1.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 290/12


Beroep ingesteld op 31 juli 2011 — Ocean Capital Administration e.a./Raad

(Zaak T-420/11)

2011/C 290/16

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Ocean Capital Administration GmbH (Hamburg, Duitsland) First Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), First Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Second Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Second Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Third Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Third Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Fourth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Fourth Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Fifth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Fifth Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Sixth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Sixth Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Seventh Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Seventh Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Eighth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Eighth Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Ninth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Ninth Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Tenth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Tenth Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Eleventh Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Eleventh Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Twelfth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Twelfth Ocean GmbH & Co. KG (Hamburg, Duitsland), Thirteenth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Fourteenth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Fifteenth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Sixteenth Ocean Administration GmbH (Hamburg, Duitsland), Kerman Shipping Co. Ltd (Valletta, Republiek Malta), Woking Shipping Investments Ltd (Valletta, Republiek Malta), Shere Shipping Co. Ltd (Valletta, Republiek Malta), Tongham Shipping Co. Ltd (Valletta, Republiek Malta), Uppercourt Shipping Co. Ltd (Valletta, Republiek Malta), Vobster Shipping Co. Ltd (Valletta, Republiek Malta), Lancelin Shipping Co. Ltd (Limassol, Republiek Cyprus) (vertegenwoordigers: F. Randolph, Barrister, M. Lester, Barrister, en M. Taher, Solicitor)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

de uitvoeringsverordening van de Raad (EU) nr. 503/2011 van 23 mei 2001 (1) en besluit 2011/299/GBVB van de Raad van 23 mei 2011 (2), voor zover de daarin vervatte maatregelen betrekking hebben op verzoeksters nietig verklaren;

de Raad verwijzen in de kosten

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoeksters vier middelen aan.

1)

Eerste middel: kennelijke beoordelingsfout door verweerder bij de beslissing dat verzoeksters voldoen aan de criteria voor opname op de lijst, aangezien

de enige grondslag op grond waarvan verweerder heeft besloten om verzoeksters op te nemen beweringen zijn dat zij „de eigendom zijn van” of „onder controle staan” van Islamic Republic of Iran Shipping Lines („IRISL”), of dat zij een „dochteronderneming” of een „houdstermaatschappij” van IRISL zijn; en

verweerder niet (of verkeerd) per geval de feiten betreffende elke verzoekster apart heeft beoordeeld, om te bepalen of het waarschijnlijk is dat ieder van hen de beperkende maatregelen ten laste van IRISL zou kunnen omzeilen op grond van de invloed die IRISL naar bewering op elke verzoekster zou hebben.

2)

Tweede middel: de bestreden maatregelen schenden verzoeksters’ recht om te worden gehoord en hun recht op doeltreffende rechterlijke bescherming, aangezien:

dergelijke maatregelen niet voorzien in een procedure om verzoeksters in kennis te stellen van het bewijsmateriaal waarop de beslissing tot bevriezing van hun tegoeden was gesteund en evenmin in een procedure die hun de mogelijkheid biedt hun opmerkingen aangaande dat bewijsmateriaal kenbaar te maken;

de in de bestreden maatregelen aangevoerde redenen slechts algemeen zijn en niet zijn gestaafd; en

verweerder niet voldoende informatie heeft verstrekt op basis waarvan verzoeksters daadwerkelijk in staat worden gesteld hun verweer kenbaar te maken.

3)

Derde middel: geen toereikende motivering door verweerder voor de toepassing van de bestreden maatregelen op verzoeksters, in strijd met de verplichting om een duidelijke uiteenzetting te geven van de werkelijke en specifieke redenen waarop zijn beslissing is gesteund.

4)

Vierde middel: de bestreden maatregelen vormen een ongerechtvaardigde en onevenredige beperking van verzoeksters’ recht op eigendom en van hun recht om zaken te doen, aangezien:

de maatregelen tot bevriezing van tegoeden een duidelijke en langdurige impact op hun grondrechten hebben;

er geen rationeel verband bestaat tussen de opname van verzoeksters op de lijst en het doel van de bestreden maatregelen, namelijk vermijden dat de beperkende maatregelen worden omzeild; en

verweerder niet heeft aangetoond dat een volledige bevriezing van de tegoeden de minst belastende manier is voor het bereiken van de bedoelde doelstelling en evenmin heeft aangetoond dat de aanzienlijke schade voor verzoeksters gerechtvaardigd en evenredig is.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 503/2011 van 23 mei 2011 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 136, blz. 26).

(2)  Besluit 2011/299/GBVB van de Raad van 23 mei 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 136, blz. 65).


  翻译: