9.5.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 133/90 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
(COM(2012) 499 final — 2012/0237 (COD))
2013/C 133/16
Rapporteur: Henri MALOSSE
Co-rapporteurs: Georgios DASSIS en Luca JAHIER
De Raad en het Europees Parlement hebben respectievelijk op 10 oktober en 22 oktober 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over het
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
COM(2012) 499 final – 2012/0237 (COD).
Het Comité heeft overeenkomstig artikel 19, lid 1, van zijn reglement van orde besloten een sub-comité op te richten om de werkzaamheden voor te bereiden.
Het subcomité „Financiering van Europese politieke partijen”, dat belast was met de voorbereidende werkzaamheden, heeft zijn advies op 30 januari 2013 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Henri MALOSSE, co-rapporteurs waren de heren Georgios DASSIS en Luca JAHIER.
Het Comité heeft tijdens zijn op 13 en 14 februari 2013 gehouden 487e zitting (vergadering van 13 februari 2013) onderstaand advies uitgebracht, dat met 155 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 6 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. |
Het EESC benadrukt, net als de Commissie en het Europees Parlement, dat de Europese Unie alleen beter kan functioneren indien er op Europees niveau politieke partijen en stichtingen zijn die een grotere bekendheid en erkenning genieten, representatiever zijn en dichter bij de burger staan. |
2. |
Het EESC steunt de invoering van een eenvormige rechtsstatus voor Europese politieke partijen en stichtingen alsook herziening van de controle op hun functioneren om betere voorwaarden voor hun intern democratisch functioneren en hun doeltreffendheid, zichtbaarheid, transparantie en boekhouding te scheppen. |
3. |
Daarbij hecht het EESC er grote waarde aan dat de partijen en stichtingen die onder dit nieuwe statuut vallen, de doelstellingen van de Europese Unie en de essentiële waarden die aan de Europese Unie ten grondslag liggen en in de Europese verdragen en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn verankerd, onderschrijven. |
3.1 |
Wat de doelstellingen van de EU betreft, vindt het EESC dat de desbetreffende partijen en stichtingen zich moeten inzetten voor meer vrede, samenwerking tussen landen en volkeren, bevordering van economische en sociale vooruitgang en het welzijn van de burgers en democratische uitoefening van de vrijheid van meningsuiting en het vrije debat. |
3.2 |
Wat de inachtneming van de op Europees niveau gegarandeerde essentiële waarden betreft, wijst het EESC erop dat de in de Europese verdragen verankerde waarden gerespecteerd dienen te worden, met name die in de preambule van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin staat dat iedere discriminatie op welke grond dan ook verboden is (art. 21). Ook dient het beginsel van gelijkheid van vrouwen en mannen op alle gebieden, dat in art. 23 van dit Handvest is vastgelegd, in alle bestuursorganen van de Europese politieke partijen en stichtingen concreet te worden toegepast. |
3.3 |
Het EESC beveelt aan dat de politieke partijen en stichtingen die de Europese rechtsstatus willen verkrijgen, verklaren dat zij bovenstaande grondbeginselen naleven. Het is aan het Europees Parlement, en dan met name aan de commissie Constitutionele Zaken, om toezicht te houden en schendingen van de in de EU-verdragen verankerde beginselen en grondrechten te rapporteren. |
3.4 |
Het EESC herinnert er tevens aan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de controle op de naleving van deze beginselen een sleutelrol toekomt, met name door de mogelijkheid om het Hof via de kortgedingprocedure om een uitspraak te verzoeken. |
4. |
Het EESC acht het noodzakelijk dat niet alleen steun wordt gegeven aan bestaande Europese politieke partijen en stichtingen, maar ook aan de opkomst en ontwikkeling van nieuwe Europese partijen en stichtingen die aan de criteria m.b.t. functioneren, inachtneming van waarden en representativiteit voldoen. |
4.1 |
De aanvullende voorwaarde dat een Europese politieke partij of stichting pas in aanmerking voor financiering komt indien zij door een lid in het Europees Parlement vertegenwoordigd wordt, is niet erg zinvol omdat de opzet van de verkiezingen – en dus de kans om gekozen te worden – nog altijd sterk per lidstaat verschilt. |
4.2 |
