Zaak C-342/10
Europese Commissie
tegen
Republiek Finland
„Niet-nakoming — Vrij verkeer van kapitaal — Artikel 63 VWEU — EER-Overeenkomst — Artikel 40 — Belasting van dividenduitkeringen aan niet-ingezeten pensioenfondsen”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 8 november 2012
Gerechtelijke procedure – Mondelinge behandeling – Heropening – Voorwaarden
(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 61)
Beroep wegens niet-nakoming – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van voorwerp van geschil – Voldoende nauwkeurige bepaling van voorwerp van geschil – Ontvankelijkheid
(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 38, lid 1, sub c)
Vrij verkeer van kapitaal – Beperkingen – Belastingwetgeving – Vennootschapsbelasting – Dividendbelasting – Nationale regeling die alleen ingezeten vennootschappen recht toekent om aan voorzieningen toegevoegde dividenduitkeringen als aftrekbare kosten te behandelen – Verschillende behandeling van vergelijkbare situaties – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Noodzaak samenhang van belastingstelsel te waarborgen – Geen
(Art. 63 VWEU; art. 40 EER-Overeenkomst)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 13)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 20-22)
Een lidstaat die enkel ingezeten pensioenfondsen het recht toekent bedragen die aan de voorzieningen worden toegevoegd om aan hun pensioenverplichtingen te kunnen voldoen, als aftrekbare kosten te behandelen zonder niet-ingezetenen pensioenfondsen hetzelfde voordeel te bieden, komt de verplichtingen niet na die op hem rusten krachtens artikel 63 VWEU en artikel 40 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER).
Door een dergelijke regeling worden dividenduitkeringen aan ingezeten pensioenfondsen, anders dan dividenduitkeringen aan niet-ingezeten pensioenfondsen, immers in de praktijk vrijgesteld of vrijwel vrijgesteld van inkomstenbelasting, terwijl dividenduitkeringen aan niet-ingezeten pensioenfondsen aan de bron worden belast zonder dat aftrek van de belasting is toegestaan. Een dergelijke ongunstige behandeling van dividenden die worden uitgekeerd aan niet-ingezeten pensioenfondsen in vergelijking met de behandeling van dividenden die worden uitgekeerd aan ingezeten pensioenfondsen, kan in een andere lidstaat van de Unie of in een andere lidstaat van de EER gevestigde vennootschappen ervan doen afzien in deze lidstaat te investeren en vormt dus een beperking van het vrije kapitaalverkeer die in beginsel verboden is door artikel 63 VWEU en artikel 40 van de EER-Overeenkomst.
Door een rechtstreeks verband te scheppen tussen de aan de voorzieningen toegevoegde bedragen om aan pensioenverplichtingen te voldoen en de activiteit van pensioenverzekeringsorganen die belastbare inkomsten genereren, beoogt een dergelijke regeling rekening te houden met de bijzondere doelstelling van pensioenfondsen, te weten kapitaal opbouwen door beleggingen die een inkomen opleveren in de vorm van met name dividend, om te kunnen voldoen aan hun toekomstige verplichtingen uit verzekeringsovereenkomsten. Daar deze bijzondere doelstelling eveneens geldt voor niet-ingezeten pensioenfondsen die dezelfde activiteit uitoefenen, bevinden deze zich in een situatie die objectief vergelijkbaar is met die van ingezeten pensioenfondsen waar het gaat om dividenduitkeringen in deze lidstaat.
Daarnaast wordt een dergelijke beperking van het vrije verkeer van kapitaal niet gerechtvaardigd door de noodzaak de samenhang van het nationale belastingstelsel te verzekeren, aangezien niet rechtens genoegzaam is aangetoond dat het aan ingezeten pensioenfondsen toegekende belastingvoordeel wordt gecompenseerd door een bepaalde belastingheffing, waardoor zou worden gerechtvaardigd dat dividenduitkeringen aan niet-ingezeten pensioenfondsen worden belast.
(cf. punten 32, 33, 41-43, 50, 53 en dictum)
Zaak C-342/10
Europese Commissie
tegen
Republiek Finland
„Niet-nakoming — Vrij verkeer van kapitaal — Artikel 63 VWEU — EER-Overeenkomst — Artikel 40 — Belasting van dividenduitkeringen aan niet-ingezeten pensioenfondsen”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 8 november 2012
Gerechtelijke procedure — Mondelinge behandeling — Heropening — Voorwaarden
(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 61)
Beroep wegens niet-nakoming — Inleidend verzoekschrift — Vormvereisten — Vaststelling van voorwerp van geschil — Voldoende nauwkeurige bepaling van voorwerp van geschil — Ontvankelijkheid
(Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 38, lid 1, sub c)
Vrij verkeer van kapitaal — Beperkingen — Belastingwetgeving — Vennootschapsbelasting — Dividendbelasting — Nationale regeling die alleen ingezeten vennootschappen recht toekent om aan voorzieningen toegevoegde dividenduitkeringen als aftrekbare kosten te behandelen — Verschillende behandeling van vergelijkbare situaties — Ontoelaatbaarheid — Rechtvaardiging — Noodzaak samenhang van belastingstelsel te waarborgen — Geen
(Art. 63 VWEU; art. 40 EER-Overeenkomst)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 13)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 20-22)
Een lidstaat die enkel ingezeten pensioenfondsen het recht toekent bedragen die aan de voorzieningen worden toegevoegd om aan hun pensioenverplichtingen te kunnen voldoen, als aftrekbare kosten te behandelen zonder niet-ingezetenen pensioenfondsen hetzelfde voordeel te bieden, komt de verplichtingen niet na die op hem rusten krachtens artikel 63 VWEU en artikel 40 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER).
Door een dergelijke regeling worden dividenduitkeringen aan ingezeten pensioenfondsen, anders dan dividenduitkeringen aan niet-ingezeten pensioenfondsen, immers in de praktijk vrijgesteld of vrijwel vrijgesteld van inkomstenbelasting, terwijl dividenduitkeringen aan niet-ingezeten pensioenfondsen aan de bron worden belast zonder dat aftrek van de belasting is toegestaan. Een dergelijke ongunstige behandeling van dividenden die worden uitgekeerd aan niet-ingezeten pensioenfondsen in vergelijking met de behandeling van dividenden die worden uitgekeerd aan ingezeten pensioenfondsen, kan in een andere lidstaat van de Unie of in een andere lidstaat van de EER gevestigde vennootschappen ervan doen afzien in deze lidstaat te investeren en vormt dus een beperking van het vrije kapitaalverkeer die in beginsel verboden is door artikel 63 VWEU en artikel 40 van de EER-Overeenkomst.
Door een rechtstreeks verband te scheppen tussen de aan de voorzieningen toegevoegde bedragen om aan pensioenverplichtingen te voldoen en de activiteit van pensioenverzekeringsorganen die belastbare inkomsten genereren, beoogt een dergelijke regeling rekening te houden met de bijzondere doelstelling van pensioenfondsen, te weten kapitaal opbouwen door beleggingen die een inkomen opleveren in de vorm van met name dividend, om te kunnen voldoen aan hun toekomstige verplichtingen uit verzekeringsovereenkomsten. Daar deze bijzondere doelstelling eveneens geldt voor niet-ingezeten pensioenfondsen die dezelfde activiteit uitoefenen, bevinden deze zich in een situatie die objectief vergelijkbaar is met die van ingezeten pensioenfondsen waar het gaat om dividenduitkeringen in deze lidstaat.
Daarnaast wordt een dergelijke beperking van het vrije verkeer van kapitaal niet gerechtvaardigd door de noodzaak de samenhang van het nationale belastingstelsel te verzekeren, aangezien niet rechtens genoegzaam is aangetoond dat het aan ingezeten pensioenfondsen toegekende belastingvoordeel wordt gecompenseerd door een bepaalde belastingheffing, waardoor zou worden gerechtvaardigd dat dividenduitkeringen aan niet-ingezeten pensioenfondsen worden belast.
(cf. punten 32, 33, 41-43, 50, 53 en dictum)