14.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 230/82 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s inzake een strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2014-2020
(COM(2014) 332 final)
(2015/C 230/13)
Rapporteur: |
Carlos TRINDADE |
Op 6 juni 2014 heeft de Commissie besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) overeenkomstig artikel 304 van het VWEU te raadplegen over de
„Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s inzake een strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2014-2020”
(COM(2014) 332 final).
De afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 20 november 2014.
Het EESC heeft tijdens zijn op 10 en 11 december 2014 gehouden 503e zitting (vergadering van 11 december) onderstaand advies uitgebracht, dat met 189 stemmen vóór en 23 tegen, bij 20 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het EESC is ermee ingenomen dat de EU beschikt over een breed economisch en sociaal kader, dat wordt aangevuld door meerjarige Europese strategieën die de lidstaten aan hun eigen situatie aanpassen. Niettemin is er ook nog steeds sprake van obstakels, gebreken en nieuwe problemen, waarvoor oplossingen nodig zijn. |
1.2. |
Het is een goede zaak dat de Commissie zich wil richten op preventie, vereenvoudiging van de regelgeving (zonder afbreuk te doen aan de huidige beschermingsniveaus) en de juiste toepassing hiervan. De strategie moet zorgen voor de juiste balans tussen een hoog niveau van bescherming van werknemers en de administratieve lasten van bedrijven. |
1.3. |
Ook positief is dat de Commissie aandacht besteedt aan kleine en middelgrote bedrijven, die zij met behulp van ICT raad, informatie en richtsnoeren verschaft, en dat zij de coördinatie van de openbare diensten ter ondersteuning van kmo’s verbetert. |
1.4. |
Er moeten meer arbeidsinspecteurs komen — in bijna de helft van de lidstaten zijn er minder dan door de IAO wordt aanbevolen (1 inspecteur per 10 000 werknemers) — en zij moeten beter opgeleid worden. |
1.5. |
Gezien het belang van een preventiecultuur onder jongeren, pas afgestudeerden, stagiairs en jongeren met een leercontract zou de Commissie ervoor moeten zorgen dat zij goede en praktische voorlichting en opleidingen krijgen. |
1.6. |
Het EESC begrijpt hoe belangrijk het is om in preventie te investeren en is het er zonder meer mee eens dat dit niet alleen door het bedrijfsleven, maar ook door de lidstaten moet gebeuren. Het bedrijfsleven en de lidstaten zouden meer moeten investeren, met de garantie dat werknemers daarbij betrokken worden. |
1.7. |
Over het onderwerp in kwestie zijn maar weinig gegevens voorhanden. De Commissie zou snel moeten zorgen voor statistieken en indicatoren die met name betrekking hebben op de sekse en de carrière van werknemers. Er moeten Europese regels komen voor de opstelling van een lijst van beroepsziekten, met inbegrip van ongevallen tijdens de werkuren, de verslaglegging ter zake en het analyseren van deze statistische gegevens. Het is aan te bevelen om de werkzaamheden van de speciale instanties uit te breiden en er ruime ruchtbaarheid aan te geven. Ten behoeve van een sterkere cultuur van preventie zouden bovendien informatie en goede praktijken verspreid moeten worden. Er is meer onderzoek nodig naar nieuwe risico’s, en de resultaten hiervan zouden in passende maatregelen (al dan niet van wetgevende aard) moeten uitmonden. |
1.8. |
Voor een goede uitvoering van de strategie is de betrokkenheid van de werknemers en de sociale partners op alle niveaus — ook op de werkplek — van fundamenteel belang. De Commissie zou intensiever overleg met de sociale partners moeten gaan voeren en gezamenlijke maatregelen moeten uitwerken. De lidstaten zouden het sociaal overleg en het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten moeten stimuleren. |
1.9. |
Helaas noemt de Commissie geen streefcijfers voor de preventie van arbeidsongevallen en beroepsziekten op Europees niveau. De lidstaten zouden in hun nationale strategieën wel zulke streefcijfers moeten opnemen. |
2. Het belang van gezondheid en veiligheid op het werk
2.1. |
Het strategische belang van gezondheid en veiligheid op het werk in Europa wordt expliciet onderkend in de artikelen 151 en 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin onder meer staat dat naar een geharmoniseerde verbetering van de arbeidsvoorwaarden moet worden gestreefd. |
2.2. |
Uit een enquête van de Eurobarometer bleek onlangs dat de meeste werknemers (85 %) tevreden zijn over de veiligheid en gezondheid op het werk en dat volgens 77 % van hen over dit onderwerp informatie op de werkplek aanwezig is en/of cursussen worden aangeboden. Niettemin is er ruimte voor verbetering, want de situatie is in feite alarmerend: jaarlijks komen in de EU meer dan vierduizend werknemers door arbeidsongevallen om het leven, terwijl ruim drie miljoen werknemers het slachtoffer worden van zulke ernstige ongevallen dat ze langer dan drie dagen met ziekteverlof moeten. Eén op de vier werknemers denkt dat zijn gezondheid en veiligheid door zijn werk gevaar lopen of dat zijn werk per saldo slecht is voor zijn gezondheid. In Duitsland leidden 460 miljoen dagen ziekteverlof tot een geschat productiviteitsverlies van 3,1 % van het bbp, en in het Verenigd Koninkrijk bedroegen in het boekjaar 2010-2011 de nettokosten voor de overheid zo’n 2,381 miljard pond. |
2.3. |
Volgens de IAO stierven in de EU in 2008 circa 1 60 000 mensen aan beroepsziekten. Kanker was daarbij de belangrijkste doodsoorzaak (zo’n 96 000 mensen). Naar schatting overlijdt in Europa iedere 3,5 minuut iemand aan een arbeidsongeval of aan de gevolgen van een beroepsziekte. Dat neemt niet weg dat Europa nog altijd voorop loopt als het op gezondheid en veiligheid op het werk aankomt. |
2.4. |
De kosten die met de gezondheid en veiligheid op het werk gemoeid zijn, moeten worden gezien als een investering en niet slechts als een uitgave. Volgens recente schattingen, zo schrijft de Commissie, kunnen investeringen op dit terrein bijzonder rendabel zijn, met een gemiddelde rentabiliteitswaarde van 2,2 en een bereik van 1,29 tot 2,89. Bovendien krijgen bedrijven met kosten te maken als hun arbeidsomstandigheden te wensen overlaten, en betalen bedrijven waar zich geen arbeidsongevallen voordoen in sommige landen lagere verzekeringspremies. |
2.5. |
Met de Europese strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk voor de periode 2007-2012 (1) is wel het nodige bereikt — zo heeft de regelgeving van de EU aan duidelijkheid gewonnen en hebben de lidstaten een grotere inbreng gekregen — maar de incidentie van beroepsziekten is niet gedaald, wat wel de bedoeling was, en kleine en middelgrote bedrijven kunnen door een gebrek aan financiële middelen, technische capaciteit en mankracht nauwelijks aan de eisen voldoen. Daar komt bij dat dat de preventie van beroepsziekten en werkgerelateerde ziekten tekortschiet, er te weinig statistische gegevens voorhanden zijn, er te weinig monitoringinstrumenten ontwikkeld zijn, de interactie tussen gezondheid en veiligheid op het werk enerzijds en het milieu en chemische stoffen anderzijds te wensen overlaat en de sociale partners te weinig bij een en ander worden betrokken. Nog veel minder is er bekend over de gezondheid en veiligheid van zwartwerkers en mensen in atypische dienstverbanden (met name in tal van bedrijven in de landbouw, de industrie en de dienstensector), van telewerkers, zelfstandigen en mensen die huishoudelijk werk verrichten. |
2.6. |
Een gedeeltelijke verklaring voor het feit dat het aantal arbeidsongevallen de laatste jaren in Europa gedaald is, zou kunnen zijn dat de werkgelegenheid is teruggelopen in de sectoren waar de risico’s het grootst zijn. In de meeste lidstaten is namelijk fors bezuinigd op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk, vooral wat naleving van de regelgeving, inspectie en preventie betreft. |
2.7. |
Het EESC is het eens met de opsomming van de belangrijkste taken voor de EU en dringt bij de Commissie aan op ferme (beleids)maatregelen om deze te kunnen uitvoeren. Deze taken zijn: verbeteren van de implementatiestatus van de lidstaten, met name door micro- en kleine ondernemingen beter in staat te stellen om doeltreffende en efficiënte risicopreventiemaatregelen te nemen, verbeteren van de preventie van arbeidsgerelateerde ziekten door bestaande, nieuwe en opkomende risico’s aan te pakken, en efficiënt omgaan met demografische veranderingen. |
2.8. |
Niet alleen slagen de lidstaten er gezamenlijk in om het aantal beroepsziekten en arbeidsongevallen te doen dalen, zij beschermen ook het menselijk kapitaal: zij voorkomen namelijk dat gezondheidszorg en sociale zekerheid duurder worden, wat het maatschappelijk welzijn ten goede komt. |
3. Context van de Europese strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk 2014-2020
3.1. |
Degelijke gezondheids-en veiligheidsomstandigheden op het werk, conform de Europa 2020-strategie, kunnen een belangrijke stap zijn op weg naar slimme, duurzame en inclusieve groei. Het strategisch EU-kader en de EU-verordeningen staan samen met de strategieën en regelingen van de lidstaten borg voor de gezondheid en veiligheid van werknemers. Helaas heeft de mededeling lang op zich laten wachten en zijn de voorstellen uit het advies dat het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (dat drie verschillende belangen in de EU vertegenwoordigt) unaniem heeft aangenomen er niet in verwerkt. |
3.2. |
Verder merkt het EESC op dat de Commissie de wetgeving ongemoeid laat, vooral als het op spier- en skeletaandoeningen aankomt. Ook de richtlijn over de bescherming van werknemers tegen kankerverwekkende stoffen is aan herziening toe. Bovendien ontbreekt een verwijzing naar de invoering van een rechtskader voor de anticipatie op veranderingen, iets waar het Europees Parlement ook al op heeft aangedrongen. De Commissie moet snel een oplossing vinden voor deze zaken. |
3.3. |
Het EESC, dat zich indertijd schaarde achter de doelstelling om de totale incidentie van arbeidsongevallen met 25 % te verminderen (2), betreurt het dat deze doelstelling voor de periode 2014-2020 niet gekwantificeerd is. Het EESC had ook kritiek op het ontbreken van een dergelijke doelstelling voor beroepsziekten. De onderhavige mededeling brengt daar helaas geen verandering in. Er moeten statistische hulpmiddelen worden ontwikkeld om arbeidsongevallen, beroepsziekten en de blootstelling aan beroepsrisico’s in kaart te brengen. |
3.4. |
De sociale partners en de rest van de samenleving zijn het er in ruime mate over eens dat de wet- en regelgeving van de EU en de lidstaten beter moet worden toegepast. Micro-ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf moeten beter in staat worden gesteld om ter uitvoering van de wetgeving efficiënte preventiemaatregelen te nemen. Dit zijn prioritaire maatregelen die overheden moeten ondersteunen met meer stimulansen en op maat gesneden technische adviezen. |
3.5. |
Door technologische innovaties en nieuwe arbeidsvormen, met name de atypische arbeidsregelingen, ontstaan nieuwe situaties met nieuwe problemen, maar ook nieuwe risico’s die nog niet goed in kaart zijn gebracht. Het in kaart brengen van deze risico’s en de preventie ervan, alsmede de definitie van bestaande en nieuwe beroepsziekten, zijn taken die geen uitstel dulden. Er dienen snel oplossingen te worden gevonden door de huidige wetgeving aan te passen of voor nieuwe wetgeving te zorgen die op de risico’s is afgestemd. |
3.6. |
De vooruitgang die is geboekt met betrekking tot de levensverwachting leidt tot een andere Europese bevolkingsopbouw, maar het is niet gezegd dat de extra levensjaren ook in goede gezondheid worden doorgebracht. Arbeidsomstandigheden kunnen in hoge mate bijdragen aan het ontstaan van gezondheidsproblemen, die door het cumulatieve effect van bepaalde beroepsrisico’s meestal toenemen met de leeftijd. Een betere preventie tijdens het hele werkzame leven van werknemers zou de door de demografische veranderingen veroorzaakte problemen kunnen helpen oplossen. Om een goed beeld te kunnen krijgen van de belangrijkste kwesties die spelen op dit gebied moet er financiering komen voor nationaal en Europees onderzoek. |
3.7. |
Volgens het EESC is de veiligheid van werknemers in de EU afgenomen en is atypisch werk toegenomen. Door de economische crisis hebben een aantal lidstaten en bepaalde bedrijven die zich aan hun sociale verantwoordelijkheden onttrekken fors gekort op maatregelen in verband met de gezondheid en veiligheid op het werk. Deze situatie is onaanvaardbaar. |
3.8. |
Anderzijds is het ook zo dat sommige ondernemingen vrijwillig verder gaan dan hun wettelijke verplichtingen en maatregelen nemen om de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van hun werknemers te verbeteren. Zij geven daarmee blijk van sociale verantwoordelijkheid, een instelling die erkenning en steun verdient van de Commissie en de lidstaten, zodat geleidelijk aan een cultuur van sociale en milieuverantwoordelijkheid tot stand komt in het hele Europese bedrijfsleven. |
3.9. |
In de EU is er al geruime tijd sprake van economische stagnatie en hoge werkloosheid. Werkloosheid neemt een bijzondere plaats in in de problematiek van gezondheid op het werk: in sommige gevallen is er immers een verband met psychische aandoeningen. Ook zwartwerkers lopen hogere risico’s en krijgen vaker te maken met arbeidsongevallen. Naast structurele investeringen is de verbetering van de levensomstandigheden, vooral wat de gezondheid en veiligheid op het werk betreft, van groot belang voor een duurzame economische groei, meer hoogwaardige banen en een grotere sociale cohesie. |
4. Algemene opmerkingen
4.1. |
Voor een duurzame economische groei is het van fundamenteel belang dat een algemeen kader voor de gezondheid en veiligheid op het werk gestalte krijgt en in de hele Europese Unie wordt toegepast. De meeste respondenten (93 %) bij de door de EU gehouden openbare raadpleging (3) vonden dat de coördinatie op EU-niveau moet worden voortgezet en dat ongeacht de omvang van een bedrijf gestreefd moet blijven worden naar een strikte naleving van de gezondheids- en veiligheidsregels. |
4.2. |
Hoewel er in diverse lidstaten in de afgelopen maanden vooral wat het aantal arbeidsongevallen betreft wel sprake was van enige verbetering, misschien mede door de daling van de werkgelegenheid, is er in de EU geen preventiecultuur van de grond gekomen. Kleine en middelgrote bedrijven hebben hiervoor te weinig middelen en capaciteit, een probleem dat alleen kan worden verholpen als de overheid voorlichting geeft, opleidingen verzorgt, technische ondersteuning biedt en advies verschaft. Deze overheidsmaatregelen moeten worden afgestemd op datgene waar de diverse bedrijfstakken behoefte aan hebben en voor elk van deze takken worden gespecificeerd. |
4.3. |
De inbreng van vertegenwoordigers van werknemers, op het niveau van het bedrijf of de werkplek, in de aanpak van beroepsrisico’s is een essentieel onderdeel van de sociale dialoog. Bedrijven mogen alleen financiële steun krijgen als zij zich houden aan de regels inzake de gezondheid en veiligheid op het werk. In verschillende Europese landen is gebleken hoe belangrijk overeenkomsten tussen de sociale partners zijn. Deze bieden een basis voor regionale en sectorale vormen van vertegenwoordiging en zijn bevorderlijk voor de sociale dialoog en preventie. |
4.4. |
De verschillende op het gebied van gezondheid en veiligheid actieve overheidsdiensten werken te veel langs elkaar heen. Ook zijn er niet genoeg efficiënte mechanismen om de sociale partners op alle niveaus bij een en ander te betrekken, om te onderhandelen en om sectorspecifieke afspraken te maken, of wordt daarvan te weinig gebruikgemaakt. Hierin moet verandering komen. Als diensten op het gebied van de volksgezondheid en preventie bij maatregelen voor de werkomgeving van werknemers systematischer gaan samenwerken, dan komt dat de preventie en de opsporing van beroepsziekten ten goede. In de lidstaten moeten bij overheden centrale contactpunten komen voor kleine en middelgrote bedrijven. |
4.5. |
Door de begrotingsproblemen krijgen diensten voor de gezondheid en veiligheid op het werk minder geld en personeel van de lidstaten. Dit geldt vooral voor arbeidsinspectiediensten, die veel minder inspecties kunnen uitvoeren en bedrijven ook veel minder steun en goede raad kunnen geven. Deze onaanvaardbare ontwikkeling moet worden gekeerd, temeer omdat er steeds meer beroepsrisico’s bijkomen en de levensomstandigheden en arbeidszekerheid van werknemers erop achteruitgaan (het toenemende risico op psychosociale problemen is ten dele te wijten aan werkloosheid en onzekerheid). |
4.6. |
De lidstaten moeten een stimulans geven aan onderhandelingen en cao’s. De sociale partners moeten een belangrijke rol krijgen bij het uitwerken en uitvoeren van gezondheids-en veiligheidsbeleid en bij het bevorderen van een veilige en gezonde werkomgeving. |
4.7. |
Wat Europese statistieken over gezondheid en veiligheid betreft, wordt er maar weinig vooruitgang geboekt. Op EU-niveau moeten zo snel mogelijk uniforme definities en systemen voor erkenning en verslaglegging worden uitgewerkt. |
4.8. |
Het EESC is het met de Commissie eens dat de inbreng van de sociale partners op alle niveaus garant staat voor efficiënt ontworpen en uitgevoerde maatregelen en strategieën voor de gezondheid en veiligheid op het werk. In dit verband is voor de Europese structuren voor sociaal overleg en voor het drieledig samengesteld raadgevend comité inzake veiligheid en gezondheid op het werk een belangrijke rol weggelegd. Bij het bepalen van haar prioriteiten zou de Commissie meer gebruik moeten maken van de voorstellen die dit comité vaak unaniem heeft aangenomen. |
4.9. |
De Commissie moet dringend nagaan of de kaderovereenkomsten voor de Europese sociale dialoog representatief zijn en stroken met het Gemeenschapsrecht, en moet dus ook bereid zijn de nodige maatregelen te nemen om naleving van de overeenkomsten af te dwingen. |
4.10. |
De lidstaten doen er goed aan om het Europees Sociaal Fonds en de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI) aan te spreken voor de financiering van maatregelen met betrekking tot de gezondheid en veiligheid op het werk. |
4.11. |
De Commissie is terecht van mening dat actiever dient te worden gezocht naar synergieën tussen het beleid voor gezondheid en veiligheid op het werk en andere beleidsterreinen. In de meeste lidstaten is er wat dit betreft nog maar zeer weinig bereikt. |
5. Specifieke opmerkingen
5.1. Nationale strategieën, naleving van de wetgeving en controle
5.1.1. |
Het EESC is het eens met de Commissie dat de lidstaten hun strategieën in het licht van het nieuwe strategische EU-kader in overleg met de sociale partners moeten herzien. Wel zou goed moeten worden nagegaan welk effect de voorgaande nationale strategieën hebben gehad. Alle lidstaten dienen het cruciale belang ervan in te zien dat de sociale partners zich sterk betrokken voelen bij de strategie 2014-2020. Er moeten homogene indicatoren en criteria komen die systematische controles en evaluaties mogelijk maken en aan de hand waarvan zich de mate van deze betrokkenheid laat bepalen. |
5.1.2. |
Het EESC deelt de mening van de Commissie dat de lidstaten in samenwerking met het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EU-OSHA) een database over gezondheid en veiligheid op het werk zouden moeten opzetten en op gezette tijden (minstens twee keer per jaar) moeten vergaderen met het EU-OSHA, het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de werkplek (ACSH) en het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie (SLIC). |
5.1.3. |
In de lidstaten is het van essentieel belang om het midden- en kleinbedrijf bij het gebruik van de OiRA en van andere IT-instrumenten in financiële en technische zin bij te staan. Vooral in prioritaire sectoren zou deze hulp gegeven moeten worden. Om een beslissende rol te kunnen spelen, moet het EU-OSHA meer geld en personeel krijgen. Het is betreurenswaardig dat het ESF in de lidstaten maar heel weinig is gebruikt voor de financiering van onderwijs en opleidingen. |
5.1.4. |
Bij het vaststellen van goede praktijken en specifieke richtsnoeren, met name voor het midden- en kleinbedrijf, moet rekening worden gehouden met de kenmerken van elke sector en de aard van de bedrijfsactiviteiten. Het EU-OSHA moet zich hier meer laten gelden en werk maken van een preventiecultuur. |
5.1.5. |
In diverse lidstaten is het optreden van de arbeidsinspectie in bedrijven aan verbetering toe, vooral als het aankomt op voorlichting, raadpleging, nieuwe risico’s, pogingen om naleving van de wetgeving te vergemakkelijken en het opsporen en ontmoedigen van zwartwerk. Arbeidsinspectiediensten zouden daarom meer middelen en bevoegdheden moeten krijgen. |
5.1.6. |
Het EESC steunt de evaluatie van het programma voor de uitwisseling en opleiding van arbeidsinspecteurs en maatregelen om binnen het SLIC de samenwerking tussen arbeidsinspectiediensten te verbeteren. |
5.1.7. |
Het EESC is het met het SLIC eens dat gezondheid en veiligheid op het werk strategische EU-prioriteiten zijn, vooral als het gaat om spier- en skeletaandoeningen, ziekten die zich pas na lange tijd openbaren (door de werkomgeving veroorzaakte vormen van kanker, en chronische ziekten, zoals werkgerelateerde longziekten), een juiste toepassing van REACH en met het werk samenhangende psychosociale risico’s (4). Wat kleine en middelgrote bedrijven betreft, is het zaak hun kennis van gezondheid en veiligheid te vergroten, hen beter aan de eisen te laten voldoen, hun actuele en begrijpelijke informatie en adviezen te geven en ervoor te zorgen dat grote ondernemingen de verantwoordelijkheid op zich nemen om de kleine en middelgrote bedrijven waarmee zij werken beter te laten presteren. |
5.2. Vereenvoudiging van de wetgeving
5.2.1. |
Een eventuele vereenvoudiging van de EU-wetgeving mag in geen geval de gezondheid en veiligheid op het werk en de voortdurende verbeteringen op dat vlak ondermijnen. Uit de openbare raadpleging van de EU blijkt dat de sociale partners van mening verschillen over de vraag of maatregelen voor de vereenvoudiging van de wetgeving moeten worden opgenomen in een nieuw Europees beleidsinstrument: van de werknemersorganisaties was 73,4 % tegen zo’n vereenvoudiging, maar van de werkgeversorganisaties slechts 4,3 % (5). Van alle respondenten (523 in totaal) was 40,5 % voor de vereenvoudiging, 46,1 % tegen en had 13,4 % geen mening. Het EESC is van oordeel dat de administratieve lasten voor ondernemingen tot op zekere hoogte kunnen worden verlicht, op voorwaarde dat de gezondheid en veiligheid van de werknemers niet in het gedrang komen. |
5.2.2. |
Volgens de Europese bedrijvenenquête naar nieuwe en opkomende risico’s (ESENER) zijn de belangrijkste redenen waarom bedrijven zich met de gezondheid en veiligheid op het werk bezighouden „nakomen van wettelijke verplichtingen” (90 %), „druk van de werknemers” (76 %) en „druk van de arbeidsinspectie” (60 %). Van al deze factoren gaat een aanzienlijke druk uit. Van de bedrijven die de veiligheid niet periodiek controleren, voerde slechts 37 % de „zeer ingewikkelde wettelijke verplichtingen” als reden voor dit verzuim aan. |
5.2.3. |
Eventuele vereenvoudigingen en/of verminderingen van onnodige administratieve lasten voor bedrijven zouden, na een analyse van de vigerende wetgeving, de uitkomst moeten zijn van een brede discussie, met inbreng van en onderhandelingen met de sociale partners op alle niveaus. Overeenkomstig artikel 153 van het Verdrag kunnen minimumvoorschriften worden vastgesteld en mogen de lidstaten regels voor een betere bescherming van werknemers handhaven of invoeren. Op die manier kan er vooruitgang worden geboekt en worden vooruitgelopen op Europese initiatieven. Zo kondigden diverse lidstaten al een asbestverbod af nog voordat de Commissie een besluit in die richting had genomen. |
5.3. Nieuwe en opkomende risico’s
5.3.1. |
Om direct of indirect met het werk samenhangende ziekten te kunnen voorkomen, is er grote behoefte aan meer wetenschappelijke kennis over nieuwe risico’s. Onderzoeksactiviteiten zouden vooral in EU-verband moeten plaatsvinden. Meer samenwerking/coördinatie tussen verschillende Europese en nationale instellingen is van cruciaal belang om tot de juiste strategieën en wettelijke maatregelen te komen voor de aanpak van nieuwe risico’s. Gezien de bestaande instellingen is er volgens het EESC geen nieuw onafhankelijk wetenschappelijk overlegorgaan nodig. |
5.3.2. |
Het EESC heeft er altijd consequent op gewezen dat gezorgd moet worden voor een betere gezondheid en veiligheid van bepaalde groepen werknemers (jongeren, vrouwen, ouderen, migranten, werknemers met atypische contracten en gehandicapten) en dat de uit de veranderende aard van het werk voortvloeiende problemen (vooral stress en psychische aandoeningen) moeten worden aangepakt. Het belang hiervan wordt breed onderkend door de lidstaten, de sociale partners en de samenleving als geheel. Deze problemen moeten worden aangepakt, omdat ze toenemen en de economie en de samenleving schade berokkenen. Dankzij het genderperspectief kan het beleid inzake gezondheid en veiligheid op het werk worden afgestemd op de vorderingen op het gebied van gelijke behandeling. |
5.4. Statistische gegevens
5.4.1. |
Het grote gebrek aan betrouwbare, actuele en vergelijkbare statistische gegevens op Europees niveau is een van de ernstigste problemen als het om gezondheid en veiligheid op het werk gaat. Aan deze jammerlijke situatie, die vreemd genoeg al jaren duurt, moet een eind worden gemaakt. Het EESC steunt de pogingen van de Commissie om deze problemen aan te pakken. Samen met de lidstaten moet zij hier een hoge prioriteit aan toekennen. De lidstaten zelf zouden indien zij dit wensen bijkomende, meer gedetailleerde statistieken kunnen opstellen die zijn toegespitst op de nationale situatie. Samenwerking met de WGO om de gegevens over de ICD-10 uit te breiden kan het gebruik mogelijk maken van bestanden met gegevens over de gezondheidszorg. Daardoor kunnen gegevens sneller en efficiënter worden verzameld. |
5.4.2. |
Helaas is de verwerking van Europese statistische gegevens over beroepsziekten stopgezet. Het statistische onderzoek naar blootstelling aan kankerverwekkende stoffen op het werk zou moeten worden hervat, naar het voorbeeld van het CAREX-project uit de jaren negentig. Positief is dat de Commissie onlangs van start is gegaan met de oprichting van een gegevensbank en de ontwikkeling van een model om een beeld te krijgen van de blootstelling van werknemers in de EU en de EVA/EER-landen aan een aantal gevaarlijke chemische producten (HAZCHEM-project). |
5.5. Samenwerking met internationale instellingen
5.5.1. |
Om wereldwijd het aantal arbeidsongevallen terug te dringen en beroepsziekten te bestrijden, dient intensievere samenwerking met internationale organisaties, vooral de IAO, de WGO en de OESO, prioriteit te krijgen. |
5.5.2. |
De tekorten op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk in mondiale toeleveringsketens dient speciale aandacht te krijgen, zodat de werkomgeving niet alleen in Europa, maar op alle continenten veiliger wordt. In de overeenkomsten die de EU sluit zou hiervoor plaats moeten worden ingeruimd om ervoor te zorgen dat de partners van de EU zich houden aan de IAO-afspraken en -aanbevelingen. Onder verwijzing naar zijn eerdere adviezen over asbest dringt het EESC er bij de Commissie op aan een concreet standpunt in te nemen om zo bij te dragen aan een wereldwijd verbod op deze stof. |
5.5.3. |
De lidstaten doen er goed aan om zich te houden aan internationale normen en overeenkomsten. De Commissie zou systematisch verslag moeten doen van de naleving door de lidstaten. |
Brussel, 11 december 2014.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Henri MALOSSE
(1) Tussen 2007 en 2011 is de incidentie van ongevallen in de EU die leidden tot een verzuim van meer dan drie dagen met 27,9 % afgenomen.
(2) Zie PB C 224 van 30.8.2008, blz. 88.
(3) „Public consultation on the new occupacional health and safety policy framework”, Werkgelegenheid, Sociale Zaken en inclusie, juni 2014.
(4) „Priorités stratégiques de l'UE, 2013-2020”, Doc. 2091_FR, februari 2012.
(5) „Public consultation on the new occupational health and safety policy framework”, juni 2014.
BIJLAGE
bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité
De volgende wijzigingsvoorstellen, waarvoor ten minste een kwart van de stemmen is uitgebracht, zijn tijdens de beraadslagingen verworpen:
Paragraaf 1.8
Als volgt wijzigen:
|
„Voor een goede uitvoering van de strategie is de betrokkenheid van de werknemers en de sociale partners op alle niveaus — ook op de werkplek — van fundamenteel belang. De Commissie zou intensiever overleg met de sociale partners moeten gaan voeren en gezamenlijke maatregelen moeten uitwerken. De lidstaten zouden werkgevers en vertegenwoordigers van werknemers moeten aanzetten tot het sociaal overleg over gezondheid en veiligheid en het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten moeten stimuleren.”. |
Stemuitslag:
Stemmen voor |
: |
66 |
Stemmen tegen |
: |
143 |
Onthoudingen |
: |
17 |
Paragraaf 3.2
Als volgt wijzigen:
|
„Verder merkt het EESC op dat de Commissie de wetgeving ongemoeid laat, vooral als het op spier- en skeletaandoeningen aankomt. Ook de Richtlijn over de bescherming van werknemers tegen kankerverwekkende stoffen is aan herziening toe. Bovendien ontbreekt een verwijzing naar de invoering van een rechtskader voor de anticipatie op veranderingen, iets waar het Europees Parlement ook al op heeft aangedrongen. De Commissie moet snel een oplossing vinden voor deze zaken.”. |
Stemuitslag:
Stemmen voor |
: |
60 |
Stemmen tegen |
: |
141 |
Onthoudingen |
: |
13 |
Paragraaf 3.5
Als volgt wijzigen:
|
„Door technologische innovaties en nieuwe arbeidsvormen, met name de atypische arbeidsregelingen, ontstaan nieuwe situaties met nieuwe problemen; in bepaalde gevallen kunnen zich echter ook , maar ook nieuwe risico’s voordoen die nog niet goed in kaart zijn gebracht. Het in kaart brengen van deze risico’s en de preventie ervan, alsmede de definitie van bestaande en nieuwe beroepsziekten, zijn taken die geen uitstel dulden. Er dienen snel oplossingen te worden gevonden door voor aanpassing aan de huidige wetgeving aan te passen of invoering van voor nieuwe wetgeving te zorgen die op de risico’s is afgestemd.”. |
Stemuitslag:
Stemmen voor |
: |
77 |
Stemmen tegen |
: |
140 |
Onthoudingen |
: |
10 |
Paragraaf 3.9
Als volgt wijzigen:
|
„In de EU is er al geruime tijd sprake van economische stagnatie en hoge werkloosheid. Werkloosheid neemt een bijzondere plaats in in de problematiek van gezondheid op het werk: in sommige gevallen is er immers een verband met psychische aandoeningen. Ook zwartwerkers kunnen in bepaalde gevallen lopen hogere risico’s lopen en krijgen vaker te maken krijgen met arbeidsongevallen. Naast structurele investeringen is de verbetering van de levensomstandigheden, vooral wat de gezondheid en veiligheid op het werk betreft, van groot belang voor een duurzame economische groei, meer hoogwaardige banen en een grotere sociale cohesie.”. |
Stemuitslag:
Stemmen voor |
: |
62 |
Stemmen tegen |
: |
145 |
Onthoudingen |
: |
10 |
Paragraaf 4.6
Als volgt wijzigen:
|
„De lidstaten moeten een stimulans geven aan sociaal overleg tussen werkgevers en vertegenwoordigers van werknemers onderhandelingen en cao’s. De sociale partners moeten een belangrijke rol krijgen bij het uitwerken en uitvoeren van gezondheids- en veiligheidsbeleid en bij het bevorderen van een veilige en gezonde werkomgeving.”. |
Stemuitslag:
Stemmen voor |
: |
66 |
Stemmen tegen |
: |
141 |
Onthoudingen |
: |
17 |