Het EESC stelt daarom voor dat de representativiteit wordt bepaald aan de hand van een manier die een geringer risico op willekeurige discriminatie oplevert. Men zou zich bijvoorbeeld kunnen laten inspireren door de criteria die voor de Europese burgerinitiatieven gelden en als voorwaarde kunnen stellen dat bij de laatste Europese verkiezingen ten minste een miljoen stemmen uit ten minste zeven landen behaald zijn. |
4.3 |
De financiering, de begrotingen en de donaties van Europese partijen en stichtingen dienen transparant en openbaar te zijn. Burgers hebben het recht en de plicht om geïnformeerd te worden over de financieringswijze en de uitgaven van partijen en stichtingen. Eventuele sancties en/of gevallen van stopzetting van financiering dienen in de pers gepubliceerd te worden. |
5. |
Het EESC wenst in verband met de behandeling van de voorgestelde verordening nogmaals nadrukkelijk te wijzen op de steeds ongelijkere behandeling van Europese partijen en stichtingen van politieke aard enerzijds en verenigingen en stichtingen die doelstellingen van algemeen belang op Europees niveau nastreven (op economisch, vakbonds-, sociaal, humanitair, cultureel, milieu-, sportgebied, enz.) anderzijds. |
5.1 |
Artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie („Verdrag van Lissabon”) bekrachtigt de participatieve democratie en dus het belang van verenigingen en stichtingen die het openbaar debat in de EU stimuleren. Het EESC onderstreept dat deze Europese netwerken van verenigingen een steeds belangrijkere en soms zelfs dominante plaats hebben verworven nu internet voor iedereen toegankelijk is. Als nieuwkomers op het gebied van de participatieve democratie vervullen zij nu al een cruciale en steeds grotere rol op het gebied van informatievoorziening, openbare debatten en de Europese opinievorming. Zo bieden zij een verrijking van en zinvolle aanvulling op de structuren van de representatieve democratische politiek. Deze meerwaarde is vooral op Europees niveau duidelijk te zien omdat de vele vertakkingen van de participatieve democratie zich op natuurlijke wijze tot over de landsgrenzen heen uitstrekken. |
5.2 |
Aangezien de kloof tussen burgers en Europese politici en leiders met de crisis steeds groter wordt, waarschuwt het EESC de Commissie voor de schadelijke en contraproductieve effecten van een ongeschikte aanpak die alleen gericht is op de specifieke en autonome rechten van Europese politieke „verenigingen” zonder andere Europese verenigingen gelijkwaardige rechten toe te kennen. Het EESC herinnert er in het bijzonder aan dat de bekrachtiging van een politiek Europa niet los gezien kan worden van de bekrachtiging van een Europa van de burgers en het maatschappelijk middenveld op basis van verenigingen en organisaties die over adequate, doeltreffende en uniforme rechtsmiddelen op Europees niveau beschikken. |
5.3 |
Het EESC bekritiseert nogmaals het feit dat de Commissie jaren geleden het ontwerp betreffende het statuut van de Europese Vereniging heeft ingetrokken, omdat een politiek akkoord binnen de Raad niet haalbaar zou zijn – een reden die gezien het onderwerp niet acceptabel is voor het EESC en die nog altijd niet geverifieerd kan worden. |
5.4 |
Het EESC spreekt tevens opnieuw zijn bezorgdheid uit over de aanhoudende obstakels rond de vorming van Europese venootschappen: het huidige statuut is niet aantrekkelijk genoeg en blijkt een enorm fiasco te zijn, terwijl voortdurende vertragingen en blokkages de invoering van een vereenvoudigd statuut dat wel bereikbaar is voor een groot aantal ondernemingen, ongeacht hun omvang, in de weg staat. |
6. |
Het EESC herinnert er overigens aan dat het in zijn advies van 18 september 2012 (1) zijn steun voor het ontwerp van het statuut van de Europese stichting heeft uitgesproken en het wijst er nadrukkelijk op dat iedere vorm van discriminatie ten aanzien van Europese politieke stichtingen voorkomen dient te worden. |
7. |
Het EESC gaat dus akkoord met de invoering van een uniforme rechtsstatus voor Europese politieke partijen en stichtingen, maar dringt er gezien bovenstaande opmerkingen en conform het door de Europese Unie gegarandeerde beginsel van non-discriminatie op aan dat de Commissie op korte termijn een gelijkwaardige Europese verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese verenigingen van andere dan politieke aard voorstelt en dat vaart wordt gezet achter de goedkeuring van de verordening betreffende het statuut van de Europese stichting. |
Brussel, 13 februari 2013
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) PB C 351 van 15.11.2012, blz 57.