkheid van meerjarenfinanciering uit verschillende fondsen. Het gemeenschappelijk strategisch kader maakt het immers mogelijk om via een strategie voor meervoudige financiering gebruik te maken van verschillende fondsen. In dat verband moet er bij de lidstaten op worden aangedrongen dat zij in hun programmering verwijzen naar sociale landbouw, en specifieke programma's uitwerken om deze sector de kans te geven meer gebruik te maken van de verschillende structuurfondsen. Het is van kapitaal belang dat de lokale en nationale overheden ertoe worden aangezet om ook daadwerkelijk hun voordeel te doen met de geboden financieringsmogelijkheden.

Gezien het multidimensionale en multifunctionele karakter van de sociale landbouw zou de sector ongetwijfeld garen spinnen bij een geïntegreerde benadering waardoor de procedures voor steunverlening uit de verschillende fondsen beter op elkaar worden afgestemd en eenvoudiger worden.

5.6.4

Het zou daarom bijzonder nuttig kunnen zijn een communicatiebeleid uit te stippelen, zodat de lidstaten op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het vlak van plattelandsontwikkeling; een dergelijk beleid houdt ook in dat follow-upactiviteiten worden opgezet en rapporten worden opgesteld. Een andere mogelijkheid is de uitwerking van een thematisch deelprogramma uit hoofde van artikel 8 of de uitbreiding van de Leaderprojecten die gericht zijn op sociale landbouw.

5.6.5

Ten slotte zouden de verschillende directoraten-generaal nauwer moeten samenwerken zodat de sociale landbouw vlotter toegang krijgt tot alle structuurfondsen en de barrières waardoor de regionale steun tot nog toe onbereikbaar bleef voor de landbouwers, worden geslecht.

Brussel, 12 december 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


  翻译: