29.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 93/3 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 13 februari 2014 — Europese Commissie/Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
(Zaak C-530/11) (1)
(Niet-nakoming - Inspraak van publiek in besluitvormingsproces en toegang tot rechter in milieuaangelegenheden - Begrip „niet buitensporig kostbare” gerechtelijke procedure)
2014/C 93/03
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Oliver en L. Armati, gemachtigden)
Verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: C. Murrell, M. Holt en J. Maurici, gemachtigden)
Ondersteund door: Koninkrijk Denemarken (vertegenwoordiger: C. H. Vang, gemachtigde), Ierland (vertegenwoordigers: Creedon en A. Joyce, gemachtigden, bijgestaan door E. Barrington en G. Gilmore, barristers)
Voorwerp
Niet-nakoming — Verzuim om de bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de artikelen 3, lid 7, en 4, lid 4, van richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 156, blz. 17) — Verplichting om de financiële belemmeringen voor de toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden weg te nemen of te verminderen — Begrip „niet buitensporig kostbare” gerechtelijke procedure
Dictum
1) |
Door niet naar behoren uitvoering te geven aan de artikelen 3, lid 7, en 4, lid 4, van richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma’s betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad — voor zover daarin is bepaald dat de daarin bedoelde gerechtelijke procedures niet buitensporig kostbaar mogen zijn — is het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen. |
2) |
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt verwezen in de kosten. Het Koninkrijk Denemarken en Ierland dragen hun eigen kosten. |