2.8.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 197/3 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 29 april 2008 — Kamil Hasan/Bondsrepubliek Duitsland
(Zaak C-176/08)
(2008/C 197/05)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesverwaltungsgericht
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Kamil Hasan
Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 11, lid 1, sub e, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 (1) aldus worden uitgelegd dat — afgezien van artikel 1 C, sub 5, tweede zin, van het verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951 (vluchtelingenverdrag van Genève) — de status van vluchteling reeds dan wordt beëindigd, wanneer de gegronde vrees van de vluchteling voor vervolging in de zin van artikel 2, sub c, van de richtlijn op grond waarvan de erkenning plaatshad, niet meer bestaat en hij ook niet op andere gronden behoeft te vrezen voor vervolging in de zin van artikel 2, sub c, van de richtlijn? |
2) |
Zo nee, is voor beëindiging van de vluchtelingenstatus volgens artikel 11, lid 1, sub e, van de richtlijn bovendien vereist dat in het land waarvan de vluchteling de nationaliteit bezit,
|
3) |
Moeten in een situatie waarin de vroegere omstandigheden op grond waarvan de betrokkene als vluchteling is erkend niet meer bestaan, nieuwe tot vervolging leidende omstandigheden van andere aard
|
(1) PB L 304, blz. 12.