7.9.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 260/32 |
Hogere voorziening ingesteld op 3 juli 2013 door Associação de Empresas de Construção e Obras Públicas e Serviços (Aecops) tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 19 april 2013 in zaak T-51/11, Associação de Empresas de Construção e Obras Públicas e Serviços (Aecops)/Commissie
(Zaak C-379/13 P)
2013/C 260/59
Procestaal: Portugees
Partijen
Rekwirante: Associação de Empresas de Construção e Obras Públicas e Serviços (Aecops) (vertegenwoordigers: N. Morais Sarmento en L. Pinto Monteiro, advogados)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
— |
het bestreden arrest van het Gerecht in zijn geheel vernietigen; |
— |
het litigieuze besluit in zijn geheel nietig verklaren; |
— |
de Commissie verwijzen in haar eigen kosten en in die van rekwirante. |
Middelen en voornaamste argumenten
Schending van de redelijke termijn voor het vaststellen van een besluit
i) Verjaring van de vervolging
Volgens rekwirante werd het bestreden besluit vastgesteld na het verstrijken van de voor de verjaring van de vervolging geldende termijn van vier jaar als bedoeld in artikel 3 van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (1). Ook al zou de verjaring van de vervolging zijn gestuit, ook het dubbele van de verjaringstermijn werd overeenkomstig het bepaalde in lid 1, vierde alinea, van dat artikel overschreden zonder dat een besluit werd vastgesteld. Aangezien het desbetreffende recht was verjaard, moet het litigieuze besluit onrechtmatig en niet uitvoerbaar worden verklaard.
ii) Schending van het rechtszekerheidsbeginsel
Rekwirante stelt dat de Commissie het rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden doordat zij meer dan twintig jaar heeft laten verstrijken tussen de vermeende onregelmatigheden en de vaststelling van het litigieuze besluit. Krachtens dit fundamentele beginsel van het recht van de Europese Unie heeft eenieder er recht op dat de instellingen van de Unie zijn zaak binnen een redelijke termijn behandelen.
iii) Schending van de rechten van de verdediging
Rekwirante betoogt dat zij in haar rechten van verdediging is geschaad doordat, gelet op het feit dat meer dan twintig jaar is verstreken tussen de vermeende onregelmatigheden en de vaststelling van het uiteindelijke besluit, haar het recht is ontnomen om op een relevant moment opmerkingen te maken, namelijk toen zij nog beschikte over documenten waarmee de kosten konden worden verantwoord die volgens de Commissie niet in aanmerking kwamen.
(1) Verordening van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312, blz. 1).