2.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 294/51


Beroep ingesteld op 4 september 2006 — NOS/Commissie

(Zaak T-237/06)

(2006/C 294/106)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Nederlandse Omroep Stichting (vertegenwoordigd door: J.J. Feenstra en H.M.H. Speyart, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekende partij

De NOS verzoekt het Gerecht om de beschikking van de Commissie te vernietigen, met name artikel 1, leden 1 en 2, alsmede artikelen 2 en 3 en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen;

tevens verzoekt de NOS het gerecht om verwijzing van de Commissie in de kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar verzoekschrift beoogt de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) de nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 22 juni 2006 betreffende de ad hoc financiering van de Nederlandse Publieke Omroep (staatssteun C 2/2004 [ex NN 170/2003]).

Ter staving van haar beroep voert verzoekster ten eerste een schending aan van artikel 88, leden 1, 2 en 3, EG en van Verordening 659/1999 (1). Volgens verzoekster heeft de Commissie een onjuiste uitleg en toepassing gegeven aan het onderscheid tussen nieuwe en bestaande steun. De ad hoc steun die het voorwerp is van de bestreden beschikking vormt slechts een onderdeel van het totale systeem van overheidsfinancieringen van de Nederlandse Publieke Omroep. Dat algemene systeem is door de Commissie als bestaande steun aangemerkt. De geldstromen, die de Commissie aanduidt als ad hoc financiering, worden verstrekt volgens hetzelfde stramien en dienen volgens verzoekster derhalve als bestaande steun te worden aangemerkt.

Ten tweede voert verzoekster een schending aan van de artikelen 87 en 88 EG vanwege de onjuiste uitleg en toepassing van het Altmark arrest (2) door de Commissie. Volgens verzoekster heeft de Commissie ten onrechte en op grondslag van een onjuist uitgangspunt vastgesteld dat de ad hoc financiering als staatssteun dient te worden aangemerkt. Verzoekster meent dat de criteria, die in het arrest Altmark door het Hof zijn ontwikkeld, niet in de onderhavige situatie kunnen worden toegepast. In plaats daarvan zou het Protocol van Amsterdam inzake financiering van de publieke omroep (3) als uitgangspunt moeten dienen.

Ten derde voert verzoekster een schending aan van de artikelen 87 en 88 EG, artikel 253 EG en Verordening 659/1999 door het ontbreken van een verband tussen de verstrekking van de ad hoc financiering en de door de Commissie vastgestelde overcompensatie. De overcompensatie die in verband wordt gebracht met het ontstaan van reserves bij de omroepinstellingen valt, volgens verzoekster, niet in voldoende mate terug te voeren op de toewijzing van gelden die de Commissie als ad hoc financiering bestempelt.

Verzoekster voert ten vierde een schending aan van artikel 87 en 88 EG doordat de Commissie ten onrechte de opbrengsten van auteursrechten aanmerkt als staatssteun. Bovendien bevoordeelt de ad hoc financiering verzoekster niet als onderneming in de zin van artikel 87, lid 1, EG en leidt de toegekende publieke financiering niet tot een verstoring van de mededinging als bedoeld in artikel 87, lid 1, EG.

Ten vijfde voert verzoekster een schending aan van artikel 86, lid 2, EG door een ontoereikende proportionaliteitstoets. Mede gezien in het licht van het Protocol van Amsterdam inzake de financiering van de publieke omroep, heeft de Commissie, volgens verzoekster, ten onrechte nagelaten om, na de vaststelling dat er geen verstoring van de concurrentie was, het ontbreken van negatieve effecten van de overcompensatie te relateren aan het belang van het uitvoeren van een publieke taak en het belang van de Gemeenschap in het algemeen. Verzoekster meent dat de Commissie daarbij rekening had moeten houden met de beperktheid van het Nederlandse taalgebied en het feit dat de ontstane reserves binnen afzienbare tijd tot bestedingen zouden hebben geleid en daarmee zouden zijn verdwenen.

Tenslotte voert verzoekster een schending aan van de procedureregels van artikel 88, lid 2, EG en van de rechten van verdediging, doordat de Commissie de reikwijdte van het onderzoek in verschillende opzichten heeft uitgebreid.


(1)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1)

(2)  Arrest van 24 juli 2003 Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg tegen Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH (C-280/00, Jurispr. blz. I-7747)

(3)  Protocol gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende het openbare-omroepstelsel in de lidstaten


  翻译: